Permanente link
Naar de actuele versie van de regeling
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR541
Naar de door u bekeken versie
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR541/1
Regeling vervallen per 18-12-2009
Verordening inzake de behandeling van bezwaarschriften Zandvoort 2006
Geldend van 01-03-2006 t/m 17-12-2009
Intitulé
1 DE VERORDENINGDe raad, het college en de burgemeester van de gemeente Zandvoort:
gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 6 december 2005, nr.2005/13059;
gelet op de overwegingen van de commissie Raadszaken van 10 januari 2006;
overwegende dat de raad, het college dan wel de burgemeester, ieder voor zover het hun bevoegdheid betreft een commissie kan instellen ter advisering over de afhandeling van bezwaarschriften;
gelet op artikelen 1:5 en de hoofdstukken 6 en 7 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 84 van de Gemeentewet;
besluiten de volgende verordening, inclusief toelichting, vast te stellen:
“Verordening inzake de behandeling van bezwaarschriften Zandvoort 2006”.
1.1 BEGRIPSBEPALINGEN
Artikel 1 Begripsbepalingen
Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:
- a.
het college: het college van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Zandvoort;
- b.
de raad: de gemeenteraad van Zandvoort;
- c.
verwerend orgaan: bestuursorgaan dat het bestreden besluit heeft genomen;
- d.
commissie: commissie voor de bezwaarschriften;
- e.
wet: de Algemene wet bestuursrecht zoals die luidt per 1 januari 2005.
1.2 DE COMMISSIE
Artikel 2 Inleidende bepaling
-
1. Er is een commissie ter voorbereiding van de beslissing op bezwaren tegen besluiten als bedoeld in artikel 1:5 van de Algemene wet bestuursrecht.
-
2. De commissie is niet bevoegd ten aanzien van bezwaarschriften die zijn ingediend tegen besluiten op grond van:
- a.
de Algemene wet inzake rijksbelastingen en aanverwante regelgeving en de Wet waardering onroerende zaken;
- b.
de Ambtenarenwet of enige andere regeling betrekking hebbend op de rechtspositie van medewerkers van de gemeente Zandvoort.
- a.
Artikel 3 Samenstelling van de commissie
-
1. De commissie bestaat uit een voorzitter en ten minste twee leden.
-
2. De voorzitter en de leden worden door het college benoemd, geschorst en ontslagen.
-
3. Het college benoemt een aantal plaatsvervangende leden.
-
4. De voorzitter, leden en plaatsvervangende leden zijn onafhankelijk en mogen geen bestuurlijke of ambtelijke functie vervullen bij de gemeente Zandvoort.
-
5. De commissie regelt de vervanging van de voorzitter.
Artikel 4 Instellen kamers
-
1. De commissie kan kamers instellen, die belast worden met de behandeling van bezwaarschriften.
-
2. De commissie bepaalt het aantal kamers en stelt voor elke kamer vast welke categorie of categorieën bezwaarschriften door haar zullen worden behandeld.
-
3. Elke kamer bestaat uit tenminste drie leden, te weten:
- a.
een voorzitter, zijnde de voorzitter of een van de leden van de commissie, uit haar midden aangewezen;
- b.
tenminste twee andere leden, door de commissie aangewezen uit haar midden.
- a.
-
4. De commissie wijst uit haar midden voor elk lid, als bedoeld in het derde lid onder b, een plaatsvervanger aan. Indien geen plaatsvervanger beschikbaar is, wijst de voorzitter van de commissie een ander lid van de commissie als zodanig aan.
-
5. De kamer kan beslissen dat de behandeling van een bezwaarschrift door de commissie zal geschieden.
-
6. Met betrekking tot de werkwijze van de kamers is het bepaalde in deze verordening van overeenkomstige toepassing.
Artikel 5 Secretarissen
-
1. Het college wijst de ambtenaren aan die het secretariaat van de commissie vervullen.
-
2. Het college wijst tevens één of meer plaatsvervangers van de secretarissen aan.
Artikel 6 Zittingsduur
-
1. De voorzitter en de leden van de commissie worden voor vier jaren benoemd en treden af op de dag van het aftreden van de raad. Zij kunnen terstond ten hoogste éénmaal worden herbenoemd.
-
2. De voorzitter en de leden van de commissie kunnen op elk moment ontslag nemen.
-
3. De aftredende voorzitter en de aftredende leden van de commissie blijven hun functie vervullen totdat in de opvolging is voorzien.
1.3 PROCEDURE
Artikel 7 Toezending bezwaarschriften aan de commissie
Het bezwaarschrift wordt met de daarbij behorende stukken door het bestuursorgaan onverwijld in handen van de commissie gesteld.
Artikel 8 Ingediend bezwaarschrift
-
1. Op het ingediende bezwaarschrift wordt de datum van ontvangst aangetekend.
-
2. Bij het bericht van ontvangst als bedoeld in artikel 6:14 van de wet wordt vermeld dat een commissie over het bezwaarschrift zal adviseren.
Artikel 9 Verstrekken van stukken aan de commissie
Het verwerend orgaan is verplicht aan de commissie alle stukken over te leggen die betrekking hebben op de zaak die onderwerp is van het bezwaarschrift.
Artikel 10 Herstel van verzuim
-
1. Indien het bezwaarschrift niet is gemotiveerd, niet is ondertekend of dat er enige andere ontvankelijkheidsgebreken zijn, wijst de voorzitter van de commissie de klager op dit verzuim en stelt hij hem in de gelegenheid dit binnen een termijn van twee weken te herstellen.
-
2. Indien in het bezwaarschrift gesteld wordt dat het is ingediend namens of mede namens een andere natuurlijke persoon of rechtspersoon en daarbij geen schriftelijke machtiging van die andere natuurlijke of rechtspersoon is overgelegd, wijst de voorzitter van de commissie de klager op dit verzuim en stelt hij hem in de gelegenheid dit uiterlijk tijdens de in artikel 13 van deze verordening bedoelde hoorzitting te herstellen.
