Regeling vervallen per 01-06-2011

Nota Uitvoering Wet voorzieningen gehandicapten

Geldend van 01-01-2003 t/m 31-05-2011

Intitulé

Nota Uitvoering Wet voorzieningen gehandicapten

Artikel 0 Dit artikel moet nog worden gesplitst

NotaUitvoeringWetvoorzieningengehandicapten

(besluit van burgemeester en wethouders van 28 oktober 2003)

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht,

besluit vast te stellen de volgende:

NOTA Uitvoering Wet voorzieningen gehandicapten

Hoofdstuk 1 Algemene uitgangspunten van het uitvoeringsbeleid

Wet voorzieningen gehandicapten

1.1 De zorgplicht van de gemeente

Met de invoering van de Wet voorzieningen gehandicapten (Wvg) per 1 april

1994 heeft de gemeente de plicht gekregen zorg te dragen voor de verstrek- king van woonvoorzieningen, vervoersvoorzieningen en rolstoelen aan in de gemeente woonachtige gehandicapten en ouderen.

Doel van de voorzieningen is het opheffen of verminderen van aantoonbare beperkingen die personen ten gevolge van ziekte of gebrek ondervinden bij het zelfstandig wonen en bij verplaatsingen binnen of buiten de woning.

De voorzieningen zijn dus gericht op het bevorderen van de zelfstandigheid van gehandicapten en worden verstrekt om zelfstandig te kunnen blijven wonen en zich te verplaatsen.

Op basis van uitspraken van de Centrale Raad van Beroep wordt van gehandi- capten gevraagd dat zij zich in redelijkheid zekere opofferingen getroosten en keuzes maken.

De Wvg is een raamwet waarbij gemeenten beleidsvrijheid hebben om de omvang en inhoud van lokale voorzieningen voor gehandicapten en ouderen nader te bepalen. De wet geeft geen recht of aanspraak van de gehandicapte op specifieke voorzieningen. Dit recht kan uitsluitend worden ontleend aan de gemeentelijke verordening en het daarop gebaseerde beleid. Het publieke voorzieningenstelsel, dat de gemeente op basis van de Wvg heeft opgezet, biedt aan gehandicapten de mogelijkheid een beroep te doen op de gemeen- telijke overheid op de in de wet genoemde terreinen. De verlening van een voorziening dient doeltreffend, doelmatig en cliëntgericht te zijn. Bovendien dient die verlening er op gericht te zijn de mogelijkheden van gehandicapten tot maatschappelijke integratie te vergroten.

Bij het concretiseren van de algemene zorgplicht kan de gemeente het pakket van voorzieningen dat aan gehandicapten en ouderen wordt aangeboden afstemmen op de lokale mogelijkheden. Hierbij valt te denken aan een aan- vullend collectief vervoerssysteem of het bouwen van (rolstoel)aangepaste woningen.

Bij het concretiseren van de algemene zorgplicht kan de gemeente het pakket van voorzieningen dat aan gehandicapten en ouderen wordt aangeboden afstemmen op lokale mogelijkheden.

Hierbij valt te denken aan een aanvullend collectief vervoerssysteem of het bouwen van (rolstoel)aangepaste woningen in Utrecht.

  • 1.

    2 Algemene bepalingen betreffende het recht op voorzieningen Na indicatiestelling wordt een voorziening toegekend indien en voor zover: a. deze op de individuele gehandicapte is gericht;

    • b.

      deze voor de gehandicapte geschikt en langdurig noodzakelijk is om belemmeringen op het gebied van het zelfstandig wonen of het zich binnen of buiten de woning verplaatsen die het gevolg zijn van diens handicap op te heffen of te verminderen;

    • c.

      deze naar objectieve maatstaven gemeten als de goedkoopst adequate voorziening kan worden aangemerkt;

    • d.

      de kosten van de voorziening in redelijke verhouding staan tot de reste- rende technische levensduur van de woonruimte, het vervoermiddel of de rolstoel.

Geen voorziening wordt toegekend indien en voor zover:

  • a.

    de voorziening voor een persoon als de gehandicapte algemeen gebruikelijk is;

  • b.

    op grond van enige wettelijke regeling of enige privaat-rechtelijke verbintenis aanspraak op de voorziening bestaat;

  • c.

    de gehandicapte gebruik kan maken van algemeen toegankelijke voorzieningen.

De voorziening wordt geweigerd indien en voor zover:

  • a.

    de kosten zijn gemaakt vóór de datum van het besluit;

  • b.

    de gebruikelijke afschrijvingstermijn van eerder verstrekte voorziening nog niet is verstreken. Hiervan kan worden afgeweken indien de eerder verstrekte voorziening verloren is gegaan als gevolg van omstandigheden, die niet aan de aanvrager zijn toe te rekenen;

  • c.

    de voorziening niet voldoet aan door Burgemeester en Wethouders te stellen kwaliteitseisen.

1.2.1 Individueel gericht

Een voorziening kan worden toegekend, voor zover deze op het individu is gericht. Er moet altijd een individuele gehandicapte of oudere zijn die de voorziening aanvraagt. De voorziening moet voor deze aanvrager noodzakelijk zijn in het kader van de Wvg-aanvragen voor een gemeenschappelijke voorzie- ning worden hiermee uitgesloten.

Bij aanvragen van gemeenschappelijke voorzieningen moet worden gedacht aan bijvoorbeeld een verzorgingshuis, dat bij een blok aanleunwoningen de eerste verdieping wil ontsluiten via een lift. Deze aanvragen zijn niet op het individu gericht en komen niet voor verstrekking in aanmerking.

De voorziening draagt een individueel karakter en is gericht op het opheffen van het vervoer- en of woonprobleem van één gehandicapte. Een gehandicapte kan een voorziening dus alleen te eigen nutte aanvragen

1.2.2 Geschikt en langdurig noodzakelijk

Een voorziening dient geschikt en langdurig noodzakelijk te zijn, om de beperkingen op het gebied van wonen of verplaatsingen binnen of buiten de woning op te heffen of te verminderen.

Geschikt wil zeggen, dat het hulpmiddel of de aanpassing de belemmering wegneemt of aanzienlijk vermindert. De gevraagde voorziening moet medisch noodzakelijk zijn, dus niet gewenst of gemakkelijk. Langdurig noodzakelijk wil zeggen dat de gehandicapte voor langere tijd aangewezen moet zijn op een aanpassing of hulpmiddel.

Hulpmiddelen die slechts voor korte tijd noodzakelijk zijn, vallen onder de verantwoordelijkheid van de Thuiszorgorganisatie. Iemand die voor een korte periode een voorziening nodig heeft, kan een beroep doen op de hulpmidde- lendepots van de Thuiszorgwinkel. Een korte periode is een periode van een half jaar met een verlenging van drie maanden.

De grens tussen kortdurende en langdurende noodzaak, is niet altijd direct aan te geven. Daarom is in deze gevallen de prognose omtrent de ziekte/han- dicap van groot belang. Uit de indicatiestelling moet blijken of sprake is van het al dan niet langdurig noodzakelijk zijn van een voorziening.

1.2.3 Goedkoopst adequate voorziening

De zorgplicht bepaalt dat de gemeente minimaal uitgaat van verstrekking van de goedkoopst adequate voorziening. Dat wil zeggen, dat –indien meerdere voorzieningen als adequaat kunnen worden aangemerkt- gekozen wordt voor de goedkoopste. De adequate voorziening moet verantwoord zijn. Onder een verantwoorde voorziening wordt een voorziening verstaan die doeltreffend, doelmatig en cliëntgericht wordt verstrekt. De vraag wát als verantwoord moet worden beschouwd, zal steeds moeten worden getoetst aan de omstandighe- den waarin de betrokkene verkeert en is bovendien afhankelijk van de (finan- ciële) mogelijkheden binnen het Wvg-budget. Welke voorziening in individu- ele gevallen wordt toegekend, is van meerdere factoren afhankelijk. Voorwaarde is dat belemmeringen worden opgeheven of verminderd. Daarnaast beoogt de Wvg maatwerk, zodat de voorzieningen gericht zijn op het individu en zijn/haar specifieke behoeften en omstandigheden. Het kan ook om een combinatie van voorzieningen gaan. In de praktijk bestaat er een breed scala van mogelijkheden, die ieder voor zich, of in combinatie met elkaar, objectief beschouwd als adequaat en verantwoord kunnen worden aangemerkt.

Met het begrip adequaat wordt bedoeld: volgens objectieve maatstaven toe- reikend. Eigenschappen die kostenverhogend werken, zonder dat zij de voor- ziening meer adequaat maken, komen niet voor vergoeding in aanmerking.

1.2.4 Algemeen gebruikelijk versus niet algemeen gebruikelijk

Algemeen gebruikelijk

Er wordt geen voorziening toegekend, als deze algemeen gebruikelijk is. Algemeen gebruikelijk is een voorziening die een niet-gehandicapte persoon in vergelijkbare

omstandigheden wat betreft inkomen, leeftijd, woonomgeving e.d. als regel tot zijn/haar aanschaffingspatroon kan rekenen.

Het zich verplaatsen per openbaar vervoer, per fiets of bromfiets bijvoorbeeld, is voor iedereen algemeen gebruikelijk. Bij een bepaald inkomen is het zich verplaatsen per taxi of auto ook als algemeen gebruikelijk te beschouwen.

De aanwezigheid van centrale verwarming en telefoon worden ook als nor- maal gebruikelijk beschouwd. Datzelfde geldt ook voor een zonnescherm, al dan niet elektrisch bedienbaar.

Indien deze zaken worden aangebracht, dan is er sprake van het aanpassen van de woning aan de eisen van deze tijd en de individuele wensen van de belanghebbende en wordt dit niet door de Wvg vergoed. Waar de grens pre- cies getrokken moet worden tussen wat algemeen gebruikelijk is en wat niet, zal afgemeten moeten worden aan algemeen geaccepteerde maatschappelij- ke normen.

Niet algemeen gebruikelijk

Een niet algemeen gebruikelijke voorziening is een voorziening die speciaal ontwikkeld en bedoeld is voor mensen met een handicap. Rolstoelen zijn nooit algemeen gebruikelijk. Een fiets is in Nederland algemeen gebruikelijk. Daarom komt een gehandicapte niet voor een fiets in aanmerking. Als de gehandicapte echter een speciale fiets nodig heeft, is wel een vergoeding mogelijk.

Uitgangspunt bij de toekenning is het indicatieadvies, op basis waarvan wordt vastgesteld welke voorziening in een bepaalde situatie verantwoord is.

Er moet getoetst worden of er bij de voorziening sprake is van een uitzonde- ring voor de persoon als aanvrager.

1.2.5 Meenemen van een Wvg-voorziening naar het buitenland.

Wvg-voorzieningen zijn bedoeld voor gebruik in de directe woon- en leefom- geving.

Een Wvg-voorziening mag voor maximaal drie maanden worden meegeno- men naar het buitenland, mits daarvoor vooraf schriftelijke toestemming is verleend door het college van burgemeester en wethouders en gebruiker een verzekering afsluit.

1.2.6 Aanspraken via andere regelingen

en voorziening wordt niet toegekend, indien er een andere wettelijke regeling of een privaatrechtelijke overeenkomst bestaat, op grond waarvan aanspraak kan worden gemaakt op de aangevraagde voorziening.

  • 2.

    Procedures

  • 2.

    1 RIO Loket 1.

In Utrecht kunnen inwoners van Utrecht hulp aanvragen die zij door ziekte, handicap of ouderdom nodig hebben, bij RIO Loket 1. RIO Loket 1 is het Regionale Indicatieorgaan van de gemeente Utrecht. RIO Loket 1 is een onaf- hankelijke stichting en geeft indicatieadviezen voor Wvg-voorzieningen en spe- cifieke ouderenwoningen en indicatiebesluiten voor zorg die onder de AWBZ valt (zorg aan huis of via een verzorgings- of verpleeghuis).

De hulpvraag van een cliënt wordt integraal bekeken. De verschillende vor- men van zorg en de verschillende voorzieningen die een cliënt nodig heeft, kunnen zo op elkaar afgestemd worden. Dikwijls bestaat de oplossing voor het probleem van de cliënt uit meer dan één onderdeel. Bijvoorbeeld: thuis- zorg én een rolstoel én een woningaanpassing. Daarom is het belangrijk de verschillende mogelijkheden in hun onderlinge samenhang te bekijken.

Bij de totale afhandeling van aanvragen in het kader van de Wvg zijn meerde- re organisaties betrokken.

De behandeling van Wvg-aanvragen wordt onderverdeeld in een aantal fasen:

Fase 1. Intake en indicatieadvisering door RIO Loket 1 (medisch- en zorgad- vies).

Fase 2. Besluitvorming door de Dienst Maatschappelijke Ontwikkeling

(DMO).

Fase 3. Verstrekking: Levering en betaling van de voorzieningen door DMO of derden.

2.1.1 Fase 1: Intake- en indicatieprocedure voor een Wvg-voorziening. Om voor een voorziening in aanmerking te komen moet de cliënt een aan- vraag indienen bij RIO Loket 1. Zij brengen advies uit aan de DMO. RIO

Loket 1 kan tegelijk een indicatie stellen voor noodzakelijke zorg in het kader van een andere wet- of regelgeving.

Een voorziening op grond van de WVG wordt uitsluitend toegekend op een aanvraag die is ingediend door of namens een cliënt. Een gehandicapte mag dus niet verwachten dat vanuit de gemeente op eigen initiatief iets in zijn of haar richting wordt ondernomen. De aanvraag moet schriftelijk worden gedaan, op een vastgesteld formulier met inlevering van de daarbij behorende relevante gegevens. Waar nodig vult de aanvrager ook de bij het aanvraagfor- mulier behorende inkomstenverklaring in.

Inwoners van Utrecht kunnen RIO Loket 1 bellen, schrijven of bezoeken. Een medewerker van RIO Loket 1 kan een aanvraagformulier naar de cliënt opstu- ren. Zodra het ingevulde aanvraagformulier bij RIO Loket 1 binnen is, ontvangt de cliënt een ontvangstbevestiging. De aanvraag wordt geregistreerd en er wordt bepaald of een aanvraag direct, zonder tussenkomst wordt afgehan- deld. Meestal wordt nog telefonisch contact met de klant opgenomen. De meer complexe aanvragen worden aan de indicatieadviseur overgedragen.

De adviseur, die in veel gevallen een sociaal-medische of ergonomische ach- tergrond heeft, completeert en interpreteert de verkregen informatie en stelt de beperkingen en belemmeringen vast in relatie tot de woon- c.q. vervoers- behoefte. Zonodig zal de indicatieadviseur de aanvraag bespreken in het mul- tidisciplinaire team van indicatieadviseurs en arts(en). Voor de afhandeling van de aanvraag kan het nodig zijn bij andere (medische) instanties en behandelaars gegevens op te vragen. Hiervoor is bij aanvraag toestemming van de cliënt gevraagd.

Het beleid van RIO Loket 1 gaat ervan uit cliënten te behoeden voor teveel en onnodige keuringen.

RIO Loket 1 maakt zoveel mogelijk gebruik van medische gegevens uit bij hen bekende dossiers.

De rapportage in de vorm van een advies, geeft inzicht in de belemmeringen die de cliënt ondervindt, de sociale omstandigheden, de woning, de woonom- geving en de aanwezige zorgvoorzieningen. In het advies wordt aangegeven

of een voorziening medisch noodzakelijk is in het kader van de Wvg. Waar nodig staat in een programma van eisen aan welke kenmerken een voorzie- ning moet voldoen.

De beschikking wordt aan de klant gestuurd, samen met het advies van RIO Loket 1.

2.1.2 Fase 2: Besluitvorming

Nadat RIO Loket 1 een advies heeft afgegeven, beoordeelt de gemeente de aanvraag. Het college van burgemeester en wethouders heeft de besluitvor- ming gemandateerd aan de DMO.

De inhoud van de adviezen van RIO Loket 1 wordt door deze dienst getoetst aan de wet- en regelgeving. Gaat de dienst akkoord met de geadviseerde voorzieningen, dan wordt een beschikking afgegeven. Meestal betreft dit een definitieve beschikking. Hiermee geeft de gemeente aan een bepaalde voor- ziening of tegemoetkoming (bedrag is bepaald) te zullen verstrekken. De beschikking wordt aan de klant gestuurd.

De beschikking kan ook een afwijzing inhouden. Dat betekent dan dat er

geen voorziening of tegemoetkoming wordt verstrekt. Indien de cliënt het niet eens is met de beschikking kan hij/zij binnen 6 weken na de verzenddatum van de beslissing bezwaar aantekenen bij het College van Burgemeester en Wethouders. Als de cliënt het niet eens is met de beslissing op het bezwaar- schrift kan hij/zij in beroep gaan bij de Rechtbank en tenslotte in hoger beroep bij de Centrale Raad van Beroep in Utrecht.

2.1.3 Fase 3: Verstrekking: Levering en betaling

a.Voorziening in natura.

Bij een voorziening in natura, krijgt de leverancier opdracht van de DMO tot het leveren van de door RIO Loket 1 geadviseerde voorzieningen aan de cliënt. De gemeente werkt met meerdere leveranciers. Hiermee

wordt getracht de keuzevrijheid voor de klant te vergroten en een vorm van marktwerking te stimuleren. De gemeente is verantwoordelijk voor de keuze van de leveranciers met wie wordt samengewerkt.

b.Persoonsgebonden budget.

Naast verstrekking in natura kent de gemeente Utrecht ook het per- soonsgebonden budget.

Dit geldt voor rolstoelen, scootermobielen en mobiliteitsbevorderende voorzieningen voor kinderen.

Cliënt krijgt na een positieve beschikking op basis van de offerte een bedrag ineens om de voorziening te kopen, beheren en onderhouden. De gemeente behoudt zich het recht voor om na verstrekking van de voorziening de rekening op te vragen.

c.Financiële tegemoetkoming.

Een financiële tegemoetkoming wordt rechtstreeks aan de cliënt overge- maakt.

In geval van een woningaanpassing wordt, na oplevering en goedkeu- ring, de financiële tegemoetkoming aan de rechthebbende overgemaakt.

  • 2.

    2 Eindigen van het recht op een voorziening.

  • 1.

    Het recht op een voorziening eindigt in de navolgende gevallen:

    • a.

      door overlijden van de gehandicapte;

    • b.

      bij verhuizing naar een andere gemeente

    • c.

      door een beslissing van burgemeester en wethouders, inhoudende de beëindiging van het recht op de voorziening.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders kunnen besluiten tot beëindiging van een

(periodieke) financiële tegemoetkoming of een voorziening in natura, wanneer naar hun oordeel de behoefte aan deze voorziening is komen te vervallen.

  • 3.

    Het recht op een periodieke financiële tegemoetkoming eindigt op de eerste van de maand volgend op de maand van verhuizen of overlijden.

  • 2.

    3 Terugvordering.

  • 1.

