Verordening binnentreden ter uitvoering van noodverordeningen 2006

Geldend van 01-03-2006 t/m heden

Intitulé

1 DE VERORDENING

De raad van de gemeente Zandvoort:

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 6 december 2005, nr. 2005/13059;

gelet op de overwegingen van de commissie Raadszaken van 10 januari 2006;

overwegende dat het noodzakelijk kan zijn dat ter uitvoering van een door de burgemeester vastgesteld algemeen verbindend voorschrift in woningen tegen de wil van de bewoner wordt binnengetreden;

gelet op artikel 2 van de Algemene wet op het binnentreden en de artikelen 149a en 176 van de Gemeentewet;

besluit de volgende verordening, inclusief toelichting vast te stellen:

Verordening binnentreden ter uitvoering van noodverordeningen.

1.1 NORMSTELLING

Artikel 1 Binnentreden van woningen

Zij die belast zijn met de zorg voor de nakoming van een voorschrift van een door de burgemeester op grond van artikel 176 van de Gemeentewet vastgesteld algemeen verbindend voorschrift, zijn bevoegd tot het binnentreden in een woning zonder toestemming van de bewoner.

Artikel 2 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. De “Verordening binnentreden ter uitvoering van noodverordeningen 1996” vastgesteld bij raadsbesluit van 26 november 1996 wordt ingetrokken met ingang van de in het tweede lid genoemde datum.

  • 2. Deze verordening treedt in werking op 1 maart 2006.

  • 3. Deze verordening wordt aangehaald als “Verordening binnentreden ter uitvoering van noodverordeningen 2006”.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 31 januari 2006.

De griffier
De voorzitter

2 TOELICHTING OP DE VERORDENING

2.1 ALGEMEEN

Algemeen

Op 1 oktober 1994 zijn de Algemene wet op het binnentreden en de Wet tot wijziging van de binnentredingsbepalingen (beide wetten zijn van 22 juni 1994, Stb. 572 en 573, 1994) in werking getreden.

In de artikelen 175 en 176 van de Gemeentewet is opgenomen dat door de burgemeester bij het geven van een noodbevel, respectievelijk het geven van een noodverordening, van andere dan bij de Grondwet gestelde voorschriften kan worden afgeweken. Hieruit volgt uitdrukkelijk dat bij het gebruik maken van deze noodbevoegdheden niet mag worden afgeweken van de Grondwet.

De artikelen 175 en 176 van de gemeentewet kunnen dus geen wettelijke grondslag zijn voor de beperking van het recht op privacy. Een praktisch gevolg hiervan kan bijvoorbeeld zijn dat bij bommeldingen niet door middel van een noodbevel (artikel 175 Gemeentewet) of vastgestelde noodverordening (artikel 176 Gemeentewet) de verplichting kan worden opgelegd om het huis te verlaten of om deuren en ramen open te laten staan. Het ontbreken van een beperkingsmogelijkheid op het recht van privacy (artikel 10 Grondwet) vormde dus in noodtoestanden voor gemeenten een knelpunt. Daarom is in de Gemeentewet alsnog een wettelijke basis gecreëerd die de mogelijkheid biedt om het recht op privacy in noodsituaties te beperken. Namelijk door het opnemen van artikel 149a in de Gemeentewet.

Artikel 149a Gemeentewet

Dit artikel strekt ertoe dat de gemeenteraad in bepaalde gevallen aan personen die belast zijn met het toezicht op de naleving van een verordening de bevoegdheid kan verlenen tot het binnentreden in woningen zonder toestemming van de bewoner. Deze bevoegdheid wordt op twee manieren begrensd: 1 In de eerste plaats betreft dit artikel het binnentreden ter uitoefening van toezicht en opsporing en niet ter uitoefening van bestuursdwang. Het binnentreden ter uitoefening van bestuursdwang is voor alle gevallen geregeld in afzonderlijke wetten, met name de Gemeentewet. Dit betekent dus dat indien de burgemeester gebruikmaakt van zijn bevoegdheid tot toepassing van bestuursdwang, niet hoeft worden teruggegrepen op de onderhavige verordening ex artikel 149a Gemeentewet, maar gebruik dient te worden gemaakt van de in artikel 127 Gemeentewet gegeven regeling. 2 In de tweede plaats is het binnentreden alleen geoorloofd indien de toezichthoudende zorg strekt tot handhaving van de openbare orde of veiligheid dan wel geschiedt in verband met de bescherming van het leven of de gezondheid van personen en deze zorg het binnentreden vereist.

2.2 ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

De Algemene wet op het binnentreden is onverkort van toepassing, indien in een concreet geval tot binnentreden wordt overgegaan. Dit betekent onder andere dat: - Een schriftelijke machtiging door een daartoe bevoegd persoon of bestuursorgaan moet zijn afgegeven. Dit is voor niet strafrechtelijke onderwerpen de burgemeester. Daarnaast geldt overigens dat een dergelijke schriftelijke machtiging niet is vereist, indien ter voorkoming of bestrijding van ernstig en onmiddellijk gevaar voor de veiligheid van personen of goederen terstond in de woning moet worden binnengetreden. - Enkel kan worden binnengetreden door personen die daartoe bij of krachtens de wet bevoegd zijn verklaard. - Binnentreden gebeurt met inachtneming van de overige ter zake geldende regels, zoals de legitimatieplicht en de verplichting om van het binnentreden een verslag op te maken.

Het gaat daarbij, gelet op de tekst van artikel 149a Gemeentewet, alleen om de uitvoering van een door de burgemeester vast te stellen noodverordening ex artikel 176 Gemeentewet (bij een op grond van artikel 175 Gemeentewet gegeven noodbevel is geen sprake van een verordening).