Permanente link
Naar de actuele versie van de regeling
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR5450
Naar de door u bekeken versie
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR5450/1
Regeling vervallen per 31-12-2013
Verordening geldelijke voorzieningen raadsleden en steunfractieleden
Geldend van 27-03-2007 t/m 30-12-2013 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2007
Intitulé
Verordening geldelijke voorzieningen raadsleden en steunfractieledenHoofdstuk 1 Algemene bepalingen
Artikel 1 Begripsbepalingen
In deze verordening wordt verstaan onder: |
||
a. |
Commissie: |
een commissie als bedoeld in hoofdstuk V van de Gemeentewet; |
b. |
Griffier: |
de griffier, bedoeld in artikel 107 van de Gemeentewet; |
c. |
Raadslid: |
lid van de raad, niet zijnde wethouder; |
d. |
Steunfractielid: |
Een door de raad op voordracht van een raadsfractie beëdigd persoon, die voldoet aan voorwaarden die gesteld zijn in de verordening op de fractieondersteuning |
e. |
Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden: |
het Koninklijk Besluit van 22 maart 1994; |
f. |
Reisbesluit binnenland: |
het Koninklijk Besluit van 1 maart 1993, Stb. 144; |
g. |
Reisregeling binnenland: |
het besluit van de Minister van Binnenlandse Zaken van 16 maart 1993, nr. AB93/U280, Stcrt. 56; |
h. |
WIA |
Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen. |
Hoofdstuk 2 Voorzieningen voor raadsleden
Artikel 2 Vergoeding voor de werkzaamheden
Aan het raadslid wordt een vergoeding voor de werkzaamheden toegekend die gelijk is aan 100% van het bedrag, vermeld in artikel 2, eerste lid, van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden, zoals dit bedrag jaarlijks door de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties wordt herzien.
Artikel 3 Onkostenvergoeding
Aan het raadslid wordt een onkostenvergoeding voor aan de uitoefening van het raadslidmaatschap verbonden kosten toegekend die gelijk is aan het bedrag, vermeld in artikel 2, derde lid, van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden, zoals dit bedrag jaarlijks door de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties wordt herzien.
Ten aanzien van een raadslid van wie de arbeidsverhouding ingevolge artikel 4, aanhef en onderdeel f, van de Wet op de loonbelasting 1964 voor de toepassing van die wet als dienstbetrekking wordt aangemerkt, wordt in afwijking van het eerste lid een onkostenvergoeding toegekend die gelijk is aan het bedrag, vermeld in artikel 2, vierde lid, van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden, zoals dat bedrag jaarlijks door de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties wordt herzien.
Artikel 4 Berekening en betaling vaste vergoedingen
Hij die gedurende een gedeelte van het kalenderjaar raadslid is geweest ontvangt de vergoedingen, bedoeld in de artikelen 2 en 3, naar evenredigheid van het aantal dagen dat hij in dat jaar raadslid is geweest. De betaling van de vergoedingen, bedoeld in de artikelen 2 en 3, geschiedt in maandelijkse termijnen.
Artikel 5 Reiskosten
-
1. Aan het raadslid worden de ten behoeve van de gemeente gemaakte kosten in verband met reizen buiten het grondgebied van de gemeente ter uitvoering van een beslissing van het gemeentebestuur vergoed.
-
2. De in het eerste lid bedoelde vergoeding betreft:
- a.
bij gebruik van openbare middelen van vervoer en van een taxi: een volledige vergoeding van de in redelijkheid gemaakte noodzakelijke reiskosten;
- b.
bij gebruik van een eigen vervoermiddel: een vergoeding van de in redelijkheid gemaakte noodzakelijke reiskosten overeenkomstig de bedragen geldend voor rijkspersoneel.
- a.
Artikel 6 Verblijfkosten
De in redelijkheid noodzakelijk gemaakte verblijfkosten ter zake van reizen buiten het grondgebied van de gemeente ter uitvoering van een beslissing van het gemeentebestuur, worden aan het raadslid vergoed overeenkomstig het bepaalde in artikel 5.
Artikel 7 Cursus, congres, seminar of symposium
De kosten van deelname van een raadslid aan cursussen, congressen, seminars en symposia die door de gemeente in het belang van de vervulling van het raadslidmaatschap worden aangeboden, komen voor rekening van de gemeente.
Artikel 8 Computer en internetverbinding
-
1. Het college stelt het raadslid ten laste van de gemeente voor de uitoefening van het raadslidmaatschap een computer en software in bruikleen ter beschikking.
-
2. Het raadslid ondertekent een bruikleenovereenkomst met de gemeente.
-
3. Op aanvraag wordt aan raadsleden éénmaal per jaar een vergoeding toegekend voor de aanleg- en abonnementskosten voor de internetverbinding voor de in het eerste lid genoemde computerapparatuur.
-
4. Voor de kosten betreffende dit artikel lid 3 is een maximumbedrag gesteld, genoemd in tabel I bij deze verordening.
-
5. Het college stelt het model van de bruikleenovereenkomst vast.
Artikel 9 Spaarloonregeling
Het raadslid van wie de arbeidsverhouding ingevolge artikel 4, aanhef en onderdeel f, van de Wet op de loonbelasting 1964 voor de toepassing van die wet als dienstbetrekking wordt aangemerkt kan op aanvraag deelnemen aan de voor het gemeentelijk personeel geldende spaarloonregeling.
Deelname aan de spaarloonregeling is niet mogelijk indien het raadslid gebruik maakt van de wettelijke levensloopregeling als bedoeld in artikel 19g van de Wet op de loonbelasting 1964.
