Regeling vervallen per 07-10-2010

Beheersverordening begraafplaatsen

Geldend van 04-01-2001 t/m 06-10-2010

Intitulé

Beheersverordening begraafplaatsen

Hoofdstuk 1 Inleidende bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

De verordening verstaat onder:

  • a.

    begraafplaatsen: de gemeentelijke begraafplaatsen Venlo, Blerickse Bergen, Tegelen en Belfeld;

  • b.

    eigen graf: een graf, grafkelder daaronder begrepen, waarvoor aan een natuurlijk of rechtspersoon het uitsluitend recht is verleend tot:

    • -

      het doen begraven en begraven houden van lijken;

    • -

      het doen bijzetten en bijgezet houden van asbussen met of zonder urnen;

  • c.

    eigen urnengraf: een graf, grafkelder daaronder begrepen, waarvoor aan een natuurlijk of rechtspersoon het uitsluitend recht is verleend tot het doen bijzetten en bijgezet houden van asbussen met of zonder urnen;

  • d.

    eigen urnennis: een nis waarvoor aan een natuurlijk of rechtspersoon het uitsluitend recht is verleend tot het doen bijzetten en bijgezet worden van asbussen met of zonder urnen;

  • e.

    urn: een voorwerp ter berging van één of meer asbussen;

  • f.

    asbus: een bus ter berging van as van een overledene;

  • g.

    grafbedekking: gedenkteken en/of grafbeplanting op een graf, urnengraf of urnennis;

  • h.

    gedenkteken: voorwerp op een graf, urnengraf of urnennis voor het aanbrengen van opschriften;

  • i.

    beheerder: de ambtenaar die is belast met de dagelijkse leiding van de begraafplaats of degene die hem vervangt;

  • j.

    rechthebbende: de rechthebbende op een eigen graf;

  • k.

    wet: Wet op de lijkbezorging;

  • l.

    het college: het college van burgemeester en wethouders.

Artikel 2 Uitbreiding begrip eigen graf

Voor de toepassing van het bij of krachtens deze verordening bepaalde wordt, voor zover van belang onder ‘eigen graf’ mede verstaan: eigen urnengraf en eigen urnennis.

Hoofdstuk 2 Openstelling, orde en rust op de begraafplaats

Artikel 3 Openstelling begraafplaatsen

  • 1.

    De begraafplaatsen zijn voor een ieder dagelijks toegankelijk tussen zonsopgang en zonsondergang.

  • 2.

    Ter handhaving van orde en rust op de begraafplaatsen dan wel ter uitvoering van werken op de begraafplaatsen kunnen de toegangen tijdelijk worden gesloten.

  • 3.

    Het is verboden gedurende de tijd dat de begraafplaatsen niet voor het publiek geopend zijn, zich daarop te bevinden, anders dan voor het bijwonen van een begrafenis of de bezorging van as.

Artikel 4 Ordemaatregelen

  • 1.

    Het is aan steenhouwers, hoveniers en daarmee gelijk te stellen personen verboden, anders dan met toestemming van het college, werkzaamheden voor derden aan grafbedekkingen op de begraafplaatsen te verrichten.

  • 2.

    Het is verboden op de begraafplaatsen te rijden met motorrijtuigen anders dan die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van begrafenissen en het vervoer van mindervaliden. De snelheid van deze motorrijtuigen mag niet groter zijn dan 10 km per uur.

  • 3.

    Het college kan ontheffing verlenen van het verbod, bedoeld in het tweede lid.

  • 4.

    Het is verboden op de begraafplaatsen met honden te komen, tenzij de honden dienen tot geleide van blinden of slechtzienden.

  • 5.

    Bezoekers, personeel van uitvaartondernemingen en personen, die werkzaamheden op de begraafplaatsen hebben te verrichten, zijn verplicht zich in het belang van de orde, rust en netheid te houden aan de aanwijzingen van de beheerder.

  • 6.

    Degenen, die zich niet aan de in het vijfde lid bedoelde aanwijzing houden, moeten zich op eerste aanzegging van de beheerder van de begraafplaats verwijderen.

Artikel 5 Plechtigheden

  • 1.

