Regeling vervallen per 08-12-2010

Nota handhaving Bouwrecht

Geldend van 17-10-1999 t/m 07-12-2010

Intitulé

Nota handhaving Bouwrecht

Nota handhaving Bouwrecht

1.Inleiding

Doel van deze nota is om aan te geven wat onder handhaven wordt verstaan, welke vormen er zijn van handhaving en hoe de uitvoering ervan in de praktijk zal plaatsvinden (stappenplan). Hoe handhaving feitelijk zal plaatshebben, bijvoorbeeld op welke gronden kan worden aangeschreven, de keuze tussen bestuursdwang en dwangsom en de vormvereisten van een aanschrijving zijn aangegeven in het draaiboek.

Het inzicht in de handhaving van Bouwrecht is van belang voor de eigen organisatie, maar het maakt daarnaast aan betrokken bedrijven, burgers en eventuele andere handhavingpartners duidelijk, welk optreden er verwacht kan worden. Dit houdt in dat slechts in uitzonderingsgevallen kan worden afgeweken van wat in deze nota is aangegeven en uitsluitend op grond van een deugdelijke motivering. Deze nota is het kader voor de uitvoering van het beleid.

Het draaiboek geeft aan welke afwegingen gemaakt moeten worden en de vereisten waaraan voldaan moet worden. Bij de opstelling van het draaiboek is zoveel mogelijk aansluiting gezocht bij het stappenplan handhaving milieurecht, zoals dat onlangs is opgesteld door de cluster Milieu die tezamen met de cluster Bouwen één afdeling vormt.

2.Wat is handhaving?

Onder handhaving wordt in deze nota verstaan “het overheidsoptreden dat erop is gericht om overtredingen van wet- en regelgeving te voorkomen en zo nodig ongedaan te maken”.

Handhaving begint met voorlichting, informeren en toezicht. Het sluitstuk is het repressief optreden.

Preventieve handhaving is het uitoefenen van toezicht op de naleving van wet- en regelgeving. Voor de afdeling Bouwen en Milieu, cluster Bouwen, betekent dat het periodiek controleren op de aanwezigheid van illegaal opgerichte bouwwerken, het handelen in strijd met gebruiksbepalingen of bebouwingsvoorschriften van bestemmingsplannen en de controle op de naleving van de bouwvergunning tijdens de uitvoering van de bouw.

Bij repressieve handhaving gaat het om het ongedaan maken van overtredingen en het terugbrengen in de oorspronkelijke toestand. Indien dat terugbrengen niet vrijwillig plaatsvindt, dient een keuze te worden gemaakt tussen de sanctiemiddelen die mogelijk zijn volgens het bestuursrecht (bestuursdwang of dwangsom).

Een bijzondere vorm van handhaving is het actief gedogen. In bijzondere situaties kan worden afgezien om op te treden en de overtreding onder voorschriften toe te staan. Op gedogen wordt verderop in deze nota ingegaan.

2.1 Bestuursdwang

Bestuursdwang kan worden omschreven als de bevoegdheid van het gemeentebestuur om het wegnemen, beletten, in de oorspronkelijke toestand herstellen of verrichten van hetgeen in strijd met de regels of voorschriften is of wordt uitgevoerd. Het is dus de gemeente die zelf optreedt. Een voorbeeld van bestuursdwang is het verwijderen van een gebouwde schuur door de gemeente. De kosten van de bestuursdwangactie worden later op de overtreder verhaald. Over het algemeen zal bestuursdwang worden ingezet als herstel van de geschonden norm mogelijk is èn wanneer een instrument als dwangsom naar verwachting niet het gewenste resultaat heeft of gehad heeft.

2.2 Dwangsom

Bij bestuurlijke handhaving kan ook worden gekozen voor de inzet van een dwangsom. Het opleggen van een ‘last onder dwangsom’ betekent dat de overtreder een door het gemeentebestuur vastgestelde dwangsom moet betalen per tijdseenheid dat de overtreding voortduurt of per overtreding. De hoogte van de dwangsom moet proportioneel èn effectief zijn. Dit houdt in dat het bedrag in redelijke verhouding met de overtreding moet staan èn het beoogde effect moet hebben. Wanneer na de inzet van een last onder dwangsom het beoogde effect niet is bereikt kan alsnog het andere bestuurlijke handhavinginstrumenten worden ingezet.

3.Wettelijk kader

De wettelijke basis voor bestuurlijke handhaving is gelegen in de Woningwet (WW) en Algemene wet bestuursrecht (Awb). De taak om zorg te dragen voor het bouw- en woningtoezicht is geregeld in artikel 100 WW.

3.1 Bestuursdwang

De bepalingen met betrekking tot bestuursdwang staan vermeld in afdeling 5.3 Awb. De elementen die een bestuursdwangbeschikking moet bevatten worden genoemd in art. 5:24 en 5:25 lid 2 en lid 3 Awb.