-
3. Het tweede lid is niet van toepassing in het geval de gemachtigde als advocaat of procureur is ingeschreven.
Artikel 11 Uitoefening bevoegdheden
De bevoegdheden ingevolge de hierna genoemde artikelen van de wet worden voor de toepassing van deze verordening uitgeoefend door de voorzitter van de commissie:
- a.
artikel 2:1, tweede lid;
- b.
artikel 6:17, voorzover het de verzending van stukken betreft tijdens de behandeling door de commissie;
- c.
artikel 7:4, tweede lid;
- d.
artikel 7:6, vierde lid.
Artikel 12 Vooronderzoek
-
1. De voorzitter van de commissie is bevoegd rechtstreeks alle gewenste inlichtingen in te winnen of te laten inwinnen.
-
2. De voorzitter kan uit eigen beweging of op verlangen van de commissie bij deskundigen advies of inlichtingen inwinnen en hen zo nodig uitnodigen daartoe op de hoorzitting te verschijnen. Indien daaraan kosten zijn verbonden, is vooraf machtiging van het college vereist.
Artikel 13 Hoorzitting
-
1. De voorzitter bepaalt plaats en tijdstip van de zitting waarin de belanghebbenden en het verwerend orgaan in de gelegenheid worden gesteld zich door de commissie te laten horen.
-
2. De voorzitter beslist over de toepassing van artikel 7:3 van de wet.
-
3. Indien de voorzitter op grond van het tweede lid besluit af te zien van het horen, doet hij daarvan mededeling aan de belanghebbenden en het verwerend orgaan.
Artikel 14 Uitnodiging zitting
-
1. De voorzitter van de commissie nodigt de belanghebbenden en het verwerend orgaan ten minste twee weken voor de zitting schriftelijk uit.
-
2. Binnen drie dagen na de uitnodiging kunnen de belanghebbenden of het verwerend opgaaf van redenen de voorzitter verzoeken het tijdstip van de zitting te wijzigen.
-
3. De beslissing van de voorzitter op dit verzoek wordt uiterlijk één week voor het tijdstip van de zitting aan de belanghebbenden en het verwerend orgaan meegedeeld.
-
4. De voorzitter is bevoegd in bijzondere omstandigheden af te wijken of afwijking toe te staan van de termijnen die genoemd zijn in het eerste tot en met het derde lid.
-
5. De zitting van de commissie vindt achter gesloten deuren plaats wat betreft bezwaarschriften die zijn ingediend tegen besluiten op grond van de Algemene bijstandswet.
Artikel 15 Quorum
Voor het houden van een zitting is vereist dat de meerderheid van het aantal leden van de (kamer van de) commissie, onder wie in elk geval de voorzitter, of zijn plaatsvervanger, aanwezig is.
Artikel 16 Niet-deelneming aan de behandeling
De voorzitter en de leden van de commissie nemen niet deel aan de behandeling van een bezwaarschrift indien daarbij hun onpartijdigheid in het geding kan zijn.
Artikel 17 Openbaarheid zitting
-
1. De zitting van de commissie is openbaar.
-
2. De deuren kunnen worden gesloten indien de voorzitter van de commissie of een van de aanwezige leden het nodig oordeelt of indien een belanghebbende daartoe een verzoek doet.
-
3. Indien de commissie vervolgens beslist dat gewichtige redenen aanwezig zijn die zich tegen openbaarheid van de zitting verzetten, vindt de zitting plaats met gesloten deuren.
Artikel 18 Schriftelijke verslaglegging
-
1. Het verslag als bedoeld in artikel 7:7 van de wet vermeldt de namen van de aanwezigen en hun hoedanigheid.
-
2. Het verslag houdt een korte zakelijke vermelding in van wat over en weer is gezegd en wat verder ter zitting is voorgevallen.
-
3. Indien de zitting geheel of gedeeltelijk met gesloten deuren plaatsvond, of indien belanghebbenden, respectievelijk hun gemachtigden niet in elkaars tegenwoordig-heid zijn gehoord, maakt het verslag hiervan melding.
-
4. Het verslag verwijst naar de op de zitting overgelegde bescheiden, die aan het verslag kunnen worden gehecht.
-
5. Het verslag wordt ondertekend door de voorzitter en de secretaris van de commissie.
-
6. Het verslag wordt tegelijkertijd met het advies toegezonden aan bezwaarde, belang-hebbende en het verwerend orgaan.
Artikel 19 Nader onderzoek
-
1. Indien na afloop van de zitting maar voordat het advies wordt opgesteld, nader onderzoek wenselijk blijkt te zijn, kan de voorzitter uit eigen beweging of op verlangen van de andere commissieleden dit onderzoek houden.
-
2. De uit het nader onderzoek verkregen informatie wordt in afschrift aan de leden van de commissie, het verwerend orgaan en de belanghebbenden toegezonden.
-
3. De leden van de commissie, het verwerend orgaan en de belanghebbenden kunnen, binnen een week na verzending van de nadere informatie, aan de voorzitter van de commissie een verzoek richten tot het beleggen van een nieuwe hoorzitting. De voorzitter beslist op zo'n verzoek.
-
4. Op een nieuwe hoorzitting zijn de bepalingen in deze verordening die betrekking hebben op de hoorzitting, zo veel mogelijk van overeenkomstige toepassing.
Artikel 20 Raadkamer en advies
-
1. De commissie beraadslaagt en beslist achter gesloten deuren over het door haar uit te brengen advies.
-
2. De commissie beslist bij meerderheid van stemmen over het uit te brengen advies.
-
3. Indien bij een stemming de stemmen staken, beslist de stem van de voorzitter.
-
4. Van een minderheidsstandpunt wordt bij het advies melding gemaakt indien die minderheid dat verlangt.
-
5. Het advies is gemotiveerd en omvat een voorstel voor de te nemen beslissing op het bezwaarschrift.
-
6. Het advies wordt door de voorzitter en de secretaris van de commissie ondertekend.
Artikel 21 Uitbrengen advies en verdaging
-
1. Het schriftelijk advies wordt, onder medezending van het verslag als bedoeld in artikel 18 van deze verordening en eventueel door de commissie ontvangen nadere informatie en nader verslag, tijdig uitgebracht aan het bestuursorgaan dat op het bezwaarschrift dient te beslissen.