    Bij het beëindigen van het recht op een voorziening kunnen burgemees- ter en wethouders tevens besluiten, dat een ten onrechte ontvangen voorziening in natura moet worden teruggegeven, dan wel financiële tegemoetkoming dient te worden terugbetaald.

  • 2.

    Wanneer het recht op een voorziening eindigt door het overlijden van de gehandicapte, zijn de erven/rechtsopvolger(s) van de gehandicapte verplicht een op grond van deze Verordening verstrekte voorziening terug te geven.

  • 3.

    Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om kosten die gemaakt zijn in verband met terugvorderen van onterecht genoten voorzieningen of ten onrechte ontvangen bedragen te verhalen op de gehandicapte of zijn rechtsopvolger.

  • 2.

    4 Persoonsgebonden budget

Per 1 januari 2001 is het persoonsgebonden budget (Pgb) van kracht. De gemeente beoogt met het persoonsgebonden budget meer inspraak voor de cliënt bij de uitvoering van de Wvg te realiseren, doordat de cliënt zelf de keuze van de voorziening en de leverancier kan bepalen en zelf de voorzie- ning kan kopen, beheren en onderhouden. Het Pgb betreft de volgende voor- zieningen: rolstoelen, scootermobielen en mobiliteitsbevorderende voorzie- ningen voor kinderen. Het Pgb wordt gehanteerd naast het verstrekken van deze voorzieningen in natura. Als een bovengenoemde voorziening wordt aangevraagd bij RIO Loket 1 krijgt de cliënt altijd informatie over het Pgb in de vorm van een folder waarin een korte uitleg staat over het Pgb. De cliënt geeft op het aanvraagformulier aan of hij/zij voor een Pgb in aanmerking wil komen. Als het advies met het programma van eisen voor de voorziening aan de DMO is opgestuurd maakt een consulent van de DMO een afspraak met de cliënt om verdere informatie over het Pgb te geven. Cliënt kan dan te ken- nen geven al dan niet van het Pgb gebruik te willen maken. Aan de hand van een offerte betreffende de geïndiceerde voorziening (bij rolstoel en scooter- mobiel na passing) wordt het definitieve bedrag aan de cliënt overgemaakt. De gemeente behoudt zich het recht voor om na verstrekking van de voorzie- ning de rekening op te vragen.

Cliënt dient zich bij gebruikmaking van het Pgb te houden aan de voor het

Pgb gestelde voorwaarden:

  • 1.

    Het budget wordt gebruikt voor de voorziening, die is geïndiceerd door het regionaal indicatieorgaan RIO Loket 1. De voorziening moet voldoen aan het programma van eisen. Desgevraagd moet de rekening worden overgelegd.

  • 2.

    De voorziening moet voorzien zijn van minimaal het CE-keurmerk.

  • 3.

    De voorziening moet binnen twee maanden na de verzenddatum van het besluit zijn besteld of aangeschaft.

  • 4.

    Het aanschaffen van een tweedehands voorziening is niet toegestaan.

  • 5.

    Bij scootermobielen en elektrische rolstoelen is het verplicht een WA- verzekering af te sluiten.

Het afsluiten van een onderhouds- en reparatiecontract is verplicht voor alle voorzieningen.

  • 6.

    Kosten ontstaan door onzorgvuldig gebruik van de voorziening zijn voor rekening van de cliënt.

  • 7.

    De afschrijvingstermijn van een voorziening is vijf jaar.

  • 8.

    Vervanging vindt uitsluitend plaats wanneer uit een technische keuring blijkt dat dit noodzakelijk is.

  • 9.

    Bij bijvoorbeeld verhuizing naar een andere gemeente of overlijden ver- valt het recht op de voorziening en wordt het eigendomsrecht overge- dragen aan de gemeente Utrecht.

  • 10.

    Bij overdracht van het eigendomsrecht wordt de voorziening in originele staat overgedragen. Losse onderdelen die op eigen initiatief zijn aange- schaft, kunnen worden verwijderd. Vaste onderdelen die op eigen initia- tief zijn aangeschaft, worden eigendom van de gemeente.

  • 2.

    5 Experiment met meer keuzevrijheid voor de cliënt

Vanaf januari 2004 zal een experiment worden voorbereid, waarbij cliënten zowel bij vervoersvoorzieningen als bij rolstoelen meer keuzevrijheid krijgen bij het verkrijgen van een geïndiceerde voorziening.

Hoofdstuk 3 WOONVOORZIENINGEN

3.1 Het recht op een woonvoorziening: algemene uitgangspunten De gemeente kan, op basis van de Verordening, verschillende soorten woon- voorzieningen verstrekken. Naast financiële tegemoetkomingen in de kosten van verhuizing en herinrichting, aard en nagelvaste (woning)aanpassingen en woningsanering, worden onder meer ook roerende/ losse woonvoorzienin- gen, onderhoud en reparatiekosten, rolstoelvloerbedekking, huurderving en tijdelijke huisvesting vergoed.

3.1.1 Ergonomische belemmeringen

De Verordening verstaat onder ergonomische belemmeringen: bouwkundige of woontechnische belemmeringen, die de gehandicapte ten gevolge van zijn of haar lichamelijke functionele beperking(en) ondervindt bij het zich bewe- gen of verplaatsen, die aantoonbaar in de weg staan aan het normale gebruik van de woonruimte (Verordening, artikel 2.1 sub 2).

Enkele voorbeelden van wat er onder ergonomische belemmeringen verstaan kan worden zijn problemen bij het overbruggen van hoogteverschillen bij het zich binnenshuis verplaatsen of problemen bij het betreden/verlaten van de woning of woonvertrekken.

Woningaanpassingen zijn bedoeld om ergonomische belemmeringen die de gehandicapte bij het normale gebruik van zijn of haar woningruimte onder- vindt op te heffen of te verminderen. Een uitzondering hierop vormt de uit- raasruimte.

Bij het aanpassen van een woning gaat het dus niet om het wegnemen of verminderen van de handicap, van gezondheidsklachten of van ziektever- schijnselen, maar om het wegnemen of verminderen van belemmeringen die de gehandicapte in de woonruimte ondervindt als gevolg van de handicap of het ziekteverschijnsel. Het opheffen of verminderen van ergonomische belem- meringen kan worden bereikt door aanpassingen van bouwkundige of woon- technische aard.

Het ondervinden van de belemmeringen moet aantoonbaar zijn. Dit moet blij- ken uit het advies van

RIO Loket 1. Het streven is er op gericht, die belemmeringen geheel weg te nemen. Om verschillende redenen zal dat niet altijd kunnen. Redenen hier- voor kunnen zijn gelegen in de aard van de handicap en de aard van de woonruimte, dan wel in de functie van de weg te nemen belemmerende

(inrichtings)elementen.

3.1.2 Goedkoopst adequate voorziening

Zoals bij alle Wvg voorzieningen moet ook bij woonvoorzieningen steeds beoordeeld worden of gekozen wordt voor de goedkoopst adequate oplos- sing (Verordening, artikel 1.3 sub 1c).

De gemeente beoordeelt bij woningaanpassingen of er goedkopere alternatie- ven mogelijk zijn, bijvoorbeeld door een verhuizing of aangepaste inrichting

(vervangen van inrichtingselementen die teveel ruimte opeisen). In de praktijk betekent dit dat bij een aanvraag voor woningaanpassingen een aantal criteria wordt afgewogen. Naast de vraag of de aanpassingen technisch uitvoerbaar zijn, wordt ook de hoogte van de geraamde kosten van de aanpassingen bekeken.

De gemeente weegt alle aspecten die een rol spelen, waaronder ook opname in een intramurale instelling, tegen elkaar af. Indien opname in een intramur- ale instelling niet aan de orde is en als de gemeente tot de conclusie komt dat het aanbrengen van de aanpassingen niet de voorkeur verdient, wordt met de aanvrager besproken of verhuizen naar een geschiktere woning een alternatief kan zijn. Met een geschiktere woning wordt een woning bedoeld, die niet of in beperktere mate aangepast dient te worden dan de huidige woning, dan wel met lagere investeringen kan worden aangepast. In Utrecht wordt er in principe vanuit gegaan dat verhuizing binnen één jaar gezien kan worden als een redelijke termijn. Natuurlijk moet er in een concrete situatie voldoende rekening gehouden worden met de ernst van de handicap, de ernst van de ondervonden belemmeringen en de situatie op de woningmarkt.

Een begrip dat nauw samenhangt met goedkoopst adequaat, is het primaat van verhuizen.

Voor het hanteren van het primaat van verhuizen is het belangrijk dat elke situatie afzonderlijk wordt beoordeeld. In deze beoordeling wordt nadrukkelijk rekening gehouden met de belangen van de gehandicapte. Met name het sociale netwerk waarin de gehandicapte functioneert.

Afwegingen zijn:

  • a.

    de aanwezigheid van mantelzorg in de directe woonomgeving;

  • b.

    de binding met de woning én de buurt;

  • c.

    de aanwezigheid van familie en gezinsleden;

  • d.

    de aanwezigheid van verschillende voorzieningen;

  • e.

    de wensen ten aanzien van de zorg voor huisgenoten.

    • 3.

      2 Afbakening zorgplicht m.b.t. woonvoorzieningen.

Doel van de woonvoorzieningen is het wegnemen of verminderen van belem- meringen die gehandicapten ondervinden bij het normale gebruik van een woonruimte. Het gaat daarbij om belemmeringen die normale woonactivitei- ten bemoeilijken of onmogelijk maken zoals het bereiden van eten, het sla- pen en wassen. De daarvoor bestemde ruimten moeten bruikbaar zijn voor

de functies waarvoor ze bestemd zijn.

Als een ruimte bestemd wordt voor andere doeleinden -bijvoorbeeld een slaapkamer wordt studeerkamer of hobbykamer- dan kan slechts een voorzie- ning worden verleend voor het toegankelijk en bruikbaar maken van die ruim- te, voor zover het de oorspronkelijke functie betreft, in dit geval dus slaapka- mer. Alles wat extra nodig is om van die ruimte b.v. een hobbywerkkamer te maken, is voor eigen rekening.

Er wordt geen financiële tegemoetkoming verstrekt voor een aanpassing die uit oppas- of verzorgingsoverwegingen, dus niet voor de persoonlijke verzor- ging van de gehandicapte, gewenst is. Een voorbeeld hiervan is het aanbou- wen van een kamer voor een verpleegkundige. Aanpassingen die wenselijk zijn vanuit therapeutisch oogpunt (bijvoorbeeld een bad) worden ook niet door de Wvg vergoed.

Naast woningen kunnen ook woonwagens met een vaste standplaats, woon- schepen met een ligplaats en het woonverblijf van binnenschepen aangepast worden. Ten aanzien van deze woonverblijven zijn enkele specifieke voor- waarden gesteld, waaraan voldaan moet zijn voordat (op grond van de Wvg) tot het financieren van deze aanpassingen wordt overgegaan. Deze voorwaar- den staan beschreven in paragraaf 3.3.2.9 van deze Nota. Natuurlijk zijn de voorwaarden die gesteld worden bij het aanbrengen van woonvoorzieningen in woningen ook op deze bijzondere woonvormen van toepassing.

De zorgplicht van de gemeente met betrekking tot woonvoorzieningen beperkt zich in beginsel tot personen die een zelfstandige woonruimte bewo- nen. Met een zelfstandige woonruimte wordt bedoeld, een woonruimte die geen deel uitmaakt van een woonzorgcomplex (artikel 1.2 sub p Verordening). Personen die in een AWBZ-instelling, verzorgingshuis of een andere woonzorgvorm verblijven, kunnen geen aanspraak maken op woon- voorzieningen. Dit geldt ook voor inwonende kinderen die voor het eerst zelf- standig gaan wonen.

In sommige gevallen kan een woning bezoekbaar worden gemaakt, nl:

  • 1.

    voor gehandicapten die hun hoofdverblijf hebben in een AWBZ-instel- ling, maar regelmatig een bepaalde woonruimte bezoeken;

  • 2.

    voor minderjarige gehandicapten die bij één van de ouders wonen en de andere ouder regelmatig bezoeken.

Voor het bezoekbaar maken van woonruimte kan een financiële tegemoetko- ming worden verleend voor het toegankelijk maken van de woning, de woon- kamer en één toiletruimte.

De gemeente is verantwoordelijk voor woningaanpassingen tussen EUR 25,00 en EUR 45.378,02. RIO Loket 1 verzorgt de indicatiestelling. Indien het gaat om woningaanpassingen met een bedrag hoger dan EUR 20.420,00 moet altijd een afweging worden gemaakt tussen een woningaanpassing en een intramurale opname; deze moet in het advies worden meegenomen. Indien het advies uitgaat van een woningaanpassing moet er een duidelijke motiva- tie opgenomen zijn die deze keuze ondersteunt.

Het programma van eisen moet in nauw overleg tussen RIO Loket 1 en de bouwkundig medewerkers van de gemeente worden opgesteld. Indien RIO Loket 1 tot de conclusie komt dat een intramurale instelling de beste oplos- sing is voor de cliënt, dan verstrekt RIO Loket 1 de beschikking. Bij wonin- gaanpassingen boven EUR 20.420,00 betaalt de gemeente zelf een bijdrage van EUR 9.983,16. De kosten die deze gemeentelijke bijdrage te boven gaan worden door het Rijk gefinancierd tot een bedrag van EUR 45.378,02.

Het aanpassen van ADL-woningen (artikel 1.2 sub t Verordening), nastellen, onderhoud, vervanging van de standaard inrichtingselementen en reparaties ervan valt (sinds januari 1996) onder de verantwoordelijkheid van het College van Zorgverzekeringen.

Een goede samenwerking tussen gemeente en zorgverzekeraars is noodzake- lijk, omdat de regelingen die zij uitvoeren raakvlakken hebben of in elkaars verlengde liggen.

De zorgverzekeraars hebben als taak in voldoende mate en op individuele basis afgestemde thuiszorg te waarborgen, die in de AWBZ respectievelijk de Ziekenfondswet is ondergebracht (thuiszorg, hulpmiddelen).

De gemeente heeft de verantwoordelijkheid om voor passende en aangepas- te huisvesting zorg te dragen bij terugkeer vanuit de intramurale zorg naar de thuissituatie. Ook dienen er afspraken met huiseigenaren en verhuurders te worden gemaakt in verband met het aanpassen van woningen.

3.3 Vormen van woonvoorzieningen

In hoofdstuk 2 van de Verordening worden de volgende voorzieningen onder- scheiden:

  • a.

    verhuizing en (her)inrichting;

  • b.

    woningaanpassingen;

  • c.

    woonvoorzieningen van niet-bouwkundige of niet-woontechnische aard;

  • d.

    onderhoud en reparatie van elektromechanische voorzieningen;

  • e.

    huurderving;

  • f.

    tijdelijke huisvesting en

  • g.

    vergoeden van de overmaat (extra vierkante meters) bij de bouw van rolstoelwoningen.

Een woonvoorziening kan bestaan uit een financiële tegemoetkoming of een verstrekking in natura.

Met woonvoorzieningen van niet-bouwkundige of niet-woontechnische aard worden niet alleen de financiële tegemoetkomingen in de kosten van woningsanering of rolstoelvloerbedekking bedoeld, maar het gaat ook om ver- plaatsingsmiddelen die in natura verstrekt worden (zoals tilliften) of hulpmid- delen voor bad, douche en toilet.

Voor onderhoud en reparatie van een woonvoorziening kan een financiële tegemoetkoming worden verstrekt. Er kan ook een financiële tegemoetkoming worden verstrekt aan woningeigenaren in verband met derving van huurinkomsten.

Een gehandicapte bewoner, die ten tijde van het aanbrengen van aanpassin- gen niet in de woning kan verblijven, kan in de vorm van een financiële tege- moetkoming voor tijdelijke huisvesting, de extra huurlasten vergoed krijgen.

3.3.1 Verhuizing en (her)inrichting

Nadat door RIO Loket 1 aan de hand van een programma van eisen is vastge- steld welk type woning voor de gehandicapte geschikt is (bijvoorbeeld een gelijkvloerse woning die traploos te bereiken is), moet deze in beginsel zelf

op zoek naar een meer geschikte woonruimte. Om dit mogelijk te maken ver- strekt Woningnet informatie over het woningaanbod. De gehandicapte kan kenbaar maken voor welke woning (uit de geïndiceerde categorie) hij in aan- merking wil komen. Van hem wordt dus een actieve rol gevraagd in het zoe- ken naar een andere (meer) geschikte woonruimte.

Om in aanmerking te komen voor een tegemoetkoming in de verhuis- en

(her)inrichtingskosten, moet de gehandicapte bij normaal gebruik in zijn hui- dige woning problemen ondervinden die in de nieuwe woonruimte worden weggenomen. Soms zijn er in de nieuwe woning nog enkele aanpassingen nodig om dit te realiseren. Daarom wordt in de volgende situaties een tege- moetkoming toegekend: bij verhuizing naar een geschikte woning en bij ver- huizing naar een geschikte woning die in geringe mate aangepast moet wor- den. Wat onder een geschikte woning wordt verstaan, wordt geadviseerd door RIO Loket 1 en opgenomen in de beschikking.

De verhuiskostenvergoeding geldt alléén bij verhuizing vanuit een zelfstandige woonruimte naar een zelfstandige woonruimte. Met een zelfstandige woon- ruimte wordt bedoeld een "woonruimte niet deel uitmakend van een woon-

/zorgcomplex" (artikel 1.2 sub p Verordening).

Een uitzondering op de situatie is een gehandicapt persoon die vanuit de veelal aangepaste ouderlijke woning voor het eerst zelfstandig gaan wonen in bijvoorbeeld een focuswoning of een andere vorm van beschermd wonen. De achterliggende gedachte hierbij is dat deze personen blijvend zijn aangewe- zen op een inkomen op het minimum niveau en veelal extra uitgaven hebben in verband met hun handicap.

Er wordt slechts één financiële tegemoetkoming voor verhuis- en inrichtings- kosten verstrekt, indien twee geïndiceerde personen vanuit hun gezamenlijk woonadres, waar zij bij normaal gebruik in de huidige woning problemen ondervinden, verhuizen naar een gemeenschappelijke geschikte woonruimte. In een aantal gevallen wordt voor een verhuizing geen financiële tegemoetko- ming verstrekt, ook al is er sprake van het ondervinden van problemen bij normaal gebruik. Dit is het geval bij:

a.een verhuizing naar een verzorgingshuis of andere woonzorgvorm

(Verordening, artikel 2.1 sub 7).

b.verhuizen vanuit en naar een woonruimte die niet geschikt is om het gehele jaar te bewonen, bijvoorbeeld verhuizing naar vakantiehuizen en dergelijke (Verordening, artikel 2.1 sub 7).