Het is verboden een beslissing tot het toepassen van bestuursdwang te nemen zo lang de ter zake geldende last onder dwangsom nog niet is ingetrokken (art. 5:31 Awb). Op grond van artikel 5:26 Awb kan de overtreder aansprakelijk worden gesteld voor de kosten die verbonden zijn aan de invordering.

3.2 Dwangsom

De regeling met betrekking tot dwangsom is vermeld in afdeling 5.4 Awb. Bij een last onder dwangsom wordt een van tevoren vastgesteld geldbedrag per overtreding of per tijdseenheid dat de overtreding voortduurt verbeurd. In de dwangsombeschikking is aangegeven tot welk bedrag het verbeuren maximaal plaatsvindt (art. 5:32 lid 4 Awb).

In de dwangsombeschikking wordt aan de overtreder een termijn gegeven waarbinnen de overtreding ongedaan kan worden gemaakt zodat de dwangsom niet verbeurd wordt (art. 5:32 lid 5 Awb). De overtreder tegen wie de dwangsom is gericht kan op grond van art. 5:34 Awb het bevoegd gezag verzoeken de dwangsom op te heffen, op te schorten of te verminderen. Het bevoegd gezag neemt ten aanzien van een dergelijk verzoek uiterlijk binnen 4 weken een beschikking (art. 18.11. Wm). Het is verboden een last onder dwangsom op te leggen zo lang een ter zake geldende beslissing tot toepassing van bestuursdwang niet is ingetrokken (art. 5:36 Awb). Op grond van artikel 5:33 Awb kan de overtreder aansprakelijk worden gesteld voor de kosten die verbonden zijn aan de invordering.

4.Huidige situatie

De afdeling Bouwen en Milieu van de sector Grondgebied is binnen de organisatie van de gemeente Westerveld de afdeling die het meest bij de handhaving is betrokken. De afdeling is betrokken bij de handhaving van voorschriften op het gebied van bestemmingsplannen (gebruiks- en bebouwingsvoorschriften, aanlegvergunningen), bouwen (o.a. Woningwet, bestemmingsplan, bouwverordening en Bouwbesluit), recreatieterreinen (Wet op de Openluchtrecreatie), Drank- en Horecawet (inrichtingseisen) en de Algemene Plaatselijke Verordening Het behoort tot de taak van de Bouw- en woningtoezicht ambtenaren om deze wetten en verordeningen te handhaven. Tot op heden vindt er geen structurele handhaving plaats.

Het uitgangspunt voor bouwen is dat wordt opgetreden als zaken zichtbaar zijn vanaf de openbare weg of medewerkers anderszins kennis hebben van illegale bouwactiviteiten of gebruik van gronden. Het is echter bij bouwzaken niet mogelijk om tegen elke overtreding consequent op te treden. De oorzaak daarvan ligt in de complexe afweging van belangen die al dan niet aan het optreden ten grondslag liggen: rechtsverwerking en precedentwerking spelen in het bouwrecht een belangrijke rol, alsmede het feit of zaken al dan niet zichtbaar zijn vanaf de openbare weg. Luchtfoto’s kunnen/zullen bij de handhaving een zeer belangrijke rol vervullen.

5.Uitgangspunten van het handhavingsbeleid

Bij het bepalen van uitgangspunten is het onderscheid tussen preventieve (het voorkomen van overtredingen) en repressieve (het ongedaan maken van overtredingen) handhaving van belang.

Preventief handhaven bestaat m.n. uit voorlichting (het geven van informatie, uitleg ter plaatse bij systematische controle, uitleg over procedures). Preventieve handhaving middels regelmatige en consequente controle zorgt ervoor dat een vergunningaanvrager zich realiseert dat het verlenen van de vergunning niet het eind is van de betrokkenheid van de gemeente. Dit toezicht is het vanzelfsprekende vervolg op de vergunningverlening.

Uiteindelijk hoort preventief toezicht er toe te leiden dat repressief toezicht minder vaak nodig zal zijn.

Repressieve handhaving is er op gericht om tegen overtredingen consequent en planmatig op te treden met behulp van de wettelijke sanctiemiddelen.

6.Verbeteringen in het handhavingproces

De verbetering van de kwaliteit van de integrale handhaving kan vormgegeven worden door het duidelijk in kaart brengen van de te nemen stappen in het hele proces en het daarmee verband houdende consequent opsporen en toezien door de betrokken medewerkers.

Een duidelijk omschreven draaiboek waarmee de medewerkers te werk gaan zet het handhavingproces op een duidelijke manier neer in de organisatie. Met behulp van het draaiboek wordt de kwaliteit van het proces verbeterd. Uiteindelijk kunnen gelijksoortige zaken een gelijke beoordeling krijgen. In het draaiboek zijn o.a. de volgende aspecten uitgewerkt:

  • ·

    Belangenafweging: optreden of niet;

  • ·

    Stilleggen bouw;

  • ·

    De keus tussen bestuursdwang en dwangsom;

  • ·

    Specifieke eisen aan een aanschrijving bestuursdwang en opleggen dwangsom.

