Regeling vervallen per 01-01-2008

Verordening op het vellen en de bescherming van houtopstanden

Geldend van 01-01-2008 t/m 31-12-2007

Intitulé

De raad van de gemeente Ridderkerk;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 24 september 1996, nummer 450;

gelet op artikel 15 van de Boswet en artikel 149 van de Gemeentewet;

b e s l u i t :

vast te stellen de navolgende VERORDENING op het vellen en de bescherming van houtopstanden:

ARTIKEL 1 : Begripsomschrijvingen.

  • 1.

    In deze verordening wordt verstaan onder:

    • a.

      Boom:

een houtachtig, overblijvend gewas met een dwarsdoorsnede van de stam van minimaal 20 centimeter op 1,30 meter hoogte boven het maaiveld. Dit komt overeen met een omtrek van 60 centimeter. In geval van meerstammigheid geldt de dwarsdoorsnede van de dikste stam. In het kader van een herplant- of instandhoudingsplicht kunnen door het college van B.& W. voorschriften gesteld en of maatregelen genomen worden voor bomen kleiner dan 20 cm. dwarsdoorsnede op 1,30 meter boven maaiveld.

b.Houtopstand:

één of meer bomen, hakhout, een houtwal, een grotere (lint)begroeiing van heesters en struiken, een beplanting van bosplantsoen.

c.Hakhout:

één of meer bomen of boomvormers, die na te zijn geveld, opnieuw op de stronk uitlopen.

d.Bebouwde kom:

de bebouwde kom van de gemeente, vastgesteld ingevolge artikel 1, vijfde lid, van de Boswet.

e.Boomwaarde:

de waarde van een boom, berekend aan de hand van het produkt van de volgende faktoren:

  • -

    de oppervlakte in cm2 van de dwarsdoorsnede op 1,30 meter boven maaiveld.

  • -

    de geïndexeerde eenheidsprijs per cm2.

  • -

    de standplaatswaarde.

  • -

    de conditiewaarde.

  • -

    de waarde van de plantwijze.

    • f.

      Bomenlijst:

de door het college van burgemeester en wethouders vast te stellen lijst met waardevolle bomen.

2.In deze verordening wordt onder vellen mede verstaan rooien, met inbegrip van verplanten, alsmede het verrichten van handelingen, zowel boven- als ondergronds, die de dood of ernstige beschadiging of ontsiering van de houtopstand ten gevolge kunnen hebben.

ARTIKEL 2 : Kapverbod.

  • 1. Het is verboden zonder vergunning van burgemeester en wethouders houtopstand te vellen of te doen vellen.

  • 2. Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet voor:

    • a.

      Populieren en wilgen als wegbeplantingen en éénrijige beplantingen op of langs landbouwgronden, tenzij deze zijn geknot.

    • b.

      Fruitbomen en windschermen om boomgaarden.

    • c.

      Fijnsparren of andere coniferen, niet ouder dan twaalf jaar, bestemd om te dienen als kerstbomen en geteeld op daarvoor in het bijzonder bestemde terreinen.

    • d.

      Kweekgoed.

    • e.

      Houtopstand die deel uitmaakt van als zodanig bij het Bosschap geregistreerde bosbouwondernemingen en niet gelegen is binnen een bebouwde kom, tenzij de houtopstand een zelfstandige eenheid vormt en ofwel geen grotere oppervlakte beslaat dan 10 are, ofwel in geval van rijbeplanting, gerekend over het totale aantal rijen, niet meer bomen omvat dan 20.

    • f.

      Houtopstand die moet worden geveld krachtens de Plantenziektenwet of krachtens een aanschrijving of last van burgemeester en wethouders, zulks onverminderd het bepaalde in de artikelen 9 en 12 van deze verordening.

    • g.

      Het periodiek vellen van hakhout ter uitvoering van het reguliere onderhoud.

ARTIKEL 3 : Aanvraag kapvergunning.

