Beleidsregels strekkende tot het tegengaan van misbruik van reisdocumenten

Geldend van 07-11-2008 t/m heden met terugwerkende kracht vanaf 01-11-2008

Intitulé

Beleidsregels strekkende tot het tegengaan van misbruik van reisdocumenten

De burgemeester van de gemeente Westland;

gelet op het bepaalde in artikel 24, aanhef en onder b van de Paspoortwet en de Circulaire van de staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 28 juni 2007, kenmerk BPR2007/U55301;

Besluit vast te stellen: het gemeentelijk beleid Misbruik met reisdocumenten tegengaan.

Artikel 24, aanhef en onder b van de Paspoortwet biedt de mogelijkheid aan de paspoortuitgevende instantie om bij een gegrond vermoeden van misbruik van reisdocumenten over te gaan tot weigering of vervallenverklaring van een reisdocument.

Om deze maatregel in de praktijk effectief te kunnen uitvoeren, is aan de burgermeester de bevoegdheid verleend om signaleringsverzoeken te doen. Dit houdt in dat de burgemeester kan verzoeken om vermelding van een persoon in het zogenaamde Register Paspoortsignaleringen, indien vermoedt wordt dat deze persoon misbruik pleegt met reisdocumenten.

Criteria voor signalering

Hieronder worden de criteria voor signalering vastgesteld. Volgens artikel 24, onder b van de Paspoortwet moet er sprake zijn van een gegrond vermoeden dat een persoon handelingen verricht die het vertrouwen in reisdocumenten schaden.

Er worden 3 categorieën criteria vastgesteld:

  • A.

    Meervoudige vermissing van reisdocumenten.

  • B.

    Opzettelijke beschadiging van reisdocumenten.

  • C.

    Andere handelingen die op misbruik van reisdocumenten kunnen wijzen.

De beoordeling van verzoeken tot signalering zal (mede) aan de hand van deze criteria plaatsvinden.

A. Meervoudige vermissing van reisdocumenten.

De burgemeester gaat in de vogende gevallen tot signalering over:

  • -

    De houder heeft 3 keer binnen 5 jaar een reisdocument als vermist opgegeven, terwijl daarvoor geen plausibele reden bestaat. Een plausibele reden kan bijv. beroving, diefstal of dementie van betrokkene zijn. Indien de houder echter zonder dergelijke reden zijn reisdocument is kwijtgeraakt, het document heeft verloren of het ergens heeft laten liggen, wordt dit aangemerkt als een vermissing zonder plausibele reden.

  • -

    De houder heeft weliswaar minder dan 3 keer binnen 5 jaar een reisdocument als vermist opgegeven, maar spreekt zichzelf tegen bij doorvragen op door hem afgelegde eerdere verklaringen van vermissing bij de paspoortuitgevende autoriteiten of in de processen-verbaal van politie. Ook kan de inhoud van een proces-verbaal of een verklaring van vermissing aanleiding geven tot een gegrond vermoeden van misbruik met reisdocumenten (bijv. de redenen van vermissing zijn ongeloofwaardig, vertonen een terugkerend patroon of lijken te zijn verzonnen om misbruik van het document te verhullen).

  • -

    De houder heeft weliswaar minder dan 3 keer binnen 5 jaar een reisdocument als vermist opgegeven, maar in combinatie met een of meer andere handelingen, hierna genoemd onder B en C, ontstaat toch een gegrond vermoeden van misbruik van reisdocumenten.

  • -

    De houder heeft weliswaar steeds plausibele redenen opgegeven als beroving of diefstal, maar het aantal vermissingen is zodanig hoog dat toch twijfel gaat rijzen. Het is bijvoorbeeld mogelijk dat door de houder valse aangiften zijn gedaan. In dit geval wordt eerst contact opgenomen met de politie.

Om meervoudige vermissingen van reisdocumenten te kunnen vaststellen, worden de volgende punten in acht genomen:

  • -

    Bij elke aanvraag wordt in de GBA gecontroleerd of de houder al eerder reisdocumenten als vermist heeft gemeld. Als het een burger betreft die recent vanuit het buitenland weer in Nederland is teruggekeerd, wordt ook het Basisregister Reisdocumenten bij het Agentschap BPR geraadpleegd, dit kan telefonisch.