Als bijlage bij het draaiboek hoort een checklist met aandachtspunten bij het vaststellen van overtredingen en het feitelijk optreden.

7.Gedogen

Hiervoor is aangegeven dat in principe tegen alle overtredingen wordt opgetreden. Er kunnen zich echter in uitzonderlijke situaties voordoen waarin, na zorgvuldige afweging van de omstandigheden, van handhaving moet worden afgezien en een illegale situatie moet worden gedoogd.

Als uitgangspunt geldt dat passief gedogen niet toelaatbaar is.

Dit houdt in, dat het niet meer mag voorkomen dat de gemeente op de hoogte is van een illegale situatie maar daar niets tegen onderneemt.

Bij passieve gedoogsituaties uit het verleden dient te worden nagegaan of alsnog kan worden opgetreden en op welke termijn. Als optreden niet meer mogelijk is en overigens beëindiging van de illegale situaties niet mogelijk of wenselijk meer is, zal zoveel mogelijk actief moeten worden gedoogd. Dat betekent dat de gedoogsituatie schriftelijk dient te worden vastgelegd, ook richting de overtreder. De relatie overgangsrecht-rechtsverwerking speelt hierbij een rol.

8.Relatie tussen bestuursrecht, privaatrecht en strafrecht

Doorgaans ligt het primaat van de handhaving bij het college van burgemeester en wethouders. De gemeente beschikt over effectieve middelen om op te treden (bestuursdwang, dwangsom). Van het privaatrecht kan gebruik worden gemaakt, als er een privaatrechtelijk belang van de gemeente in het geding is, bijvoorbeeld als de gemeente eigenaar is van grond.

Wanneer door gebruikmaking van het publiekrecht een vergelijkbaar resultaat is te bereiken, is dat een belangrijke aanwijzing dat voor de privaatrechtelijke weg geen plaats is.

De beginselen van behoorlijk bestuur gelden onverkort voor het privaatrecht: het is een misvatting dat de gemeente zich meer kan permitteren bij het bewandelen van de privaatrechtelijke weg. Het strafrecht wordt beschouwd als het laatste middel wanneer langs bestuurs- en privaatrechtelijke weg geen mogelijkheden meer voorhanden zijn. Gebruik van het strafrecht komt nog wel eens bij handhaving van het milieurecht voor, niet c.q. in uitzonderingssituaties in het bouwrecht.

9.Toepassing van bestuursrechtelijke sanctiemiddelen

Bij de toepassing van bestuursrechtelijke handhaving kan gekozen worden tussen het toepassen van bestuursdwang en het opleggen van een dwangsom.

Bestuursdwang en dwangsom richten zich beide op herstel in de oorspronkelijke situatie. Volgens de Algemene wet bestuursrecht wordt bestuursdwang omschreven als: “het door feitelijk handelen door of vanwege een bestuursorgaan optreden tegen hetgeen in strijd met of krachtens wettelijke voorschriften gestelde verplichtingen is of wordt gedaan, gehouden of nagelaten”. Als de betrokkene zelf de zaak niet in orde brengt dan zal de overheid dat doen en de kosten bij de overtreder in rekening brengen.

Dwangsom is een indirecte sanctie en is een alternatief voor bestuursdwang in gevallen waarin rechtstreeks afdwingen van de naleving van voorschriften op problemen stuit. Het uitgangspunt is, dat wanneer gekozen kan worden voor bestuursdwang, ook het opleggen van een dwangsom mogelijk is. Maar beide middelen kunnen niet tegelijkertijd worden opgelegd.

Het is mogelijk om na het opleggen van een dwangsom alsnog bestuursdwang toe te passen, als het gewenste resultaat nog niet is bereikt.

10.Mogelijke stappen bij bestuurlijke handhaving

Hier wordt ingegaan op de stappen en de beslissingsmomenten die zich voordoen bij een traject van toezicht en bestuurlijke handhaving

De stappen die in zijn algemeenheid uiteindelijk kunnen worden gebruikt in het traject van toezicht en bestuurlijke handhaving worden hieronder behandeld. Het stappenplan dat in Westerveld wordt toegepast wordt later, in het draaiboek, behandeld.

· stap1, eerste reguliere controlebezoek

Voor deze (reguliere) controle wordt door de toezichthouder de bouwlocatie bezocht. Worden er strijdigheden geconstateerd dan wordt dit op foto vastgelegd en wordt een zgn. inspectierapport opgemaakt. Het resultaat van het overleg met vergunninghouder/overtreder dient hierin tot uitdrukking te komen. Aan de hand van het rapport wordt een brief met de bevindingen naar betrokkene gestuurd. In de brief wordt aangegeven welke maatregelen binnen een aangegeven termijn genomen dienen te worden.