De financiële tegemoetkoming wordt ook niet verleend als de verhuizing heeft plaatsgevonden vóórdat de gemeente het besluit hieromtrent heeft

genomen (Verordening, artikel 1.3 sub 3a). Reden hiervoor is dat de gemeen- te in staat moet zijn advies in te winnen over de aard en de omvang van de problemen die cliënt bij normaal gebruik in de huidige woning ondervindt.

Op grond van dit advies beoordeelt de gemeente wat, gegeven de omstandig- heden, de meest adequate oplossing is. Mocht een verhuizing spoedeisend zijn, waardoor de tijd ontbreekt om de beschikking af te wachten, dan kan de gemeente in bepaalde situaties vroegtijdig toestemming tot verhuizing geven. Het besluit tot toekenning kan echter pas worden genomen als een positief advies beschikbaar is. Met een spoedeisende verhuizing wordt bijvoorbeeld bedoeld de situatie waarin de cliënt reeds een andere, geschikte woonruimte heeft aangeboden gekregen en de verhuisdatum min of meer vaststaat. Er wordt geen financiële tegemoetkoming verleend wanneer na de positieve indicatiestelling blijkt dat, op grond van een andere regeling ( of Verordening), reeds een financiële tegemoetkoming is verstrekt. Bijvoorbeeld de

Verordening financiële tegemoetkoming verhuis- en herinrichtingskosten bij stadsvernieuwingsactiviteiten.

Een financiële tegemoetkoming voor verhuis- en inrichtingskosten kan op twee manieren worden verstrekt:

  • a.

    ten behoeve van de gehandicapte;

  • b.

    ten behoeve van een niet-gehandicapte.

Ad. a

Aan een cliënt, die zelfstandig woont en die wegens problemen bij normaal gebruik van de woning, genoodzaakt is te verhuizen naar een andere woon- ruimte waar van deze problemen geen sprake meer is of waar met kleine ingrepen normaal gebruik van de woning mogelijk wordt gemaakt, wordt een financiële tegemoetkoming verstrekt.

Dit geldt dus ook voor mensen die naar een rolstoel- of Fokuswoning verhui- zen.

De tegemoetkoming wordt alleen uitbetaald indien de te betrekken woon- ruimte voldoet aan de gestelde wooneisen en aan de overige voorwaarden die de Wet en de Verordening stellen. De eisen waaraan de woonruimte moet voldoen worden in de beschikking opgenomen. De beschikking heeft een geldigheidsduur van vijf jaar.

Ad. b

Indien de partner of familie, na overlijden of vertrek van de gehandicapte, in een (rolstoel) aangepaste woning achterblijft, verplicht de gemeente de ach- terblijvende huisgenoot/huisgenoten niet om de aangepaste woning te verla- ten. Wel kan er op aangedrongen worden de woning vrij te maken voor een andere gehandicapte. Het vrijwillig verhuizen kan door de gemeente aantrek- kelijk gemaakt worden door het aanbieden van een vergoeding voor verhuis- en inrichtingskosten.

3.3.2 Woningaanpassingen

Bij woningaanpassingen, te weten voorzieningen die bestaan uit een bouw- kundige of woontechnische aanpassing in of aan de woning, wordt een finan- ciële tegemoetkoming verstrekt die gelijk staat aan de toegekende voorzie- ning.

Onder woningaanpassingen vallen:

  • 1.

    aanpassingen die gericht zijn op het verminderen of opheffen van ergo- nomische belemmeringen;

  • 2.

    een uitraasruimte.

Ad 1. Aanpassingen die gericht zijn op het verminderen of opheffen van erg- onomische belemmeringen.

Om voor deze voorziening in aanmerking te komen moet sprake zijn van erg- onomische belemmeringen, die de gehandicapte ondervindt bij het normale gebruik. Met de aanpassing van de woning moeten deze belemmeringen voor de gehandicapte zijn weggenomen, dan wel aanzienlijk verminderd. Bijvoorbeeld: het toegankelijk maken van de woning (verbreden van deuren, aanleggen van paden), aanpassingen aan toilet (verhoogde toiletpot) en dou- che/badkamer (plaatsen van beugels en drempelhulpen, vergroten van de douchecel, aanbrengen van stroeve douchevloeren), aanpassing in keuken

(plaatsen van onderrijdbaar keukenblok), traplift, vaste patiëntenlift. Uitzondering op de regel dat er sprake moet zijn van ergonomische belemme- ringen, betreft personen die vanuit een adequaat aangepaste ouderlijke woning voor het eerst "op zichzelf" gaan wonen. Voorwaarde om in de nieu- we woning aanpassingen vergoed te krijgen is, dat sprake is van een in princi- pe geschikte woonruimte (zie advies van RIO Loket 1).

Niet alle aanpassingen vallen onder de werking van de WVG. Zo wordt het realiseren, aanpassen dan wel toegankelijk maken van een garage niet ver- goed. Reden hiervoor is dat de woning in principe aangepast moet worden conform het uitvoeringsniveau van een woning in de sociale huursector. In de sociale woningbouw worden geen garages gerealiseerd. Hierop wordt een uit- zondering gemaakt als een vervoersvoorziening is verstrekt en de garage fun- geert als berging voor dit hulpmiddel (paragraaf 3.3.2.7 van deze Nota). In dat geval kunnen het aanpassen van de garage, het eigen toegangspad naar én

de toegangsdeur tot de garage in aanmerking komen voor een vergoeding. Het aanbrengen van inrichtingselementen, zoals kasten of een cv-installatie, komt niet voor vergoeding in aanmerking. Reden hiervoor is dat deze voorzie- ningen gezien worden als algemeen gebruikelijk. Het vervangen van een lavet en/of zitbad door een douche komt niet voor vergoeding in aanmerking, omdat een lavet en/of zitbad beschouwd kan worden als een verouderde voorziening en het vervangen hiervan en het plaatsen van een douche gezien moeten worden als het aanpassen van de woning aan de eisen van de tijd.

Dit is de taak van de eigenaar/verhuurder. Indien een (zit/lig)bad een ergono- mische belemmering vormt, kan op indicatie het bad vervangen worden door een douche.

Een aanvraag voor woningaanpassingen wordt afgewezen indien de noodzaak tot het treffen van aanpassingen voortkomt uit een verhuizing waartoe op grond van een "objectief aantoonbare beperking als gevolg van ziekte of gebrek" geen aanleiding bestond.

Op deze regel zijn twee uitzonderingen mogelijk.

  • 1.

    Indien de verhuizing plaatsvindt meer dan zeven jaar na het aanbrengen van aanpassingen in de huidige woning. Dus iemand kan via de gemeente in een, in principe geschikte, nieuwe woning opnieuw aan- passingen vergoed krijgen, als hij/zij verhuist uit een adequaat aange- paste woning waarin de aanpassingen zeven jaar geleden gerealiseerd zijn. Dit geldt zowel voor mensen die binnen de gemeente Utrecht ver- huizen als voor mensen die van buiten de gemeente Utrecht komen.

  • 2.

    Wanneer de verhuizing naar Utrecht plaatsvindt als gevolg van het aan- vaarden van een werkkring in de gemeente Utrecht. Dit betekent dat iemand die, vanuit een aangepaste woning in een andere gemeente naar Utrecht verhuist om hier een andere functie te aanvaarden, nog wel opnieuw in aanmerking kan komen voor woningaanpassingen. Voorwaarde hiervoor is dat sprake moet zijn van een in principe geschikte woning.

Voor woningaanpassingen is onderscheid gemaakt in zogenaamde eenvoudi- ge en complexe aanpassingen. Een eenvoudige aanpassing betreft het aan- brengen van standaard voorzieningen. De eenvoudige aanpassingen zijn benoemd en vastgelegd op de zogenaamde ‘winkellijst’ (zie Bijlage 3). Het gaat hier bijvoorbeeld om handgrepen en beugels voor douche en toilet, toi- letverhogers, een opklapbaar douchezitje en een glijstang voor de douche. Voor deze voorzieningen wordt via een ‘verkorte procedure’, na het indienen van de aanvraag bij RIO Loket 1, vrijwel direct een advies gemaakt. Mocht echter een aanvraag voor meerdere eenvoudige aanpassingen het bedrag van EUR 1.500,00 overschrijden, dan wordt een medisch advies gevraagd van RIO Loket 1.

In het programma van eisen dat RIO Loket 1 voor complexe woningaanpass- ingen opstelt, staan alle eisen waar de aanpassingen aan moeten voldoen. Hierbij wordt rekening gehouden met de ernst en de omvang van de beper- kingen, het ziektebeeld, de bouwkundige situatie en de afweging hoelang een voorziening adequaat zal zijn, gezien de prognose van de handicap en de ver- schillende alternatieve oplossingen.

Keuzevrijhei d voo r d e klant.

Indien de cliënt een luxere dan wel duurdere woningaanpassing wenst dan is vastgelegd in de beschikking dan is dit mogelijk. De cliënt moet hierover met de bouwkundig medewerker overleggen. De meerkosten worden door de cliënt betaald.

Indien de cliënt geen eigenaar is van de woning is toestemming van de eige- naar vereist.

Ad 2. Uitraasruimte.

Een uitraasruimte is een verblijfsruimte waarin een gehandicapte, die vanwe- ge een gedragsstoornis ernstig ontremd gedrag vertoont, zich kan afzonderen of tot rust kan komen. Hoe zo'n verblijfsruimte eruit moet zien, hangt af van de individuele situatie.

In het algemeen wordt bij aanpassingen die technisch niet uitvoerbaar wor- den geacht en/of zeer kostbare aanpassingen, het alternatief van een verhui- zing bekeken. In overleg met de betrokkenen wordt bekeken wat de beste oplossing is, gezien de technische mogelijkheden, de sociale omstandigheden en de financiële aspecten (paragraaf 3.3.2 Nota).

3.3.2.1 Vergoeding kosten

Bij het aanpassen van een woning worden, naast de kosten van de noodzake- lijke voorzieningen, nog een aantal andere (veelal administratie-) kosten gemaakt. Welke kosten de gemeente Utrecht vergoedt, is beschreven in artikel

2.3 van het Besluit eigen bijdragen en financiële tegemoetkomingen.

3.3.2.2 Instemming belanghebbenden

Voordat de woonruimte aangepast kan worden, is de medewerking van de eigenaar en (soms) van medebewoners nodig. Naar verwachting zal de medewerking van een eigenaar-bewoner geen problemen opleveren, omdat de aanpassing noodzakelijk is voor hemzelf of een lid van het huishouden. Bij verhuurders kan de situatie anders zijn.

Er dient onderscheid gemaakt te worden tussen particuliere en sociale ver- huurders. Op grond van het Besluit Beheer Sociale Huursector (BBSH), heb- ben sociale verhuurders een taak in de huisvesting van gehandicapten. Een sociale verhuurder dient door het bouwen of treffen van voorzieningen aan woongelegenheden, te zorgen dat lichamelijk gehandicapten volgens redelijke wensen kunnen worden gehuisvest.

Als een sociale verhuurder, volgens de gemeente, weigert voldoende invulling te geven aan zijn taak, bijvoorbeeld door te weigeren medewerking te verle- nen aan een woningaanpassing, kan de gemeente het rijk inschakelen voor het opleggen van een sanctie. Dit wordt echter als het uiterste middel beschouwd, dat bij sociale verhuurders bij hoge uitzondering moet worden toegepast. De gemeente voert ad hoc overleg met sociale verhuurders over de wijze waarop omgegaan moet worden met aanvragen voor een woningaan- passing.

Voor particuliere verhuurders bestaat deze taakstelling niet. De gemeente kan de medewerking voor het aanbrengen van woningaanpassingen afdwingen via een aanschrijving op grond van artikel 15a van de Woningwet. De wetge- ver heeft de gronden tot het opleggen van een aanschrijving uitgebreid ten aanzien van het aanvragen van voorzieningen voor gehandicapten. De mede- werking van, zowel sociale als particuliere, verhuurders wordt gestimuleerd door het verlenen van een financiële tegemoetkoming bij huurderving (para- graaf 3.3.5 van deze Nota).

3.3.2.3 Het verwerven van grond

Het is mogelijk aan huiseigenaren een financiële tegemoetkoming te verstrek- ken voor het verwerven van extra grond ten behoeve van een aanbouw of uit- breiding van een bepaald vertrek. Om in aanmerking te komen voor een der- gelijke vergoeding, moet vaststaan dat het omwille van een objectief aantoon- baar gebrek ten gevolge van ziekte of gebrek noodzakelijk is dat een woning wordt uitgebreid of een aanbouw wordt gerealiseerd. In onderstaand over- zicht is aangegeven voor maximaal hoeveel m_ een financiële tegemoetko- ming wordt verstrekt. Voor verschillende soorten vertrekken binnen de wonin- gen is onderscheid gemaakt naar het realiseren van een aanbouw (I) en het uitbreiden van een reeds aanwezig vertrek (II).

Soort vertrek I aanbouw van een vertrek II uitbreiding van aanwezig vertrek

(te vergoeden extra m2) (te vergoeden extra m2)

woonkamer 30 6 keuken 10 4 eenpersoons slaapkamer 10 4 tweepersoons slaapkamer 18 4 toiletruimte 2 1 badkamer:

  • -

    wastafelruimte 2 1

  • -

    doucheruimte 3 2

entree/gang/hal 5 2

berging 6 4

In een aantal situaties is het mogelijk dat voor het verwerven van extra m_ grond, voor de aanleg van een verhard pad een financiële tegemoetkoming wordt verstrekt. Het gaat hierbij om die situaties waar een (bestaand) verhard pad tussen de openbare weg en de hoofdingang, tot een woonruimte wordt aangelegd (of aangepast) en waar een (bestaand) verhard pad tussen een tweede ingang en een berging en/of tuinpoort wordt aangelegd (of aange- past). Het maximale aantal m2 dat vergoed wordt bedraagt 20 m2.

Men komt in aanmerking voor een bijdrage van ten hoogste 6 m2 ten behoe- ve van de aanleg van een terras dan wel aanpassing van een bestaand terras direct bij een woonruimte.

3.3.2.4 Hoofdverblijf

De zorgplicht die de gemeente met betrekking tot het verlenen van wonin- gaanpassingen heeft, beperkt zich tot het hoofdverblijf van de gehandicapte

(Verordening, artikel 2.1 sub 1). Een financiële tegemoetkoming is in beginsel alleen mogelijk voor aanpassing van een woning waar de belanghebbende daadwerkelijk zijn vaste woon- en verblijfplaats heeft. Hierop is een uitzonde- ring gemaakt voor die gevallen waarin een belanghebbende zijn hoofdverblijf heeft in een AWBZ-inrichting en regelmatig een bepaalde woning bezoekt én voor een minderjarige gehandicapte die bij één van de ouders woont en regelmatig de andere ouder bezoekt.

De gemeente kan in deze situatie beslissen dat eenmalig een financiële tege- moetkoming wordt verstrekt voor het aanpassen van een woning waar een gehandicapte vaak verblijft. Het gemeentelijk beleid is dat een woning bezoekbaar moet zijn. Dit betekent dat aanpassingen worden vergoed die nodig zijn om de toegang tot de woning, de woonkamer en één toilet moge- lijk te maken. Aanpassing van de slaapkamer voor overnachting wordt niet vergoed. Belanghebbende verblijft niet voortdurend in de te bezoeken

woning. Daarom is het redelijk, dat geen volledige maar een beperkte aanpas- sing wordt gerealiseerd.

3.3.2.5 Aanvang werkzaamheden en inzage in de woning

Het aanbrengen van woningaanpassingen wordt alleen dan vergoed wanneer met de start van de werkzaamheden wordt gewacht tot na het besluit op de aanvraag (artikel 1.3 sub 3a Verordening,). Om de gemeente in de gelegen- heid te stellen het indicatiebesluit te toetsen en vast te stellen welke aanpass- ingen het goedkoopst adequaat zijn, moet de woning in de huidige staat bekeken kunnen worden. In sommige situaties kan de gemeente een uitzon- dering maken op deze regel. Wanneer spoedeisende (medische) omstandig- heden het wachten op de beschikking onmogelijk maken kan de gemeente beslissen toestemming te verlenen alvast te starten met de werkzaamheden. In deze situatie moet er door RIO Loket 1 een indicatie worden gesteld.

Naast de voorwaarde dat medewerkers van de gemeente en/of RIO Loket 1 toegang wordt verleend tot de huidige woning/woonruimte, moet ook inzicht worden geboden in bescheiden en tekeningen, die betrekking hebben op de woningaanpassing.

Van de woningeigenaar wordt verlangd dat de benodigde vergunningen in zijn bezit zijn en een afschrift ervan aan de gemeente is verstrekt. Achteraf moeten medewerkers van de gemeente in de gelegenheid gesteld worden om de woningaanpassing te controleren.

3.3.2.6 Traplift

Bij het overbruggen van hoogteverschillen in de woning, kan het installeren van een traplift een (relatief) goedkope en adequate oplossing zijn. Om vast te stellen of dit het geval is, wordt dezelfde afweging als bij de keuze aanpas- sen of verhuizen gemaakt (paragraaf 3.3.2 van deze Nota).

In principe wordt één traplift vergoed. In uitzonderlijke gevallen echter, waar- bij twee trapliften nodig zijn voor het opheffen of verminderen van beperkin- gen, die een gehandicapte bij het normale gebruik van zijn woonruimte ondervindt, kunnen twee trapliften worden aangebracht. Het gaat daarbij om belemmeringen die normale woonactiviteiten bemoeilijken of onmogelijk maken. Het betreft ruimten voor het bereiden van eten, het slapen en lichaamsreiniging. De daarvoor bestemde ruimten moeten bruikbaar zijn voor de functies waartoe ze bestemd zijn.

3.3.2.7 Het stallen van scootermobielen en aangepaste fietsen

Voor de verstrekking van een scootermobiel of aangepaste fiets wordt de noodzaak van een geschikte stalling vastgesteld.

Bij het creëren van een stallingruimte worden de volgende uitgangspunten gehanteerd:

  • a.

    de stallingruimte moet bescherming bieden tegen regen en vorst;

  • b.

    de stallingruimte moet gemakkelijk toegankelijk zijn;

  • c.

    in de stallingruimte moet, naast de ruimte voor de scootermobiel, vol- doende manoeuvreerruimte zijn;

  • d.

    de scootermobiel mag niet aan de openbare weg gestald worden;

  • e.

    de stallingruimte moet tot de woning behoren.

Het creëren van een bergruimte is mede afhankelijk van de manier waarop de woning is gesitueerd en ingedeeld.

Stallingmogelijkheden:

  • 1.

    In de meest ideale situatie is er reeds een stallingmogelijkheid aanwe- zig, bijvoorbeeld in de vorm van een geschikte berging. Ook kan het zijn dat mensen in huis een mogelijkheid hebben om de scootermobiel te stallen.

  • 2.

    Blijkt deze mogelijkheid er niet te zijn, dan wordt gekeken hoe een stal- lingruimte gecreëerd kan worden, bijvoorbeeld in een berging die kan worden aangepast. Ook in een bestaande ruimte in de woning kunnen voorzieningen worden getroffen waardoor stallen en opladen van een scootermobiel mogelijk wordt.