Artikel 10 Verlaging vergoeding werkzaamheden bij arbeidsongeschiktheid
Op schriftelijke aanvraag verlaagt het college de vergoeding voor de werkzaamheden, bedoeld in artikel 2, in het geval een raadslid een uitkering ontvangt in verband met gehele of gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid.
Artikel 11 Compensatie korting werkloosheidsuitkering
In het geval een raadslid een uitkering op grond van de Werkloosheidswet ontvangt en de na toepassing van artikel 20 van die wet ontstane korting op deze uitkering ten gevolge van het uitoefenen van het raadslidmaatschap meer bedraagt dan de in artikel 2 bedoelde vergoeding voor de werkzaamheden die het raadslid ontvangt, wordt deze vergoeding ten laste van de gemeente verhoogd tot het bedrag van bedoelde korting.
In het geval dat een raadslid een uitkering op grond van het Besluit Werkloosheid onderwijs- en onderzoekspersoneel ontvangt en de na toepassing van artikel 6, vierde lid, van dat besluit ontstane korting op deze uitkering ten gevolge van het uitoefenen van het raadslidmaatschap meer bedraagt dan de in artikel 2 bedoelde vergoeding voor de werkzaamheden die het raadslid ontvangt, wordt deze vergoeding ten laste van de gemeente verhoogd tot het bedrag van bedoelde korting.
Artikel 12 Vergoeding voor waarneming voorzitterschap van de raad
Een raadslid dat op grond van artikel 77 van de Gemeentewet meer dan 30 dagen onafgebroken het voorzitterschap van de raad waarneemt, ontvangt voor die waarneming een toeslag van 8% van de in artikel 2 bedoelde vergoeding voor de werkzaamheden over de tijd van de waarneming.
Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing ten aanzien van de onkostenvergoeding, bedoeld in artikel 3.
Artikel 13 Het college sluit ten behoeve van de leden van de raad één of meer collectieve verzekeringen af.
-
1. Voor raadsleden sluit de Gemeente Zaanstad een arbeidsongeschiktheidsverzekering, een overlijdensrisicoverzekering, een rechtsbijstandsverzekering en een politiek molestverzekering af.
-
2. De arbeidsongeschiktheidsverzekering eindigt als het raadslid de 65-jarige leeftijd bereikt.
-
3. De overlijdensrisicoverzekering eindigt als het raadslid de 75-jarige leeftijd bereikt.
-
4. De verzekeringen zijn ondergebracht bij de afdeling Juridische Zaken, Schade en Verzekeringen van de Gemeente Zaanstad en de voorwaarden zijn opvraagbaar.
-
5. Dit artikel is niet van toepassing op een lid van de raad dat is benoemd in een plaats die is opengevallen als gevolg van het tijdelijk ontslag van een lid van de raad wegens zwangerschap en bevalling of ziekte, ingevolge artikel X 12 van de Kieswet.
Artikel 14 Uitkering bij aftreden
-
1. Een raadslid dat ophoudt raadslid te zijn kan met ingang van de dag van aftreden aanspraak maken op een uitkering.
-
2. De duur van de uitkering bedraagt een half jaar en vangt aan op de dag volgend op de dag waarop het raadslidmaatschap is beëindigd.
-
3. De uitkering bedraagt 50% van de laatstelijk genoten vergoeding voor werkzaamheden van raadsleden. De uitkering wordt uitbetaald in maandelijkse termijnen.
-
4. De uitkering wordt op aanvraag toegekend. Indien een aanvraag om uitkering niet binnen één jaar na de mogelijke ingangsdatum daarvan is ingediend vervalt het recht op uitkering.
Hoofdstuk 3 Voorzieningen voor steunfractieleden
Artikel 15 Vergoeding voor de werkzaamheden
-
1. Aan het steunfractielid wordt een vergoeding voor het bijwonen van en deelnemen aan het commissiewerk van de gemeenteraad toegekend. De vergoedingen worden eenmaal per kwartaal uitgekeerd op basis van getekende presentielijsten.
-
2. De vergoeding voor het bijwonen van en deelnemen aan de vergaderingen van raadscommissies die conform artikel 82 Gemeentewet door de raad zijn ingesteld en waarin het steunfractielid door de raad als lid is benoemd, bedraagt per vergadering 100% van het bedrag vermeld in artikel 14 lid 1 van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden, zoals dit bedrag jaarlijks door de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties wordt herzien.
-
3. De vergoeding voor het bijwonen van en deelnemen aan het commissiewerk zoals vormgegeven in het Zaanstad Beraad niet zijnde raadsvergaderingen, bedraagt per volledige avond 100% van het bedrag vermeld in artikel 14 lid 1 van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden, zoals dit bedrag jaarlijks door de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties wordt herzien. Een evenredig deel van de vergoeding per avond wordt toegekend wanneer het steunfractielid minder dan drie uur op de betreffende avond aanwezig is.
Artikel 16 Tegemoetkoming in de kosten
-
1. Op aanvraag wordt aan steunfractieleden éénmaal per volledig jaar als beëdigd steunfractielid een vergoeding toegekend voor de aanleg- en abonnementskosten van een internetverbinding, voor het maximumbedrag zoals vastgelegd in tabel 1 van deze verordening.
-
2. De gemeenteraad kan in voorkomende gevallen beslissen dat het bepaalde in artikel 5 (reiskosten), 6 (verblijfkosten) en 7 (cursus etc.) van overeenkomstige toepassing is op steunfractieleden.