-
2. Indien naar het oordeel van de voorzitter de termijn van tien weken, als bedoeld in artikel 7:10, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht wet, ontoereikend is voor achtereenvolgens het uitbrengen van een advies en het nemen van een beslissing, verzoekt hij het verwerend orgaan tijdig de beslissing te verdagen.
-
3. Van een besluit tot verdaging ontvangen de commissie en de belanghebbenden een afschrift.
Artikel 22 Beslissing
Het verwerend orgaan zendt de commissie een afschrift van zijn beslissing op het bezwaarschrift.
1.4 SLOTBEPALINGEN
Artikel 23 Citeertitel
-
1. “De verordening inzake de behandeling van bezwaarschriften Zandvoort 2005” vastgesteld bij raadsbesluit van 19 april 2005 wordt in getrokken met ingang van de in het tweede lid genoemde datum.
-
2. Deze verordening treedt in werking op 1 maart 2006.
-
3. Deze verordening wordt aangehaald als “Verordening inzake de behandeling van bezwaarschriften 2006”.
Ondertekening
2 TOELICHTING OP DE VERORDENING
2.1 ALGEMEEN
In de aanhef van de regelgeving is bepaald dat de bestuursorganen van de gemeente, de raad, het college en de burgemeester, ieder voor zover het hun bevoegdheden betreft, besluiten de verordening vast te stellen. Duidelijk is dat de raad de verordenenden bevoegdheid heeft.
Het college en de burgemeester hebben deze bevoegdheid niet, maar nemen hiermee het besluit tot instellen van de commissie bezwaarschriften. Op deze manier is het mogelijk dat de bestuursorganen samen een en dezelfde commissie instellen om te adviseren op bezwaren tegen besluiten van de raad, het college en de burgemeester. De ondertekening gebeurt eveneens door de drie bestuursorganen.
Artikel 7:5 Awb bepaalt dat een adviescommissie uit drie leden bestaat. De voorzitter van de adviescommissie mag niet ondergeschikt zijn aan het bestuur of deel uitmaken van het bestuur. Verder mag het bestuur zelf bepalen wie zij benadert om zitting te nemen in de adviescommissie. Het bestuur kan dus een eigen adviescommissie voor de bezwaarschriften oprichten.
In de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is een aantal vereisten voor de procedure voor de behandeling van bezwaarschriften vastgelegd. Uitgangspunt daarbij is dat in eerste instantie het bestuursorgaan dat een bepaalde beslissing genomen heeft de gelegenheid krijgt zijn beslissing te heroverwegen. Indien deze heroverweging voor de indiener van het bezwaarschrift niet het gewenste resultaat heeft, staat de indiener beroep open bij een ander bestuursorgaan, namelijk de Arrondissementsrechtbank en vervolgens hoger beroep bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Artikel 6:14 Awb schrijft voor dat het bestuursorgaan, aan degene die een bezwaarschrift heeft ingediend een schriftelijke bevestiging van ontvangst moet sturen.
2.2 ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING
Artikel 1 Begripsbepalingen
Dit artikel geeft aan wat onder de verschillende termen wordt verstaan.
Artikel 2 Inleidende bepalingen
Lid 1. Artikel 1:5 van de Awb omschrijft wat onder het maken van bezwaar wordt verstaan.
Lid 2 bepaalt de bevoegdheid van de commissie. In Zandvoort worden ambtenarenzaken en belastingzaken niet door de commissie voor de bezwaarschriften behandeld.
Artikel 3 Samenstelling van de commissie
Artikel 7:5 van de Awb schrijft voor dat het orgaan dat het besluit genomen heeft, verplicht is degene die het bezwaarschrift heeft ingediend, te horen. De wetgever heeft de voorkeur uitgesproken voor het instellen van een adviescommissie die het bestuur adviseert over het bezwaarschrift. Een dergelijke commissie doet in de visie van de wetgever het meeste recht aan een objectieve heroverweging van het genomen besluit. Door de bepaling in het tweede lid delegeert de raad de benoeming van commissieleden aan het college
Artikel 4 Instellen kamers
De commissie kan kamers instellen, die belast worden met de behandeling van bezwaarschriften. De commissie bepaalt het aantal kamers en stelt voor elke kamer vast welke categorie of categorieën bezwaarschriften door haar zullen worden behandeld.Elke kamer bestaat uit ten minste drie leden: een voorzitter overeenkomstig artikel 7:13 Awb, zijnde de voorzitter of een van de leden van de commissie, uit haar midden aangewezen; ten minste twee andere leden, door de commissie aangewezen uit haar midden. De commissie wijst uit haar midden voor elk lid een eerste en een tweede plaatsvervanger aan. De kamer kan beslissen dat de behandeling van een bezwaarschrift door de commissie zal geschieden. Op de werkwijze van de kamers is het bepaalde in deze verordening zo veel mogelijk van overeenkomstige toepassing. Voor de samenstelling van een commissie voor bezwaarschriften ex artikel 7:13 Awb gelden niet de eisen van artikel 7:5 Awb (Raad van State, 31-5-99, JG 1999/179).
Artikel 5 Secretarissen
De secretaris ondersteunt de commissie in haar taken. Het feit dat het college ambtenaren aanwijst voor die taken geeft aan dat het college zorgdraagt voor voldoende ondersteuning.
Artikel 6 Zittingsduur
de leden van de adviescommissie worden benoemd voor de zittingsperiode van de raad worden benoemd. Zij kunnen in Zandvoort éénmaal worden herbenoemd.
Artikel 7 Toezending bezwaarschriften aan de commissie
Het bezwaarschrift wordt ingediend bij het bestuursorgaan dat het besluit heeft genomen. Het bezwaarschrift wordt doorgezonden naar de secretaris van de commissie voor de bezwaarschriften. Deze draagt er zorg voor dat de commissie het bezwaarschrift kan behandelen.
