Regeling vervallen per 01-01-2009

Reglement op de monumentencommissie 2002

Geldend van 20-06-2003 t/m 31-12-2008

Intitulé

Reglement op de monumentencommissie 2002

Artikel 1

Dit reglement verstaat onder:

a.

gemeenteraad:

de raad van de gemeente Zaanstad.

b.

burgemeester en wethouders:

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zaanstad.

c.

commissie:

de Monumentencommissie, ingesteld ingevolge artikel 84 van de Gemeentewet.

Artikel 2

De commissie heeft tot taak:

  • 1.

    burgemeester en wethouders gevraagd of ongevraagd te adviseren over:

    • a.

      de toepassing van de Monumentenverordening;

    • b.

      het verlenen van vergunningen als bedoeld in artikelen 11 en 37 van de Monumentenwet 1988;

    • c.

      het opstellen van het meerjarenprogramma voor de restauratie van rijksmonumenten in het kader van het BRRM 1997 en de vigerende gemeentelijke subsidieverordening;

    • d.

      alle overige zaken de monumentenzorg in het algemeen betreffende.

  • 2.

    het plegen van overleg en adviseren over de stand van zaken en de ontwikkelingen op het gebied van de monumentenzorg.

Artikel 3

  • 1. De commissie bestaat uit zes stemgerechtigde leden en een voorzitter:

  • 2. De samenstelling van de commissie is in beginsel als volgt:

    • a.

      een lid van het college van burgemeester en wethouders is voorzitter van de commissie, maar heeft geen stemrecht;

    • b.

      twee deskundigen op het gebied van de monumentenzorg;

    • c.

      twee leden, die de in Zaanstad werkzame representatieve organisaties op het gebied van de monumentenzorg en cultuurhistorie vertegenwoordigen;

    • d.

      een architectuurhistoricus;

    • e.

      een deskundige op het gebied van archeologie.

  • 3. Burgemeester en wethouders voegen aan de commissie, een ambtelijk secretaris toe, werkzaam op het gebied van monumentenzorg van de gemeente Zaanstad en desgewenst een afgevaardigde van het gemeentearchief.

Artikel 4

  • 1. De benoeming van de leden geschiedt door burgemeester en wethouders. Benoeming van de leden als bedoeld in artikel 3, lid 2, sub c geschied door burgemeester en wethouders op voordracht van de in dat lid bedoelde organisaties.

  • 2. De voordracht als bedoeld in lid 1 van dit artikel is niet bindend. Indien niet tijdig een voordracht wordt gedaan zijn burgemeester en wethouders vrij in hun keuze, danwel geven zij aanwijzingen om tot een voordracht te komen.

Artikel 5

De commissie kan een of meer personen uitnodigen om voor bepaaide of onbepaalde tijd als adviserend lid aan zijn besprekingen deel te nemen. Deze personen hebben in de vergaderingen geen stemrecht.

Artikel 6

  • 1. De leden van de commissie worden benoemd voor een periode van vijf jaar.

  • 2. De leden als bedoeld in artikel 3, lid 2, sub b, c, d en e zijn maximaal eenmaal herbenoembaar.

  • 3. Behalve door aftreden eindigt het lidmaatschap:

    • a.

      door ontslag op eigen verzoek;

    • b.

      door overlijden;

    • c.

      door ondercuratelestelling of ander verlies van handelingsbekwaamheid;

    • d.

      door ontslag overeenkomstig artikel 7 van deze verordening;

    • e.

      door het verliezen van de hoedanigheid op grond waarvan men tot commissielid werd benoemd;

    • f.

      door het verliezen van het vertrouwen van de organisaties op welker aanbeveling men tot commissielid werd benoemd;

    • g.

      door afwezigheid langer dan zes maanden, indien die afwezigheid volledige deelname aan de werkzaamheden van de commissie belet.

  • 4. In tussentijdse vacatures wordt binnen drie maanden voorzien. Het bestaan van tussentijdse vacatures laat de taken en bevoegdheden van de commissie onverlet. De benoeming geschied overeenkomstig het bepaaide in artikel 4.

  • 5. Het lid dat in een tussentijds vacature is benoemd, treedt af op het tijdstip waarop degene in wiens plaats hij is benoemd, had moeten aftreden.

  • 6. De commissieleden krijgen per bijgewoonde vergadering de daarvoor geldende vergoeding voor commissieleden in Zaanstad zoals geregeld in de Verordening Geldelijke Voorzieningen Raads- en Commissieleden 1996.

Artikel 7

  • 1. Indien enig commissielid handelingen verricht welke kennelijk ten nadele strekken van de commissie en/of zijn plichten als commissielid verwaarloost, kan de commissie besluiten burgemeester en wethouders te verzoeken de betreffende persoon als lid van de commissie te ontslaan.