  • 3.

    Soms is het niet mogelijk om een stallingruimte buiten de woning te creëren. Dit komt nogal eens voor bij vooroorlogse woningen, die wel een tuin hebben maar geen achterom. In sommige gevallen bestaat dan nog de mogelijkheid om de scootermobiel via de gang naar de tuin te rijden. Als dit ook niet kan, wordt bekeken of het mogelijk is om de scootermobiel buiten in de voortuin te stallen. Er zal dan een wandcon- tactdoos worden aangebracht voor de acculader (indien gebruik wordt gemaakt van een scootermobiel met een natte accu) en een ring aan de muur om de scootermobiel aan een ketting te kunnen vastmaken. De scootermobiel moet afgedekt worden met een dekzeil. Omdat dit nogal omslachtig is, kan tegelijkertijd met de gehandicapte besproken worden of verhuizen een beter alternatief is. Hierbij spelen de binding met de buurt en de sociale contacten een rol.

Indien aan bovenstaande eisen tot het stallen van een scootermobiel niet kan worden voldaan wordt de aanvraag voor een scootermobiel afgewezen.

3.3.2.8 Gemeenschappelijke ruimten

Gemeenschappelijke ruimten zijn ‘gedeelten van een woongebouw, niet behorend tot de woonruimte, bestemd en noodzakelijk om de woonruimte van de gehandicapte vanaf de toegang tot het woongebouw te bereiken’ (arti- kel 1.2 sub o Verordening).

In gemeenschappelijke ruimten kunnen, op individuele aanvraag, ook bepaal- de (in artikel 2.4 sub 1 van het Besluit) benoemde voorzieningen aangebracht worden. Belangrijk is dat dit alleen gebeurt, als de woning van een gehandi- capte zonder deze aanpassingen ontoegankelijk blijft.

De aanpassing dient er dus voor te zorgen, dat de gehandicapte vanuit de gemeenschappelijke ruimte de woning kan betreden, waar dit vóór het aan- brengen van de aanpassingen onmogelijk was.

Er kan een financiële tegemoetkoming verleend worden voor uitsluitend de volgende voorzieningen aan een gemeenschappelijke ruimte:

• verbreden van toegangsdeuren;

• aanbrengen van elektrische deuropeners;

• aanleg van een hellingbaan van de openbare weg naar de toegang van het gebouw (mits de woningen in het woongebouw te bereiken zijn met een rolstoel);

• drempels en vlonders;

• aanbrengen van een extra trapleuning bij een portiekwoning;

• aanleggen van een opstelplaats voor een rolstoel bij de toegangsdeur van het woongebouw.

Uitzondering hierop is artikel 2.1 sub 7 van de Verordening.

3.3.2.9 Woonwagens, woonschepen en binnenschepen

Voordat woonwagens, woonschepen en binnenschepen aangepast kunnen worden, moet duidelijk zijn dat aan bepaalde voorwaarden voldaan is. Voor een woonwagen geldt dat:

  • 1.

    deze op het moment dat de aanvraag ingediend wordt, moet staan op een officiële standplaats van de gemeente Utrecht.

  • 2.

    de technische levensduur van de woonwagen nog minimaal zeven jaar is;

  • 3.

    de standplaats niet binnen zeven jaar voor opheffing in aanmerking komt;

  • 4.

    de hoofdbewoner van de woonwagen in het bezit is van een bouwver- gunning als bedoeld in de Woningwet;

  • 5.

    voor de betreffende woonwagen een bouwvergunning verleend is door de daartoe bevoegde instantie.

Om in aanmerking te komen voor aanpassingen in woonschepen, moet vol- daan worden aan de volgende voorwaarden:

  • 1.

    het woonschip moet op het moment dat de aanvraag ingediend wordt een ligplaats hebben ingenomen waarvoor door het college van Burgemeester en Wethouders van Utrecht toestemming is verleend;

  • 2.

    de technische levensduur van het woonschip ten tijde van indiening van de aanvraag nog minimaal zeven jaar is;

  • 3.

    het woonschip ten tijde van indiening van de aanvraag nog minimaal zeven jaar op de ligplaats mag blijven liggen.

Indien de technische levensduur van de woonwagen of het woonschip ten tijde van indiening van de aanvraag minder dan zeven jaar is of de stand- plaats van de woonwagen binnen zeven jaar voor opheffing in aanmerking komt of het woonschip niet tenminste nog zeven jaar op de ligplaats mag lig- gen, bedragen de maximale aanpassingskosten EUR 1.500,00.

Aanpassing aan het woonverblijf van binnenschepen moet betrekking hebben op het, voor de schipper, de bemanning en hun gezinsleden, bestemde gedeelte van het verblijf.

Het binnenschip moet bedrijfsmatig gebruikt worden voor vervoer van goede- ren of het vervoer van meer dan twaalf personen (exclusief de schipper, bemanningsleden en hun gezinsleden). Dat een binnenschip geschikt is voor het vervoer van goederen, betekent dat het een laadvermogen van tenminste vijftien ton heeft. Dit laatste moet blijken uit de meetbrief, volgens het Metingsbesluit binnenvaartuigen 1978. Het "Certificaat van onderzoek", uitge- geven door de Scheepvaartinspectie, geeft aan hoe de technische staat van het schip is en dat het voldoet aan de wettelijke vereisten.

Indien aan bovengenoemde voorwaarden voldaan is gelden voor het aanpas- sen van deze woonvormen dezelfde regels als voor zelfstandige woningen. De vormgeving van deze woonvormen brengt echter op zich al beperkingen met zich mee voor de bewoners. Gehandicapten ondervinden daardoor eerder belemmeringen die ernstiger van aard zijn dan bij woningen. Bij de toeken- ning van de woonvoorziening moet rekening worden gehouden met de geschatte technische levensduur van de woonvorm.

3.3.3 Woonvoorzieningen van niet-bouwkundige of niet-woontechni- sche aard

De volgende woonvoorzieningen van niet-bouwkundige en niet-woontechni- sche aard worden onderscheiden:

  • a.

    woningsanering (financiële tegemoetkoming);

  • b.

    rolstoelvloerbedekking (financiële tegemoetkoming);

  • c.

    losse woonvoorzieningen (verstrekking in natura).

3.3.3.1 Woningsanering in verband met CARA

Klachten die verband houden met luchtwegaandoeningen, kunnen verminde- ren als enerzijds de woning schoon en stofvrij wordt gehouden en anderzijds als bij de inrichting van de woning rekening wordt gehouden met gladde of synthetische materialen. Ook de kwaliteit van de woning speelt een belangrij- ke rol. Een gehandicapte kan in aanmerking komen voor een financiële tege- moetkoming voor het treffen van voorzieningen als vloer-, wand- en raambe- kleding, indien deze voortkomen uit een aantoonbare allergie voor huis(stof)mijt of een aantoonbare aanleg hiertoe. In principe komt de sane- ring van de woonkamer en maximaal één slaapkamer voor een financiële tegemoetkoming in aanmerking. Bij één kamer woningen betreft het alleen die ene kamer.

Indien meerdere personen uit één gezin, op één adres, in aanmerking komen voor woningsanering in verband met CARA, zal gekeken worden naar het aan- tal slaapkamers dat gesaneerd moet worden.

De procedure die gevolgd wordt bij het aanvragen van woningsanering is als volgt:

De aanvraag wordt ingediend bij RIO Loket 1, waarna de aanvrager een aan- vraagformulier voor woningsanering en een aanvraagformulier voor de expert op het gebied van luchtwegaandoeningen ontvangt. Als de aanvraag binnen is bij RIO Loket 1, krijgt de aanvrager een oproep voor het spreekuur. Om de allergie vast te kunnen stellen, dient de aanvrager de uitslag van de allergie- test mee te nemen, waarmee is aangetoond dat men lijdt aan een huisstof- mijtallergie of aanleg daartoe heeft.

Deze diagnose moet recent, doch niet langer dan zeven jaar geleden, zijn gesteld. Zeven jaar wordt gezien als een redelijke termijn waarbinnen veron- dersteld mag worden dat de aanvrager, die weet dat zij/hij allergisch is voor huisstofmijt, zelf de betreffende materialen in woon- en slaapkamer al heeft vervangen. Ook ligt de gemiddelde afschrijvingstermijn van de betreffende materialen rond de zeven jaar.

De longverpleegkundige controleert de aangeschafte voorzieningen. Als de geïndiceerde zaken niet volgens advies zijn aangeschaft, kan het College van Burgemeester en Wethouders het verstrekte bedrag terugvorderen.

Woningsanering versus verhuiskostenvergoeding

In de beoordeling door de gemeente wordt bekeken of de aanvrager naast een tegemoetkoming in de woningsanering ook een tegemoetkoming in de verhuis- en inrichtingskosten heeft aangevraagd. Is dit het geval én is de ver- huiskostenvergoeding toegekend, dan wordt het verzoek om woningsanering afgewezen. Bij een verhuizing wordt het vervangen van materialen gezien als algemeen gebruikelijk en dus niet door de WVG vergoed. Bij een afwijzing voor verhuiskostenvergoeding wordt sanering, mits positief geadviseerd, wel toegekend indien de cliënt in de woning blijft wonen.

Verhuiskostenvergoeding Woningsanering

ja nee

nee ja, (mits positief geadviseerd en indien cliënt in de woning blijft wonen)

In de situatie waarin een verhuizing achter de rug is en woningsanering wordt aangevraagd wordt de diagnose naast de datum van de verhuizing gezet. Indien de datum van de verhuizing ligt vóór de datum van de diagnose, wordt woningsanering toegekend. Is men verhuisd nadat de diagnose is gesteld, dan wordt sanering afgewezen. Ook in deze laatste situatie geldt de regel dat bij verhuizing het vervangen van materialen als algemeen gebruikelijk wordt aan- gemerkt.

Verhuiskostenvergoeding Woningsanering

ja of nee ja, indien de datum van de verhuizing ligt voor de datum van de diagnose CARA

ja of nee nee, indien de datum van de verhuizing ligt na de datum van de diagnose CARA

3.3.3.2 Rolstoelvloerbedekking

Voor de gebruiker van een rolstoel kan het noodzakelijk zijn dat de 'gewone' vloerbedekking wordt vervangen door rolstoelvast tapijt. Dit is het geval als de aanwezige vloerbedekking ongeschikt is om zich met een rolstoel op ade- quate wijze te verplaatsen. Een vergoeding voor het vervangen van de vloer- bedekking wordt alleen verstrekt, wanneer voor het eerst een rolstoel wordt verstrekt aan de gebruiker. Ontvangt de aanvrager tegelijkertijd ook een ver- huiskostenvergoeding in verband met een verhuizing naar een meer geschikte woonruimte, dan wordt niet ook nog een vergoeding voor rolstoelvloerbedek- king verstrekt.

3.3.3.3 Losse woonvoorzieningen

Bij de losse woonvoorzieningen gaat het om niet-bouwkundige voorzienin- gen, die niet aard- en nagelvast zijn, bijvoorbeeld verrijdbare patiëntentilliften en losse sanitaire voorzieningen.

Zoals bij woningaanpassingen (paragraaf 3.3.2) is ook voor de losse woon- voorzieningen onderscheid gemaakt tussen eenvoudige, standaard voorzie- ningen en individueel aangepaste complexe voorzieningen. De eenvoudige voorzieningen zijn benoemd en vastgelegd in de zogenaamde 'winkellijst' (zie Bijlage 3). Bij een aanvraag voor (één of meer) op de zogenaamde 'winkel- lijst' benoemde losse voorzieningen onder een bedrag van EUR 500,00, hoeft geen medisch advies van RIO Loket 1 gevraagd te worden.

Voorbeelden van dergelijke voorzieningen zijn de badplank en een (eenvoudi- ge) douche- of toiletstoel. Voor deze voorzieningen wordt via een verkorte procedure, na het indienen van de aanvraag bij RIO Loket 1, meteen een advies opgesteld.

De losse woonvoorzieningen worden door de gemeente Utrecht in bruikleen aan de cliënt verstrekt. Ligt de aanschafprijs beneden de EUR 250,00, dan wordt de voorziening het eigendom van de cliënt Een duurdere voorziening blijft eigendom van de gemeente. De gemeente Utrecht zorgt ervoor dat de betrokkene een bruikleenovereenkomst tekent. Doel hiervan is dat de gemeente, zodra een voorziening niet langer nodig is, hierover weer opnieuw kan beschikken. Waar mogelijk kan deze dan hergebruikt worden.

Verrijdbare patiënten- of tilliften

Het maken van transfers, bijvoorbeeld uit bed in de rolstoel of uit de rolstoel in bad, kan voor een gehandicapte problemen opleveren. Een verrijdbare patiëntentillift kan dan een oplossing bieden. Deze lift wordt gebruikt voor transfers in en uit het bed, naar en van het toilet, etc. Er zijn verschillende soorten liften te weten: vaste patiëntentilliften, die tot de onroerende, aard en nagelvaste voorzieningen behoren en verrijdbare patiëntentilliften, een zoge- naamde losse woonvoorziening.

De keuze voor een vaste of verrijdbare tillift wordt bepaald door de mate van noodzakelijke lichaamsondersteuning (uitgaande van de functiebeperkingen van de betrokkene), de beschikbare ruimte én de bouwkundige situatie in de woning.

Uitgangspunt bij deze voorziening is dat een gehandicapte niet in staat is zelf- standig in en uit bed te gaan, noch zelfstandig in een rolstoel plaats kan nemen. De gemeente verstrekt deze voorziening in bruikleen.

Losse sanitaire voorzieningen

Bij losse douche- en badvoorzieningen gaat het om een losse douchestoel, douche-/toiletstoel, doucherolstoel, douchebrancard, badplank. Bij toiletvoor- zieningen gaat het bijvoorbeeld om een toiletstoel. Uitgangspunt bij de vers- trekking van een losse douche- en of toiletstoel is, dat een gehandicapte niet staande kan douchen of problemen heeft bij het toiletgebruik. Deze voorzie- ningen worden in natura verstrekt. Een gehandicapte die tijdelijk aangewezen is op hulpmiddelen bij het baden, douchen, wassen en voor toiletgebruik, kan deze aanvragen bij de Thuiszorgwinkel (paragraaf 1.2.2).

3.3.4 Tegemoetkoming in de kosten van onderhoud en reparatie van elektromechanische voorzieningen

Reparatie, verzorging - en vervangingswerkzaamheden, alsmede eventueel verplicht gestelde periodieke keuringen, behoren tot de verplichting van de verhuurder. De gemeente heeft ervoor gekozen voor sommige voorzieningen vergoedingen te verstrekken voor kosten van preventief onderhoud en/of onderhoud en reparatie. De voorziening moet dan wel gebruikt worden door de persoon voor wie het hulpmiddel geïndiceerd is. Dit betreft alleen voorzie- ningen die door de gemeente zijn verstrekt.

Het betreft zaken die naar hun aard onroerend zijn, zoals stoelliften (traplift), rolstoel- of plateauliften, woonhuisliften, inrichtingen voor het verstellen van keukenblokken en elektromechanische openings- en sluitingsapparaten van deuren. Incidenteel kan ook voor de wash-air of sanibroyeur een vergoeding voor onderhoud en reparatie worden verstrekt (zie artikel 2.6 van het Besluit), staat welke bedragen verstrekt kunnen worden en hoe vaak per jaar.

Naast de vergoedingen voor onderhoud en reparatiekosten aan elektrisch aangedreven voorzieningen, worden ook de kosten vergoed van reparaties aan voorzieningen met mechanisch beweegbare delen (wielen, remmen of kwetsbare scharnieren), zoals de douche- en/of toiletstoel en het opklapbare douchezitje.

In de afweging of een reparatie nog zinvol is, zet de gemeente de leeftijd van de voorziening af tegen de reparatiekosten, de verwachte levensduur van het hulpmiddel en de nieuwwaarde van deze voorziening.

3.3.5 Huurderving

De gemeente acht het redelijk om aan een verhuurder van een (semi)rol- stoelwoning of een woning die voor meer dan EUR 4.000,00 is aangepast, een financiële tegemoetkoming te verlenen indien ten gevolge van huur- beëindiging sprake is van derving van huurinkomsten. De aanpassingen aan deze woning dienen wel met financiële steun vanuit de gemeente gereali- seerd te zijn.

Zowel de gemeente als de verhuurders hebben er belang bij dat reeds aange- paste woningen weer opnieuw beschikbaar komen voor gehandicapten. Het vinden van een geschikte kandidaat, die baat heeft bij de (aangepaste) woon- ruimte, kan veelal enige tijd in beslag nemen.

Aan de eigenaar van de woonruimte kan een financiële tegemoetkoming wor- den verleend voor een periode van ten hoogste drie maanden, te rekenen vanaf de tweede maand van leegstand. Voor de berekening moet worden uit- gegaan van de kale huur. Om in aanmerking te komen voor een tegemoetko- ming in de kosten van huurderving, moet de woningeigenaar / verhuurder schriftelijk een verzoek in dienen bij de gemeente.

3.3.6 Tijdelijke huisvesting

Wanneer een woonruimte van een belanghebbende wordt aangepast, is deze soms genoodzaakt tijdelijk ergens anders te wonen. Ook kan de situatie zich voordoen, dat een belanghebbende of zijn verzorger al een andere woon- ruimte heeft gehuurd maar deze nog niet kan betrekken, omdat daarin nog een aanpassing moet plaatsvinden. Voor de periode dat dit noodzakelijk is, kan een vergoeding van extra woonlasten in verband met tijdelijke huisvesting worden gegeven. Duidelijk moet zijn dat de aanvrager redelijkerwijs niet heeft kunnen voorkomen dat hij voor dubbele woonlasten is komen te staan. De gemeente beslist of de noodzaak van het vergoeden van (een deel van) de kosten van tijdelijke huisvesting aanwezig is.

De tegemoetkoming heeft betrekking op de kosten die gemaakt worden in verband met het tijdelijk betrekken van zelfstandige woonruimte, het tijdelijk betrekken van een niet-zelfstandige woonruimte of het langer moeten aan- houden van de te verlaten woonruimte.

Aan de gehandicapte kan voor een periode van maximaal zes maanden, te rekenen vanaf de tweede maand dat de oude woonruimte is verlaten, een tegemoetkoming in de kosten van tijdelijk huisvesting worden verstrekt. Voor de berekening moet worden uitgegaan van de kale huur, van de oude, (te verlaten) woning. De betrokkene moet de gemeente schriftelijk verzoeken om een financiële tegemoetkoming in de kosten van tijdelijke huisvesting. Zodra de noodzakelijke woningaanpassingen in de nieuwe woning gereed zijn, wordt het vergoeden van de dubbele huurlasten beëindigd.