  • 1. De vergunning moet schriftelijk en gemotiveerd worden aangevraagd door of namens dan wel met toestemming van degene, die krachtens zakelijk recht of door degene die krachtens publiekrechtelijke bevoegdheid gerechtigd is over de houtopstand te beschikken.

  • 2. Wanneer de directeur Natuur, Bos, Landschap en Fauna van het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij aan burgemeester en wethouders een afschrift heeft toegezonden van de ontvangstbevestiging als bedoeld in artikel 2 van de Boswet, beschouwen burgemeester en wethouders dit afschrift mede als een vergunningaanvraag.

  • 3. Burgemeester en wethouders beslissen binnen acht weken na de dag waarop de aanvraag is ingekomen. Zij kunnen de beslissing met ten hoogste vier weken verdagen.

  • 4. De vergunning wordt geacht te zijn verleend indien niet binnen de in het vorige lid bedoelde termijnen een beslissing is genomen.

ARTIKEL 4 : Weigeringsgronden.

  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen de vergunning weigeren dan wel onder voorschriften verlenen onder andere in het belang van:

    • -

      natuur-, ecologische en milieuwaarden;

    • -

      landschappelijke en esthetische waarden;

    • -

      cultuurhistorische en dendrologische waarden;

    • -

      waarden van stads- en dorpsschoon;

    • -

      waarden voor recreatie en leefbaarheid.

  • 2. Burgemeester en wethouders kunnen bij het weigeren of onder voorschriften verlenen van een vergunning tevens de boomwaarde als motief mee laten wegen. Zij verwijzen zoveel mogelijk naar gemeentelijke bestemmingsplannen, het groenbeheerplan en de groenbeleidsstrategie.

  • 3. Burgemeester en wethouders kunnen toestemming geven tot direct vellen, indien sprake is van grote gevaarzetting of vergelijkbaar spoedeisend belang.

ARTIKEL 5 : Openbaarmaking.

Het voornemen tot verlenen alsmede het besluit tot weigering of verlening van een vergunning, wordt openbaar gemaakt in het lokale weekblad.

ARTIKEL 6 : Standaardvoorwaarde van niet gebruik.

Een vergunning wordt verleend onder de standaardvoorwaarde van een feitelijk niet-gebruik tot het moment van onherroepelijk worden van de vergunning.

ARTIKEL 7 : Vervaltermijn vergunning.

De vergunning als bedoeld in het vorig artikel vervalt, indien daarvan niet binnen uiterlijk één jaar na onherroepelijk worden gebruik is gemaakt.

ARTIKEL 8 : Bijzondere vergunningsvoorschriften.

  • 1. Tot de aan de vergunning te verbinden voorschriften kan behoren het voorschrift dat binnen een bepaalde termijn en overeenkomstig door burgemeester en wethouders te geven aanwijzingen moet worden herplant. Indien een gemeentelijk bestemmings- of groenbeheerplan de te vellen houtopstand direct of indirect als waardevol omschrijft, wordt, zo vaak mogelijk, een herplantplicht opgelegd.

  • 2. Wordt een voorschrift als bedoeld in het eerste lid gegeven, dan kan daarbij tevens worden bepaald binnen welke termijn na de herbeplanting en op welke wijze niet geslaagde beplanting moet worden vervangen.

ARTIKEL 9 : Herplant-/instandhoudingsplicht.

  • 1. Indien de houtopstand, waarop het verbod tot vellen als bedoeld in deze verordening van toepassing is, zonder vergunning van burgemeester en wethouders is geveld, dan wel op andere wijze teniet is gegaan, kunnen burgemeester en wethouders aan de zakelijk gerechtigde van de grond waarop zich de houtopstand bevond dan wel aan degene die uit andere hoofde tot het treffen van voorzieningen bevoegd is, de verplichting opleggen te herplanten overeenkomstig de door hen te geven aanwijzingen binnen een door hen te stellen termijn.