    Dodenherdenkingen, onthullingen van gedenktekens en dergelijke plechtigheden op de begraafplaats moeten vijf dagen tevoren worden gemeld aan de beheerder onder opgave van datum en uur van de plechtigheid en de wijze waarop de plechtigheid zal plaatsvinden.

  • 2.

    De deelnemers aan de plechtigheid, bedoeld in het eerste lid moeten zich in het belang van de orde, rust en netheid houden aan de aanwijzingen van de beheerder.

Artikel 6 Opgravingen en ruimen

  • 1.

    Het opgraven van lijken en het ruimen van graven is slechts toegestaan indien daarbij geen andere personen aanwezig zijn dan degenen die met deze werkzaamheden zijn belast.

  • 2.

    Op aanvraag van de nabestaanden kan het college toestaan, dat andere personen dan degenen, die met de in het eerste lid bedoelde werkzaamheden zijn belast, bij deze werkzaamheden aanwezig zijn.

Hoofdstuk 3 Voorschriften voor lijkbezorging

Artikel 7 Kennisgeving begraven en asbezorging, openen en sluiten van het graf

  • 1.

    Degene, die wil doen begraven of as wil doen bijzetten, geeft daarvan uiterlijk twee werkdagen voorafgaande aan die waarop de begraving of bijzetting zal plaatsvinden, schriftelijk kennis aan de ambtenaar van de burgerlijke stand. De zaterdag geldt voor de toepassing van deze bepaling niet als werkdag. Indien de burgemeester toestemming heeft gegeven om het lijk binnen 36 uur na het overlijden te begraven, moet de kennisgeving aan de ambtenaar van de burgerlijke stand zo tijdig mogelijk worden gedaan.

  • 2.

    Het openen van een graf ter begraving of voor het bezorgen van as, en het daarna sluiten van een graf, alsmede het bedienen van de hulpmiddelen en het bijzetten van asbussen in een urnennis, mag uitsluitend geschieden op aanwijzing of onder toezicht van de beheerder.

Artikel 8 Over te leggen stukken

  • 1.

    Begraving mag slechts geschieden indien van tevoren het verlof tot begraven of de bezorging van as is overlegd aan de beheerder.

  • 2.

    Indien de begraving of de bezorging van as in een eigen graf zal plaatsvinden, dient een machtiging daartoe aan de beheerder te worden overlegd ondertekend door de rechthebbende of, indien deze is overleden, door degene die in de uitvaart voorziet.

  • 3.

    Begraving of bijzetting in een eigen graf, waarvan de uitgiftetermijn binnen de wettelijke minimum grafrusttermijn afloopt, kan alleen plaatsvinden onder gelijktijdige verlenging van de uitgiftetermijn met een zodanige periode dat de alsdan resterende uitgiftetermijn ten minste gelijk is aan de wettelijke minimum grafrusttermijn. De verlenging dient te worden aangevraagd door de rechthebbende of, indien deze is overleden, door een van de andere personen, genoemd in artikel 14, tweede lid.

  • 4.

    De in het vorige lid bedoelde periode van verlenging wordt naar boven toe afgerond op gehele jaren.

  • 5.

    De beheerder onderzoekt de genoegzaamheid van de overgelegde stukken.

Artikel 9 Tijden van begraven en asbezorging

  • 1.

    De tijd van begraven en het bezorgen van as is:

    • -

      op werkdagen van 9.00 uur tot 14.30 uur;

    • -

      op zaterdag van 9.00 uur tot 14.30 uur.

  • 2.

    Het college kan in bijzondere gevallen van deze tijden afwijken.

Hoofdstuk 4 Indeling en uitgifte der graven

Artikel 10 Indeling graven en asbezorging

  • 1.

    Op de begraafplaatsen kunnen worden uitgegeven:

    • a.

      eigen graven;

    • b.

      eigen urnengraven;

    • c.

      eigen urnennissen.

  • 2.

    Het college bepaalt bij nader vast te stellen regels hoeveel lijken en hoeveel asbussen met of zonder urnen er kunnen worden bijgezet in de eigen graven. Het college bepaalt tevens de afmetingen en de uitgifteduur van de eigen graven. De uitgifteduur kan niet korter zijn dat de minimumtermijn vastgesteld in de Wet op de lijkbezorging.