· stap 2, hercontrole

Als bij de eerste reguliere controle strijdigheden met wet- en regelgeving zijn geconstateerd zal een hercontrole plaatsvinden. Deze controle is gericht op de maatregelen die de overtreder naar aanleiding van de brief bij stap 1 had moeten nemen.

Wordt aan de gestelde maatregelen voldaan dan eindigt hier het handhavingtraject. Blijkt dat de overtreding niet is beëindigd dan krijgt betrokkene een vooraanschrijving bestuursdwang of dwangsom. Dit houdt in dat betrokkene een brief krijgt waarin wederom wordt genoemd welke overtreding is geconstateerd. Degene die het in zijn macht heeft de overtreding te beëindigen krijgt wederom een termijn om de overtreding te beëindigen. In de brief wordt de overtreder er op gewezen dat wanneer bij een volgende hercontrole de overtreding niet ongedaan is gemaakt over wordt gegaan tot bestuurlijke handhaving.

· stap 3, tweede hercontrole

Wederom wordt gecontroleerd of de overtreding ongedaan is gemaakt. Is de overtreding ongedaan gemaakt dan eindigt het handhavingtraject. Het gemeentebestuur beslist of ze naar aanleiding van de constatering van de tweede hercontrole het traject van bestuurlijke handhaving voortzet door de inzet van bestuursdwang of dwangsom. Degene die het in zijn macht heeft de overtreding te beëindigen wordt hiervan schriftelijk op de hoogte gesteld.

· stap 4, formele bestuurlijke handhaving

Het gemeentebestuur neemt een besluit ten aanzien van de vorm van bestuurlijke handhaving (bestuursdwang of dwangsom). De beschikking wordt aan de overtreder toegezonden. Degene die het in zijn macht heeft de overtreding te beëindigen wordt een zogenaamde begunstigingstermijn gegund. Dit betekent dat een termijn wordt gegeven waarbinnen betrokkene maatregelen kunnen treffen om de tenuitvoerlegging te voorkomen. Na het verlopen van de begunstigingstermijn wordt een controle uitgevoerd om te bezien of de overtreding nog steeds voortduurt. Wanneer dit het geval is treedt het rechtsgevolg van de handhavingbeschikking in werking.

Draaiboek handhaving Bouwrecht

Dit draaiboek ziet toe op repressief handhaven, dus op optreden achteraf.

Op het toezicht op de naleving van wettelijke regels, de toepassing van bestuursdwang en het opleggen van een last onder dwangsom is hoofdstuk 5 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van toepassing.

Algemene aandachtspunten

  • ·

    De brieven vanaf de tweede stap aangetekend versturen;

  • ·

    Een sanctiebesluit wordt geëffectueerd na een formeel besluit; vanaf dat moment wordt het gemeentebestuur bij de zaak betrokken en op de hoogte gehouden;

  • ·

    Als het handhavingtraject eenmaal is ingezet, dient het te worden voortgezet totdat de overtreding is beëindigd.

1. Constatering van de overtreding

De constatering moet zijn vast te stellen aan de hand van regelgeving (vergunning)voorschriften, inventarisatiegegevens. Bij gecombineerde overtredingen ligt coördinatie van de integrale aanpak bij de afdeling Bouwen en Milieu.

Volgens de derde tranche Awb (5:15) mag een door burgemeester en wethouders aangewezen toezichthouder elke plaats (behalve woningen) betreden onder de volgende voorwaarden:

  • ·

    hij/zij moet belast zijn met een toezichthoudende taak;

  • ·

    een legitimatiebewijs moet kunnen worden getoond;

  • ·

    alleen gebruik maken van de bevoegdheid voor zover dat redelijkerwijs nodig is voor de vervulling van de toezichthoudende taak. De bevoegdheid tot het binnentreden van toepassing is.

Voor het binnentreden van woningen geldt een afzonderlijke regeling, de Algemene wet op het binnentreden.

2.Belangenafweging: optreden of niet?

In de afweging van de belangen bij de toepassing van sanctiemiddelen zijn de volgende vragen van belang:

  • ·

    kan er gelegaliseerd worden?

  • ·

    handhaven of gedogen?

De belangen die moeten worden afgewogen zijn te onderscheiden in drie deelbelangen:

  • a.

    het belang van de overheid: - belang van daadwerkelijke handhaving; - voorkomen van precedentwerking.

  • b.

    belangen van de overtreder: - materieel en immaterieel belang.

  • c.

    belangen van derden: - moet gaan om een rechtstreeks belang.

A. De vraag of er gelegaliseerd kan worden kan op de volgende wijzen worden beantwoord:

  • ·

    Legalisatie is mogelijk;

  • ·

    Legalisatie is niet mogelijk maar wel gewenst of kan mogelijk worden gemaakt door het verlenen van vrijstelling of een herziening van het bestemmingsplan;

  • ·

    Legalisering is op basis van regelgeving of beleid niet mogelijk; aanpassing is niet mogelijk of ongewenst;

  • ·

    Legaliseren is beleidsmatig ongewenst, maar juridisch niet tegen te houden.

