Verordening tot het bewaren van houtopstanden in de gemeente Ouder-Amstel (Kapverordening)

Geldend van 03-04-2009 t/m heden

Intitulé

Verordening tot het bewaren van houtopstanden in de gemeente Ouder-Amstel (Kapverordening)

De raad der gemeente Ouder-Amstel;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. gemeente Ouder-Amstel 12

januari 1996;

gelet op de bepalingen van de Boswet en de Algemene wet bestuursrecht;

overwegende dat het wenselijk is regelen vast te stellen met betrekking tot het bewaren

van houtopstanden;

s t e l t v a s t:

De: "Verordening tot het bewaren van houtopstanden in de gemeente

Ouder-Amstel (kapverordening)".

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

  • 1.

    In deze verordening wordt verstaan onder:

    • a.

      houtopstand:hakhout, een houtwal of een of meer bomen;

    • b.

      hakhout:een of meer bomen die na te zijn geveld, opnieuw op de stronk uitlopen;

    • c.

      dunning:velling ter bevordering van het voortbestaan van de houtopstand;

    • d.

      bebouwde kom:de bebouwde kom van de gemeente, vastgesteld ingevolge artikel 1, vijfde lid van de Boswet;

    • e.

      bestuursorgaan:het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Ouder-Amstel.

  • 2.

    Onder vellen wordt mede verstaan rooien, met inbegrip van verplanten, alsmede het verrichten van handelingen die de dood of ernstige beschadiging of ontsiering van houtopstand ten gevolge kunnen hebben.

Artikel 2 Kapverbod

1.Het is verboden zonder vergunning van het bestuursorgaan houtopstand te vellen of te doen vellen.

2.Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet voor:

  • a.

    wegbeplantingen en eenrijige beplantingen op of langs landbouwgronden, beide voor zover bestaande uit populieren of wilgen, tenzij deze zijn geknot;

  • b.

    vruchtbomen en windschermen om boomgaarden;

  • c.

    fijnsparren, niet ouder dan twaalf jaar, bestemd om te dienen als kerstbomen en geteeld op daarvoor in het bijzonder bestemde terreinen;

  • d.

    kweekgoed;

  • e.

    houtopstand die bij wijze van dunning moet worden geveld;

  • f.

    houtopstand die deel uitmaakt van als zodanig bij het Bosschap geregistreerde bosbouwondernemingen en niet gelegen is binnen een bebouwde kom, vastgesteld ingevolge artikel 1, vijfde lid van de Boswet, tenzij de houtopstand een zelfstandige eenheid vormt en ofwel geen grotere oppervlakte beslaat dan 10 are, ofwel in geval van rijbeplantingen, gerekend over het totale aantal rijen, niet meer bomen omvat dan 20;

  • g.

    houtopstand die moet worden geveld krachtens de Plantenziektenwet of krachtens een aanschrijving op last van het bestuursorgaan, zulks onverminderd het bepaalde in artikel 6 van deze verordening.

Artikel 3 Aanvraag vergunning

  • 1.

    De vergunning moet worden aangevraagd door of namens danwel met toestemming van degene die krachtens zakelijk recht of door degene die krachtens publiekrechtelijke bevoegdheid gerechtigd is over de houtopstand te beschikken.

  • 2.

    Wanneer de Directeur Bos- en Landschapsbouw van het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij aan het bestuursorgaan een afschrift heeft toegezonden van de ontvangstbevestiging als bedoeld in artikel 2 van de Boswet, beschouwt het bestuursorgaan dit afschrift mede als een vergunning aanvraag.

Artikel 4 Vergunning

1.Het bestuursorgaan beslist op een aanvraag voor een vergunning binnen acht weken na de dag waarop de aanvraag ontvangen is.

2.Het bestuursorgaan kan zijn beslissing voor ten hoogste 4 weken verdagen. Van het besluit tot verdaging wordt voor de afloop van de in het eerste lid bedoelde termijn mededeling gedaan aan de aanvrager.

Artikel 5 Bijzondere vergunningsvoorschriften

1.Tot aan de vergunning te verbinden voorschriften kan behoren het voorschrift dat binnen een bepaalde termijn en overeenkomstig de door het bestuursorgaan te geven aanwijzingen moet worden herplant.

2.Wordt een voorschrift als bedoeld in het eerste lid gegeven, dan kan daarbij tevens worden bepaald binnen welke termijn na de herbeplanting en op welke wijze niet geslaagde beplanting moet worden vervangen.

Artikel 6 Herplant-/instandhoudingsplicht

1.Indien houtopstand waarop het verbod tot vellen als bedoeld in deze verordening van toepassing is, is geveld danwel op andere wijze teniet is gegaan, kan het bestuursorgaan aan de zakelijk gerechtigde van de grond waarop zich de houtopstand bevond danwel aan degene die uit anderen hoofde tot het treffen van voorzieningen bevoegd is, de verplichting opleggen tot herbeplanting overeenkomstig de door hen te geven aanwijzingen binnen een door hen te stellen termijn.