3.3.7 Bouwen van rolstoelwoningen

De gemeente voert een actief beleid waar het gaat om het beschikbaar heb- ben en houden van rolstoelaangepaste woningen. Enerzijds wordt door mid- del van een financiële tegemoetkoming voor mensen die een voor rolstoel aangepaste woning vrijmaken, getracht deze woningen beschikbaar te hou- den voor de doelgroep. Anderzijds is de gemeente/ Dienst Stadsontwikkeling alert op de mogelijkheden in nieuwbouwplannen één of meer rolstoelwonin- gen op te nemen. Van invloed op de keuze voor het nieuw bouwen van rol- stoelwoningen is het evenwicht tussen het huidige aantal rolstoelwoningen en de vraag (wachtlijst). Ook wordt gekeken naar de aard van de nieuw te bouwen woningen (sociale huur), de locatie (nabij voorzieningen e.d.) en of in het deel van de stad waar gebouwd gaat worden al een redelijk aantal rol- stoelwoningen aanwezig is.

De financiële tegemoetkoming betreft de volgende kosten:

  • 1.

    de verruimingskosten, indien er sprake is van volumevergroting van de woning tot rolstoelwoning;

  • 2.

    kosten met betrekking tot het specifiek aanpassen van de woning tot rolstoelwoning;

  • 3.

    het architectenhonorarium voor het deel van de volumevergroting. Dit honorarium wordt op dezelfde manier berekend zoals voor het totale nieuwbouwproject gebeurt.

Voordat een financiële tegemoetkoming in de kosten van de bouw van rol- stoelwoningen wordt verleend, moet duidelijk zijn dat voldaan wordt aan de regels met betrekking tot de bouw en subsidiëring van rolstoelwoningen. Deze staan beschreven in de notitie 'Rolstoelwoningen, gemeentelijke rand- voorwaarden voor rolstoelwoningen bij nieuwbouw' 2002.

Hoofdstuk 4 Vervoersvoorzieningen.

4.1 Inleiding

Onder vervoersvoorzieningen verstaat de Wvg een voorziening die gericht is op het opheffen of verminderen van beperkingen die een gehandicapte bij vervoer buitenshuis ondervindt.

Een vervoersvoorziening wordt slechts toegekend, indien er sprake is van objectief aantoonbare beperkingen als gevolg van ziekte of gebrek.

In Utrecht rijdt de Regiotaxi. Regiotaxi is een vorm van aanvullend openbaar vervoer, dat van deur tot deur rijdt. Regiotaxi staat in principe open voor iedereen. Mensen die niet met het openbaar vervoer kunnen reizen kunnen via de Wvg een tegemoetkoming krijgen in de vervoerskosten. Daarnaast ont- vangen zij een pasje voor de Regiotaxi, waarmee ze tegen gereduceerd tarief met de Regiotaxi kunnen reizen. Deze vervoersvoorziening moet individueel worden aangevraagd.

De vervoersvoorziening kan bestaan uit:

  • a.

    een pasje voor Regiotaxi;

  • b.

    een financiële tegemoetkoming in de kosten van vervoer;

  • c.

    beide

Er kunnen ook een aantal vervoersvoorzieningen in natura worden verstrekt, zoals open- en gesloten buitenwagens en bruikleenauto's. Verder kunnen voorzieningen als (driewiel)fietsen en speciale auto- en fietszitjes in de vorm van een financiële tegemoetkoming en/of in natura worden verstrekt. Een combinatie van deze voorzieningen is ook mogelijk.

Afbakening zorgplicht m.b.t. vervoersvoorzieningen

Een vervoersvoorziening moet in eerste instantie voorzien in vervoer in de directe woon- en leefomgeving binnen de gemeentegrens van Utrecht. Een uitzondering hierop is mogelijk als het niet persoonlijk kunnen bezoeken van contacten in de directe woon- en leefomgeving leidt tot sociaal isolement.

De gemeente heeft een zorgplicht voor vervoersvoorzieningen voor personen die verblijven in gezinsvervangende tehuizen voor gehandicapten en regionale instellingen voor beschermd wonen (RIBW) en zgn. 'grote woonvormen'. Ook heeft de gemeente een zorgplicht voor bewoners van AWBZ-instellingen voor vervoer uitsluitend buiten de instelling.

Niet onder de Wvg vallen:

  • 1.

    Het vervoer van en naar het werk (REA);

  • 2.

    Leerlingenvervoer;

  • 3.

    Vervoer naar dagbestedingactiviteiten en ziekenhuis.

  • 4.

    2 Het recht op een vervoersvoorziening: algemene uitgangspunten

Een belanghebbende kan voor een vervoersvoorziening in aanmerking komen, wanneer objectief aantoonbare beperkingen als gevolg van ziekte of gebrek, het gebruik van het openbaar vervoer onmogelijk maken. Louter de

aantoonbare beperkingen als gevolg van ziekte/handicap in relatie tot de indi- viduele vervoersbehoefte van de gehandicapte, zijn bepalend voor de vraag

of, en zo ja in hoeverre de gehandicapte in aanmerking komt voor een voor- ziening. Psychische problemen (men durft niet in een bus of trein) zijn in principe geen indicatie voor een vervoersvoorziening. Dit probleem dient in eerste instantie door middel van een therapeutische behandeling opgelost te worden. Als dat geen oplossing biedt is er wel een langdurige noodzaak aan- wezig en zou wel een vervoersvoorziening verstrekt kunnen worden. Tijdens de therapie wordt geen vervoersvoorziening verstrekt.

Bij het vaststellen van het recht op een vervoersvoorziening wordt rekening gehouden met de vervoersbehoefte van de betrokkene en de mate waarin het openbaar vervoer en het aanvullend openbaar vervoer in die vervoersbe- hoefte kan voorzien.

Tussen de leeftijd van een belanghebbende en de vervoersbehoefte bestaat een duidelijke relatie. Kinderen vanaf 12 jaar en ouder hebben, evenals volwassenen, een zelfstandige vervoersbehoefte. Het gemeentelijk beleid gaat ervan uit, dat kinderen jonger dan 12 jaar geen zelfstandige vervoersbehoefte hebben omdat de ouders hen mee kunnen nemen, zonder dat een voorziening hoeft te worden getroffen.

In bepaalde gevallen kan dit onredelijk zijn, bijvoorbeeld een kind jonger dan

12 jaar dat vanwege de speciale wandelwagen/rolstoel niet met het openbaar vervoer mee kan. In dat geval kan een belanghebbende jonger dan 12 jaar in aanmerking komen voor een voorziening.

Individuele beperkingen van de gehandicapte vormen het uitgangspunt.

80+

Voor de meeste mensen van 80 jaar en ouder is het gebruik van het open- baar vervoer niet mogelijk.

Gezien de leeftijd wordt er dan ook geen medisch advies gevraagd als iemand van deze leeftijd een aanvraag doet voor een financiële tegemoetkoming in

de vervoerskosten. Bij de aanvraag wordt een verklaring gevraagd betreffende de onmogelijkheid om gebruik te maken van openbaar vervoer.

Er wordt een medisch advies gevraagd indien belanghebbende heeft aange- geven dat ook gebruik van het openbaar vervoer kan worden gemaakt.

4.2.1 Verplaatsingen in het kader van het leven van alle dag

Bij het vaststellen van de vervoersbehoefte wordt uitgegaan van het leven van alle dag. Onder het 'leven van alle dag' wordt verstaan: het onderhouden van sociale contacten, boodschappen doen, bezoeken van culturele- en sportacti- viteiten enz. Het bezoek aan familieleden, vrienden en kennissen die buiten de gemeente Utrecht wonen, blijft buiten beschouwing, behoudens uitzonde- ringsgevallen. Daarvan kan sprake zijn als betrokkene ter voorkoming van ver- eenzaming aangewezen is op dergelijke contacten buiten de gemeente Utrecht.

4.2.2.Tegemoetkomingen vervoersvoorzieningen.

Voor de meeste vervoersvoorzieningen geldt een inkomensgrens, die gerela- teerd is aan de Wvg norm. De Wvg-norm bedraagt twee maal de Abw-norm. Om voor een vervoersvoorziening in aanmerking te komen geldt in de meeste gevallen een inkomensgrens. Als iemand een inkomen heeft dat beneden deze Wvg-norm ligt kan hij/zij in aanmerking komen voor een individuele ver- voersvoorziening. Bij inkomen wordt uitgegaan van het bruto gezinsjaarinko- men. Onder gezinsinkomen wordt verstaan het inkomen van de aanvrager en zijn/haar partner met wie hij/zij duurzaam samenleeft.

Met bruto jaarinkomen wordt het inkomen bedoeld dat vermeld staat op de jaaropgave(n).

Voor verdere details: zie besluit.

Bij onderstaande voorzieningen staat per voorziening aangegeven bij welke voorziening de inkomensgrens geldt en bij welke voorziening niet. Voor toe- kennen tegemoetkoming zie ook stroomschema bijlage 3.

Collectief vervoer.

Het kunnen reizen met openbaar vervoer vormt het uitgangspunt bij het stroomschema tegemoetkomingen vervoersvoorzieningen. Het huidige open- baar vervoer is voor gehandicapten onvoldoende bereikbaar, toegankelijk en bruikbaar.

Daarom kent de Verordening ook de volgende voorzieningen:

Begeleidin g bi j openbaa r vervoer.

Indien iemand begeleiding nodig heeft bij het reizen met het openbaar ver- voer kan de begeleider bij de NS een begeleiderspas aanvragen. Maakt de begeleider ook kosten om bij de cliënt te komen, dan kan de cliënt een ver- goeding voor begeleidingskosten krijgen.

Aan de cliënt die onder begeleiding gebruik kan maken van het openbaar ver- voer kan een regiopas verstrekt worden. Hiermee kan hij/zij tegen geredu- ceerde prijs van de Regiotaxi gebruik maken. Dit om de zelfstandigheid van

de mensen te bevorderen. Het kunnen reizen met openbaar vervoer vormt hier het uitgangspunt.

Aanvullend openbaar vervoer.

Mensen die in het kader van "het leven van alledag" door aantoonbare beper- kingen als gevolg van ziekte of gebrek niet met het openbaar vervoer kunnen reizen kunnen via de Verordening een financiële tegemoetkoming krijgen in de vervoerskosten. Daarnaast ontvangen zij een pasje voor de Regiotaxi, waar- mee ze tegen gereduceerd tarief met de Regiotaxi kunnen reizen.

De Regiotaxi kent vier tariefgroepen:

  • 1.

    cliënten met een Wvg-pasje;

  • 2.

    mensen boven de 65 jaar die een laag inkomen hebben (inkomens- grens als geldend voor de U-pas);

  • 3.

    mensen boven de 65 jaar die een hoger inkomen hebben (boven de inkomensgrens van de U-pas);

  • 4.

    iedereen die met de Regiotaxi wil rijden en die niet onder bovenge- noemde categorieën valt.

Deze passagiers betalen het volle tarief zoals dit is vastgesteld door het bedrijf dat Regiotaxi verzorgt. Zij hebben geen pasje nodig.

Voor betaling geldt de zone-indeling zoals die van toepassing is bij het regu- liere openbaar vervoer. Wvg-cliënten betalen binnen de stad Utrecht het tarief conform de blauwe strippenkaart. In de regio betalen zij een hoger tarief. De vervoerskostenvergoeding dient ertoe de prijs voor de cliënt betaalbaar te houden.

Om voor een Wvg-Regiopasje en een vervoerskostenvergoeding in aanmer- king te komen geldt de inkomensgrens.

Tax i o f rolstoeltaxi.

Mensen die in het kader van "het leven van alledag" door aantoonbare beper- kingen als gevolg van ziekte of gebrek ook niet met de Regiotaxi kunnen rei- zen, krijgen een vergoeding voor het gebruik van een taxi of rolstoeltaxi.

Om voor een vergoeding voor taxi of rolstoeltaxi in aanmerking te komen geldt de inkomensgrens.

Bruikleenauto.

Is ook het reizen met een taxi of rolstoeltaxi niet mogelijk en kan iemand uit- sluitend per auto reizen dan heeft hij/zij, afhankelijk van het inkomen, recht op een bruikleenauto of een vergoeding voor gebruik van de auto.

Om voor een bruikleenauto in aanmerking te komen geldt de inkomensgrens.

4.2.3 Inkomensgrens bij vervoersvoorzieningen

Voor de meeste vervoersvoorzieningen geldt een inkomensgrens, die gerela- teerd is aan de Wvg norm. De Wvg-norm bedraagt twee maal de Abw-norm. Als iemand een inkomen heeft dat onder deze Wvg-norm ligt kan hij/zij in aanmerking komen voor een individuele vervoersvoorziening. Bij inkomen wordt uitgegaan van het bruto gezinsjaarinkomen. Onder (gezins)inkomen wordt verstaan het inkomen van de aanvrager en zijn/haar partner met wie hij/zij duurzaam samenleeft.

Met bruto jaarinkomen wordt het inkomen bedoeld dat vermeld staat op de jaaropgave(n).

Voor verdere details: zie besluit.

4.3 Vormen van individuele vervoersvoorzieningen

De volgende vervoersvoorzieningen worden onderscheiden:

  • 1.

    financiële tegemoetkoming voor het gebruik van taxi, eigen auto, ver- voer door derden, aanschaffing eigen auto en/of aanpassingen eigen auto voor personen met een bruto gezins- jaarinkomen onder de Wvg- norm en de kosten van aanleg invaliden parkeerplaats;

  • 2.

    vervoersvoorzieningen in natura (verplaatsingsmiddelen);

  • 3.

    Pgb voor een open buitenwagen en

  • 4.

    pasje voor de Regiotaxi

Een combinatie van bovenvermelde vervoersvoorzieningen is mogelijk. Deze opsomming is niet limitatief.

4.3.1.Financiële tegemoetkomingen

De volgende financiële tegemoetkomingen worden verstrekt:

  • 1.

    financiële tegemoetkoming in de vervoerskosten;

  • 2.

    de aanpassing van de eigen auto/rijlessen;

  • 3.

    autoaanpassing voor niet geïndiceerde autogebruikers;

  • 4.

    de kosten van aanleg van een invalideparkeerplaats;

  • 5.

    begeleidingskosten en

  • 6.

    oplaadkosten van de accu van een scootermobiel.

Ad . 1 Financiël e tegemoetkomin g i n d e vervoerskosten.

  • a.

    voor gebruik van een bruikleenauto, gesloten buitenwagen in bruikleen;

  • b.

    voor gebruik van een eigen auto, eigen gesloten buitenwagen, een taxi of vervoer door derden;

  • c.

    voor gebruik van een rolstoeltaxi.

a . Bruikleenauto/bruiklee n geslote n buitenwagen

Aan een gehandicapte aan wie een bruikleenauto of gesloten buitenwagen in bruikleen is toegekend kan een financiële tegemoetkoming in de kosten van het gebruik worden verstrekt.

b.Eigen auto of eigen gesloten buitenwagen/taxi/vervoer door derden Het gaat hier om een financiële tegemoetkoming in de vervoerskosten die naar eigen keuze aangewend kan worden voor het gebruik van een eigen auto of gesloten buitenwagen, een taxi of vervoer door derden.

Uitgangspunt van deze voorziening is dat de gehandicapte geen gebruik kan maken van het openbaar vervoer. Er is geen verantwoorde goedkopere oplos- sing mogelijk.

c.Rolstoeltaxi

Het gaat hier om een financiële tegemoetkoming in de vervoerskosten die aangewend kan worden voor het gebruik van een rolstoeltaxi.

Uitgangspunt is dat de gehandicapte geen gebruik kan maken van het open- baar vervoer. Betrokkene kan zich alleen verplaatsen per rolstoel. Er is geen verantwoorde goedkopere oplossing mogelijk.

Ad.2 De aanpassing van de eigen auto.

Aanpassingen kunnen betreffen:

  • -

    de bediening en besturing van de auto;

  • -

    het in en uit de auto komen;

  • -

    de zithouding;

  • -

    het in de auto meenemen van hulpmiddelen;

  • -

    de regeling van temperatuur en ventilatie;

  • -

    de verzorging van de gehandicapte.

Uitgangspunt van de voorziening is het gebruik van een auto voor gehandi- capten mogelijk te maken indien zij voor vervoer buitenshuis uitsluitend op de auto aangewezen zijn. Bij de verstrekking van aanpassingen is primair de vraag aan de orde of het (mogelijk maken van het) gebruik van de auto een goedkopere oplossing is dan de verlening van andere adequate vervoersvoorzieningen. Een vergoeding van de kosten voor aanpassingen is alleen mogelijk als de auto redelijk is aan te passen, in goede staat verkeert en in beginsel niet ouder dan drie jaar is of nog vijf jaar mee kan. Ook hier geldt de goed- koopst adequate en verantwoorde voorziening. De aanpassing van een auto voor besturing vanuit een rolstoel wordt niet vergoed, omdat in die situatie

het gebruik van een rolstoeltaxi een adequate oplossing is.

De financiële tegemoetkoming voor autoaanpassingen wordt voor een perio- de van vijf jaar toegekend.

Wanneer belanghebbende binnen deze termijn een nieuwe aanvraag indient voor een zelfde aanpassing, wordt vergoeding verleend naar rato van de inmiddels verstreken tijd.

Na afloop van de periode van vijf jaar, volgt niet automatisch een vervanging, maar zal, na verzoek van belanghebbende, een beoordeling plaatsvinden van de technische staat van het betreffende middel. Afhankelijk hiervan kan over- wogen worden het middel te vervangen.

In sommige gevallen zal een gehandicapte alleen in staat zijn een auto te besturen als deze aan zijn handicap is aangepast. Aanpassingen aan de eigen auto moeten functioneel noodzakelijk zijn voor mensen met een handicap en niet algemeen gebruikelijk of standaard ingebouwd zijn of kunnen worden. De aanpassingen zijn noodzakelijk voor gehandicapten en dienen alleen door hen gebruikt te worden.

In sommige gevallen zal een gehandicapte alleen in staat zijn een auto te besturen als deze aan zijn handicap is aangepast.

Voor deze voorziening geldt de inkomensgrens.

Ad.3 Autoaanpassing voor niet geïndiceerde autogebruikers.

Indien een tegemoetkoming in de vervoerskosten wordt ontvangen dan kan deze worden ingezet voor een autoaanpassing. Het moet hierbij gaan om een door RIO Loket 1 geïndiceerde voorziening die noodzakelijk is om gebruik te kunnen maken van een auto. De klant krijgt het recht op een vergoeding voor autoaanpassingen van maximaal vijf maal het jaarbedrag van een financiële tegemoetkoming.

Er kan slechts één maal in de vijf jaar gebruik worden gemaakt van deze mogelijkheid. Uitzondering is een verandering in de medische situatie binnen vijf jaar die zodanig is dat een andere aanpassing noodzakelijk is.

De volgende situaties kunnen voorkomen:

-de aanpassing is goedkoper dan het bedrag van vijf maal de jaarlijkse financiële tegemoetkoming.