Artikel 11 Volgorde van uitgifte

  • 1.

    Eigen graven worden slechts voor directe begraving of bijzetting en in volgorde van ligging uitgegeven.

  • 2.

    Het college kan een eigen urnennis toewijzen anders dan voor directe begraving en buiten de volgorde van uitgifte, indien dit wegens de situatie op de begraafplaats niet bezwaarlijk is.

Artikel 12 Termijnen eigen graven

  • 1.

    Het college verleent, voor zover de daartoe bestemde ruimte van de begraafplaatsen zulks toelaat, op een daartoe bij hen schriftelijk in te dienen aanvraag, voor de tijd van twintig jaren het recht op een eigen graf. De termijn begint te lopen op de datum waarop het eigen graf is uitgegeven.

  • 2.

    Het in het eerste lid van dit artikel bedoelde recht wordt op aanvraag van de rechthebbende verlengd telkens met een termijn van niet langer dan tien jaren, mits de aanvraag vóór het verstrijken van de lopende termijn wordt ingediend.

  • 3.

    Het in dit artikel bedoelde recht kan niet langer gelden dan tot het tijdstip, waarop het terrein feitelijk aan zijn bestemming als begraafplaats zal zijn onttrokken.

  • 4.

    Een recht als in dit artikel bedoeld, kan slechts aan één rechthebbende worden verleend ten behoeve van zichzelf en voor de personen genoemd in artikel 14, eerste lid. Verlening van het recht ten behoeve van een ander is slechts mogelijk indien daarvoor gewichtige redenen bestaan.

  • 5.

    In afwijking van het bepaalde in het vierde lid kan het recht, als in dit artikel bedoeld, aan een rechtspersoon worden verleend ten behoeve van de bij het verlenen van het recht aan te wijzen persoon of personen.

Artikel 13 Grafkelder

Het college kan aan de rechthebbende op een eigen graf vergunning verlenen tot het daarin voor eigen rekening doen aanbrengen van een grafkelder overeenkomstig de door hen gestelde voorwaarden.

Artikel 14 Overschrijving van verleende rechten

  • 1.

    Het recht op een eigen graf kan op aanvraag van de rechthebbende worden overgeschreven ten name van de echtgenoot of levenspartner dan wel een bloed- of aanverwant tot en met de derde graad. Overschrijving op aanvraag van de rechthebbende ten name van een ander dan vorengenoemde personen is slechts mogelijk, indien daarvoor gewichtige redenen bestaan.

  • 2.

    Na het overlijden van de rechthebbende kan het eigen graf worden overgeschreven op naam van de echtgenoot of levenspartner dan wel een bloed- of aanverwant tot en met de derde graad, mits de aanvraag wordt gedaan binnen één jaar na het overlijden van de rechthebbende. Overschrijving ten name van een ander dan vorengenoemde personen is slechts mogelijk, indien daarvoor gewichtige redenen bestaan.

  • 3.

    Indien na het overlijden van de rechthebbende de aanvraag tot overschrijving aan het college niet wordt gedaan binnen de in het tweede lid van dit artikel gestelde termijn, is het college bevoegd het recht op het graf te doen vervallen.

  • 4.

    Na het verstrijken van de in het tweede lid genoemde termijn van een jaar kan het college het eigen graf alsnog op naam stellen van een nieuwe rechthebbende, tenzij dit recht betrekking heeft op een graf dat inmiddels is geruimd.

  • 5.

    In afwijking van het bepaalde in de leden 1 en 2 kan, indien het recht op een graf is verleend aan een rechtspersoon, het recht worden overgeschreven op naam van de rechtsopvolger dan wel ten name van een persoon ten behoeve van wie het recht is gevestigd of diens echtgenoot of levenspartner of bloed- of aanverwant tot en met de derde graad.

Voor aanvang van de in het tweede lid genoemde termijn geldt alsdan de datum van opheffing of overname van de rechtspersoon.

Artikel 15 Afstand doen van graven

Zonder aanspraak te kunnen doen op enige vergoeding kan de rechthebbende schriftelijk afstand doen ten behoeve van de gemeente van het recht op het eigen graf. Van de ontvangst van zodanige verklaring doet het college schriftelijk mededeling aan de rechthebbende.