2.Wordt een verplichting als bedoeld in het eerste lid opgelegd, dan kan daarbij tevens worden bepaald binnen welke termijn na de herbeplanting en op welke wijze niet geslaagde beplanting moet worden vervangen.

3.Indien houtopstand, waarop het verbod tot vellen als bedoeld in deze verordening van toepassing is, in het voortbestaan ernstig wordt bedreigd, kan het bestuursorgaan aan de zakelijk gerechtigde van de grond waarop zich de houtopstand bevindt danwel aan degene die uit anderen hoofde tot het treffen van voorzieningen bevoegd is, de verplichting opleggen om overeenkomstig de door hem te geven aanwijzingen binnen een door hen te stellen termijn voorzieningen te treffen, waardoor die bedreiging wordt weggenomen.

4.Degene aan wie een verplichting als bedoeld in het eerste, tweede of derde lid is opgelegd, alsmede diens rechtsopvolger, is verplicht daaraan te voldoen.

Artikel 7 Schadevergoeding

Het bestuursorgaan beslist op een verzoek om schadevergoeding op grond van artikel 17, juncto artikel 13, vierde lid, van de Boswet.

Artikel 8 Bestrijding iepziekte

  • 1.

    Dit artikel verstaat onder:

    • a.

      iepziekte: de aantasting van iepen door de schimmel Ophistoma ulmi (Buism.) Nannf. (syn Ceratocystus ulmi (Buism.) C. Moreau);

    • b.

      iepespintkever: het insect, in elk ontwikkelingsstadium behorende tot de soorten scolytus (F.) en Scolytus multistriatum (Marsh).

  • 2.

    Indien zich op een terrein een of meer iepen bevinden die naar het oordeel van het bestuursorgaan gevaar opleveren voor verspreiding van de iepziekte of voor vermeerdering van de iepespintkevers, is de rechthebbende , indien hij daartoe door het bestuursorgaan is aangeschreven, verplicht binnen de bij de aanschrijving vast te stellen termijn:

    • a.

      indien de iepen in de grond staan, deze te vellen;

    • b.

      de iepen te ontschorsen en de schors te vernietigen;

    • c.

      of de niet ontschorste iepen of delen daarvan te vernietigen of zodanig te behandelen dat verspreiding van de iepziekte wordt voorkomen.

  • 3.
    • a.

      het is verboden gevelde iepen of delen daarvan voorhanden of in voorraad te hebben of te vervoeren;

    • b.

      het verbod is niet van toepassing op geheel ontschorst iepehout en op iepehout met een doorsnede kleiner dan 4 cm.;

    • c.

      het bestuursorgaan kan vrijstelling verlenen van het onder a. van dit lid gesteld verbod.

Artikel 9 Strafbepalingen

Overtreding van de artikelen 2, 6 en 8 wordt gestraft met een hechtenis van ten hoogste drie maanden of geldboete van de tweede categorie en kan bovendien worden gestraft met openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak.

Artikel 10

1.Met het opsporen van overtredingen van deze verordening zijn behalve de bij of krachtens artikel 141 van het Wetboek van strafvordering aangewezen personen belast de in dienst van de gemeente zijnde ambtenaren, die door het bestuursorgaan zijn aangewezen.

2.Zo dikwijls de zorg voor de naleving van het bij of krachtens deze verordening

bepaalde dit vereist, wordt hierbij de last verstrekt al dan niet besloten ruimten en

plaatsen desnoods tegen de wil van de zakelijk gerechtigde te betreden:

  • a.

    aan hen, die en voorzover zij door het bevoegde bestuursorgaan belast zijn met de uitvoering van bestuursdwang ter handhaving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening;

  • b.

    aan hen, die en voorzover zij door het bevoegd gezag belast zijn met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening;

  • c.

    aan de opsporingsambtenaren, die en voorzover zij belast zijn met de opsporing van overtredingen van het bepaalde bij of krachtens deze verordening.

  • 3.

    De in het tweede lid bedoelde last is te allen tijde uitvoerbaar.

  • 4.

    Het in het tweede lid bepaalde geldt niet ten aanzien van die ruimten waarvan het betreden dan wel binnentreden, buiten het geval van ontdekking op heterdaad, voor het opsporen van een strafbaar feit ingevolge het bepaalde in artikel 123 van het Wetboek van Strafvordering niet is toegelaten.

Artikel 11

  • 1.

    Deze verordening kan worden aangehaald als "Kapverordening".

  • 2.

    De verordening treedt in werking de dag na die waarop zij is bekendgemaakt.

  • 3.

    Vergunningen verleend krachtens de voorgaande ingetrokken Kapverordening, blijven van kracht.

Ondertekening

Ouder-Amstel, 18 januari 1996.
De raad voornoemd,
de secretaris, de voorzitter,
R.van 't Veer C. de Groot