Hoofdstuk 4 De procedure van declaratie
Artikel 17 Betaling van kosten
Betaling van kosten op grond van deze verordening vindt plaats door
• betaling uit eigen middelen; of
• rechtstreekse toezending van de factuur aan de gemeente;
Artikel 18 Declaratie van vooruit betaalde kosten
Voor de vergoeding van de kosten, bedoeld in de artikelen 5 en 6 wordt gebruik gemaakt van een declaratieformulier indien deze kosten uit eigen middelen vooruit zijn betaald.
Het declaratieformulier wordt volledig ingevuld en ondertekend. Het raadslid dient het declaratieformulier binnen 2 maanden bij de griffier of een door hem cq haar aangewezen ambtenaar in, onder bijvoeging van de originele bewijsstukken.
Artikel 19 Rechtstreekse facturering bij de gemeente
De kosten, bedoeld in artikel 7 lid 1, worden voldaan door rechtstreekse toezending van de factuur geadresseerd aan de gemeente Zaanstad. Deze kosten betreffen deelname van raadsleden aan cursussen, congressen etc,. die door de gemeente worden aangeboden.
Hoofdstuk 5 Citeertitel en inwerkingtreding
Artikel 20 Intrekking oude regeling
De Verordening geldelijke voorzieningen raads- en commissieleden 1996 wordt ingetrokken.
Artikel 21 Inwerkingtreding
Deze regeling treedt in werking op 1 januari 2007.
Artikel 22 Citeertitel
Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening geldelijke voorzieningen raadsleden en steunfractieleden.
Ondertekening
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Zaanstad op donderdag 15 maart 2007.
TOELICHTING
ALGEMEEN
Wettelijke regelingen
De regeling van de rechtspositie van raadsleden vindt op drie niveaus plaats, te weten bij wet, Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) en gemeentelijke verordening.
In de Gemeentewet is aangegeven dat de nadere invulling van de rechtspositie van raadsleden moet worden geregeld bij AMvB. Daartoe is totstandgekomen het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden. Een aantal voorzieningen, zoals de hoogte van de bezoldiging en de verschillende onkostenvergoedingen, zijn in het rechtspositiebesluit overwegend geregeld in dwingende bepalingen. Voor secundaire voorzieningen, zoals bijvoorbeeld een regeling voor scholingskosten en de uitkering bij aftreden als raadslid, geldt dat de gemeente de vrijheid heeft om deze voorzieningen wel of niet te treffen.
Hoofdlijnen gemeentelijke verordening
In de verordening zijn bepalingen opgenomen inzake de rechtspositie van raadsleden. De grondslag hiervoor is te vinden in de Gemeentewet en het genoemde rechtspositiebesluit. Buiten wat hen bij of volgens de wet is toegekend genieten de raadsleden als zodanig geen inkomsten, in welke vorm dan ook, ten laste van de gemeente (artikel 99 van de Gemeentewet). Het tweede lid van die bepaling voegt daaraan toe dat bij gemeentelijke verordening aan raadsleden voordelen, anders dan in de vorm van vergoedingen en tegemoetkomingen, mogen worden toegekend. Voor deze verordening is de goedkeuring van de gedeputeerde staten vereist.
De verordening bevat bepalingen inzake:
• de beloning voor de werkzaamheden van raadsleden
• een vaste algemene onkostenvergoeding voor raadsleden
• reis- en verblijfkosten van raadsleden
• in bruikleenstelling van computerapparatuur en software aan raadsleden
• faciliteiten in de vorm van deelname van raadsleden aan cursussen, congressen e.d.
• een aantal secundaire voorzieningen voor raadsleden, zoals de spaarloonregeling of levensloopregeling
• collectieve verzekeringen,
• vergoedingen en tegemoetkoming in de kosten voor steunfractieleden
• de procedure van declareren
De arbeidsverhouding van het raadslid
Raadsleden zijn niet in dienstbetrekking bij de gemeente. De gemeente is dus niet de werkgever. Dat betekent bijvoorbeeld dat zij niet vallen onder de werknemersverzekeringen zoals de Werkloosheidswet, Ziektewet en WIA (Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen, de vroegere WAO). Raadsleden worden ook niet aangemerkt als werknemer in de zin van de Zorgverzekeringswet en hebben daardoor op grond van die wet geen recht op vergoeding door de gemeente van de over de raadsvergoeding verschuldigde inkomensafhankelijke bijdrage in de kosten van de basisverzekering. Eigen voorzieningen zijn er op die onderdelen getroffen in het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden en in onderhavige verordening. Omdat er geen dienstbetrekking met de gemeente is vallen raadsleden niet onder de Wet op de loonbelasting 1964 maar worden hun inkomsten getoetst aan de Wet Inkomstenbelasting 2001. Wel kan een raadslid opteren voor de loonbelasting door te kiezen voor het fictieve werknemerschap (zie hieronder).
De loon- en inkomstenbelasting
Opting in regeling
Raadsleden kunnen opteren voor de loonbelasting. Het raadslid kan met de gemeente overeenkomen dat deze loonheffing inhoudt. Dat wordt de “opting in regeling” genoemd. De administratie van de gemeente is zodanig ingericht dat wordt voldaan aan de daaraan gestelde wettelijke eisen. In een gezamenlijke verklaring melden de gemeente en het raadslid aan de Belastingdienst, dat wordt geopteerd voor de loonbelasting. Als gezamenlijk wordt gekozen voor het loonbelastingsysteem dan draagt de gemeente de ingehouden loonheffing af aan de Belastingdienst. Omdat een raadslid geen werknemer in de formele zin van het woord is, valt hij zoals gezegd vanwege het raadslidmaatschap niet onder de sociale zekerheidswetgeving. Om die reden worden over de raadsvergoeding ook geen premies sociale zekerheid ingehouden.