  • 2. Wordt een verplichting als bedoeld in het eerste lid opgelegd, dan kan daarbij tevens worden bepaald binnen welke termijn na herbeplanting en op welke wijze niet-geslaagde beplanting moet worden vervangen.

  • 3. Indien de houtopstand, waarop het verbod tot vellen als bedoeld in deze verordening van toepassing is, in het voortbestaan ernstig wordt bedreigd, kunnen burgemeester en wethouders aan de zakelijk gerechtigde van de grond waarop zich de houtopstand bevindt dan wel aan degene die uit andere hoofde tot het treffen van voorzieningen bevoegd is, de verplichting opleggen om overeenkomstig de door hen te geven aanwijzingen binnen een door hen te stellen termijn voorzieningen te treffen, waardoor die bedreiging wordt weggenomen.

ARTIKEL 10 : Schadevergoeding.

Burgemeester en wethouders beslissen op een verzoek om schadevergoeding op grond van artikel 17, juncto artikel 13 vierde lid, van de Boswet.

ARTIKEL 11 : Bestrijding van iepziekte.

  • 1.

    Dit artikel verstaat onder:

    • a.

      iepziekte: de aantasting van iepen door de schimmel Ophiostoma ulmi (Buism.) Nannf. (syn. Ceratocystis ulmi (Buism.) C. Moreau).

    • b.

      iepenspintkever: het insect, in elk ontwikkelingsstadium, behoren tot de soorten Scolytus scolytus (F.) en Scolytus multistratus (Marsch) en Scolytus pygmaeus.

  • 2.

    Indien zich op een terrein één of meer iepen bevinden die naar het oordeel van burgemeester en wethouders gevaar opleveren van verspreiding van de iepziekte of voor vermeerdering van de iepenspintkevers, is de rechthebbende, indien hij daartoe door burgemeester en wethouders is aangeschreven, verplicht binnen de bij aanschrijving vast te stellen termijn:

    • a.

      indien de iepen in de grond staan, deze te vellen.

    • b.

      de iepen te ontbasten en de bast te vernietigen.

    • c.

      de niet ontbaste iepen of delen daarvan te vernietigen of zodanig te behandelen dat verspreiding van de iepziekte wordt voorkomen.

3.

  • a.

    Het is verboden gevelde iepen of delen daarvan voorhanden of in voorraad te hebben of te vervoeren.

  • b.

    het verbod is niet van toepassing op geheel ontbast iepenhout en op iepenhout met een doorsnede kleiner dan 4 centimeter.

  • c.

    burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het onder a. van dit lid gestelde verbod.

ARTIKEL 12 : Monumentale en waardevolle bomen.

De gemeente bezit een lijst met nationaal geregistreerde, monumentale bomen, waarvoor in beginsel geen kapvergunning wordt afgegeven, tenzij sprake is van een ernstige bedreiging van de openbare veiligheid, noodtoestand of andere uitzonderlijke situaties.

ARTIKEL 13 : Strafbepaling.

Hij die handelt in strijd met artikel 2, eerste lid, dan wel een voorschrift onderscheidelijk een verplichting als bedoeld in artikel 4 eerste lid of artikel 8 eerste en tweede lid danwel artikel 9, niet nakomt, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste twee maanden of een geldboete van de tweede categorie. Tevens kan een rechterlijke veroordeling op grond van dit artikel openbaar gemaakt worden.

ARTIKEL 14 : Slotbepaling.

  • 1.

    Deze verordening kan worden aangehaald als: BOMENVERORDENING 1996.

  • 2.

    Zij treedt in werking met ingang van de dag na die waarop zij is bekend gemaakt.

  • 3.

    Met ingang van de dag van inwerkingtreding, vervalt de op 22 april 1969 vastgestelde kapverordening.

VASTGESTELD IN RAAD VAN 28 oktober 1996

De Raad voornoemd,

de secretaris, l.s., de voorzitter,