Drank- en Horecaverordening Ridderkerk 2003

Artikel 1

Begripsbepalingen

Deze verordening verstaat onder:

• a.

  de wet: de Drank- en Horecawet;

• b.

  inrichting: de lokaliteiten waarin het slijtersbedrijf of het horecabedrijf wordt uitgeoefend, met de daarbij behorende terrassen voor zover die terrassen in ieder geval bestemd zijn voor het verstrekken van alcoholhoudende drank voor gebruik ter plaatse, welke lokaliteiten al dan niet onderdeel uitmaken van een andere besloten ruimte;

• c.

  sterke drank: de drank, die bij een temperatuur van twintig graden Celsius voor vijftien of meer volumeprocenten uit alcohol bestaat, met uitzondering van wijn.

Artikel 2

Beperking verstrekking sterke drank

Het is verboden bedrijfsmatig of matig of anders dan om niet sterke drank voor gebruik ter plaatse of voor gebruik elders dan ter plaatse te verstrekken in een inrichting welke deel uitmaakt van een gebouw dat, of waarvan een onderdeel uitsluitend of in hoofdzaak wordt gebruikt:

• a.

  voor de verkoop van geringe eetwaren;

• b.

  voor het geven van onderwijs;

• c.

  door jeugdorganisaties of -instellingen;

• d.

  door een sportorganisatie of -instelling;

• e.

  door organisaties of instellingen, die blijkens hun statuten een sociaal en/of cultureel doel nastreven;

• f.

  en gelegen is op een kampeer- of caravanterrein.

Artikel 3

Nadere regels

De burgemeester is bevoegd nadere regels te stellen in het belang van een goede uitvoering van

het in deze verordening geregelde.

Artikel 4

Slotbepaling

• 1.

  Deze verordening kan worden aangehaald als de Drank- en Horecaverordening Ridderkerk 2003 en treedt in werking op de dag na die waarop zij is bekendgemaakt.

• 2.

  Op de dag van inwerkingtreding van deze verordening vervalt de Drank- en Horecaverordening, vastgesteld bij raadsbesluit van 26 januari 1998, nr. 659.

Ridderkerk, 2 juni 2003

De raad voornoemd,

de griffier, de voorzitter,

MD/427/as