De inkomsten worden als loon belast in box 1. Het raadslid hoeft in dat geval geen administratie bij te houden. Kosten die worden gemaakt kunnen niet worden afgetrokken. Wel kan de gemeente onder voorwaarden bepaalde vergoedingen onbelast verstrekken en bepaalde faciliteiten onbelast in bruikleen beschikbaar stellen. Genoemd kunnen worden de vergoeding van reis- en verblijfkosten en de zakelijke deelname aan cursussen en congressen. Er zijn ook vergoedingen die niet belastingvrij kunnen worden verstrekt. Deze vergoedingen worden gebruteerd toegekend waardoor na inhouding van de loonheffing de netto bedoelde vergoeding resteert. Ook kan betrokkene deelnemen in de spaarloonregeling die er voor het gemeentepersoneel is.
Fiscale standaardpositie
Als niet voor de loonbelasting wordt geopteerd dan geldt voor het raadslid dat hij voor de Wet inkomstenbelasting 2001 resultaat uit een werkzaamheid geniet. In dat geval is het winstsysteem van toepassing. Betrokkene moet dan alle ontvangsten verantwoorden als winst en kan de gemaakte kosten daarop in mindering brengen. Zij kunnen niet deelnemen aan de spaarloonregeling.
Betrokkenen kunnen bij de aangifte inkomstenbelasting hun werkelijke beroepskosten, met inachtneming van een aantal wettelijke beperkingen en normeringen, in mindering brengen op hun belastbaar inkomen (belastbaar resultaat). De gemeente dient jaarlijks alle betalingen en verstrekkingen op grond van deze verordening aan de Belastingdienst te melden door middel van een opgave IB47. Verstrekkingen moeten naar de waarde in het economische verkeer worden opgegeven. Het daadwerkelijk zakelijke gebruik leidt dan tot aftrek. Ook voor de hoogte van de vaste kostenvergoeding maakt het verschil uit of het raadslid wel of niet heeft geopteerd voor de loonbelasting (zie daarvoor hieronder de toelichting op artikel 3).
Zoals hierboven naar voren is gekomen kan de keuze om al of niet te opteren voor de loonbelasting voor het raadslid ingrijpende gevolgen hebben. De beslissing om voor de loonbelasting te opteren kan éénmaal per zittingsperiode worden gemaakt en geldt in beginsel voor de (resterende) zittingsperiode. Wel kan betrokkene als spijtoptant terugkomen op deze beslissing voor de resterende periode. Opteren voor de loonbelasting hoeft niet bij aanvang van de zittingsperiode te gebeuren maar kan ook gedurende de zittingsperiode voor de resterende periode.
De vergoedingssystematiek
Voor de uitoefening van het politieke ambt moeten bestuurders niet het eigen inkomen hoeven aan te spreken. Een adequate vergoedingssystematiek is daarom van belang. Waar er functionele uitgaven zijn, verdient het de aanbeveling terughoudend te zijn met een financieringswijze waarin de bestuurder deze uit eigen middelen vooruit betaalt en de gemeente ze terugbetaalt. Eigen middelen en publieke middelen moeten zoveel mogelijk gescheiden worden gehouden. Vanuit die overweging heeft het de voorkeur de kosten direct in rekening te brengen bij de gemeente. Aan de mogelijkheid om zo nodig declaraties in te dienen zal echter behoefte blijven bestaan. Als vergoedingssystematiek is gekozen voor de volgende wijze van redeneren:
• welke voorzieningen worden aangeboden door de organisatie (bedrijfsvoering en bestuurskosten);
• welke voorzieningen zijn noodzakelijk voor de uitoefening van het ambt, maar zijn niet rechtstreeks aan te bieden door de organisatie;
• kan voor deze voorzieningen nog een onbelaste vergoeding worden aangeboden (indien de loonbelasting geldt);
• voor voorzieningen die niet onbelast aangeboden kunnen worden, kan een (bruto) vergoeding worden verstrekt.
Concreet betekent deze vergoedingssystematiek het volgende:
- 1.
Voorzieningen die zijn ondergebracht in de bedrijfsvoering, bruikleen van computerapparatuur en software, deelname aan cursussen, congressen en seminars e.d. De zakelijke uitgaven hoeven niet te worden voorgeschoten door het raadslid maar worden direct door de gemeente voldaan en de voorzieningen worden om niet in bruikleen gegeven. Zij vallen daarom buiten de vergoedingssfeer.
- 2.
Voorzieningen die niet in de bedrijfsvoering zitten maar onbelast kunnen worden vergoed. Voor een aantal zakelijke uitgaven, zoals reis- en verblijfkosten, blijft het systeem overeind dat de gedane zakelijke uitgaven het raadslid op basis van declaratie worden vergoed. Deze kunnen, als is voldaan aan de gestelde voorwaarden, onbelast worden vergoed.
- 3.
Voorzieningen die niet in de bedrijfsvoering zitten en niet onbelast kunnen worden vergoed. Voor een aantal andere beroepskosten wordt een vaste (bruto) onkostenvergoeding verstrekt. In de toelichting op artikel 3 is aangegeven om welke beroepskosten het gaat.