Hoofdstuk 5 Grafbedekkingen

Artikel 16 Grafbedekking

  • 1.

    Op een graf mag door of namens de rechthebbende een grafbedekking worden geplaatst.

  • 2.

    Het college bepaalt bij nader vast te stellen regels aan welke eisen de grafbedekking dient te voldoen. De regels hebben in elk geval betrekking op de toegestane afmetingen, kleuren en materialen van het gedenkteken.

Artikel 17 Grafbeplanting

Niet-blijvende beplantingen op een graf die in een verwaarloosde staat verkeren kunnen door de beheerder worden verwijderd zonder dat aanspraak kan worden gemaakt op schadevergoeding. Losse bloemen, planten, kransen en dergelijke kunnen, wanneer zij zijn verwelkt, door de beheerder worden verwijderd. Linten, siervazen en dergelijke voorwerpen worden gedurende twaalf weken ter beschikking gehouden van de rechthebbende indien deze daartoe tevoren mondeling of schriftelijk een aanvraag heeft ingediend bij de beheerder.

Artikel 18 Verwijdering grafbedekking

  • 1.

    De grafbedekking kan na het verstrijken van het uitsluitend recht op een graf vanwege het college worden verwijderd.

  • 2.

    Het voornemen tot verwijdering van de grafbedekking wordt gedurende tenminste één jaar voorafgaande aan het tijdstip waarop de grafbedekking zal worden verwijderd op een op het te ruimen graf te plaatsen bordje door het college bekend gemaakt, tenzij het adres van de rechthebbende bij het college bekend is. In dat geval maken zij aan hem uiterlijk één jaar voor het genoemde tijdstip per brief hun voornemen bekend.

  • 3.

    Op grond van een daartoe door de rechthebbende bij het college ingediende aanvraag, blijft de grafbedekking na het verstrijken van het uitsluitend recht nog gedurende twaalf weken ter beschikking van de rechthebbende. De aanvraag kan worden ingediend tot het tijdstip waarop het uitsluitend recht op een graf verstrijkt.

  • 4.

    De grafbedekking vervalt aan de gemeente indien:

    • -

      geen aanvraag op grond van het derde lid is ingediend en de termijn waarbinnen die aanvraag had kunnen worden ingediend is verstreken;

    • -

      de grafbedekking niet binnen twaalf weken nadat het uitsluitend recht op een graf is verstreken, is afgehaald.

Artikel 19 Onderhoud door rechthebbende

  • 1.

    De rechthebbende is verplicht de grafbedekking behoorlijk te onderhouden of te herstellen, met uitzondering van gemeentewege aangelegde beplantingen op de urnengraven.

  • 2.

    Indien hij nalaat de grafbedekking behoorlijk te onderhouden of te herstellen, kan het college de hiervoor in aanmerking komende voorwerpen, of zo nodig de gehele grafbedekking, doen verwijderen. Het verwijderde blijft gedurende twaalf weken ter beschikking van de rechthebbende en vervalt daarna aan de gemeente, zonder dat deze tot enige vergoeding verplicht is.

  • 3.

    De verwijdering vindt niet plaats dan nadat de rechthebbende behoorlijk per brief is opgeroepen om te worden ingelicht over de toestand van de grafbedekking. De oproeping geschiedt door mededeling op het mededelingenbord op de begraafplaats als het adres van rechthebbende niet bekend is. Bij het graf wordt een verwijzing naar de mededeling aangebracht.

Hoofdstuk 6 Ruimen van graven, urnengraven en urnennissen

Artikel 20 Ruiming, bezorging van overblijfselen en as

  • 1.

    Het voornemen van het college om een graf te ruimen wordt gedurende tenminste één jaar voorafgaande aan het tijdstip waarop het graf geruimd zal worden op een bij het te ruimen graf te plaatsen bordje ter kennis van de belanghebbenden gebracht, tenzij het adres van de rechthebbende op het graf aan hen bekend is. In dat geval delen zij mee wanneer de termijn van uitgifte gaat verstrijken. Als de rechthebbende geen verzoek indient om de termijn te verlengen maken zij uiterlijk één jaar voor het genoemde tijdstip per brief het voornemen tot ruiming bekend.