Artikel 8 Ingediend bezwaarschrift
Dit artikel regelt de ontvangst van het bezwaarschrift. In de Awb wordt uitgebreid aandacht geschonken aan de wijze waarop een bezwaarschrift ingediend moet worden en de daarmee samenhangende ontvankelijkheidsvragen. Hieronder wordt beknopt aangegeven welke onderwerpen in de Awb aan de orde komen:
Vereisten te stellen aan het bezwaarschrift (artikel 6:5).
De indieningstermijn (artikel 6:7 tot en met 6:12):
De indieningstermijn bedraagt zes weken (artikel 6:7).
De indieningstermijn vangt aan met ingang van de dag na die waarop het besluit op de voorgeschreven wijze bekend is gemaakt (artikel 6:8).
De ontvangsttheorie (artikel 6:9, eerste lid) of een combinatie van de verzend- en ontvangsttheorie is van toepassing (artikel 6:9, tweede lid).
Regeling voor de ontvankelijkheid van te vroeg of te laat ingediende bezwaarschriften (artikel 6:10 en 6:11).
Bezwaar dat gericht is tegen het niet-tijdig nemen van een besluit, is niet aan een termijn gebonden (artikel 6:12).
De procedure na ontvangst van een bezwaarschrift (artikel 6:14 tot en met 6:15):
Schriftelijk bevestigen van de ontvangst door het orgaan waarbij het bezwaarschrift is ingediend. Hierbij kan worden vermeld dat een commissie over het bezwaar zal adviseren. Dit kan ook in een later stadium: zie ook de opmerkingen in paragraaf 3 onder ambtelijke commissie (artikel 6:14).
Doorzendplicht (artikel 6:15).
Over de ontvangstbevestiging wordt nog opgemerkt dat naast verzending per post ook uitreiking van een ontvangstbewijs in aanmerking komt. Het ontvangstbewijs kan samenvallen met de mededeling aan de indiener dat hij in de gelegenheid wordt gesteld te worden gehoord, mits de mededeling spoedig na de ontvangst van het bezwaarschrift kan worden gedaan.
Het verdient aanbeveling om bij grensgevallen naast aantekening van de datum van ontvangst op het bezwaarschrift, de envelop waarin het is verzonden te bewaren. Dit is gezien het belang van de datum van de poststempel en ter voorkoming van onnodige geschillen over de ontvankelijkheid (zie artikel 6:9 Awb). Een per fax verzonden bezwaarschrift dient vóór 24.00 uur van de laatste dag van de termijn te zijn ingediend. Op grond van jurisprudentie moet het faxen zijn aangevangen vóór 24.00 uur. Het risico van storingen in zowel de zendende als de ontvangende faxapparatuur is voor de verzender (ABRS 16 mei 2000, AB 00/325). Een bezwaarschrift verzenden per e-mail is (nog) niet mogelijk. Er is een voorontwerp van wet om de Awb te wijzigen opdat e-mailverkeer mogelijk wordt (Wet elektronisch bestuurlijk verkeer). Wordt een bezwaarschrift per e-mail ingediend, dan dient u de verzender op de hoogte te brengen van het feit dat dit wettelijk nog niet mogelijk is en de verzender te verzoeken het bezwaarschrift alsnog op de voorgeschreven wijze te versturen. Een per e-mail ingediend bezwaarschrift kan niet automatisch niet-ontvankelijk worden verklaard.
Het aantekenen van de datum van ontvangst wordt in artikel 6:15 Awb uitdrukkelijk voorgeschreven indien het bezwaarschrift wordt ingediend bij een onbevoegd bestuursorgaan of een onbevoegde administratieve rechter. Dit heeft betekenis voor de vraag of het geschrift tijdig bij de bevoegde instantie is ingediend. Ingevolge het derde lid van artikel 6:15 Awb dient namelijk de bevoegde instantie het doorgezonden geschrift als tijdig ingediend te beschouwen indien de indiening bij de onbevoegde instantie tijdig is geschied, tenzij belanghebbende kennelijk misbruik heeft gemaakt van zijn procesrecht (derde lid, zoals gewijzigd bij de Eerste evaluatiewet Awb, in werking getreden op 1 april 2002). Hiervan is bijvoorbeeld sprake als belanghebbende bij herhaling willens en wetens een bezwaarschrift bij het verkeerde bestuursorgaan indient. Wanneer het derde lid geen toepassing vindt, is de ontvangst bij het bevoegd orgaan beslissend. Er zal dan meestal sprake zijn van verwijtbaar handelen van de indiener die daarvoor zelf het risico loopt. In beginsel moet doorzending binnen twee weken plaatsvinden. Gebeurt dit niet, dan komt dit niet voor risico van belanghebbende.
Met dit artikel wordt de daadwerkelijke behandeling van een ingediend bezwaarschrift door de commissie gestart. In verband met de voor de afhandeling geldende termijn verdient het aanbeveling aan het hier gestelde (zo spoedig mogelijk) ook daadwerkelijk te voldoen. Eventueel kunnen deze woorden vervangen worden door een concrete aanduiding, bijvoorbeeld: [¼] met de daarbij overgelegde stukken worden binnen twee weken in handen van de commissie gesteld.
De in artikel 7:13, tweede lid, bepaalde melding dat een commissie over het bezwaar zal adviseren, is van belang omdat hierdoor de beslistermijn van zes weken wordt verlengd tot 10 weken met een verdagingsmogelijkheid van vier weken (artikel 7:10). Wellicht ten overvloede wordt hier opgemerkt dat het aanbeveling verdient indieners al in een zo vroeg mogelijk stadium op de hoogte te brengen van de te volgen procedure.
Artikel 9 Verstrekken van stukken aan de commissie
Het bestuursorgaan dient de leden van de commissie voor de bezwaarschriften alle relevante stukken te verstrekken zodat de commissie het besluit kan heroverwegen op de grondslag van het bezwaarschrift.
Artikel 10 Herstel van verzuim
De Awb noemt een aantal vereisten waaraan een bezwaarschrift moet voldoen, alvorens het in behandeling kan worden genomen. Indien het bezwaarschrift niet aan deze vereisten voldoet, kan het niet-ontvankelijk worden verklaard. Deze vereisten zijn dat het bezwaarschrift:
- -
op tijd moet worden ingediend, dat wil zeggen binnen zes weken, te beginnen met de dag nadat het besluit in werking is getreden;
- -
voorzien moet zijn van naam en adres en melding moet maken van het besluit waartegen bezwaar wordt gemaakt;
- -
een motivering van het bezwaar moet bevatten.