Een sanctiebesluit waarbij de toepassing van bestuursdwang of het opleggen van een dwangsom afhankelijk wordt gesteld van het alsnog indienen van een vergunningaanvraag, is niet mogelijk. Indirect is het afdwingen van een aanvraag wel mogelijk door aan te geven dat geen uitvoering wordt gegeven aan bestuursdwang indien alsnog een aanvraag wordt ingediend.

B. De tweede vraag die moet worden gesteld is: handhaven of gedogen?

Nagegaan moet worden of er sprake is van rechtsverwerking. Door een lange periode van gedogen kan het gerechtvaardigde vertrouwen zijn gewekt, dat niet zal worden opgetreden. De mogelijkheden om op te treden zijn dan beperkt.

De jurisprudentie geeft enkele aanwijzingen die in de afweging moeten worden betrokken:

  • ·

    toezeggingen en inlichtingen;

  • ·

    zichtbaarheid;

  • ·

    verlopen tijd;

  • ·

    kenbaarheid van de overtreding (aan controles in kwetsbare gebieden kunnen zwaardere eisen worden gesteld);

  • ·

    vorm van gedogen (actief of passief).

Gedogen kan zich op twee manieren voordoen: passief, waarbij de gemeente op de hoogte is (of had kunnen zijn) van de illegale situatie maar daartegen niets onderneemt. Op den duur kan dit leiden tot rechtsverwerking, tenzij de ernst van de situatie aanvankelijk verkeerd is ingeschat of het illegaal handelen wordt geïntensiveerd. Voor toekomstige situatie behoort passief gedogen niet meer voor te komen.

Bestaande situaties dienen per geval te worden beoordeeld of het wenselijk of mogelijk is op te treden of een gedoogbrief (beschikking) op te stellen.

Van actief gedogen is sprake indien er niet gelegaliseerd kan worden en er niet kan worden opgetreden (gerechtvaardigde opgewekte verwachtingen) en de illegale situatie tijdelijk wordt toegestaan tot het legalisatieproces is afgerond. Deze vorm van gedogen is alleen acceptabel, indien er met redelijke zekerheid van kan worden uitgegaan dat de situatie inderdaad zal worden gelegaliseerd. De strijdige situatie dient te worden gedoogd met een besluit (met eventueel voorschriften) en publicatie.

Handhaven op verzoek van derden:

Hoewel handhaving een bevoegdheid is van het gemeentebestuur, blijkt uit jurisprudentie dat derden een beginselaanspraak hebben op handhaving. Bij de keus van al dan niet gedogen dient rekening te worden gehouden met de belangen van derden. Een duidelijke motivering is van groot belang: waarom wordt in dit geval gedoogd?

3.Stilleggen bouw noodzakelijk

De Woningwet/bouwverordening bieden de mogelijkheid om illegale bouwwerkzaamheden of bouwwerkzaamheden in afwijking van een verleende bouwvergunning stil te leggen.

De financiële gevolgen (grote projecten) moeten worden afgewogen, maar ook de schuldvraag, de geloofwaardigheid en gewekte verwachtingen.

Hoofdstuk 5 van de Awb is van toepassing op de bestuursdwangbevoegdheid tot stilleggen van de bouw. Bij het stilleggen van de bouw is het belangrijk te letten op de juiste grondslag.

Deze grondslag wordt gevonden in artikel 100 Woningwet en artikel 11.1 bouwverordening juncto artikel 5.21 van de Awb. Artikel 100 geeft aan dat de toepassing van bestuursdwang bestaande uit het stilleggen van bouwwerkzaamheden slechts kan plaatsvinden in de bij de bouwverordening aangewezen gevallen en overeenkomstig de daarbij gegeven voorschriften.

In artikel 11.1 van de bouwverordening worden deze situaties opgesomd:

  • a.

    bouwen zonder bouwvergunning;

  • b.

    bouwen in afwijking van de bouwvergunning;

  • c.

    bouwen zonder in het bezit te zijn van een positieve reactie op een “melding bouwvoornemen”;

  • d.

    bouwen in afwijking van een “melding bouwvoornemen”;

  • e.

    bouwen in afwijking van het Bouwbesluit;

  • f.

    bouwen in afwijking van de voorschriften van de bouwverordening.

Stilleggen is alleen mogelijk tijdens de uitvoering van het werk: werkzaamheden moeten direct worden stilgelegd en er is geen mogelijkheid om een paar dagen te wachten.

Alleen door burgemeester en wethouders aangewezen ambtenaren mogen een bouw stilleggen.