Indien de termijn van de compensatie (kosten aanpassing –periodieke financiële tegemoetkoming is EUR 00,00) is verstreken wordt het over- gebleven deel uitbetaald als periodieke financiële tegemoetkoming.

-de aanpassing is duurder dan het bedrag van vijf maal de jaarlijkse financiële tegemoetkoming.

De meerkosten moeten door de klant zelf worden gefinancierd.

Aanschaffing van speciale autostoel.

Indien een belanghebbende geen gebruik kan maken van de bij de auto behorende standaardstoel kan een tegemoetkoming worden verstrekt in de aanpassingskosten.

Uitgangspunt is het gebruik van een auto voor gehandicapten mogelijk te maken indien zij voor vervoer buitenshuis uitsluitend op de auto zijn aange- wezen. Een vergoeding wordt niet verstrekt indien:

  • -

    een autostoel voornamelijk als doel heeft de zithouding te verbeteren. Deze stoelen zijn, ook voor niet-gehandicapten, normaal in de handel verkrijgbaar;

  • -

    de belanghebbende pas klachten krijgt na het rijden van lange afstan- den (75-100 km) of lange rijtijden (1 uur). Er mag van worden uitge- gaan dat hij tijdig pauzeert;

  • -

    de aanschaffing van de stoel uit preventief oogpunt geschiedt;

  • -

    de in de auto aanwezige standaardstoel aan redelijke normen voldoet. Belanghebbende moet bij zijn autokeuze voldoende aandacht hebben besteed aan het zitcomfort.

Voor deze voorziening geldt de inkomensgrens.

Rijlessen.

Rijlessen zijn algemeen gebruikelijk en komen dan ook niet voor vergoeding in aanmerking.

In het geval dat de kosten van rijlessen in een aangepast lesauto hoger zijn, worden deze meerkosten vergoed. Alleen mensen die gezien hun handicap

op een auto zijn aangewezen komen voor vergoeding van deze kosten in aan- merking.

Voor deze voorziening geldt de inkomensgrens.

Ad.4 De kosten van aanleg van een invalidenparkeerplaats.

Voor gehandicapten zijn mogelijkheden geschapen om het parkeren van hun vervoermiddel te vergemakkelijken. Deze faciliteiten zijn bijvoorbeeld een gemarkeerde invalidenparkeerplaats of een parkeerontheffing.

De financiële tegemoetkoming heeft betrekking op de kosten van de gemeen- te voor de aanleg van gereserveerde parkeerplaatsen.

Uitgangspunt is dat algemeen gebruikelijke parkeerkosten die ook mensen zonder handicap moeten maken, niet voor vergoeding in aanmerking komen. Indien er bij het gebruik van de eigen auto sprake is van "eigen keuze", terwijl alternatieven aanwezig zijn, wordt geen vergoeding verstrekt.

Een vergoeding kan alleen worden verstrekt als belanghebbende zich alleen door middel van een (bruikleen) (eigen) auto kan verplaatsen.

Voor het verkrijgen van parkeerfaciliteiten (bijv. gemarkeerde invalidenpar- keerplaats) kan een aanvraag worden gedaan bij Bureau Parkeren van de gemeente Utrecht. Om in aanmerking te komen voor vergoeding van de kos- ten van het medisch onderzoek en de aanleg van een invalidenparkeerplaats kan een aanvraag worden gedaan bij RIO Loket 1. Dit betekent dat er twee- maal een medische keuring nodig is. De reden hiervan is dat voor de WVG andere normen gelden dan bij het parkeerbeleid.

Voor deze voorziening geldt de inkomensgrens.

Ad. 5 Begeleidingskosten.

Het komt voor, dat een gehandicapte wel van het (aanvullend) openbaar ver- voer gebruik kan maken, maar dat hij daarbij aangewezen is op hulp van een begeleider.

Indien de begeleider, naast het gebruik van kosteloos vervoer in verband met gehandicapten-begeleiding, extra kosten moet maken, bijvoorbeeld de bege- leider moet voor het ophalen en wegbrengen van de gehandicapte steeds een reis alleen en derhalve als betalend passagier afleggen, dan kan een financiële tegemoetkoming worden verstrekt. De gehandicapte moet medisch gezien niet in staat zijn, om zonder begeleiding, verantwoord gebruik te maken van het (aanvullend) openbaar vervoer.

Voor vergoeding van begeleidingskosten geldt de inkomensgrens.

Ad. 6 Oplaadkosten van de accu van een scootermobiel.

Er wordt een financiële tegemoetkoming verstrekt voor de oplaadkosten van accu's van scootermobielen. Dit geldt niet voor bewoners van een verzorgingshuis. Hier vallen oplaadkosten onder het gemeenschappelijk energieverbruik, dat gefinancierd wordt door de AWBZ.

4.3.2.Vervoersvoorzieningen in natura.

Onder naturaverstrekkingen vallen voorzieningen die aan de gehandicapte in bruikleen of in eigendom worden toegekend. Vervoersvoorzieningen in natura worden in principe verstrekt voor een termijn van vijf jaar, tenzij er sprake is van een wijziging van de medische situatie.

Bruikleenauto’s en gesloten buitenwagens worden geleased, om deze vervolgens in bruikleen aan de cliënt te verstrekken. Na afloop van het leasecontract kan een nieuw medisch advies voor deze vervoersvoorziening worden aangevraagd.

Voor een aantal vervoersvoorzieningen geldt een inkomensgrens.

De volgende vervoersvoorzieningen in natura worden onderscheiden:

  • 1.

    open elektrische buitenwagen of een scootermobiel;

  • 2.

    gesloten buitenwagen;

  • 3.

    bruikleenauto;

  • 4.

    andere verplaatsingsmiddelen.

Ad. 1 Ee n ope n elektrisch e buitenwagen/scootermobie l i n bruikleen.

Het gaat hier om een vervoermiddel dat voorziet in de vervoersbehoefte op de korte afstand, in de directe omgeving van de eigen woning en op de iets langere afstand. Deze voorziening kan gecombineerd worden met een finan- ciële tegemoetkoming in de vervoerskosten.

Uitgangspunt is dat alle vervoersbehoeften op de korte en iets langere afstand kunnen worden ingevuld omdat geen gebruik kan worden gemaakt van het openbaar vervoer. Bij belanghebbende is sprake van ernstige stoornissen in

de sta- en loopfunctie.

Voor deze voorziening geldt geen inkomensgrens.

Ad . 2 Ee n a l da n nie t aangepast e geslote n buitenwage n (Canta ) i n bruikleen

Het gaat hier om een vervoermiddel dat voorziet in de vervoersbehoefte op de korte afstand, in de directe omgeving van de eigen woning, en op de iets langere afstand. Een gesloten buitenwagen biedt bescherming tegen weersomstandigheden en kan gecombineerd worden met een financiële tegemoetkoming in de kosten van het gebruik van dit vervoermiddel. Een gesloten buitenwagen is een specifiek invalidenvoertuig. In tegenstelling tot een brom- mobiel (welke niet door de Wvg verstrekt wordt) mag een gesloten buitenwagen:

• rijden op fietspaden;

• rijden binnen de bebouwde kom op fietspad en rijbaan;

• rijden buiten bebouwde kom op fietspaden en B-wegen;

• stapvoets rijden op trottoir;

• parkeren op trottoir en

• rijden in open winkel/wandelgebied.

Uitgangspunt van deze voorziening is dat hiermee alle vervoersbehoeften op korte afstand en de iets langere afstand kunnen worden ingevuld omdat het openbaar vervoer, aanvullend openbaar vervoer en andere verplaatsingsmiddelen (bijv. taxi, scootermobiel) niet in aanmerking komen. Voor betrokkene moet een medische noodzaak aanwezig zijn tot bescherming tegen weersomstandigheden.

Voor deze voorziening geldt geen inkomensgrens.

Ad. 3 Een al dan niet aangepaste bruikleenauto

Het gaat hier om vervoermiddelen die voorzien in de totale vervoersbehoefte op de korte en lange afstanden. Dit kan zowel een personenauto zijn als een aangepaste bus. Deze voorziening kan gecombineerd worden met een finan- ciële tegemoetkoming in de kosten van het gebruik van dit vervoermiddel. Uitgangspunt van deze voorziening is dat hiermee alle vervoersbehoeften kun- nen worden ingevuld omdat het openbaar vervoer, aanvullend openbaar ver- voer en andere verplaatsingsmiddelen (bijv. taxi, scootermobiel) niet in aan- merking komen. De betrokkene moet op grond van lichamelijke beperkingen voor iedere verplaatsing buitenshuis op een auto zijn aangewezen zodat taxi- vervoer (praktisch gezien) niet als een adequate voorziening kan worden beschouwd.

Voor het verstrekken van een auto geldt als uitgangspunt dat belanghebbende een rijbewijs heeft of er een kan halen. Wanneer belanghebbende niet kan autorijden, maar een partner waarmee wordt samengewoond wel, is belang- hebbende afhankelijk van anderen.

Voorzieningen die men alleen met hulp van anderen kan gebruiken verdienen in het algemeen niet de voorkeur.

Binnen het gemeentelijk beleid is de bruikleenauto het sluitstuk van de ver- voersvoorzieningen. In vrijwel alle gevallen is het verstrekken van een bruik- leenauto de duurste oplossing en deze optie komt dus alleen aan de orde als er geen andere oplossingen zijn.

Wvg-norm.

Voor mensen met een jaarlijks bruto gezinsinkomen beneden de Wvg-norm wordt een auto niet algemeen gebruikelijk geacht en kan een bruikleenauto worden verstrekt. Boven deze grens is het algemeen gebruikelijk dat men een auto heeft, dan wel kan worden aangeschaft en wordt deze niet toegekend

Ad.4 Andere verplaatsingsmiddelen.

Het gaat hierbij om een verstrekking van een driewielfiets/vierwielfiets, duo- fiets en loopfiets.

De voorzieningen kunnen gecombineerd worden met het gebruik van het aanvullend openbaar vervoer of met een financiële tegemoetkoming.

Voor het toekennen dient vast te staan dat deze voorziening de oplossing biedt voor de vervoersbehoefte van de belanghebbende in het kader van het

"leven van alle dag".

a.Driewielfiets/vierwielfiets/duofiets.

Motorisch gehandicapte kinderen die geen gebruik kunnen maken van een

"gewone" fiets, kunnen soms wel fietsen op een driewieler. In het kader van het gemeentelijk beleid kan een driewielfiets worden verstrekt aan degenen die op fietsvervoer zijn aangewezen. Deze driewieler wordt veelal gebruikt in de directe woonomgeving bij spel en recreatie.

Deze voorziening wordt verstrekt aan kinderen t/m 11 jaar met een motorische handicap, voor wie deze voorziening naast een therapeutisch effect, ook voor spel en recreatie nodig is.

Voor kinderen van 12 jaar en ouder en volwassenen is het uitgangspunt dat bovengenoemde voorzieningen alleen worden verstrekt indien men als handi- cap heeft: een slecht evenwicht, gestoorde motoriek en/of een verstandelijke handicap. De voorziening wordt in eigendom gegeven.

De afschrijvingstermijn is vijf jaar.

Na afloop van de periode van vijf jaar volgt geen automatische vervanging, maar zal, na verzoek van belanghebbende, een beoordeling plaatsvinden van de technische staat van het betreffende middel.

Afhankelijk van het beoordelingsresultaat kan overwogen worden het middel te vervangen.

Voor deze voorziening geldt geen inkomensgrens en de aanschafkosten wor- den volledig vergoed.

b.Tandem

De tandem geeft de mogelijkheid tot fietsen aan personen die zonder hulp van een bestuurder niet zelfstandig tot fietsen in staat zijn. Hierbij kan gedacht worden aan visueel gehandicapten (men is zeer slechtziend of blind) of aan sommige groepen motorisch gehandicapten of verstandelijk gehandi- capten, waarvoor het noodzakelijk is dat een ander een vast tempo aangeeft en het stuur ter hand neemt. De afschrijvingstermijn is vijf jaar.

Na afloop van de periode van vijf jaar, volgt geen automatische vervanging, maar zal, na verzoek van belanghebbende om vervanging, een beoordeling plaatsvinden van de technische staat van het betreffende middel. Afhankelijk van het beoordelingsresultaat kan overwogen worden het middel te vervan- gen.

Voor deze voorziening geldt de inkomensgrens. Het hele bedrag wordt vergoed.

c.Aangepaste fiets.

Een aangepaste fiets is mogelijk voor een gehandicapte die niet in staat is op een gewone fiets te fietsen, maar die wel tot fietsen op een fiets met aanpas- singen in staat is.

De afschrijvingstermijn is vijf jaar. Na afloop van de periode van vijf jaar volgt geen automatische vervanging, maar zal, na verzoek van belanghebbende om vervanging, een beoordeling plaatsvinden van de technische staat van het betreffende middel. Afhankelijk van het beoordelingsresultaat kan overwogen worden om een nieuwe aangepaste fiets te verstrekken.

Voor deze voorziening geldt de inkomensgrens en het hele bedrag wordt ver- goed.

Verzekering driewielfiets/vierwielfiets, duofiets en tandem.

Voor verzekering van fietsen tegen diefstal wordt EUR 22,69 per jaar als algemeen gebruikelijk beschouwd voor een fietsverzekering. De meerkosten van een fietsverzekering voor een gehandicapte kunnen verhaald worden op de Wvg. Deze verzekering geldt tot vijf jaar na de aanschafdatum van de fiets.

4.3.3.Een persoonsgebonden budget voor een open buitenwagen

(scootermobiel)

Naast de verstrekking in natura van een scootermobiel is een persoonsgebonden budget mogelijk.

Bij verstrekking in de vorm van een Pgb stelt RIO Loket 1 voor de gemeente Utrecht het programma van eisen op en geeft aan waaraan de scootermobiel moet voldoen; dit is van belang voor de vaststelling van het budget. Belanghebbende is vrij zelf een scootermobiel naar keuze te kopen. Bij de keuze voor een scootermobiel moet belanghebbende zich houden aan de voor het Pgb gestelde voorwaarden. De keuze van de leverancier is vrij.

4.3.4.Pasje voor de Regiotaxi.

Aan de cliënt die onder begeleiding van het openbaar vervoer gebruik kan maken kan een regiopas verstrekt worden. Hiermee kan hij/zij tegen geredu- ceerde prijs van de Regiotaxi gebruik maken. Dit om de zelfstandigheid van de mensen te bevorderen. Het kunnen reizen met openbaar vervoer vormt hier het uitgangspunt. Het is ook mogelijk om een gezinspas te krijgen om reizen in gezinsverband mogelijk te maken.

Hoofdstuk 5 Kindervoorzieningen.

De volgende kindervoorzieningen worden onderscheiden:

  • 1.

    zitondersteuningselementen;

  • 2.

    fiets- en autozitjes;

  • 3.

    duw- en wandelwagens;

  • 4.

    buggy's;

  • 5.

    speelvoertuigen;

  • 6.

    speelhulpmiddelen.

Ad. 1 Zitondersteuningselementen

Zitondersteuningselementen worden in natura verstrekt.

Voor gehandicapte kinderen die niet in een gewone kinderstoel kunnen zitten zijn er zgn. zitondersteuningselementen. De kinderondersteuningselementen zijn geschikt voor kinderen vanaf 14 maanden.

Ad. 2 Fiets- en autozitjes

Voor gehandicapte kinderen zijn er speciale zitjes voor in de auto of op de fiets. Deze voorzieningen maken het vervoer van kinderen op verantwoorde wijze mogelijk.

Kunnen de ouders geen gebruik maken van fiets of auto omdat er geen aan- gepast fietszitje of autostoeltje is, dan kan een zitje of een stoeltje worden verstrekt.

Ouders die deze voorziening aanvragen komen hiervoor in aanmerking indien zij genoodzaakt zijn hun gehandicapt kind mee te nemen bij hun verplaatsingen in het kader van het "leven van alle dag".

Een fietszitje op een scootermobiel wordt alleen verstrekt indien het aan de veiligheidseisen voldoet.

Ad. 3 Duw- en wandelwagens

Duwwandelwagens voor gehandicapte kinderen worden verstrekt om in meer of mindere mate ondersteuning te bieden.

Ad. 4 buggy's.

Buggy's worden verstrekt aan gehandicapte kinderen die nog niet aan een rol- stoel toe zijn.

Ad. 5 Speelvoertuig/speelhulpmiddelen

Voor jonge gehandicapte kinderen zijn voorzieningen beschikbaar die het midden houden tussen (therapeutische) speelvoorzieningen en mobiliteits- hulpmiddelen.

Voor de ontwikkeling van gehandicapte kinderen zijn speelvoertuigen belang- rijke voorzieningen. Speelvoertuigen zijn bijv. speelmobielen, vliegende hol- landers, kruipwagens en kruiphulpmiddelen. Deze voorzieningen kunnen vers- trekt worden als er geen alternatief verantwoord speelvoertuig mogelijk is.

Kindervoorzieningen kunnen in natura dan wel in de vorm van een Pgb wor- den verstrekt.

Voor de kindervoorzieningen is de inkomensgrens van toepassing.

Hoofdstuk 6 Rolstoelen.

6.1 Inleiding

Voor het verplaatsen binnen- en buitenshuis kunnen rolstoelen (handbewo- gen en/of elektrische of sportrolstoel) in het kader van de Wvg worden vers- trekt. Voor de verstrekking van deze voorziening geldt geen inkomensgrens. De verstrekking van rolstoelen tijdens het verblijf in een krachtens de AWBZ- erkende inrichting (met uitzondering van regionale instellingen voor

beschermd wonen (Ribw¢s), gezinsvervangende tehuizen en verzorgingstehui- zen) wordt geregeld door de AWBZ of Ziekenfondswet. Dit geldt alleen voor het gebruik van een rolstoel in de instelling en op het terrein ervan. Een rol- stoel voor gebruik buiten de instelling is voor rekening van de WVG.

Voor bewoners van Ribw's, gezinsvervangende tehuizen en verzorgingshuizen heeft de gemeente op grond van de Wvg een zorgplicht voor rolstoelen. Uitsluitend in het kader van de REA kunnen rolstoelen worden verstrekt die bestemd zijn als werkvoorziening.

Onder de verstrekking van rolstoelen vallen de handbewogen, de elektrische en de sportrolstoel. Ook noodzakelijke aanpassingen vallen hieronder.

Het opstellen van het programma van eisen waaraan de rolstoel moet vol- doen, wordt gedaan door RIO Loket 1. Een gehandicapte komt voor een rol- stoel in aanmerking wanneer er sprake is van aantoonbare beperkingen als gevolg van ziekte of gebrek.

Uit het advies van RIO Loket 1 moet naar voren komen dat sprake is van een medische noodzaak tot het zich in belangrijke mate zittend moeten verplaatsen in en om de woning. Verder moeten de loophulpmiddelen, bijv. een trip- pelstoel of rollator, een onvoldoende oplossing bieden.

Belanghebbende kan, bij een positieve indicatie, kiezen voor een verstrekking in natura of voor een persoonsgebonden budget (Pgb).