  • -

    Voor het vaststellen van het aantal meervoudige vermissingen tellen de vermissingen van Nederlandse identiteitskaarten net zo goed als de vermissing van paspoorten of andere Nederlandse reisdocumenten. Het feit dat Nederlandse identiteitskaarten niet kunnen worden geweigerd of vervallen verklaard, doet in dit verband niet ter zake.

  • -

    Indien sprake is van een gelijktijdige vermissing van reisdocumenten (bijv. paspoort en Nederlandse identiteitskaart of gewoon paspoort en tweede paspoort) geldt dit voor de berekening van het aantal vermissingen als één vermissing.

  • -

    Bij de vaststelling of aan het criterium van 3 vermissingen binnen 5 jaar is voldaan, dient telkens, gerekend vanaf de datum van de verklaring van vermissing die door de uitgevende instantie is opgemaakt, te worden nagegaan hoe vaak de betrokken persoon in de daaraan voorafgaande vijf jaar een reisdocument als vermist heeft gemeld zonder dat daarvoor een plausibele reden kon worden opgegeven.

B. Opzettelijke beschadiging van reisdocumenten

Als een reisdocument wordt ingeleverd dat blijkbaar opzettelijk is beschadigd, kan dit er op wijzen dat de houder kennelijk doelbewust zijn reisgedrag wil verhullen.

Het gaat dan om documenten, waarin visumbladzijden ontbreken of die duidelijk zijn gewassen.

Omdat het gegronde vermoeden van misbruik hier minder eenvoudig is aan te tonen dan bij meervoudige vermissingen, moet naar zoveel mogelijk omstandigheden worden gezocht, waaruit blijkt dat de betrokken persoon er belang bij heeft om zijn reisdocumenten opzettelijk te beschadigen. Met name valt hier te denken aan het veelvuldig inleveren van beschadigde reisdocumenten, vooral wanneer dat gebeurt in combinatie met de aangifte van een of meer vermissingen.

C. Andere handelingen die op misbruik met reisdocumenten kunnen wijzen

  • -

    het vervalsen van een of meer reisdocumenten of daarin aangebrachte bijschrijvingen, dan wel pogingen daartoe;

  • -

    het eigenmachtig aanbrengen van bijschrijvingen of andere aantekeningen in een reisdocument;

  • -

    het zich op valse identiteit laten verstrekken van een reisdocument;

  • -

    het verkopen/kopen, verhuren/huren, in onderpand geven/nemen, uitlenen van een reisdocument;

  • -

    het gebruiken van een reisdocument bij frauduleuze handelingen (bijv. lening afsluiten op naam van een ander, werken onder valse naam, fraude met het sofi-nummer/BSN) of gebruik van het reisdocument bij andere criminele zaken;

  • -

    het doen van valse aangifte c.q. het afleggen van valse verklaringen bij vermissing van een reisdocument;

  • -

    het eerder als vermist opgegeven reisdocument wordt doelbewust door de houder zelf gebruikt;

  • -

    andere redenen.

In het kader van het opstellen van een signaleringsverzoek kan voor het achterhalen of verifiëren van informatie met betrekking tot frauduleuze of criminele handelingen een beroep worden gedaan op de Nederlandse Justitiële documentatieregisters.

Signaleringsprocedure

Gebruikmaking van het formulier

Een signaleringsverzoek moet worden ingediend bij het Agentschap BPR van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, met gebruikmaking van het daartoe bestemde formulier "Verzoek tot signalering op grond van artikel 24, onder b van de Paspoortwet".

Het is belangrijk dat het formulier volledig wordt ingevuld, inclusief een uitgebreide onderbouwing van het signaleringsverzoek en alle bijlagen die op het verzoek betrekking hebben.

Dit is essentieel om na te kunnen gaan of het signaleringsverzoek voldoet aan de voorwaarden die in artikel 24, onder b van de Paspoortwet worden gesteld. Bovendien is een uitvoerig gemotiveerd en gedocumenteerd dossier onontbeerlijk voor het verdere traject van signalering van de betrokken persoon en de uiteindelijke beslissing om al dan niet tot weigering of vervallenverklaring van een reisdocument over te gaan.

