Verordening recht van onderzoek gemeente Twenterand

Geldend van 17-01-2004 t/m heden

Intitulé

Verordening recht van onderzoek gemeente Twenterand

Hoofdstuk 1 .

Artikel 1 Het besluit tot het instellen van een onderzoek

De raad kan op voorstel van één of meer van zijn leden een onderzoek naar het door het college of de burgemeester gevoerde bestuur of een bijzondere gebeurtenis instellen als bedoeld in artikel 155a, eerste lid van de Gemeentewet.

Artikel 2 De onderzoekscommissie

1. De uitvoering van het besluit wordt opgedragen aan een daartoe door de raad in te stellen commissie.

2. De commissie wordt door de raad uit zijn midden gekozen en bestaat uit vijf leden. Voor ieder lid wordt een plaatsvervanger aangewezen.

3. De raad wijst uit zijn midden een voorzitter en een plaatsvervangend voorzitter aan, die tevens lid zijn van de commissie.

4. Het presidium van de raad wijst op voorstel van de griffier een secretaris van de commissie aan.

Artikel 3 Einde lidmaatschap commissie

1. Het lidmaatschap van de onderzoekscommissie eindigt indien:

a. de raad besluit tot opheffing van de onderzoekscommissie;

b. een lid ophoudt lid te zijn van de raad;

c. de onderzoekscommissie besluit een lid van zijn commissie te horen;

d. een lid ontslag neemt.

2. Een lid van de onderzoekscommissie kan op elk moment ontslag nemen. Hiervan brengt hij de raad en de voorzitter van de onderzoekscommissie zo spoedig mogelijk op de hoogte.

3. In vacatures die ontstaan op grond van een van de gevallen genoemd in het eerste lid wordt zo spoedig mogelijk voorzien.

Artikel 4 Bekendmaking

1. Het besluit tot het instellen van een onderzoek, alsmede de samenstelling van de onderzoekscommissie wordt op de in de gemeente Twenterand gebruikelijke wijze bekendgemaakt.

2. Diegene die over informatie denkt te beschikken die van belang kan zijn voor het onderzoek, wordt uitgenodigd zich te melden bij de voorzitter van de commissie. De commissie besluit of degene een uitnodiging voor een gesprek met de commissie zal ontvangen.

3. Van wijzigingen in de omschrijving van het onderwerp van het onderzoek wordt op gelijke wijze kennis gegeven.

Artikel 5 Bevoegdheden van de commissie

1. De commissie kan binnen het kader van de aan haar verstrekte opdracht inlichtingen vragen aan de burgemeester, de wethouders, ambtelijke en niet-ambtelijke deskundigen en aan bij de aangelegenheid belanghebbende of betrokken burgers.

2. De commissie kan personen genoemd in het eerste lid uitnodigen tot het bijwonen van een vergadering van de commissie voor het verstrekken van inlichtingen of adviezen.

3. De commissie kan aan derden de opdracht gegeven tot het doen van onderzoeken die zij voor de uitoefening van haar taak nodig acht.

4. De commissie kan in het kader van de uitoefening van haar taak subcommissies en commissies ad hoc instellen.

Artikel 6 Oproepingen

1. De getuigen of deskundige wordt schriftelijk opgeroepen. De oproeping wordt per aangetekende post verzonden of tegen gedagtekend ontvangstbewijs uitgereikt.

2. De oproeping wordt zeven dagen voor de dag van verhoor verzonden aan de getuige of deskundige.

Artikel 7 Van de vergaderingen van de onderzoekscommissie

1. De onderzoekscommissie vergadert op door haar te bepalen tijdstippen.

2. De vergaderingen vinden alleen doorgang indien tenminste drie leden van de commissie aanwezig zijn.

3. De vergaderingen van de onderzoekscommissie zijn besloten.

4. De onderzoekscommissie kan besluiten aan haar leden geheimhouding op te leggen over hetgeen in de vergaderingen aan de orde komt. Artikel 25 van de Gemeentewet is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 8 Van de hoorzittingen van de onderzoekscommissie

1. De hoorzittingen van de onderzoekscommissie zijn openbaar.

2. De onderzoekscommissie kan om gewichtige redenen besluiten een verhoor of een gedeelte daarvan niet in het openbaar af te nemen.