Verstrekking in natura:

RIO Loket 1 stelt voor de gemeente Utrecht het programma van eisen op en geeft aan waaraan de rolstoel moet voldoen.

De gemeente regelt de passing en de verstrekking.

Kiest belanghebbende voor een verstrekking in natura, dan is er een keuze uit

3 leveranciers.

Pgb-verstrekking:

Bij verstrekking in de vorm van een Pgb stelt RIO Loket 1 voor de gemeente Utrecht het programma van eisen op en geeft aan waaraan de rolstoel moet voldoen; dit is van belang voor de vaststelling van het budget. Belanghebbende is vrij zelf een rolstoel naar keuze te kopen. Bij de keuze voor een rolstoel moet belanghebbende zich houden aan de voor het Pgb gestelde voorwaarden. De passing kan door de gemeente worden geregeld, maar belanghebbende kan ook zelf een passing regelen. De keuze van de leverancier is vrij.

6.2 Soorten rolstoelen

De volgende voorzieningen worden verstrekt:

  • a.

    handbewogen rolstoelen;

  • b.

    handbikes (trackers); c. elektrische rolstoelen; d. sportrolstoelen;

  • e.

    aanpassingen aan rolstoelen.

Ad.a. Handbewogen rolstoelen

Onder handbewogen rolstoelen vallen de zgn. zelfbewegers en duwwandelwagens.

Ad.b. Handbike/tracker

Aan een handbewogen rolstoel kan een handbike worden gekoppeld. Bij het verstrekken van deze voorziening geldt als criterium dat hiermee in de vervoersbehoefte op korte en middellange afstand wordt voorzien. Deze voorziening kan niet worden gecombineerd met een scootermobiel of een andere Wvg-voorziening voor de korte en middellange afstand.

Ad.c. Elektrische rolstoelen

Uitgangspunt is dat bij belanghebbende sprake is van een medische noodzaak tot het zich in belangrijke mate zittend moeten verplaatsen in en om de woning. Een elektrische rolstoel is noodzakelijk indien een handbewogen rolstoel niet geschikt of toepasbaar is (bijv. beperkte arm- of handfunctie, zich minder dan een aantal meters kunnen verplaatsen met een handbewogen rolstoel).

Ad.d. Sportrolstoelen

Aan rolstoelgebruikers, of personen die voor het beoefenen van een sport aangewezen zijn op een rolstoel, kan een financiële vergoeding voor de aan- schaf en het onderhoud van een sportrolstoel worden verstrekt voor een periode van drie jaar van ten hoogste EUR 3.000,00. Dit bedrag is inclusief kosten van onderhoud en reparatie, eveneens voor een periode van drie jaar. Na afloop van de periode van drie jaar volgt niet automatisch opnieuw een financiële vergoeding, maar zal, na verzoek van belanghebbende, een beoor- deling plaatsvinden van de technische staat van de sportrolstoel. Ook wordt nagegaan of hij/zij nog een actief sporter is en welke sport er wordt beoe- fend.

Afhankelijk van het beoordelingsresultaat kan een belanghebbende opnieuw in aanmerking komen voor de verstrekking van een financiële vergoeding.

Gehandicapten kunnen zelf bepalen welke sportrolstoel zij willen aanschaffen. De belanghebbende moet in staat zijn tot en aantoonbaar in de praktijk deel- nemen aan een tak van sport. Als bewijs hiervan moet een lidmaatschaps- kaart (kopie) worden overlegd.

Naast een sportrolstoel bestaat een zgn. actiefrolstoel die zowel voor vervoer als voor sport geschikt is. Indien deze voor beide doeleinden noodzakelijk is wordt de rolstoel in bruikleen verstrekt. Voor de verstrekking van deze voor- ziening geldt geen inkomensgrens.

Eén maal per drie jaar bestaat de mogelijkheid om bij wisseling van sport een vergoeding voor een (aangepaste) sportrolstoel te vragen.

Ad.e. Aanpassingen en accessoires aan rolstoelen

Aanpassingen en accessoires die medisch noodzakelijk zijn vallen onder de

WVG en worden vergoed. Daarbij valt te denken aan:

• verstelbare rugleuning;

• stokhouder;

• comfort beensteunen;

• in hoogte verstelbare handvatten en

• anti-decubitus zitkussen.

Bij de verstrekking van rolstoelen aan kinderen kunnen standaard bepaalde accessoires worden aangebracht die in het belang van (spelende) kinderen kunnen zijn zoals anti-kiepwieltjes, spaakbeschermers. Voor de overige acces- soires geldt dat, bij reeds verstrekte voorzieningen, deze zonder medisch advies toegekend worden zolang de kosten per accessoire onder EUR 300,00 blijven. Zodra de kosten de EUR 300,00 overschrijden is advies van RIO

Loket 1 nodig.

Ad.f. Oplaadkosten accu's van rolstoelen en scootermobielen

Er wordt een financiële tegemoetkoming verstrekt voor de oplaadkosten van accu's van rolstoelen en scootermobielen.

Hoofdstuk 7 Cliëntenparticipatie. Huishoudelijk reglement. Samenstelling Cliëntenraad Wvg.

1.De leden en plaatsvervangende leden worden benoemd door burge- meester en wethouders.

De leden die namens een organisatie/instelling zitting hebben worden op voordracht van die organisatie/instelling benoemd. Ongeorganiseerde cliënten worden geworven via een advertentie in de plaatselijke pers.

  • 2.

    De Cliëntenraad Wvg bestaat uit zes personen. In de Cliëntenraad zijn vertegenwoordigd:

    • -

      ongeorganiseerde leden;

    • -

      Stedelijk Overleg Lichamelijk Gehandicapten Utrecht (hierna te noe- men Solgu);

    • -

      Centraal Orgaan Samenwerkende Bonden Ouderen (hierna te noe- men Cosbo);

    • -

      Federatie van Ouderverenigingen.

De Cliëntenraad WVG is dusdanig samengesteld dat alle te onderschei- den groeperingen van het totale cliëntenbestand van de Wet Voorzieningen Gehandicapten in de Cliëntenraad WVG zijn vertegen- woordigd.

Aan de ongeorganiseerde cliënten worden drie zetels beschikbaar gesteld en aan Solgu, Cosbo en de Federatie van Ouderverenigingen wordt aan ieder één zetel beschikbaar gesteld.

  • 3.

    Als adviserende leden van de Cliëntenraad Wvg zullen twee medewer- kers van de afdeling Voorzieningen Gehandicapten optreden, te weten één beleidsmedewerker en één consulent.

  • 4.

    De leden, genoemd in het derde lid, hebben geen stemrecht.

Zittingsduur.

  • 1.

    De leden hebben zitting gedurende de periode die parallel loopt aan de zittingsperiode van de gemeenteraad.

  • 2.

    Verlenging van de zittingsperiode is gelimiteerd tot één keer.

  • 3.

    Deelname kan worden beëindigd

    • -

      op eigen verzoek;

    • -

      op voordracht van de Cliëntenraad Wvg. Aan deze voordracht ligt een schriftelijke stemming ten grondslag. Hier geldt een gemotiveerde voordracht die gebaseerd moet zijn op de helft plus één van het aan- tal uitgebrachte stemmen.

    • -

      door een besluit van het college van burgemeester en wethouders.

Vervanging.

Bij verhindering tot het bijwonen van de vergadering(en) van de Cliëntenraad

Wvg is vervanging mogelijk.

Vergaderingen.

1.De Cliëntenraad Wvg kiest uit haar midden een voorzitter.

Als secretaris treedt een medewerker van de afdeling Voorzieningen

Gehandicapten op.

De voorzitter en de secretaris vormen tevens de agendacommissie.

  • 2.

    De Cliëntenraad Wvg vergadert tenminste vijf keer per jaar of zoveel meer als noodzakelijk wordt geacht.

  • 3.

    De Cliëntenraad Wvg last een extra vergadering in als tenminste drie van de leden dat noodzakelijk achten.

  • 4.

    De agendacommissie doet voorstellen om de vergaderingen voor mini- maal een half jaar in plaats, datum en tijd vast te stellen.

Jaarlijks beschikbare vergoeding.

Het jaarlijks beschikbaar gestelde bedrag voor het functioneren van de

Cliëntenraad Wvg

is alléén voor dat ene jaar geldig. Er mag geen restbedrag meegenomen wor- den naar een volgend jaar.

Besluitvorming.

  • 1.

    Besluiten kunnen alleen genomen worden als de meerderheid van de leden van de Cliëntenraad Wvg aanwezig is; bij staken van de stemmen wordt een voorstel niet geacht te zijn aangenomen. Verlangt geen van de aanwezige leden stemming over een voorstel, dan wordt dit voorstel geacht te zijn aangenomen. Bij de bepaling van het aantal uitgebrachte stemmen worden blanco stemmen en stemonthoudingen niet meege- teld.

  • 2.

    In adviezen aan burgemeester en wethouders worden eventuele min- derheidsstandpunten tot uitdrukking gebracht, indien de betreffende leden van de Cliëntenraad dat wensen.

Hoofdstuk 8 WVG en andere regelgeving.

8.1 Inleiding

Voor de uitvoering van de Wvg is afpaling met de uitvoering van andere wet- ten die onder verantwoordelijkheid van de gemeente vallen (zoals leerlingen- vervoer, ABW en Welzijnswet) van belang.

Te denken valt aan het leerlingenvervoer dat onder Onderwijs valt en het sociale vervoer dat weer onder de WVG (afdeling Voorzieningen Gehandicapten) valt.

Verhuiskostenvergoeding voor mensen met een beperking die veroorzaakt is door ziekte of gebrek, welke aanleiding is tot verhuizing naar een adequate woning, valt onder de WVG, terwijl in schrijnende financiële gevallen de Bijzondere Bijstand (ABW) aan mensen zonder deze beperking uitkomst kan bieden.

Ook afpaling met het zorgstelsel (AWBZ en ZFW) en de wet REA is van belang.

Bijvoorbeeld:

• De Thuiszorg (AWBZ) regelt zorg aan huis terwijl de WVG zorgt voor woningaanpassingen die nodig zijn om zelfstandig te blijven wonen.

• Rolstoelen vallen onder de WVG, maar aanpassingen van de werkplek vallen onder de REA.

8.2 Afbakening WVG naar verstrekkingen op basis van AWBZ en

ZFW

Gehandicapten kunnen op basis van de WVG en een aantal andere overheids- regelingen aanspraak maken op een groot aantal voorzieningen. Achtereenvolgens worden behandeld:

  • -

    Regeling sociaal vervoer AWBZ-instellingen

  • -

    AWBZ Verzorgingshuizen

  • -

    Regeling Hulpmiddelen Zorgverzekeraars1996

  • -

    AWBZ besluit uitleen Thuiszorg (basispakket uitleenartikelen)

  • -

    Regeling subsidie AWBZ (Fokuswoningen) en ZFW (onderdeel ADL)

  • -

    - Besluit ziekenvervoer ziekenfondsverzekerden.

8.2.1 Voorzieningen voor mensen die verblijven in AWBZ-instellingen

8.2.1.1.Regeling sociaal vervoer AWBZ-instellingen

Het gemeentebestuur draagt zorg voor de verstrekking van vervoer aan gehan- dicapten die verblijven in een instelling die ingevolge artikel 8 van de AWBZ is erkend.

Sociaal vervoer voor bewoners die in AWBZ-instellingen verblijven valt niet onder verantwoordelijkheid van de WVG.

Zie ook hoofdstuk 4, vervoersvoorzieningen

Woonachtig in de gemeente

In het geval van AWBZ-bewoners is de gemeente waar de instelling is geves- tigd verantwoordelijk voor de verstrekking van vervoersvoorzieningen. Niet de inschrijving in de GBA is dan bepalend maar of cliënt naar redelijke verwach- ting voor onbepaalde tijd ten minste 2/3 van de tijd in de instelling verblijft.

Zelfstandige vervoersbehoefte

Van een zelfstandige vervoersbehoefte is sprake als de gehandicapte zelf of met begeleiding in staat is activiteiten te ondernemen in het kader van het

‘leven van alle dag’. Bijvoorbeeld het bezoeken van een vereniging of soos buiten de instelling of het bezoeken van familie/vrienden/kennissen vanuit de ouderlijke woning.

Uit Wvg-jurisprudentie komt naar voren dat vervoer georganiseerd door en vanuit de instelling niet tot verstrekking van een Wvg-voorziening leidt. Zo ook het vervoer voor opname en ontslag, voor behandeling en therapie e.d.

8.2.1.2 AWBZ verzorgingshuizen

Verzorgingshuizen worden vanaf 1 januari 2001 gefinancierd op grond van de

AWBZ.

Echter, gemeenten dragen nog steeds zorg voor de verstrekking van rolstoe- len aan bewoners van verzorgingshuizen tot nadere instructies van de rijks- overheid.

Voor vervoer voor bewoners van verzorgingshuizen en verstrekking van rol- stoelen aan bewoners van verzorgingshuizen zie ook hoofdstuk 4 en 6.

8.2.2 Regeling Hulpmiddelen Zorgverzekeraars 1996

Deze regeling wordt uitgevoerd door de zorgverzekeraars. Onder deze hulpmiddelen vallen bijvoorbeeld:

• orthesen;

• hulpmiddelen voor de mobiliteit van de persoon;

• inrichtingselementen voor woningen;

• hulpmiddelen voor communicatie, informatievoorziening en signalering. In de Regeling Hulpmiddelen Zorgverzekeraars wordt het begrip ‘algemeen gebruikelijk’ gehanteerd.

Aanspraak op zorg kan slechts tot gelding worden gebracht voor zover de ver- zekerde, gelet op zijn behoefte en uit het oogpunt van doelmatige zorgverle- ning, redelijkerwijs daarop naar aard, inhoud en omvang is aangewezen’. De begrippen redelijkerwijs en doelmatigheid bieden een handvat om zorgaan- spraak te beperken tot het goedkoopst-adequate middel. Het uitvoeringsor- gaan (de verzekeraar, het ziekenfonds) bepaalt of een hulpmiddel redelijker- wijs verstrekt wordt en of dit in bruikleen dan wel in eigendom wordt vers- trekt. Kosten van normaal gebruik en onderhoud komen voor rekening van de verzekerde.

8.2.2.1 Orthesen

Onder deze hulpmiddelen vallen: zitorthesen.

Indien er een indicatie van RIO Loket 1 bestaat voor een zitorthese die onder- deel uitmaakt van een rolstoel of een kinderduwwandelwagen, is deze orthe- se te zien als een aanpassing aan de rolstoel of kinderduwwandelwagen en valt daarmee onder de Wvg.

8.2.2.2 Hulpmiddelen voor de mobiliteit van de persoon

Onder deze categorie vallen de loophulpmiddelen: wandelstokken, blinden- taststokken, looprekjes, rollators en zogenaamde trippelstoelen.

Bij verstrekking van rolstoelen in het kader van de Wvg, kan de vraag aan de orde zijn of een rolstoel nodig is dan wel dat kan worden volstaan met de verstrekking van een loophulpmiddel, zoals bijvoorbeeld de trippelstoel.

8.2.2.3 Inrichtingselementen voor woningen

a.Hulpmiddelen voor het zitten

Onder deze categorie hulpmiddelen vallen de aangepaste stoel, de aangepaste tafel en het anti-decubitus zitkussen.

Onder de aanspraak op aan een handicap aangepaste stoelen gaat het om stoelen ten behoeve van gehandicapten die problemen hebben met zitten, met het opstaan en gaan zitten, of uitsluitend door middel van overschuiven plaats kunnen nemen in een stoel. Bij deze laatste categorie gaat het om rol- stoelgebruikers. Of een verzekerde, die rolstoelgebruiker is, in de thuissituatie naast de rolstoel tevens de beschikking dient te hebben over een aangepaste stoel, is afhankelijk van de individuele omstandigheden van verzekerde en dient per geval te worden beoordeeld aan de hand van algemene criteria: redelijkerwijs overbodig, onnodig kostbaar, onnodig gecompliceerd, of niet doelmatig’ (toelichting artikel 25, sub a, 2).

Juist omdat rolstoelen steeds vaker ook als zitstoel gebruikt worden, zal het duidelijk zijn dat tussen deze twee op zichzelf helder afgebakende verstrek- kingen enige afstemmingsvraagstukken kunnen ontstaan.

‘Bij verstrekking van een aan de handicap aangepaste tafel gaat het voorna- melijk om in hoogte verstelbare tafels ten behoeve van rolstoelgebruikers’.

b.Hulpmiddelen voor het slapen

Het betreft hier o.a. speciale (anti-decubitus) bedden, matrassen en overtrek- ken, allergeenvrije en stofdichte matras- en kussenhoezen, etc.

Afstemming bestaat op aanspraken op een transferbed of een patiëntenlift. Afhankelijk van de individuele situatie zal moeten worden bezien of een patiëntenlift uitkomst biedt of een transferbed in combinatie met het gebruik van een rolstoel.

Als sprake is van een tijdelijke verstrekking (in beginsel tot zes maanden) kun- nen mobiele patiëntenliften worden geleverd door de Thuiszorgwinkel.

8.2.2.4 Hulpmiddelen voor communicatie, informatievoorziening en sig- nalering

Hieronder vallen o.a. computers, schrijfmachines, rekenmachines met de nodige programmatuur en accessoires. Verder nog cassette- en memorecor- ders, telefoons en aanverwante hulpmiddelen, fax, signaleringsapparatuur en alarmeringssystemen.

Met al deze voorzieningen bestaat in principe geen afstemmingsproblematiek met de Wvg omdat hierin geen taak bestaat voor de gemeente.

Ter verduidelijking is het goed te benadrukken dat noch vanuit de Wvg, noch vanuit de Regeling Hulpmiddelen Zorgverzekeraars 1996, gesprekskosten en abonnementskosten van de telefoon, kosten lidmaatschap van Teleplus, ver- goed worden. Deze kosten zijn ‘algemeen gebruikelijk’. Men wordt geacht deze zelf te kunnen betalen.

In uitzonderlijke situaties is misschien via Bijzondere Bijstand een vergoeding mogelijk.

Zie bijlage 1: Lijst van gehandicaptenvoorzieningen (april 1996)

8.2.3 Besluit aanspraak op de integrale verstrekking van Thuiszorg Met ingang van 1 januari 1997 bestaat uit hoofde van de AWBZ aanspraak op integrale verstrekking van thuiszorg. De Thuiszorg regelt namens de AWBZ de integrale verstrekking van hulp in de huishouding, verpleging en verzorging en de uitleen van verpleegartikelen. Hiervoor is een indicatie van RIO Loket 1 nodig.

Basispakket AWBZ uitleenartikelen

Verstrekkingen met een kortdurend karakter aan zelfstandig wonenden vinden op het terrein van de gezondheidszorg voor een groot deel plaats vanuit de Thuiszorg op basis van de AWBZ.