Artikel 11.1, tweede lid Bouwverordening verplicht de ambtenaar van het bouwtoezicht van de gebeurtenissen en hetgeen aan de overtreder is meegedeeld een verslag, proces-verbaal, op te maken. Dit verslag dient binnen 2 dagen nadat de werkzaamheden zijn stilgelegd, in afschrift toegezonden te worden aan degene tot wie het bevel tot stilleggen is gericht.

4. De keus tussen bestuursdwang en dwangsom

Bestuursdwang is een sanctie die is gericht op herstel van de met het recht strijdige situatie, in een situatie die met het recht in overeenstemming is. De dwangsom wordt getypeerd als een indirecte, financiële sanctie, gericht op preventie of op reparatie.

In veel gevallen bestaat er een keus tussen de toepassing van bestuursdwang of dwangsom. Dwangsom is, gelet op het indirecte karakter, niet mogelijk als snel optreden vereist is. Beide middelen kunnen niet tegelijk worden toegepast. De twee sancties kunnen wel na elkaar worden gebruikt.

Wanneer is besloten dat bestuursrechtelijk wordt opgetreden tegen een overtreder moet een keuze uit de handhavinginstrumenten worden gemaakt. Omdat de verschillende instrumenten wezenlijk verschillende gevolgen hebben is een belangenafweging noodzakelijk. Hiervoor heeft de raad van Westerveld de volgende uitgangspunten geformuleerd:

  • ·

    het doel, herstel van de geschonden norm is het uitgangspunt. Hieruit volgt dat het gekozen instrument effectief dient te zijn;

  • ·

    het middel moet voldoen aan de eis van proportionaliteit. Dit houdt in dat het gekozen instrument in redelijke verhouding staat tot de overtreding;

  • ·

    als na afweging van de effectiviteit en proportionaliteit een keus overblijft wordt in principe het minst bezwarende instrument gekozen.

Het is van groot belang dat de keuzebepaling zorgvuldig plaatsvindt. Dit wordt mede ingegeven door het feit dat een sanctie in strijd met het recht een schadeclaim voor de schade op grond van onrechtmatige daad (art. 6:162 Burgerlijk Wetboek kan opleveren. Met in acht name van bovenstaande uitgangspunten geeft Westerveld in zijn algemeenheid de voorkeur aan een dwangsom. Eén van de voordelen is dat een dwangsom van kracht blijft totdat de dwangsombeschikking wordt ingetrokken. In verband hiermee wordt wel gewezen op de verjaringsbepalingen van artikel 5:35 Algemene wet bestuursrecht. Wanneer een dwangsom geen of onvoldoende soelaas biedt geeft Westerveld de voorkeur aan bestuursdwang.

5. Voorbereiding beschikking

a.inbrengen zienswijzen:

Naar aanleiding van de vooraanschrijving bestuursdwang of dwangsom dient de overtreder in de gelegenheid te worden gesteld zijn zienswijze op de aanschrijving kenbaar te maken.

Deze zienswijze kan bij de definitieve aanschrijving worden betrokken. Het “horen” van de overtreder is vormvrij. Dit mag zowel mondeling als schriftelijk geschieden. Indien mondeling wordt gehoord, dan schriftelijk vastleggen en bevestigen.

Spoedeisende situaties zijn een uitzondering op de hoorplicht.

b. heroverweging:

N.a.v. de ingebrachte zienswijzen dient het besluit om op te treden opnieuw in overweging te worden genomen. Degenen die hun zienswijzen naar voren hebben gebracht, dienen persoonlijk op de hoogte te worden gesteld van het besluit om het handhavingbesluit al dan niet voor te zetten en de motivering van het besluit.

c. de aanschrijving dient de volgende elementen te bevatten:

  • ·

    op grond van welk wettelijk artikel wordt aangeschreven;

  • ·

    welk wettelijk voorschrift wordt overtreden;

  • ·

    de onrechtmatige situatie moet nauwkeurig omschreven zijn;

  • ·

    last moet helder zijn omschreven (welke maatregelen moeten worden getroffen);

  • ·

    begunstigingstermijn: de overtreder moet een redelijke termijn gegund zijn om de last uit te voeren;

  • ·

    is de gegeven termijn duidelijk en onvoorwaardelijk;

  • ·

    is de last onvoorwaardelijk;

  • ·

    is de last uitvoerbaar;

  • ·

    duidelijk moet blijken dat bestuursdwang zal worden toegepast als geen gevolg wordt gegeven aan de last;

  • ·

    dat de kosten zullen worden verhaald.

6. Specifieke vereisten aanschrijving dwangsom

Bij het opleggen van een last onder dwangsom moet in de beschikking worden aangegeven:

  • ·

    de wijze waarop de dwangsom wordt opgelegd: een bedrag ineens, per tijdseenheid of per overtreding;

  • ·

    de hoogte van de dwangsom: een maximum te verbeuren dwangsom bij dwangsom per tijdseenheid en per overtreding. De hoogte van de dwangsom wordt vaak bepaald door het te verkrijgen voordeel te bepalen, vermeerderd met 50%. Als er verschillende overtredingen worden geconstateerd die in zwaarte verschillen, dan moet voor elke overtreding afzonderlijke bedragen worden vastgesteld.