  • 2.

    De bij de ruiming van het graf nog aanwezige overblijfselen van lijken worden begraven en de as wordt verstrooid op een van de daartoe bestemde, afgesloten gedeelten van de begraafplaatsen.

  • 3.

    De rechthebbende op een eigen graf kan bij het college schriftelijk een aanvraag indienen om de overblijfselen te doen verzamelen om deze weer in dezelfde grafruimte te doen plaatsen dan wel om deze elders opnieuw te doen begraven. De rechthebbende op een eigen urnengraf of urnennis kan bij het college een aanvraag indienen de asbus ter beschikking te houden om elders bij te zetten of om de as te doen verstrooien.

Hoofdstuk 7 In stand houden historische graven en opvallende grafbedekking

Artikel 21 Lijst

  • 1.

    Het college houdt voor de begraafplaatsen een lijst bij van graven die van historische betekenis zijn of waarvan de grafbedekking een opvallende kwaliteit heeft.

  • 2.

    Alvorens tot ruiming van graven wordt overgegaan onderzoekt het college of er graven zijn die in aanmerking komen om op de lijst te worden bijgeschreven.

  • 3.

    De gemeenteraad beslist over het ruimen van graven en het verwijderen van grafbedekkingen die op de in het eerste lid bedoelde lijst staan.

Hoofdstuk 8 Inrichting register

Artikel 22 Voorschriften

  • 1.

    Het college stelt voorschriften vast voor het register van de begraven lijken en de bezorgde as.

  • 2.

    Het register wordt bijgehouden door de ambtenaar van de burgerlijke stand.

Hoofdstuk 9 Klachten

Artikel 23 Indiening, behandeling en beslissing

  • 1.

    Ingezetenen en in de gemeente een belang hebbende natuurlijke en rechtspersonen kunnen omtrent feitelijk handelingen of het nalaten van feitelijke handelingen betreffende de begraafplaats bij het college een schriftelijke klacht indienen.

  • 2.

    Het college beslist binnen vier weken na ontvangst van de klacht. Zij kunnen deze termijn met ten hoogste vier weken verlengen.

  • 3.

    Het college maakt de beslissing terstond bekend aan de klager.

Hoofdstuk 10 Toezicht- en strafbepalingen

Artikel 24 Strafbepaling

Hij die handelt in strijd met artikel 3 lid 3, artikel 4 lid 1, lid 2 of lid 4 wordt gestraft met een geldboete van de eerste categorie.

Artikel 25 Toezicht

Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast de bij besluit van het college aangewezen personen.

Hoofdstuk 11 Slotbepalingen

Artikel 26 Inwerkingtreding

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op die waarop zij is bekendgemaakt.

  • 2.

    Gelijktijdig met de inwerkingtreding van deze verordening vervallen:

    • a.

      de Beheersverordening begraafplaatsen gemeente Venlo 1992, vastgesteld door de gemeenteraad van Venlo;

    • b.

      de Beheersverordening begraafplaats Tegelen 1993, vastgesteld door de gemeenteraad van Tegelen;

    • c.

      de Beheersverordening gemeentelijke begraafplaats 1993, vastgesteld door de gemeenteraad van Belfeld.

Artikel 27 Overgangsbepalingen

  • 1.

    De rechten en verplichtingen met betrekking tot eigen graven, die voortvloeien uit de ingevolge artikel 26, tweede lid, ingetrokken verordeningen, worden geacht ingevolge deze verordening te zijn ontstaan.

  • 2.

    Kindergraven, als bedoeld in de ingevolge artikel 26, tweede lid, ingetrokken verordeningen, worden geacht eigen graven in de zin van deze verordening te zijn.

  • 3.

    De rechten en verplichtingen met betrekking tot de op het moment van de intrekking van de ingevolge artikel 26, tweede lid, bedoelde verordeningen bestaande algemene graven, die voortvloeien uit bedoelde ingetrokken verordeningen, blijven van kracht met dien verstande dat de termijn van een algemeen graf kan worden verlengd tot en met uiterlijk 31 december 2010.

Artikel 28 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als “Beheersverordening begraafplaatsen”.