3. De hoorzittingen vinden alleen doorgang indien tenminste drie leden van de commissie aanwezig zijn.

4. Van de hoorzittingen wordt een verslag opgemaakt dat door de voorzitter en de secretaris wordt ondertekend.

Artikel 9 Onderzoeksverlag aan de raad

1. De commissie legt haar bevindingen neer in een onderzoeksverslag, waarin zij tevens conclusies en aanbevelingen opneemt.

2. De commissie legt dit onderzoeksverslag voor aan de raad en voegt daarbij een ontwerpbesluit, waarin zij de naar haar oordeel te nemen besluiten verwoordt.

3. De commissie zendt een afschrift van het onderzoeksverslag en het ontwerpbesluit als bedoeld in het eerste en tweede lid aan het college.

4. Het college wordt in de gelegenheid gesteld om te reageren op het verslag en zijn standpunten toe te voegen aan de bevindingen, conclusies en aanbevelingen van de commissie.

Artikel 10

Deze verordening kan worden aangehaald als: Verordening over het recht van onderzoek.

Artikel 11

Deze verordening treedt in werking acht dagen nadat deze is bekendgemaakt.

Toelichting 1 Algemene toelichting

Deze verordening bevat nadere regels ten aanzien van het onderzoeksrecht van de raad. Dit onderzoeksrecht is geregeld in de artikelen 155a tot en met 155 f van de Gemeentewet. De verordening dient in samenhang met deze bepalingen te worden gelezen. Het onderzoeksrecht wordt namelijk in de wet vrij gedetailleerd geregeld.

Toelichting bij de artikelen

Artikel 1

Ieder lid van de raad kan een voorstel indienen om een raadsonderzoek te starten. Er is geen drempelsteun vereist. Uiteraard beslist de raad in zijn geheel of een onderzoek daadwerkelijk plaats zal vinden. Het voorstel dient daartoe met gewone meerderheid van stemmen te worden aangenomen. Naast een onderzoek naar het gevoerde bestuur kan een onderzoek zich ook richten op een bepaald incident.

Artikel 2

Het ligt niet voor de hand om de hele raad te belasten met het daadwerkelijke onderzoek. Daarom is ervoor gekozen een commissie bestaande uit vijf raadsleden met het onderzoek te belasten.

De Gemeentewet bepaalt dat de ambtelijke bijstand van de commissie geregeld moet worden in de gemeentelijke verordening op het recht van onderzoek. Vanuit de griffie wordt de secretaris van de onderzoekscommissie aangewezen. Daarnaast kan de commissie een beroep doen op ambtelijke bijstand

zoals bedoeld in artikel 33, eerste lid van de Gemeentewet.

Artikel 3

In artikel 155a, zesde lid Gemeentewet is bepaald dat de bevoegdheden en werkzaamheden van een onderzoekscommissie niet worden geschorst door het aftreden van de gehele raad. Als een lid van de onderzoekscommissie echter tussentijds aftreedt als lid van de raad, dan eindigt zijn lidmaatschap van de commissie.

Artikel 4, tweede lid

Teneinde het mogelijk te maken een ieder uit te nodigen die meent over informatie te beschikken die voor de commissie van belang kan zijn, is dit artikellid opgenomen.

Artikel 6

Een ordelijke procesgang brengt met zich dat de oproepingen om voor de commissie te verschijnen geruime tijd voor de hoorzitting bekend worden gemaakt. Voorts kan de commissie een ieder die stelt over gegevens te beschikken met betrekking tot het voorwerp van onderzoek uitnodigen voor een gesprek.