Indien een bezwaarschrift niet voldoet aan de eisen waaraan op grond van de Awb moet worden voldaan, moet de indiener van bet bezwaarschrift daarover worden geïnformeerd. Ook moet een termijn worden genoemd waarbinnen dit alsnog dient te gebeuren. In de gemeente Zandvoort bedraagt deze termijn veertien dagen.
Artikel 11 Uitoefening van bevoegdheden
Artikel 2:1, tweede lid Awb luidt: “Een bestuursorgaan kan van een gemachtigde een schriftelijke machtiging verlangen”. Indien de gemachtigde een advocaat betreft, wordt geacht dat de bezwaarmaker de advocaat heeft gemachtigd en dient een schriftelijke machtiging achterwege te blijven.
Indien niet is voldaan aan artikel 6:5 of aan enig ander bij de wet gesteld vereiste voor het in behandeling nemen van het bezwaar of beroep, kan dit niet-ontvankelijk worden verklaard, mits de indiener de gelegenheid heeft gehad het verzuim te herstellen binnen een hem daartoe gestelde termijn.
De termijn waarbinnen het verzuim dient te worden hersteld, wordt vastgesteld door de voorzitter. Uitgangspunt is dat er sprake moet zijn van een redelijke termijn (in de meeste gevallen kan met een termijn van twee weken na het einde van de bezwaartermijn worden volstaan). Enerzijds moet de indiener een reële mogelijkheid worden geboden het geconstateerde verzuim te herstellen; anderzijds moet het niet zo zijn dat door een langere termijn de procedure wordt vertraagd. Een zorgvuldige formulering van de brief waarin gewezen wordt op het verzuim en waarin de termijn wordt gesteld waarbinnen het verzuim moet worden hersteld, is noodzakelijk. Er zal duidelijk aangegeven moeten worden welke consequentie verbonden is aan het niet-voldoen aan deze verplichting. Dit volgt ook uit de facultatieve wijze waarop artikel 6:6 is geformuleerd voor het gevolg van het in verzuim zijn: het bezwaarschrift 'kan' niet-ontvankelijk worden verklaard. De uiteindelijke beslissing ligt dus bij het bestuursorgaan.
Overigens zal niet zonder meer geconcludeerd mogen worden dat er in zo'n situatie sprake is van een kennelijk niet-ontvankelijk bezwaarschrift waardoor - ingevolge artikel 7:3 Awb - van het horen kan worden afgezien.
Artikel 6:17 Awb luidt: “Indien iemand zich laat vertegenwoordigen, zendt het orgaan dat bevoegd is op het bezwaar of beroep te beslissen de op de zaak betrekking hebbende stukken in ieder geval aan de gemachtigde”. Deze bepaling spreekt voor zich. Voorzover het de behandeling door de commissie betreft, ligt deze taak bij de voorzitter.
Het is niet nodig om in de bezwaarfase ook de stukken aan de vertegenwoordigers van de belanghebbende toe te zenden die zijn geproduceerd in de fase tussen de aanvraag en het primaire besluit (CRvB 24 juni 1997, JB 1997/196).
Artikel 7:4, vierde lid Awb staat toe om leges te heffen voor het verstrekken van afschriften van de desbetreffende stukken aan de gemachtigde van een belanghebbende (HR 20 september 2000, JG 2001/30). Artikel 7:4 Awb luidt: “Het bestuursorgaan legt het bezwaarschrift en alle verder op de zaak betrekking hebbende stukken voorafgaand aan het horen gedurende ten minste één week voor belanghebbenden ter inzage”. Het inzagerecht is als een van de fundamentele waarborgen voor een goed verlopende bezwaarschriftprocedure te beschouwen. Het maakt het principe van hoor en wederhoor mogelijk. Het is gekoppeld aan de hoorzitting: wordt er niet gehoord, dan is er ook geen sprake van een verplichte ter-inzage-legging.
Stukken toezenden hoeft niet, maar een verzoek van een belanghebbende om stukken in te zien mag niet beperkt blijven tot de termijn van ter-inzage-legging (Rb. Amsterdam, 8 augustus 1995, Awb katern 1996, 19). Artikel 7:6, vierde lid Awb luidt: “Het bestuursorgaan kan al dan niet op verzoek van een belanghebbende, toepassing van het derde lid achterwege laten, voor zover geheimhouding om gewichtige redenen is geboden”. Het derde lid van dit artikel luidt: Wanneer belanghebbenden afzonderlijk zijn gehoord, wordt ieder van hen op de hoogte gesteld van het verhandelende tijdens het horen buiten zijn aanwezigheid.
Ten slotte wordt hier gewezen op artikel 7:10 van de Awb waarin voorschriften zijn opgenomen voor de termijn waarbinnen op een ingediend bezwaarschrift dient te worden beslist. De beslistermijn wordt namelijk opgeschort met ingang van de dag waarop de indiener is verzocht een verzuim als bedoeld in artikel 6:6 Awb te herstellen, tot de dag waarop het verzuim is hersteld of de daarvoor gestelde termijn ongebruikt is verstreken.
Artikel 12 Vooronderzoek
De voorzitter van de commissie dient op verzoek alle stukken van de betrokken afdeling te ontvangen. Dit verzoek moet ruim worden opgevat. Dat geldt zowel intern bij de gemeente - hij krijgt de bevoegdheid alle gewenste inlichtingen in te winnen - als extern. Zo moet het mogelijk zijn om met de klager in contact te treden om nadere informatie in te winnen of bijvoorbeeld hem bij kennelijke niet-ontvankelijkheid in overweging te geven het bezwaarschrift in te trekken.