Voor raadsleden die niet voor de loonbelasting hebben geopteerd geldt dezelfde systematiek maar zijn de fiscale gevolgen anders. Zij dienen alle vergoedingen en verstrekkingen naar de waarde in het economische verkeer als opbrengst te verantwoorden. Omdat zij hun werkelijk gemaakte kosten fiscaal kunnen verrekenen worden hun vergoedingen niet gebruteerd toegekend.
Controle en verantwoording
Voor de bestuurlijke uitgaven is - net als voor de besteding van alle andere publieke middelen - transparantie van groot belang. Daartoe dienen enerzijds inzichtelijke regels en richtlijnen die voor het vergoedingen- en voorzieningenstelsel gelden en anderzijds een duidelijke verantwoording van het daadwerkelijke gebruik. Op deze wijze kan worden voorkomen dat er onnodige discussies plaatsvinden over het gebruik van onkostenregelingen of voorzieningen door gemeentebestuurders en over de eventueel verschuldigde belasting.
Dat is in het belang van de raadsleden omdat zij hun functie moeten kunnen uitoefenen zonder te worden gehinderd door onzekerheden over de financiering van de functionele uitgaven. Daartoe is vereist dat er een zodanig sluitende financiële en administratieve organisatie is ingericht dat er vertrouwen kan bestaan over de juistheid en rechtmatigheid van de uitgaven.
In hoofdstuk III is in verband hiermee een aantal belangrijke procedures vastgelegd over rechtstreekse facturering van functionele uitgaven en declaratie van vooruit betaalde kosten. Daarnaast zijn er in de bruikleenovereenkomsten heldere afspraken vastgelegd over het gebruik van computerapparatuur en software die beschikbaar wordt gesteld voor de uitoefening van de politieke functie. In aanvulling hierop is een gedragscode vastgesteld waarin nadere gedragsregels zijn vastgelegd.
ARTIKELGEWIJZE TOELICHTING
Artikel 1 Begripsbepalingen
Dit artikel behoeft geen verdere uitleg.
Artikel 2 Vergoeding voor de werkzaamheden
In het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden is geregeld dat raadsleden voor hun werkzaamheden een vergoeding ontvangen. De hoogte van de vergoeding wordt bij gemeentelijke verordening bepaald. Wel is in het Rechtspositiebesluit het maximale bedrag van de vergoeding voor de werkzaamheden aangegeven. In artikel 2 is de hoogte van de vergoeding bepaald op het maximale bedrag. De raad kan besluiten naar beneden af te wijken van het door de minister vastgestelde maximum. De afwijking naar beneden kan op drie manieren:
- 1.
de raad stelt de raadsvergoeding in algemene zin lager vast op een percentage tussen 80 en 100 van het door de minister vastgestelde maximum;
- 2.
de raad stelt vast dat een deel van de raadsvergoeding wordt uitbetaald als presentiegeld. Dat deel mag maximaal 20% van de raadsvergoeding zijn;
- 3.
de raad stelt een combinatie van bovenstaande mogelijkheden vast.
Wat er ook wordt vastgesteld, er mag geen onderscheid worden gemaakt tussen raadsleden, dus een presentievergoeding of een lagere raadsvergoeding geldt voor alle raadsleden.
In Zaanstad geldt de Verordening geldelijke voorzieningen raads- en commissieleden 1996 vastgesteld in de Raad van 12 september 1996, waarin is vastgesteld dat de bedragen gelijk zijn (100% van het maximum bedrag) aan de tabel in de circulaires, zoals die jaarlijks door de minister van Binnenlandse Zaken worden vastgesteld voor een gemeente in klasse 15.
Het bedrag van de vergoeding voor de werkzaamheden is geïndexeerd. Het wordt jaarlijks per 1 januari herzien aan de hand van het indexcijfer CAO lonen overheid. Hiervoor is in de gemeente geen nadere besluitvorming nodig omdat in de verordening in algemene zin is aangegeven of de raadsvergoeding gelijk is aan het door de minister te bepalen maximum of een percentage daarvan.
Artikel 3 Onkostenvergoeding
Hierin is de vaste vergoeding geregeld voor aan het raadslidmaatschap verbonden kosten. De vergoeding is opgebouwd op basis van de volgende kostencomponenten:
• representatie,
• vakliteratuur,
• contributies, lidmaatschappen,
• telefoonkosten,
• bureaukosten, porti,
• zakelijke giften,
• bijdrage aan fractiekosten,
• ontvangsten thuis,
• excursies.
Sinds 1 januari 2001 zitten daarin niet langer de kostensoorten fax/pc en cursussen en congressen. Daarvoor zijn vanaf dat tijdstip specifieke voorzieningen getroffen (zie de artikelen 7 en 8). De onkostenvergoeding is in verband hiermee vanaf die datum neerwaarts bijgesteld.
De vaste kostenvergoeding kan sinds 1 januari 2001 niet meer onbelast worden verstrekt. Om netto het bedrag van de vaste kostenvergoeding gelijk te houden is het bedrag gebruteerd tegen het belastingtarief van 52%. Deze brutering heeft echter geen betrekking op raadsleden die niet hebben geopteerd voor het loonbelastingregime. Voor hen blijven de aftrekmogelijkheden van de werkelijk gemaakte kosten op het resultaat uit onderneming bestaan. Zij ontvangen de vaste onkostenvergoeding zonder de brutering. Voor zover zij de uitgaven daaruit kunnen onderbouwen, blijft de raadsvergoeding onbelast. Wat niet kan worden aangetoond, zal alsnog worden belast bij de aangifte Inkomstenbelasting.