Artikelen 7 en 8

Er is onderscheid tussen de vergaderingen van de onderzoekscommissie en de hoorzittingen van onderzoekscommissie. De beraadslagingen van de commissie zijn niet openbaar. De verhoren zijn in principe openbaar, tenzij gewichtige redenen zich er tegen verzetten, bijvoorbeeld in een situatie waarbij door openbaarmaking van uiterst vertrouwelijke informatie onevenredige schade wordt verwacht. Dan lijkt een besloten hoorzitting voor de hand liggen.

Artikelen uit de Gemeentewet met betrekking tot het recht van onderzoek

Artikel 155a

1. De raad kan op voorstel van een of meer van zijn leden een onderzoek naar het door het college of de burgemeester gevoerde bestuur instellen.

2. Het besluit tot het instellen van een onderzoek omvat een omschrijving van het onderwerp van onderzoek alsmede een toelichting. Deze omschrijving kan hangende het onderzoek door de raad worden gewijzigd.

3. Het onderzoek wordt uitgevoerd door een door de raad in te stellen onderzoekscommissie. De commissie heeft tenminste drie leden en bestaat uitsluitend uit leden van de raad.

4. De artikelen 22, 82, derde lid, en 86, eerste lid, zijn van overeenkomstige toepassing op de onderzoekscommissie.

5. De onderzoekscommissie kan de bij deze wet verleende bevoegdheden uitsluitend uitoefenen, indien ten minste drie van haar leden aanwezig zijn.

6. De bevoegdheden en werkzaamheden van een onderzoekscommissie worden niet geschorst door het aftreden van de raad.

7. Op het besluit tot instelling van een onderzoek en tot instelling van een onderzoekscommissie, alsmede het besluit tot wijziging van de omschrijving van het onderwerp van een onderzoek zijn de artikelen 139, tweede lid, 140 en 141 van overeenkomstige toepassing.

8. Alvorens de raad besluit tot een onderzoek, stelt hij bij verordening nadere regels met betrekking tot deze onderzoeken. In elk geval worden daarin regels opgenomen over de wijze waarop ambtelijke bijstand wordt verleend aan de commissie.

Artikel 155b

1. Leden en gewezen leden van de raad, de burgemeester en gewezen burgemeesters, wethouders en gewezen wethouders, leden en gewezen leden van de deelraad, leden en gewezen leden van het dagelijks bestuur van een deelgemeente, leden en gewezen leden van een door de raad, het college of de burgemeester ingestelde commissie, ambtenaren en gewezen ambtenaren, door of vanwege het gemeentebestuur aangesteld of daaraan ondergeschikt, zijn verplicht te voldoen aan een vordering van de onderzoekscommissie tot het verschaffen van inzage in, het nemen van afschrift van of het anderszins laten kennisnemen van alle bescheiden waarover zij beschikken en waarvan naar het redelijk oordeel van de onderzoekscommissie inzage, afschrift of kennisneming anderszins voor het doen van een onderzoek als bedoeld in artikel 155a nodig is.

2. Indien een vordering als bedoeld in het eerste lid betrekking heeft op bescheiden die afkomstig zijn van een instelling van de Europese Unie of van het Rijk en kennisneming van die bescheiden door de onderzoekscommissie het belang van de Europese Unie of de Staat kan schaden, wordt niet dan met toestemming van Onze Minister aan de vordering voldaan.

3. Ambtenaren, door of vanwege het gemeentebestuur aangesteld of daaraan ondergeschikt, zijn gehouden om aan een onderzoek als bedoeld in artikel 155a alle door de onderzoekscommissie gevorderde medewerking te verlenen.

Artikel 155c

1. Personen als bedoeld in artikel 155b, eerste lid, zijn verplicht te voldoen aan een oproep van de onderzoekscommissie om als getuige of deskundige te worden gehoord.

2. Een getuige of deskundige die door de onderzoekscommissie wordt gehoord, [kan] is niet tevens lid [zijn] van de onderzoekscommissie.

3. De getuigen zijn verplicht getuigenis af te leggen, de deskundigen zijn verplicht hun diensten onpartijdig en naar beste weten als zodanig te verlenen, een en ander behoudens verschoning wegens ambts- of beroepsgeheim.]