De activiteiten van de commissie of haar voorzitter bij de voorbereiding van de te behandelen zaken kunnen kosten meebrengen. Daarbij vallen gewone en bijzondere kosten te onderscheiden. Bij gewone kosten valt te denken aan bijvoorbeeld de vergoedingen voor de leden. Het inschakelen van externe deskundigen zal bijzondere kosten meebrengen. Deze kosten komen ten laste van de gemeentebegroting. Normaal gesproken is er in de begroting voorzien in de normale kosten van een commissie. Dat kan anders liggen als het om bijzondere kosten gaat.
Aangezien het college belast is met de uitvoering van de begroting, ligt het voor de hand dat bijzondere kosten niet gemaakt worden voordat dat college de gelegenheid heeft gehad dit te toetsen aan een begrotingspost. Om deze reden is in deze bepaling voor de kosten voor getuigen of deskundigen een machtiging vooraf geïntroduceerd. Uiteraard mag het niet zo zijn dat het college door zo'n toetsing het werk van de commissie frustreert en haar onafhankelijke positie daardoor aantast.
In dit verband verdient ook artikel 3:7 Awb aandacht. Daarin is bepaald dat het bestuursorgaan waaraan advies wordt uitgebracht, al dan niet op verzoek, de gegevens ter beschikking stelt aan de adviseur die nodig zijn voor een goede vervulling van diens taak.
Uit de hier gebezigde formulering volgt dat het ter beoordeling van het bestuursorgaan blijft welke gegevens dat zullen zijn. Uit de aard van het advies van de commissie vloeit evenwel voort dat dit alle op de zaak betrekking hebbende gegevens zullen zijn. De commissie zal immers geen afgewogen oordeel kunnen uitbrengen indien gegevens worden achtergehouden. Door de voorzitter van de commissie kan, indien een deskundigenadvies noodzakelijk wordt geacht, een onderzoek worden ingesteld.
Artikel 13 Hoorzitting
Artikel 7:3 van de Awb geeft aan in welke gevallen van het horen van belanghebbenden kan worden afgezien. Voor een ingediend bezwaarschrift is dat indien: het bezwaarschrift kennelijk niet-ontvankelijk is; het bezwaar kennelijk ongegrond is; de belanghebbenden verklaard hebben geen gebruik te willen maken van het recht te worden gehoord, ofaan het bezwaar volledig tegemoet wordt gekomen en andere belanghebbenden daardoor niet in hun belangen kunnen worden geschaad.
Ad d.
Het ligt voor de hand dat indien het verwerend orgaan aan het bezwaar van appellant volledig tegemoet denkt te kunnen komen, het daarover met de voorzitter van de commissie contact opneemt. In dit verband wordt ook gewezen op artikel 6:18 en 6:19 Awb. In artikel 6:18 gaat het over het tijdens het aanhangig zijn van bezwaar intrekken of wijzigen van het bestreden besluit. In artikel 6:19 wordt bepaald dat indien een bestuursorgaan zo'n intrekkings- of wijzigingsbesluit heeft genomen, het bezwaar geacht wordt mede gericht te zijn tegen het nieuwe besluit tenzij dat besluit geheel tegemoetkomt aan het bezwaar.
De bevoegdheid om van het horen af te zien wordt door de verordening toegekend aan de voorzitter van de commissie. Deze beslissing is dus niet aan het bestuursorgaan dat het bezwaarschrift heeft ontvangen. Dat zou overigens ook niet mogelijk zijn, gelet op artikel 7:13, vierde lid, waarin onder andere is bepaald dat de commissie, voorzover bij wettelijk voorschrift niet anders is bepaald, beslist over de toepassing van artikel 7:3.
Het bepaalde in het derde lid spreekt voor zich. Daarnaast zal in het uiteindelijk uit te brengen advies hier nogmaals op teruggekomen moeten worden. Dat is noodzakelijk omdat ingevolge artikel 7:12 Awb bij de beslissing op een bezwaarschrift, indien van het horen is afgezien, aangegeven moet worden op welke grond dat is geschied.
Artikel 14 Uitnodiging hoorzitting
Ingevolge het eerste lid van deze bepaling wordt ook het verwerend orgaan uitgenodigd voor de zitting. Het is van groot belang dat dit orgaan zich ook ter zitting laat vertegenwoordigen. Daarmee kan worden voorkomen dat er, vanwege de inbreng van bezwaarmaker, een eenzijdig beeld ontstaat. Voorts is het voor een externe commissie van groot belang om van bestuurlijke zijde te vernemen hoe een beslissing tot stand is gekomen. Anders kan het voor de commissie moeilijk worden om een goede afweging te maken.
Het verdient aanbeveling een termijn vast te stellen die ligt tussen de oproeping en de zitting zelf. In het algemeen moet gedacht worden aan een zodanige termijn dat de bezwaarde en de overige belanghebbenden voldoende gelegenheid krijgen om zich behoorlijk op de zitting voor te bereiden. Bezwaarden kunnen geattendeerd worden op de mogelijkheid om hun verweer op schrift te stellen dat bij het verslag wordt gevoegd.
Gekozen is voor een termijn van twee weken, mede in verband met de termijn van 10 weken waarbinnen, behoudens verdaging, op het bezwaar moet zijn beslist (zie artikel 7:10 Awb) en het bepaalde in artikel 7:4 Awb (zie hierna).
Voorts is een regeling opgenomen over het desgevraagd wijzigen van het tijdstip van de zitting. Uitstel hoeft overigens niet altijd te worden verleend. Betrokkene dient wel tijdig uitsluitsel over zijn verzoek om uitstel te krijgen. Een verzoek om uitstel moet niet automatisch gehonoreerd worden. Een gemotiveerd verzoek om uitstel kan ingewilligd worden, maar dient dan wel te worden beperkt tot een eenmalig uitstel omdat anders de afwikkeling van het bezwaarschrift een te grote vertraging kan ondervinden.