De hoogte van de onkostenvergoeding wordt bij gemeentelijke verordening bepaald. Wel is in het rechtspositiebesluit voor raads- en commissieleden het maximale bedrag van de onkostenvergoeding aangegeven. In artikel 3 is de hoogte van de onkostenvergoeding bepaald op het maximale bedrag. Ook de onkostenvergoeding kan door de raad op een lager bedrag worden bepaald, dat echter niet lager mag zijn dan 80% van het door de minister vastgestelde maximum. Het bedrag van de onkostenvergoeding is geïndexeerd. Het wordt jaarlijks per 1 januari herzien aan de hand van de consumentenprijsindex. Hiervoor is in de gemeente geen nadere besluitvorming nodig omdat in de verordening in algemene zin is aangegeven of de onkostenvergoeding gelijk is aan het door de minister te bepalen maximum of een percentage daarvan.
Artikel 4 Berekening en betaling vaste vergoedingen
Dit artikel behoeft geen verdere uitleg.
Artikel 5 Reiskosten
In dit artikel is voor raadsleden het recht op vergoeding van reiskosten geregeld voor zover het betreft reizen buiten de gemeentegrens ter uitvoering van een beslissing van het gemeentebestuur. De grondslag hiervoor is te vinden in artikel 97 van de Gemeentewet.
Vergoed kunnen worden de kosten van openbaar vervoer of bij gebruik van eigen vervoermiddelen een kilometervergoeding zoals die voor het rijkspersoneel geldt (in 2006: € 0,28 bij gebruik van de eigen auto). De vergoeding van de reiskosten met het openbaar vervoer is onbelast. De kilometervergoeding is voor € 0,19 onbelast, ongeacht het gebruikte vervoermiddel. In het Handboek loonheffingen 2006 wordt over de kilometervergoeding opgemerkt:
Vergoedingen voor reiskosten die u naast de € 0,19 per kilometer betaalt, zijn ook loon. Dat zijn bijvoorbeeld vergoedingen voor parkeer- en tolgelden, voor (extra) afschrijving en slijtage aan de auto, voor het inbouwen van een carkit of navigatiesysteem, voor extra benzineverbruik wegens gebruik van een aanhangwagen of voor schade aan de auto. Vergoedingen voor parkeer-, veer- en tolgelden en voor overeenkomstige verstrekkingen vallen onder de eindheffing.
Kilometervergoedingen die hoger zijn dan € 0,19 zijn voor dat hogere deel belast.
Voor raadsleden die niet hebben geopteerd voor de loonbelasting geldt dat verstrekte vergoedingen bij de aangifte inkomstenbelasting als opbrengst moeten worden verantwoord. De reiskosten kunnen binnen de geldende randvoorwaarden als aftrekbare beroepskosten worden opgevoerd.
Artikel 6 Verblijfkosten
Dit artikel regelt de vergoeding van verblijfkosten. De grondslag hiervoor is te vinden in artikel 97 van de Gemeentewet. Voor raadsleden kunnen verblijfkosten ook worden vergoed ingeval van dienstreizen. Daarvoor gelden dezelfde maxima als voor het rijkspersoneel. Ook hiervoor gelden dezelfde voorwaarden als genoemd bij artikel 5.
Voor raadsleden die niet hebben geopteerd voor de loonbelasting geldt dat de vergoedingen en verstrekkingen naar de waarde in het economische verkeer bij de aangifte inkomstenbelasting als opbrengst moeten worden verantwoord en dat de gemaakte kosten binnen de geldende randvoorwaarden als aftrekbare beroepskosten kunnen worden opgevoerd.
Artikel 7 Cursus, congres, seminar of symposium
Deze voorziening is in de bedrijfsvoering gebracht en de kosten komen rechtstreeks voor rekening van de gemeente Zaanstad. Zij zijn in verband hiermee uit de vaste onkostenvergoeding gehaald. Cursussen, congressen e.d. worden collectief aan alle raadsleden aangeboden in verband met de vervulling van het raadslidmaatschap. De budgethouder van raadsgriffie en raad is verantwoordelijk voor de controle van uitputting van vergoedingen uit het functioneringsbudget van de raad.
Artikel 8 Computer en internetverbinding
Voor de uitoefening van het raadslidmaatschap wordt om niet een computer (evt. met bijbehorende apparatuur) en software in bruikleen beschikbaar gesteld. In de Gemeente Zaanstad zijn op het gemeentehuis faciliteiten waarmee de raadsleden gebruik kunnen maken van een draadloos netwerk in de fractiekamers en de raadzaal. Ook kan gebruik gemaakt worden van een mogelijkheid tot afdrukken via het netwerk met de gemeentelijke printers. De nadere voorwaarden zijn geregeld in de bruikleenovereenkomst die het raadslid met de gemeente sluit. De grondslag voor deze faciliteit is te vinden in het rechtspositiebesluit voor raads- en commissieleden.
De aanleg- en abonnementskosten van een internetvoorziening bij de raadsleden thuis komen op aanvraag ten laste van de gemeente. Hierbij wordt er van uitgegaan dat de internetverbinding niet geheel of nagenoeg geheel voor zakelijk gebruik is. De verstrekte vergoeding is dan ook belast. Ook zal de gemeente een normbedrag vaststellen uitgaande van de gemiddelde kosten.
Voor raadsleden die niet hebben geopteerd voor de loonbelasting geldt dat de vergoedingen en verstrekkingen naar de waarde in het economische verkeer bij de aangifte inkomstenbelasting als opbrengst moeten worden verantwoord en dat de gemaakte kosten binnen de geldende randvoorwaarden als aftrekbare beroepskosten kunnen worden opgevoerd.