  • ·

    Tijdseenheid: per dag of week.

Inning van de dwangsom:

  • ·

    bij bedrag ineens: constatering van de overtreding is voldoende om de dwangsom te verbeuren;

  • ·

    per overtreding: er zal steeds geconstateerd moeten worden dat de overtreding is begaan;

  • ·

    per tijdseenheid: per verval van een vastgestelde overtreding zal steeds een dwangsom verbeurd zijn en moet de overtreding geconstateerd zijn.

N.B. elke geconstateerde overtreding schriftelijk vastleggen door de toezichthoudend ambtenaar.

Inningsnota:

De inning vangt aan met het verzenden van de nota waarin is opgenomen:

  • ·

    dat de dwangsom is verbeurd (is niet vatbaar voor bezwaar/beroep);

  • ·

    de betalingstermijn;

  • ·

    dat de overtreder bij niet betaling in verzuim is overeenkomstig het BW.

7. Specifieke vereisten aanschrijving bestuursdwang

  • ·

    aangeven dat wanneer wordt nagelaten aan de overtreding een einde te maken, de gemeente dit zelf zal doen;

  • ·

    de vermelding dat de kosten van bestuursdwang op de overtreder zullen worden verhaald. Een afweging of de kosten geheel of gedeeltelijk ten laste van de overtreder komen moet vooraf zijn gemaakt. Kostenverhaal o.g.v. art. 5:25 Awb. In de aanschrijving is mededeling gedaan van het verhaal van kosten.

Spoedbestuursdwang.

Hierbij hoeft geen voorafgaande schriftelijke mededeling te worden gedaan. Mededeling dat bestuursdwang is toegepast dient wel achteraf te worden gedaan: deze mededeling wordt gezien als een feitelijke mededeling waartegen geen bezwaar mogelijk is. Behalve het stilleggen van bouwwerkzaamheden zal hiertoe niet zomaar kunnen worden overgegaan.

Spoedeisendheid wordt niet snel aangenomen. De ernst van de situatie moet direct optreden rechtvaardigen.

8.Het stappenplan van Westerveld

De stappen die genomen worden in een handhavingtraject kunnen variëren van kort tot (zeer) uitgebreid. Bij de bepaling van de stappen die genomen worden is aansluiting gezocht bij het stappenplan voor milieuhandhaving zoals dat onlangs is opgesteld. Hieruit volgt dat in principe volgens een 3-stappenplan wordt gewerkt.

De inhoud van de stappen ziet er volgt uit:

Stap 1:

  • ·

    De overtreding wordt geconstateerd. Van de constatering wordt een inspectierapport opgemaakt, eventueel met aanvullend bewijsmateriaal (b.v. foto’s);

  • ·

    Persoonlijk contact/overleg met overtreder om overtreding ongedaan c.q. in overeenstemming met de regels te brengen.

  • ·

    de overtreder wordt schriftelijk op de hoogte gebracht van de geconstateerde overtreding en eventueel gemaakte afspraak. Indien mogelijk wordt in de brief een termijn gesteld waarbinnen de overtreding ongedaan dient te worden gemaakt;

  • ·

    wanneer dit relevant is, worden andere betrokken instanties op de hoogte gebracht van de constatering;

  • ·

    na het verlopen van de termijn waarin de overtreding ongedaan had moeten worden gemaakt vindt een hercontrole plaats.

Indien de overtreding niet is beëindigd:

Stap 2:

  • ·

    De overtreding wordt voor de tweede maal geconstateerd. De toezichthouder maakt rapport op van omstandigheden die naar de mening van de overtreder een rol hebben gespeeld bij het nalaten van de beëindiging van de overtreding of die een rol kunnen spelen bij de keuzes die het bevoegd gezag bij een volgende stap in het handhavingtraject heeft;

  • ·

    de door de toezichthouder gerapporteerde omstandigheden die volgens de overtreder relevant zijn (zie stap 2, 1e punt) worden beoordeeld. De overtreder wordt schriftelijk op de hoogte gebracht van de geconstateerde voortduring van de overtreding. In de brief wordt een vooraankondiging van bestuurlijke handhaving gedaan. Dit houdt in dat met een bestuurlijke sanctie wordt gedreigd. Tevens wordt in de brief een nieuwe termijn gesteld waarbinnen de overtreding ongedaan dient te worden gemaakt;

  • ·

    wanneer dit relevant is worden (wederom) andere betrokken instanties op de hoogte gebracht van de constatering;

  • ·

    na het verlopen van de (tweede) termijn waarin de overtreding ongedaan had moeten worden gemaakt vindt een (tweede) hercontrole plaats;

Indien de overtreding nog niet is beëindigd:

Stap 3:

  • ·

    De overtreder krijgt (ter voldoening aan het bepaalde in artikel 4:8 Awb) de gelegenheid een zienswijze naar voren te brengen;

  • ·

    het opleggen van een definitieve handhavingbeschikking, inclusief een zogenaamde begunstigingstermijn; ingebrachte zienswijzen hierbij betrekken;

  • ·

    na het verlopen van de begunstigingstermijn vindt een controle plaats;

  • ·

    wanneer dit relevant is, worden (wederom) andere betrokken instanties op de hoogte gebracht van de constatering;

  • ·

    afhankelijk van al dan niet ondernomen acties door de overtreder vindt effectuering van de handhaving plaats.