De toelichting op dit artikel van deze verordening is ook de plaats om te wijzen op het bepaalde in artikel 7:4 en 7:8 van de Awb. Het verdient aanbeveling om van de inhoud van deze artikelen bij de uitnodiging van de hoorzitting mededeling te doen. Belanghebbenden kunnen tot tien dagen voorafgaand aan de hoorzitting nadere stukken indienen (art. 7:4 lid 1 Awb). Daarom moet het horen op een termijn van ten minste méér dan tien dagen worden afgekondigd. De in de verordening opgenomen termijn van twee weken lijkt een redelijke termijn. Belanghebbenden kunnen de voorzitter verzoeken de hoorzitting uit te stellen en een andere datum vast te stellen waarop reclamanten wel kunnen worden gehoord. Deze termijn schorst de wettelijke afhandelingtermijn van artikel 6:7 Awb. Andere belanghebbenden mogen echter niet in hun belang worden geschaad en dienen in te stemmen met de verdaging. Artikel 7:4
Tot 10 dagen voor het horen kunnen belanghebbenden nadere stukken indienen.
Het bestuursorgaan/beroepsorgaan legt het bezwaarschrift/beroepschrift en alle verder op de zaak betrekking hebbende stukken, voorafgaand aan het horen, gedurende ten minste één week voor belanghebbenden ter inzage.
Bij de oproeping voor het horen worden belanghebbenden gewezen op het eerste lid en wordt vermeld waar en wanneer de stukken ter inzage zullen liggen.
Belanghebbenden kunnen van deze stukken tegen vergoeding van ten hoogste de kosten afschriften verkrijgen.
Voorzover de belanghebbenden daarmee instemmen, kan toepassing van het tweede lid achterwege worden gelaten.
Het bestuursorgaan/beroepsorgaan kan, al dan niet op verzoek van een belanghebbende, toepassing van het tweede lid voorts achterwege laten, voorzover geheimhouding om gewichtige redenen is geboden. Van de toepassing van deze bepaling wordt mededeling gedaan.
Gewichtige redenen zijn in elk geval niet aanwezig, voorzover ingevolge de Wet openbaarheid van bestuur de verplichting bestaat een verzoek om informatie, vervat in deze stukken, in te willigen.
Indien een gewichtige reden is gelegen in de vrees voor schade aan de lichamelijke of geestelijke gezondheid van een belanghebbende, kan inzage van de desbetreffende stukken worden voorbehouden aan een gemachtigde die hetzij advocaat, hetzij arts is.
Volgens de parlementaire geschiedenis zal voor het aannemen van geheimhoudingsredenen een sterkere grond aanwezig moeten zijn dan de in de WOB opgenomen weigeringsgronden (zie ook: Rb. Den Haag, 19 februari 1996, Awb katern 1996, 43).
In de bezwaarschriftprocedure is aangaande inzage in en geheimhouding van stukken niet de WOB, maar artikel 7:4 Awb van toepassing (Rb. Alkmaar, 20 oktober 1997, Belastingblad 1998, 7).
Artikel 7:8
Op verzoek van de belanghebbende kunnen door hem meegebrachte getuigen en deskundigen worden gehoord.
De kosten van getuigen en deskundigen zijn voor rekening van de belanghebbende die hen heeft meegebracht.
Het aanwezig zijn van partijen bij het horen van getuigen in de bezwaarschriftprocedure is een beginsel van goede procesorde (JG 2000/122).
Artikel 15 Quorum
Er is geen wettelijk bezwaar tegen het horen in het kader van de bezwaarprocedure door de voorzitter en één lid van de adviescommissie, terwijl advisering door de voltallige commissie heeft plaatsgevonden (ABRS 2 maart 2000, GS 2000/ 7119, 3).
Artikel 16 Niet- deelnemen aan de behandeling
Ook al is de voorzitter formeel onafhankelijk, dan staat daarmee nog niet vast dat automatisch ook op inhoudelijk vlak van niet-vooringenomenheid sprake is (Rb. Leeuwarden 8 februari 1996, JB, 3 (1996), 100).
Artikel 17 Openbaarheid zitting
Ingevolge artikel 7:5, tweede lid Awb besluit het bestuursorgaan, voorzover niet bij wettelijk voorschrift anders is bepaald, of het horen in het openbaar plaatsvindt. In artikel 7:13, vierde lid Awb wordt deze bevoegdheid aan de commissie toegekend.
In de onderhavige verordeningsbepaling is vastgelegd dat de hoorzitting in principe in het openbaar plaatsvindt. Uitzondering op deze regel blijft mogelijk, bijvoorbeeld indien bijzonder persoonlijke zaken van familiaire, medische of financiële aard of andere zaken met een vertrouwelijk karakter aan de orde komen.
De zitting dient te worden onderscheiden van de beraadslaging van de commissie, die ingevolge artikel 20 van de verordening achter gesloten deuren plaatsheeft.
Indien de bezwaarschriftencommissie adviseert over bezwaren op Abw-gebied, kan het praktisch zijn een bepaling op te nemen waaruit duidelijk wordt dat deze zittingen achter gesloten deuren plaatsvinden. Hiermee worden problemen voorkomen indien de commissie vergeet te besluiten tot een niet-openbare zitting.
Artikel 18 Schriftelijke verslaglegging
Artikel 7:7 Awb vereist zeer kort en bondig dat van het horen een verslag wordt gemaakt. De wijze waarop en de inhoudelijk vereisten aan het verslag worden niet door de Awb geregeld. Dit staat er overigens niet aan in de weg dat in de verordening een vaste procedure wordt opgenomen.
Het bepaalde in het eerste lid hoeft niet zo ver te strekken dat van al het aanwezige publiek naam en hoedanigheid wordt opgenomen. Wel zal uit het verslag duidelijk moeten blijken wie namens welke partij aanwezig was en wat door hen naar voren is gebracht.
Gezien de betekenis van de hoorzitting in het kader van de besluitvorming in de bezwaarschriftfase, ligt het voor de hand (hoewel niet voorgeschreven in de Awb) dat het verslag van de zitting uiterlijk gelijktijdig met de beslissing op het bezwaar aan belanghebbende wordt toegezonden. Ook is het mogelijk het verslag van de hoorzitting vóór het nemen van het bestreden besluit aan de belanghebbenden te zenden. Hierdoor krijgen belanghebbenden de gelegenheid te reageren indien het verslag een onjuiste weergave bevat van de hoorzitting. Uit oogpunt van een zorgvuldige voorbereiding zal dit vaak de voorkeur genieten (ABRS 12 juni 1997, JB 1997/188).