Artikel 9 Spaarloonregeling
Dit artikel is alleen geldig voor raadsleden die gekozen hebben voor de fictieve dienstbetrekking bij de gemeente Zaanstad, de zog. “opting in regeling”. Men kan niet gelijktijdig aan de levensloopregeling en de spaarloonregeling meedoen. Deelname aan de Spaarloonregeling gemeente Zaanstad kan per eerste van iedere maand ingaan, waarbij een vast spaarbedrag wordt opgegeven, met inachtneming van het wettelijk vastgesteld maximum.
Wijziging van het spaarbedrag is alleen mogelijk per 1 januari van een jaar en onder voorwaarde dat de wijziging uiterlijk op 1 november van het jaar daarvoor via het spaarformulier (dit formulier wordt uitgegeven door de aanbieder van de spaarloonrekening) is opgegeven. Het spaarbedrag wordt zonder aftrek van loonheffing en sociale premies op het maandsalaris ingehouden en overgemaakt naar de spaarloonrekening van de deelnemer.
De deelnemer dient zelf zorg te dragen voor het openen van een spaarloonrekening.
Op het spaartegoed wordt de wettelijke blokkeringperiode van vier jaar toegepast.
Na afloop van deze periode wordt het spaartegoed over het spaarjaar volgens de geldende wettelijke bepalingen netto uitgekeerd op de door de deelnemer op het spaarformulier aangegeven rekening. Volgende spaarjaren worden op gelijke wijze verwerkt. Rente over het spaartegoed wordt na afloop van het spaarjaar geboekt op een door de deelnemer aangegeven rekening.
Artikel 10 Verlaging vergoeding werkzaamheden bij arbeidsongeschiktheid
In de motie Slob (Kamerstukken II, 2004-2005, 29 800 VII, nr. 21) is aangegeven dat de raad een brede afspiegeling van de bevolking dient te vormen. Om deze reden moeten drempels om raadslid te worden of te blijven, worden weggenomen. In WAO en WIA geldt het algemene principe dat indien een persoon inkomen uit arbeid geniet, dit in de regel zal leiden tot verlaging of intrekking van de wettelijke arbeidsongeschiktheidsuitkering. Dit omdat een dergelijke uitkering is bedoeld om het als gevolg van arbeidsongeschiktheid ontstane verlies aan verdienvermogen te vergoeden. Voor raadsleden kan dit ertoe leiden dat een geringe verhoging van het inkomen door een raadslidmaatschapsvergoeding een grote teruggang betekent voor de hoogte van de wettelijke arbeidsongeschiktheidsuitkering als gevolg van de anticumulatieregeling. Dit kan zich voordoen bij aanvaarding van een raadszetel. Op grond van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden kunnen gemeenten hiervoor een voorziening treffen. Die is te vinden in artikel 11 van de verordening. Daarin is geregeld dat op schriftelijke aanvraag een raadslid een lagere vergoeding voor de werkzaamheden wordt gegeven om te voorkomen dat de anticumulatie-regeling zal leiden tot een verlaging van de wettelijke arbeidsongeschiktheidsuitkering van het betreffende raadslid.
Artikel 11 Compensatie korting werkloosheidsuitkering
Artikel 20 van de Werkloosheidswet (WW) komt erop neer dat op het moment dat iemand een werkloosheidsuitkering op grond van die wet ontvangt, nieuwe werkzaamheden aanvangt, de WW- uitkering wordt gekort met het aantal uren dat in de nieuwe functie wordt gewerkt. Het Besluit werkloosheid onderwijs- en onderzoekpersoneel kent een soortgelijke bepaling. De hoogte van het inkomen uit de nieuwe betrekking is daarbij niet relevant. Indien iemand tot raadslid wordt gekozen, zal de WW-uitkering worden verlaagd met het aantal uren dat het UWV voor het raadslidmaatschap in aanmerking neemt. Indien deze verlaging van de WW-uitkering groter is dan de vergoeding voor de werkzaamheden zal er een negatief inkomenseffect optreden. Het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden biedt gemeenten de mogelijkheid dit nadeel te compenseren. Dat is geregeld in artikel 12 van de verordening. Deze compensatie vindt alleen plaats op schriftelijk verzoek van het betreffende raadslid.
Artikel 12 Vergoeding voor waarneming voorzitterschap van de raad
In artikel 75 van de Gemeentewet is geregeld dat het voorzitterschap van de raad bij verhindering of ontstentenis van de burgemeester wordt waargenomen door het langstzittende raadslid. De raad kan ook een ander raadslid met de waarneming van het voorzitterschap belasten. In overeenstemming met het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden is in artikel 13 van de verordening geregeld dat bij een onafgebroken waarneming van meer dan 30 dagen het betreffende raadslid over de tijd van waarneming recht heeft op een toeslag van 8% van de vergoeding voor de werkzaamheden en van de vaste onkostenvergoeding.
Artikel 13 Collectieve verzekeringen
Dit artikel vloeit voort uit artikel 10 van het Rechtspositiebesluit waarin staat dat de raad kan bepalen dat het college één of meer collectieve verzekeringen afsluit ten behoeve van de leden van de raad. In Zaanstad is hierin voorzien via de afdeling Juridische Zaken, Schade en Verzekeringen. Voor raadsleden is de griffier ook hierin hun aanspreekpunt.