Bovenstaande stappenplan is nadrukkelijk een richtlijn voor de wijze van handhaving. In voorkomende gevallen kan voor een extra stap in de handhaving worden gekozen. Dit zou bijvoorbeeld aan de orde kunnen zijn als de overtreding in hoofdzaak, maar nog niet in zijn geheel ongedaan is gemaakt. Ook zijn situaties denkbaar waarbij het stappenschema er aanzienlijk korter uit ziet. Een dergelijke situatie doet zich voor als sprake is van een ernstige situatie. Ook wanneer sprake is het herhaaldelijk overtreden van wet- en regelgeving (recidive) kan er voor gekozen worden een verkort stappenplan toe te passen.

Het stappenplan is in bijlage 2 in een stappenschema nog eens weergegeven.

Bijlage 1: Checklist feitelijk optreden bestuursdwang

  • 1.

    De gemeente is bevoegd om zelf een einde aan de illegale situatie te maken, als de overtreder de termijn genoemd in de aanschrijving onbenut heeft gelaten.

  • 2.

    Geef de overtreder een schriftelijke bevestiging wanneer exact (datum en tijd) zal worden overgegaan tot feitelijk optreden.

  • 3.

    Situatie tevoren op foto vastleggen.

  • 4.

    Verzekering afsluiten.

  • 5.

    Als de gemeente besluit zelf een einde te maken aan de illegale situatie, mag dat alleen betrekking hebben op hetgeen in de aanschrijving is aangegeven.

  • 6.

    (Laat) offertes maken van de kosten van feitelijk optreden, vervoer, opslag etc. Nagaan vanaf welk moment kosten kunnen worden gedeclareerd (voorbereidingskosten kunnen niet worden verhaald op de overtreder).

  • 7.

    Op het aangegeven tijdstip gaan kijken of overtreder inmiddels is begonnen met herstel in de oorspronkelijke situatie: zo niet dan definitief opdracht geven om zelf de toestand te herstellen.

  • 8.

    Het feitelijk optreden moet op de minst kostbare wijze gebeuren: bijv. niet afbreken als wegslepen voldoende is.

  • 9.

    Wie moeten er verder bij de uitvoering van bestuursdwang worden betrokken.

  • 10.

    Uitvoering opdragen aan bedrijf of eigen personeel.

  • 11.

    Er dient op de dag van optreden een bestuurder bereikbaar te zijn.

  • 12.

    Als de betrokkene voor de afloop van de begunstigingstermijn begonnen is met het zelf afbreken, dan moet er concreet worden afgesproken wanneer het werk klaar moet zijn. Als hij op dat tijdstip niet klaar is, dan geen enkel pardon meer. Van gemeentewege afbreken.

  • 13.

    Het feitelijk optreden kan leiden tot het meevoeren en opslaan van zaken of goederen. Er mogen uitsluitend zaken worden meegenomen die nodig zijn voor het beëindigen van de overtreding. Aandachtspunten:

    • A.

      maak een proces-verbaal op, waarin is opgenomen:

      • ·

        welke zaken er zijn weggenomen;

      • ·

        de aangetroffen toestand en na afloop de feitelijke toestand noteren;

      • ·

        i.v.m. de bewijskracht in evt. beroepsprocedure proces-verbaal laten opstellen door een opsporingsambtenaar (politie).

    • B.

      zorgen voor bewaring.

  • 14.

    Na afloop van het feitelijk optreden weer foto’s maken.

  • 15.

    Bij de uitvoering is in elk geval de coördinerend ambtenaar aanwezig.

Bijlage 2: Handhavingschema

Gemeente

(bestuurlijke handhaving)

Stap 1:

1e controle en constatering overtreding. Situatie vastleggen op foto en in inspectierapport.

Brief aan overtreder met vermelding overtreding en termijn waarin deze ongedaan moet worden gemaakt.

Stap 2:

Hercontrole en constatering voortduring overtreding

Vooraankondiging bestuurlijke handhaving en nieuwe termijn waarin overtreding ongedaan moet worden gemaakt

Stap 3:

2 e hercontrole en constatering voortduring overtreding

Toezending van beschikking bestuurlijke handhaving. Overtreder krijgt een begunstigingstermijn.

3e hercontrole en constatering voortduring overtreding

Uitvoering van bestuurlijke handhavingactie