Het verslag speelt ook een rol in de raadkamer en bij het advies. Als een lid afwezig is geweest bij het horen en de stemmen staken in de adviescommissie, hoeft bij de hernieuwde behandeling in de commissie niet opnieuw gehoord te worden (CRvB, 2 april 1996, AB 1997/23).
Artikel 19 Nader onderzoek
Een nader onderzoek kan feiten of omstandigheden aan het licht brengen die op het moment van de zitting nog niet bekend waren. Dit kan aanleiding zijn om belanghebbenden en het verwerend orgaan opnieuw te horen. De onderhavige bepaling voorziet in de mogelijkheid de commissie te verzoeken daartoe een nieuwe zitting te houden. In artikel 7:9 Awb wordt bepaald dat indien het in het hier bedoelde geval feiten of omstandigheden betreft die voor de op bezwaar te nemen beslissing van aanmerkelijk belang kunnen zijn, dit aan belanghebbenden wordt meegedeeld en dat zij opnieuw in de gelegenheid worden gesteld te worden gehoord (rechtsbeginsel hoor en wederhoor). Is de nieuwe informatie niet van aanmerkelijk belang dan kan er voor gekozen worden om de belanghebbenden in de gelegenheid te stellen schriftelijk te reageren. Na de hoorzitting gehouden telefoongesprekken kunnen gezien worden als nader onderzoek (Nationale ombudsman 9 juli 2001, AB 2001/263). Een zorgvuldige procedure houdt ook in dat het bestuursorgaan zich niet rechtstreeks tot de adviescommissie kan wenden zonder dat de andere belanghebbenden in de gelegenheid worden gesteld om hun standpunt dienaangaande kenbaar te maken (Rb. Rotterdam, 10 november 1999, JB, 1999/311).
Artikel 20 Raadkamer en advies
Zie ook de toelichting bij artikel 13. De hoorzitting is in principe openbaar; de hier bedoelde beraadslaging vindt achter gesloten deuren plaats.
Het tweede lid, onder b, is opgenomen voor die gevallen waarin het vergaderquorum wel aanwezig is, maar de commissie door afwezigheid van een of meer leden dan wel hun plaatsvervangers (of als gevolg van de toepassing van artikel 12) tijdens de besluitvorming uit een even aantal personen bestaat.
Het horen kan plaatsvinden door een niet-voltallige commissie (zie onder 11); de advisering dient plaats te vinden door een commissie die voldoet aan de eisen van artikel 7:13, eerste lid, onder a. Hoe het advies totstandkomt, is niet voorgeschreven. Schriftelijke consultatie is mogelijk (CRvB 21 oktober 1999, AB 2000/42 en Rb. Haarlem 5 januari 2001, ongepubliceerd, zaaknummer Awb 00/8620 en 00/8621).
Advisering door de voorzitter en één lid van de hoorcommissie is in strijd met artikel 7:13, eerste lid, onder a Awb (Raad van State, Afdeling bestuursrechtspraak 19-10-98, JB 1998/257). Uit het derde lid van dit artikel (mogelijkheid voor de commissie om het horen op te dragen aan de voorzitter of een lid dat geen deel uitmaakt van en niet werkzaam is onder verantwoordelijkheid van het bestuursorgaan) volgt niet dat de gehele advisering kan worden opgedragen aan de voorzitter en één lid.
Een adviescommissie mag alleen adviseren: ze kan geen (gedelegeerde) beslisbevoegdheid krijgen, (Raad van State, Afdeling bestuursrechtspraak 06-01-1997)..
Artikel 21 Uitbrengen van advies en verdaging
Volgens artikel 7:13, zesde lid Awb maakt in de bezwaarschriftprocedure het verslag van de hoorzitting deel uit van het advies van de commissie en wordt het schriftelijk uitgebracht.
De beslistermijn bedraagt ingevolge artikel 7:10 van de Awb 10 weken, behoudens in het geval van opschorting of met gebruikmaking van de mogelijkheid van verdaging. De onderhavige bepaling verlangt van de voorzitter van de commissie dat indien hij voorziet dat de termijn als hiervoor bedoeld niet wordt gehaald, hij tijdig het bestuursorgaan verzoekt de beslissing op het bezwaar te verdagen.
Het besluit tot verdaging is een beschikking. Ingevolge artikel 7:14 Awb zijn artikel 3:41 tot en met 3:45 Awb, die de wijze van bekendmaking en mededeling van besluiten regelen, in dit geval niet van toepassing. Artikel 3:40 Awb is wel van toepassing. Dit artikel bepaalt dat een besluit niet in werking treedt voordat het bekendgemaakt is. Het ligt voor de hand in verband hiermee ook belanghebbenden een afschrift van het verdagingsbesluit toe te zenden. Het advies geldt als een volledige heroverweging. Dat betekent dat de commissie behalve een rechtmatigheidtoetsing ook een beleidstoetsing moet uitvoeren. In de praktijk blijkt dat externe commissies zich nogal vaak terughoudend opstellen bij het uitvoeren van de beleidstoetsing indien zij zich moeten uitspreken over de vraag of het bestuur op een juiste wijze van de aanwezige afwegingsruimte gebruik heeft gemaakt.
Artikel 22 De beslissing
Het bestuursorgaan zendt de beslissing op het advies ook aan de leden van de commissie.
Artikel 23 Citeertitel
Deze verordening kan worden aangehaald als: “Verordening inzake de behandeling van bezwaarschriften Zandvoort 2006”.
Ziet u een fout in deze regeling?
Bent u van mening dat de inhoud niet juist is? Neem dan contact op met de organisatie die de regelgeving heeft gepubliceerd. Deze organisatie is namelijk zelf verantwoordelijk voor de inhoud van de regelgeving. De naam van de organisatie ziet u bovenaan de regelgeving. De contactgegevens van de organisatie kunt u hier opzoeken: organisaties.overheid.nl.
Werkt de website of een link niet goed? Stuur dan een e-mail naar regelgeving@overheid.nl