4. De deskundigen zijn verplicht hun diensten onpartijdig en naar beste weten als zodanig te verlenen.

5. De onderzoekscommissie kan besluiten dat getuigen uitsluitend worden verhoord na het afleggen van een eed of belofte. Zij leggen dan in de vergadering van de onderzoekscommissie, in handen van de voorzitter, de eed of belofte af dat zij de gehele waarheid en niets dan de waarheid zullen zeggen.

6. De getuigen en deskundigen worden in een openbare zitting van de onderzoekscommissie gehoord. Plaats en tijd van de openbare zitting worden door de voorzitter tijdig ter openbare kennis gebracht.

7. De onderzoekscommissie kan om gewichtige redenen besluiten een verhoor of een gedeelte daarvan niet in het openbaar af te nemen. De leden en plaatsvervangende leden van de commissie bewaren geheimhouding over hetgeen hun tijdens een besloten zitting ter kennis komt.

8. Een getuige is gerechtigd zich tijdens het verhoor te laten bijstaan. Om gewichtige redenen kan de commissie besluiten, dat een getuige zonder bijstand wordt gehoord.

9. Verklaringen die zijn afgelegd voor de onderzoekscommissie, of op haar vordering afgelegd, kunnen, behalve in het geval van artikel 207, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, niet als bewijs in rechte gelden.

Artikel 155d

1. Getuigen en deskundigen worden schriftelijk opgeroepen. De brief, houdende de oproep, wordt aangetekend verzonden of tegen gedagtekend ontvangstbewijs uitgereikt.

2. De onderzoekscommissie kan bevelen dat getuigen en deskundigen die, hoewel opgeroepen in overeenstemming met het eerste lid, niet zijn verschenen, door de openbare macht voor hen worden gebracht om aan hun verplichting te voldoen. De onderzoekscommissie stelt de getuige of deskundige hiervan schriftelijk in kennis op de wijze, bedoeld in het eerste lid. In de beschikking wordt een termijn gesteld waarbinnen de belanghebbende de tenuitvoerlegging kan voorkomen door alsnog aan zijn verplichting te voldoen.

3. Op een beschikking als bedoeld in het eerste en het tweede lid is artikel 7:1 van de Algemene wet bestuursrecht niet van toepassing.

Artikel 155e

1. Niemand kan genoodzaakt worden aan de onderzoekscommissie geheimen te openbaren, voor zover daardoor onevenredige schade zou worden toegebracht aan het belang van de uitoefening van zijn beroep, dan wel aan het belang van zijn onderneming of de onderneming waarbij hij werkzaam is of is geweest.

2. Zij die uit hoofde van hun ambt, beroep of betrekking tot geheimhouding verplicht zijn, kunnen zich verschonen getuigenis af te leggen, doch uitsluitend met betrekking tot hetgeen waarvan de wetenschap aan hen als zodanig is toevertrouwd. Zij kunnen inzage, afschrift of kennisneming anderszins weigeren van bescheiden of gedeelten daarvan tot welke hun plicht tot geheimhouding zich uitstrekt.

3. De burgemeester en gewezen burgemeesters, wethouders en gewezen wethouders, leden en gewezen leden van het dagelijks bestuur van een deelgemeente, leden en gewezen leden van een door het college of de burgemeester ingestelde commissie, ambtenaren en gewezen ambtenaren, door of vanwege het college aangesteld of daaraan ondergeschikt, zijn niet verplicht aan artikel 155b, eerste en derde lid, en artikel 155c, derde lid, te voldoen, indien het verstrekken van de inlichtingen in strijd is met het openbaar belang.

4. De onderzoekscommissie kan verlangen dat een beroep als bedoeld in het derde lid op strijd met het openbaar belang wordt bevestigd door het college, of, voor zover de inlichtingen betrekking hebben op het door de burgemeester gevoerde bestuur, door de burgemeester.

Artikel 155f

Het college neemt de door de raad geraamde kosten voor een onderzoek in een bepaald jaar op in de ontwerpbegroting.