Artikel 14 Uitkering bij aftreden
Lid 2 en 3 regelen de duur en hoogte van de nieuwe vorm van de uitkering bij aftreden. Daarenboven gelden de bepalingen in het rechtspositiebesluit, i.c. dat de uitkering in ieder geval eindigt met ingang van de maand volgend op die waarop de leeftijd van 65 jaar wordt bereikt, en dat het artikel niet van toepassing is op het lid van de raad dat is benoemd in de plaats die opengevallen is door het tijdelijk ontslag van een ziek of zwanger raadslid.
Artikel 15 Vergoeding voor de werkzaamheden van steunfractieleden
In het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden is geregeld dat de raad kan bepalen dat aan een lid van een commissie een vergoeding voor het bijwonen van de vergaderingen van een commissie wordt toegekend tot een in dit Rechtspositiebesluit genoemd maximumbedrag. Op basis van deze regeling is het mogelijk om aan steunfractieleden een vergoeding voor hun raadswerkzaamheden toe te kennen, gebaseerd op het aantal bijgewoonde vergaderingen. Wie onder welke voorwaarden als steunfractielid beëdigd kunnen worden, wordt geregeld in een verordening op de fractieondersteuning. In deze verordening wordt vastgelegd wat onder commissiewerk wordt verstaan. In de werkwijze van het Zaanstad Beraad gaat het om de avonden waarop er informatie en meningsvorming plaatsvindt, dus niet de avonden waarop er raadsvergadering is. Bovendien gaat het nadrukkelijk om deelname aan de volledige avond (in de regel van 19.00 tot 23.00) d.w.z. om alle aspecten van het raadswerk en niet alleen om deelname aan een (veelal korte) commissiebijeenkomst. In het geval het steunfractielid verhinderd is een volledige avond aanwezig te zijn zal een evenredig deel van de volledige vergoeding worden uitbetaald.
Daarnaast kan er sprake zijn van door de raad ingestelde raadscommissies conform artikel 82 van de Gemeentewet, zoals bijvoorbeeld de auditcommissie. De steunfractieleden die als lid van een dergelijke commissie benoemd zijn ontvangen de vergoeding per vergadering.
In de verordening wordt geregeld dat de vergoeding 100% is van het maximaal door de Minister toegestane bedrag. Op dit moment is dat bedrag € 101, 77 per vergadering i.c. volledige avond van het Zaanstad Beraad. De griffie zal de presentielijsten van de steunfractieleden bijhouden, en elk kwartaal opdracht geven tot uitbetaling.
Artikel 16 Tegemoetkoming in de kosten voor steunfractieleden
Volgens het Rechtspositiebesluit kan de raad bij verordening bepalen dat de regelingen m.b.t. de computer en internetverbinding geheel of gedeeltelijk van overeenkomstige toepassing zijn op commissieleden i.c. onze steunfractieleden.
Omdat ook artikel 99 van de gemeentewet van toepassing is impliceert deze regeling voor de vergoeding van werkzaamheden en de tegemoetkoming in de kosten voor steunfractieleden wel dat fracties hun steunfractieleden niet extra kunnen betalen voor raadswerkzaamheden. Zij kunnen wel betalen voor werkzaamheden als fractieassistent.
Artikelen 17 t/m 19 De procedure van declaratie
In artikel 17 zijn de twee wijzen van betaling aangegeven.
Artikel 18 Declaratie van vooruitbetaalde kosten. Daarbij gaat het om een bijdrage in de kosten van :
• reis- en verblijfkosten ter uitvoering van een beslissing van het gemeentebestuur
• aansluitkosten en abonnementskosten internetverbinding.
Artikel 19 Rechtstreekse facturering bij de gemeente
Indien door de gemeente cursussen, congressen, seminars en symposia worden georganiseerd voor alle raadsleden, draagt de griffie er zorg voor dat deze kosten rechtstreeks worden gefactureerd aan de Gemeente Zaanstad.
Artikel 20 Intrekken oude regeling
De verordening geldelijke voorzieningen raads- en commissieleden, 1996 wordt ingetrokken. Voor die tijd gold de Verordening geldelijke voorzieningen raads- en commissieleden, vastgesteld 14 april 1977.
Artikelen 21 Inwerkingtreding
Gekozen is voor inwerkingtreding op 1 januari 2007. Daar bijvoorbeeld de bijdrage in de kosten voor internetverbinding per jaar wordt berekend is het praktisch om te beginnen bij de aanvang van een heel nieuw jaar.
Artikel 22 Citeertitel
Ondanks dat de VNG-modelverordening spreekt van verordening rechtspositie raads- en commissieleden, is hier gekozen voor de titel “verordening geldelijke voorzieningen raadsleden en steunfractieleden”, in navolging van de titel van de oude regeling die hiermee wordt ingetrokken.
Tabel I behorende bij de verordening geldelijke voorzieningen raadsleden
Artikel 8 Computer en internetverbinding |
||
Eénmalige aansluitkosten internetverbinding |
€ 15,- |
éénmalig |
Tegemoetkoming van 50% abonnementskosten internet op basis van gemiddelde kosten per jaar |
€ 120,- |
per jaar |
Ziet u een fout in deze regeling?
Bent u van mening dat de inhoud niet juist is? Neem dan contact op met de organisatie die de regelgeving heeft gepubliceerd. Deze organisatie is namelijk zelf verantwoordelijk voor de inhoud van de regelgeving. De naam van de organisatie ziet u bovenaan de regelgeving. De contactgegevens van de organisatie kunt u hier opzoeken: organisaties.overheid.nl.
Werkt de website of een link niet goed? Stuur dan een e-mail naar regelgeving@overheid.nl