  • 2. Een dergelijk besluit dient te worden genomen in een vergadering waar ten minste vier leden aanwezig zijn en vereist een gewone meerderheid van de geldig uitgebrachte stemmen.

  • 3. Na een ontslag als bedoeld in lid 1 kan het desbetreffende lid niet worden herbenoemd.

  • 4. In bijzondere omstandigheden kunnen burgemeester en wethouders tot ontslag van een lid dat zich aan de in lid 1 genoemde handelingen of verwaarlozing schuldig maakt, beslissen zonder dat de commissie een verzoek daartoe heeft gedaan.

Artikel 8

De commissie kiest uit haar midden een waarnemend voorzitter, die de voorzitter bij afwezigheid vervangt. De waarnemend voorzitter behoudt zijn of haar stemrecht.

Artikel 9

De commissie vergadert ten minste viermaal per jaar en voorts zo dikwijls als dat door de voorzitter danwel de secretaris nodig wordt geacht, of door ten minste drie leden schriftelijk, met opgave van redenen, aan de voorzitter wordt verzocht.

  • 1.

    De secretaris bepaalt dag, uur en plaats van de vergaderingen en roept de leden schriftelijk op; de oproep vermeldt de agenda van de vergadering met zo nodig een toelichting bij de te behandelen onderwerpen en gaat vergezeld van de benodigde stukken.

  • 2.

    In bijzondere gevallen, ter beoordeling van de voorzitter, is deze bevoegd ter vergadering een punt aan de agenda toe te voegen. De commissie beslist of dit punt onderwerp van behandeling in de vergadering zal zijn, dan wel tot een volgende vergadering moet worden uitgesteld.

  • 3.

    De vergaderingen van de commissie zijn openbaar. In bijzondere gevallen heeft de voorzitter de bevoegdheid de vergadering achter gesloten deuren te laten plaatsvinden.

  • 4.

    De secretaris maakt een verslag dat de adviezen van de commissie weergeeft en zo spoedig mogelijk ter kennis van het college wordt gebracht.

Artikel 10

1.De commissie mag niet vergaderen noch besluiten nemen wanneer minder dan vier van de zitting hebbende stemgerechtigde leden aanwezig zijn, tenzij zich een situatie voordoet als bedoeld in artikel 6, lid 4.

Indien het in het vorige lid genoemde aantal leden niet aanwezig is, belegt de voorzitter een nieuwe vergadering, welke ten minste achtenveertig uur na de oorspronkelijke vergaderdatum gehouden wordt.In die vergadering kunnen over de in de oproepen voor de oorspronkelijke vergadering vermelde onderwerpen besluiten worden genomen, ongeacht het aantal commissieleden dat aanwezig is, met uitzondering van besluiten als bedoeld in artikel 7, lid 2.

Artikel 11

  • 1. Besluiten worden genomen met gewone meerderheid van stemmen van de aanwezige stemgerechtigde leden van de commissie.

  • 2. Alle stemmingen worden mondeling gehouden, die over personen echter schriftelijk, indien daar door twee commissieleden om wordt verzocht.

  • 3. Indien bij het nemen van enig besluit door geen der leden stemming wordt gevraagd, wordt het voorstel geacht te zijn aangenomen.

  • 4. Indien bij het nemen van enig besluit de stemmen staken, beslist de voorzitter.

  • 5. Indien besluiten genomen dienen te worden over zaken die commissieleden zelf, hun echtgenoten of levenspartners, hun bloed of aanverwanten tot en met de derde graad aangaan, often aanzien waarvan zij als gemachtigden optreden, dan onthouden zij zich van stemming.

Artikel 12

De commissie is bevoegd ter uitvoering van haar taken werkgroepen in te stellen.

Artikel 13

De leden van de commissie zijn, zowel gezamenlijk als ieder afzonderlijk, voor de uitoefening van hun taak verantwoording verschuldigd aan burgemeester en wethouders. Zij verstrekken desgevraagd alle benodigde inlichtingen.

Artikel 14

Alle door de commissie aan burgemeester en wethouders uitgebrachte adviezen vermelden ook het gevoelen van de minderheid, tenzij dit naar het unanieme oordeel van de commissie niet nodig wordt geacht.

a.In de gevallen waarin dit reglement niet voorziet beslissen burgemeester en wethouders.

Artikel 15

Dit reglement kan worden aangehaald als "Reglement op de Monumentencommissie Zaanstad 2002".

Artikel 16

Dit reglement treedt in werking zodra de Raad van de gemeente Zaanstad de Verordening op de Monumentencommissie heeft ingetrokken.