Signaleringsverzoek tussen aanvraag en uitreiking van een reisdocument

Als een persoon een aanvraag indient voor een reisdocument en zijn eerdere document(en) als vermist opgeeft, en pas op dat moment aan de criteria gaat voldoen om te worden vermeld in het Register paspoortsignaleringen, moet direct een signaleringsverzoek worden gedaan. De aanvraag voor het reisdocument moet in dit geval worden aangehouden. De wettelijke termijn om op een aanvraag te beslissen is vier weken. Zodra de betrokken persoon in het register is opgenomen ontvangt de gemeente daarvan bericht.

Opneming, handhaving en verwijdering van de signalering

De minister van BZK beslist (mede) op basis van het signaleringsverzoek of een persoon in het Register Paspoortsignaleringen moet worden opgenomen. De minister neemt bij signalering de verantwoordelijkheid voor het dossier over en bepaalt hoe lang de betrokkene in het register blijft opgenomen. De gegevens van de betrokken persoon zullen uit het register worden verwijderd, zodra de gronden tot vermelding bij de minister niet meer bestaan.

De gemeente wordt verzocht om ook na signalering, hetzij uit eigen beweging, hetzij op verzoek van de minister alle feiten en omstandigheden te melden die van invloed kunnen zijn op de beoordeling of een signalering nog steeds gerechtvaardigd is.

De burger kan geen bezwaar of beroep instellen tegen de signalering als zodanig (uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State).

Weigering, vervallenverklaring of verstrekking van een beperkt geldig reisdocument

Bij iedere aanvraag voor een nieuw reisdocument moet worden nagegaan of de betrokken persoon is vermeld in het Register Paspoortsignaleringen. Indien de aanvrager zijn reisdocument als vermist opgeeft, moet worden nagegaan of er alsnog reden is om een signaleringsverzoek te doen.

Wanneer de betrokken persoon in het Register paspoortsignaleringen is vermeld, moeten bij het Agentschap BPR de nadere gegevens met betrekking tot de signalering worden opgevraagd.

Voordat een definitieve beslissing wordt genomen op de aanvraag van het nieuwe reisdocument, moet de betrokken persoon in de gelegenheid worden gesteld zijn zienswijze kenbaar te maken bij de minister van BZK (c.q. de Gouverneur van de Nederlandse Antillen of Aruba).

Op grond van artikel 44, vierde lid van de Paspoortwet deelt de burgemeester de betrokken persoon mee dat hij voornemens is tot weigering of vervallenverklaring, tenzij betrokkene binnen twee weken verzoekt om die beslissing aan te houden.

Als dit verzoek wordt gedaan, wordt de beslissing acht weken opgeschort. In die periode kan de betrokken persoon in overleg treden met de minister van BZK (c.q. de Gouverneur).

Het overleg kan ertoe leiden dat tussen de betrokken persoon en de minister (c.q. de Gouverneur) overeenstemming wordt bereikt om de signalering in te trekken, omdat daarvoor achteraf geen gronden (meer) blijken te bestaan. Het is ook mogelijk dat de gronden weliswaar gehandhaafd blijven, maar met de betrokken persoon wordt overeengekomen dat deze een reisdocument krijgt waarvan de geldigheidsduur of de territoriale geldigheid is beperkt.

Indien in het overleg overeenstemming is bereikt, wordt dit door de minister of de Gouverneur aan de burgemeester medegedeeld.

De burgemeester moet vervolgens overeenkomstig die mededeling hetzij het aangevraagde document verstrekken, hetzij het ingehouden document terug geven, hetzij een beperkt geldig reisdocument verstrekken.

Wordt in het bovengenoemde overleg geen overeenstemming bereikt of wenst de betrokken persoon van deze overlegmogelijkheid geen gebruik te maken dan gaat de burgemeester tot weigering of vervallenverklaring over, tenzij de burgemeester van mening is dat betrokkene daardoor onevenredig zou worden benadeeld.

In dat geval wint de burgemeester eerst het advies in van de minister c.q. de Gouverneur.

Vervolgens beslist de burgemeester, gehoord dit advies, of hij tot weigering of vervallenverklaring overgaat, dan wel alsnog hetzij het aangevraagde reisdocument verstrekt, hetzij het ingehouden reisdocument teruggeeft, hetzij een beperkt geldig reisdocument verstrekt.

Van deze beslissing doet de burgemeester onverwijld mededeling aan de minister (of de Gouverneur), die zorgt voor opneming van die mededeling in het Register Paspoortsignaleringen.

Ondertekening

Naaldwijk, 22 april 2008
De burgemeester - J. van der Tak