Bepaald is dat de Thuiszorg de noodzakelijke verpleegartikelen in bruikleen kan verstrekken gedurende een termijn van drie maanden, welke termijn kan worden verlengd met maximaal drie maanden.

Afbakening met de Wvg is met name van belang in die gevallen waarin duidelijk is dat de verstrekking langer dan zes maanden noodzakelijk is, maar van langdurige verstrekking (nog) geen sprake is.

Naast hulpmiddelen bij het lopen en om cliënt binnen en buitenshuis te vervoeren zijn er ook hulpmiddelen bij het baden, douchen en wassen (douche- stoel, steunen), bij toiletgebruik (toiletstoel, verhoger) en hulpmiddelen verzorging en verpleging (draaischijf en patiëntenlift).

8.2.4.Regeling subsidiëring ADL-clusters en ADL-assistentie

Onder deze regeling vallen de Fokuswoningen met ADL-assistentie (dit is assistentie bij de algemeen dagelijkse levensbehoeften, zoals wassen, aankle- den, eten en drinken).

In een complex van ongeveer 50 sociale huurwoningen zijn 12 tot 15 wonin- gen zo gebouwd, dat ze bewoonbaar zijn voor rolstoelgebruikers.

De Fokuswoningen hebben een aantal standaardvoorzieningen een gehandi- capte in combinatie met ADL-assistentie. Deze assistentie wordt verleend van- uit een hulppost. Deze woningen en de hulppost samen worden officieel

ADL-clusterproject genoemd. Voor de bouw van Fokuswoningen wordt subsi- die verstrekt door het College van Zorgverzekeringen. Dit College is verant- woordelijk voor alle woningaanpassingen. Andere voorzieningen dan wonin- gaanpassingen, zoals losse woonvoorzieningen, rolstoelen , scootermobielen en vervoerskostenvergoeding vallen onder de Wvg.

Om voor een Fokuswoning in aanmerking te komen is een AWBZ-indicatie nodig. De huursubsidieregelingen zijn ook op de Fokuswoningen van toepas- sing.

8.2.5.Besluit ziekenvervoer ziekenfondsverzekerden

Vervoerskosten die worden gemaakt als gevolg van noodzakelijk bezoek aan een zorginstelling of specialist kunnen op grond van het Besluit ziekenvervoer ziekenfondsverzekerden (Ziekenfondswet) of particuliere ziektekostenverzeke- ringen worden vergoed.

Veelal krijgen cliënten bonnetjes van de taxivervoerder, welke voor vergoeding aan het ziekenfonds of de particuliere ziektekostenverzekering kunnen wor- den toegezonden. Kosten onder een drempelbedrag komen niet voor vergoe- ding in aanmerking. Eerst nadat meer kosten gemaakt worden komt het meerdere voor vergoeding in aanmerking. Men ontvangt in dat geval een zogenaamd vrijwaringsbewijs.

Indien met aanvullend verzekerd is, bestaat de mogelijkheid de helft van dit drempelbedrag terug te krijgen via het ziekenfonds.

N.B. Wvg-pasjes en vervoerskostenvergoeding Wvg zijn niet bedoeld voor ver- voer naar ziekenhuis (afspraken specialist) en dagbesteding in AWBZ- instellingen.

8.3 Afbakening WVG met wetgeving op het terrein van de sociale zekerheid

8.3.1 Afstemming Wet REA.

De Wet REA is de Wet Reïntegratie Arbeidsgehandicapten.

In het kader van de Wet REA worden werkvoorzieningen verstrekt. Werkvoorzieningen zijn:

  • 1.

    Voorzieningen verbonden aan de werkplek zoals aanpassingen aan de werkplek en/of werkomgeving en bij arbeid te gebruiken hulpmiddelen.

  • 2.

    Voorzieningen verbonden aan de gehandicapte zoals:

    • -

      vergoeding voor scholing en omscholing;

    • -

      rolstoel voor de werkplek;

    • -

      vergoeding voor vervoer van en naar de werkplek, dan wel verstrek- king van vervoermiddelen, of aanpassingen daaraan, voor vervoer van en naar de werkplek of scholingsplek.

Indien daarnaast ook behoefte is aan vervoer in de leefsfeer kan hierin worden voorzien.

Indien er geen relatie is met werk is er sprake van een leefsituatie en kan er een beroep worden gedaan op de Wvg. De aanpassing van de woning valt onder de Wvg waar het het leven van alledag betreft.

Voorbeelden:

Op grond van de Wet REA kan de werkruimte van de gehandicapte in principe ook thuis worden aangepast. Te denken valt aan aangepaste bureauruimte, verlichting en verwarming in de werkkamer, bureaumeubilair, computerbeeld- scherm.

Een gehandicapte die op grond van het gemeentelijk beleid in het kader van de WVG een rolstoel voor de thuissituatie heeft kan daarnaast een werkrol- stoel vergoed krijgen op grond van de Wet REA als de rolstoel voor de thuis- situatie niet verantwoord is voor de werksituatie.

8.3.2.AMP

Andere regelingen die onder de sociale zekerheid vallen zijn: AMP (Algemene Militaire Pensioenwet)

Afstemming met AMP

Het ministerie van Defensie maakt in de regelingen voor voorzieningen voor gehandicapte (ex)werknemers onderscheid tussen "algemene arbeidsonge- schiktheid" en "invaliditeit met dienstverband".

Algemene arbeidsongeschiktheid: werknemers of gewezen werknemers van

Defensie waarbij algemene arbeidsongeschiktheid is geconstateerd vallen

voor wat betreft de voorzieningen onder de algemene (met REA-vergelijkbare)

voorzieningen en/of onder de Wvg.

Invaliditeit met dienstverband: werknemers of gewezen werknemers waarbij invaliditeit is vastgesteld die is terug te voeren op het specifieke militaire beroep. In dat laatste geval behoudt het Ministerie van Defensie een speciale verantwoordelijkheid ten aanzien van begeleiding, afwijkende invaliditeitspen- sioenen en voorzieningen. De AMP voorziet ook in leefvoorzieningen zoals die door de Wvg worden verstrekt, te weten vervoersvoorzieningen en rolstoelen. Woningaanpassingen worden niet door de AMP vergoed. Deze komen voor rekening van de Wvg.

8.4 Afbakening WVG met vervoersvoorzieningen op basis van de

WSW en het leerlingenvervoer.

8.4.1 Wet Sociale Werkvoorziening.

De WSW voorziet in een regeling om arbeid te verrichten onder aangepaste omstandigheden.

Daar waar het leefvervoer betreft kan een beroep worden gedaan op de Wvg.

8.4.2 Leerlingenvervoer Utrecht.

Leerlingen die niet zelfstandig of onder begeleiding van hun ouders/verzor- gers naar school kunnen gaan kunnen in aanmerking komen voor leerlingen- vervoer.

Het betreft meestal kinderen die vanwege hun handicap of achterstand naar een school voor speciaal (basis-)onderwijs gaan.

Leerlingenvervoer wordt volgens vaste criteria toegewezen. Daarbij wordt rekening gehouden met

• het schooltype en de afstand tussen huis en school

• de vervoersoort (OV, OV+ en AV).

E.V. (Eigen vervoer).

Als ouders hun kind(eren) zelf naar school brengen krijgen ze een vergoe- ding van de kosten waarvoor ze volgens bovenstaande criteria in aanmerking komen.

De afdeling Onderwijs van de DMO voert de regeling uit.

8.5 Afbakening WVG met Wet Uitkering Burger-Oorlogslachtoffers

1940-1945 (WUBO)

Op 1 april 1994 is de Wet Uitkering Burger-Oorlogslachtoffers 1940-1945

(WUBO) in werking getreden. Deze wet regelt de toekenning van uitkeringen aan hen die tijdens de Duitse of Japanse bezetting door oorlogsgeweld licha- melijk of psychisch zodanig zijn getroffen dat zij blijvend letsel hebben opge- lopen. Naast deze uitkering kent de WUBO de mogelijkheid van vergoeding van de kosten die samenhangen met een geneeskundige behandeling alsme- de de mogelijkheid van een tegemoetkoming in de kosten van voorzieningen die als doel hebben het verbeteren van levensomstandigheden van burger- oorlogslachtoffers.

De WUBO kan niet worden beschouwd als een op de Wvg voorliggende voor- ziening of regeling. Enkel indien op grond van de bepalingen van de Wvg toe- kenning van een financiële tegemoetkoming in de kosten van vervoer of van een woningaanpassing niet of slechts gedeeltelijk mogelijk is, kan een aan- vraag in het kader van de WUBO worden ingediend.

8.6 Afbakening WVG met Letselschadeprocedures via verzekerings- maatschappijen

Een slachtoffer van een ongeval kan de tegenpartij voor het ontstaan van het ongeval aansprakelijk stellen. De veroorzaker van het ongeval kan dan aan- sprakelijk gesteld worden voor de financiële schade die is veroorzaakt. Dat kan financiële schade zijn die het gevolg is van blijvende invaliditeit, omdat bijvoorbeeld voorzieningen nodig zijn in huis of voor vervoer. De veroorzaker kan aansprakelijk gesteld worden voor de nadelige gevolgen van inkomens- derving nu en in de toekomst. Persoonlijke omstandigheden van het slacht- offer kunnen er toe leiden dat een vergoeding gevraagd wordt voor smart, pijn en gederfde levensvreugde. Het slachtoffer kan in een letselschadeproce- dure proberen de veroorzaker voor alle financiële gevolgen van het ongeval aansprakelijk te stellen. De totale schade kan echter niet in alle gevallen nauwkeurig en volledig vastgesteld worden. Gemeenten zijn, omdat in de Wvg geen verhaalsrecht is geregeld, geen partij in letselschadeprocedures.

Voor de uitvoering van de Wvg kan de gemeente zich niet beroepen op letsel- schaderegelingen als voorliggende voorziening. De gemeente kan een slacht- offer wel op de mogelijkheid wijzen de veroorzaker aansprakelijk te stellen voor de geleden schade.

Afbakening WVG met Wet Sociale Werkvoorzieningen

Op grond van de Regeling Rechtspositie en Arbeidsvoorwaarden Sociale Werkvoorzieningen (artikel 11-14) zijn de volgende verstrekkingen aan WSW- werknemers mogelijk: een tegemoetkoming in de kosten van woon-/werkver- keer op basis van het openbaar vervoer;(onder aftrek van een eigen bijdra- ge);Een zelfde financiële regeling als betrokkene gebruik maakt van een col- lectieve voorziening. Indien bovenstaande niet mogelijk is kan de gemeente

(werkgever WSW) een bijzondere regeling treffen. De gemeente neemt de meerkosten voor haar rekening op basis van bovengenoemde regeling.

Afbakening: Voor de invoering van de WVG kon de WSW werknemer voor het leefvervoer een beroep doen op de AAW. Voor het werkvervoer kon men bij de gemeente terecht. Een leefvoorziening kon verstrekt worden in de vorm

van bijv. een bruikleenauto als dit de goedkoopst adequate oplossing voor het vervoersprobleem was. Om praktische redenen was afgesproken dat, in het geval dat bijv. een (aangepaste) bruikleenauto zowel voor het leefvervoer als voor het WSW-vervoer de goedkoopst adequate voorziening werd geacht, de bedrijfsvereniging als de feitelijke verstrekker van de bruikleenauto voor zowel het leef- als het WSW-vervoer zou optreden. Daarbij gold wel de voorwaarde dat vanuit de WSW een vergoeding werd betaald voor het werkvervoer. Nu in het kader van de WVG de gemeente een zorgplicht heeft, moet een WSW- werknemer ook voor het leefvervoer een beroep doen op de gemeente. Afstemming tussen leefvervoer WVG en woon-werkverkeer WSW is alleen aan de orde wanneer beide geïndiceerd zijn.

Aldus vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders in zijn vergadering van 28 oktober 2003.

De secretaris, De burgemeester,

Drs. M.J.C. Heeremans Mr. A.H. Brouwer-Korf

Bekendmaking heeft plaatsgevonden op 12 november 2003

Deze nota is in werking getreden op 1 januari 2003

BIJLAGE 1 BEHOREND BIJ GEMEENTEBLAD VAN UTRECHT 2003, NR. 41

Lijst voorzieningen gehandicapten

Voorziening Wet of regelgeving

Aangepaste box Geen vergoeding

Aangepaste kinderstoel Regeling hulpmiddelen 1996

Aangepaste tafel Regeling hulpmiddelen 1996

Aangepaste stoel Regeling hulpmiddelen 1996

Aangepaste auto Wvg

Aankleedtafel voor kinderen en

volwassenen Geen vergoeding

Aankoppelfiets (fietswiel gekoppeld

aan een rolstoel) Wvg

Aanpassingen aan auto's Wvg, met uitzondering van lopende bruikleenvoorzieningen

Aanpassingen aan binnenschip Wvg

Aanpassingen aan rolstoelen Wvg, met uitzondering van lopende bruikleenvoorzieningen

Aanpassingen aan sportrolstoelen

(i.v.m. handicap) Wvg (hoger normbedrag) Aanpassingen aan vervoermiddelen Wvg, met uitzondering van

lopende bruikleenvoorzieningen

Aanpassingen aan woonwagens Wvg

Aanpassingen in ADL-clusterwoningen Regeling Ziekenfondsraad subsi- diëring van aanpassingen bestaande ADL-clusters 2000

ADL-assistentie Regeling Ziekenfondsraad subsi- diëring ADL-assistentie

ADL-clusterwoning Regeling Ziekenfondsraad subsi- diëring van te verwezenlijken ADL-clusters 2000

ADL-unit Regeling Ziekenfondsraad subsi- diëring van te verwezenlijken ADL-clusters 2000

Airconditioning Wvg

Alarmeringsapparatuur Flankerend beleid Welzijnswet bij een sociale indicatie; Regeling hulpmiddelen 1996 bij een medische indicatie

Alarmintercomsysteem in ADL-clusters Regeling Ziekenfondsraad subsi- diëring ADL-clusters

Allergeenvrije matras-/kussenhoezen Regeling hulpmiddelen 1996

Anti-decubitus kussen (m.u.v. rolstoel of

auto) Regeling hulpmiddelen 1996

Anti-decubitus matras/overtrek Regeling hulpmiddelen 1996

Asbak aan de rolstoel Wvg (indien in verordening/vers- trekkingenbeleid opgenomen)

Auto-aanpassing Wvg, met uitzondering van lopende bruikleenvoorzieningen

Autokostenvergoeding Wvg

Automatische transmissie Algemeen gebruikelijk

Auto-rijlessen (meerkosten) Wvg (indien noodzakelijk i.v.m. De vervoersvoorziening)

Autostoel (speciale) Wvg, met uitzondering van lopende bruikleenvoorzieningen

Autozitje Wvg Badzitje Wvg Badlift Wvg Bandenpomp bij rolstoel Wvg Bedbox voor de liggende verzorging

van kinderen Regeling hulpmiddelen 1996

Bedden in speciale uitvoering Regeling hulpmiddelen 1996

Losstaande bedgalgen Regeling hulpmiddelen 1996

Bedportalen Regeling hulpmiddelen 1996

Bedverkorters/verlengers Regeling hulpmiddelen 1996

Beenzak voor rolstoel Wvg Begeleidingskosten openbaar vervoer Wvg Binnenschip (aanpassingen) Wvg Blindengeleidehond AWBZ

Blindentaststokken Regeling hulpmiddelen 1996

Braillehorloge Geen vergoeding via Regeling hulpmiddelen of anderszins

Brillen gecombineerd met bijzondere

gezichtshulpmiddelen Regeling hulpmiddelen 1996

Bromfiets Algemeen gebruikelijk Brommobiel Algemeen gebruikelijk Bruikleenauto Wvg

Buitenwagen Wvg

Buggies Wvg

Centrale verwarming Algemeen gebruikelijk Click and go systeem Algemeen gebruikelijk Collectief vervoersysteem Wvg

Communicatieapparatuur (aangepast) Regeling hulpmiddelen 1996

Computer, incl. in- en uitvoerapparatuur

(op indicatie) Regeling hulpmiddelen 1996

Contactlenzen (op zeer strikte indicatie) Regeling hulpmiddelen 1996

Dekenbogen Regeling hulpmiddelen 1996

Dieetkosten indien dieetpreparaten Regeling farmaceutische hulp

1996

Dieetkosten indien dieetproducten Bijzondere bijstand

Dieetpreparaten bij bepaalde indicaties Regeling farmaceutische hulp

1996

Dieetproducten Bijzondere bijstand

Douche/toiletstoel Wvg

Douche-brancard Wvg

Douchestretcher Wvg

Douchestoel Wvg

Doventelefoon/teksttelefoon Apparatuur via Regeling hulp- middelen 1996; geen vergoe- ding voor gesprekskosten

Doventolk in leefsituatie AWBZ Doventolk in werksituatie Wet REA Draaischijf (hulpmiddel om van bed

op stoel te komen) Wvg Driewielfiets Wvg Duwwandelwagens Wvg

Eénhendelmengkranen Algemeen gebruikelijk

Eetapparaten Regeling hulpmiddelen 1996, uitsluitend indien hulpmiddel niet algemeen gebruikelijk is en de aanschafkosten redelijk sub- sidiabel zijn

Elastische kousen Regeling hulpmiddelen 1996

Elektrische schrijfmachine Regeling hulpmiddelen 1996

Elektrische rolstoel Wvg

Elektrische buitenwagen Wvg

Faxapparatuur Regeling Hulpmiddelen 1996

Fiets/spartamet/fiets met hulpmotor Algemeen gebruikelijk

Fietszitje (speciaal) Wvg Gebruikskosten eigen/bruikleenauto Wvg Gehoorhulpmiddelen (beperkt aantal

hoortoestellen) Regeling hulpmiddelen 1996

Gesloten buitenwagen Wvg

Gezichtshulpmiddelen (op zeer strikte

indicatie) Regeling hulpmiddelen 1996

Handbewogen rolstoel Wvg Handi-move (onderdeel patiëntenlift) Wvg Herstelonderhoud rolstoelen/vervoer-

middelen Wvg (indien in verordening/vers- trekkingenbeleid opgenomen

Herstelonderhoud woonvoorziening Wvg (indien in verordening/vers- trekkingenbeleid opgenomen)

Hobbyruimte (aanpassing) Geen vergoeding mogelijk, woningaanpassing betreft het normale gebruik van de woning

Hobbyvoorziening Eventueel bijzondere bijstand

Hoepelrolstoel Wvg

Hoog-laagbed Regeling hulpmiddelen 1996

Hoortoestellen Regeling hulpmiddelen 1996

Huishoudelijke hulp Regeling Ziekenfondsraad huis houdelijke hulp; via Gezinsverzorging

HDL (gezinsverzorging) AWBZ

Hulpmiddelen voor het zitten Regeling hulpmiddelen 1996

Hulpmiddelen voor het slapen Regeling hulpmiddelen 1996

Hulpmiddelen voor communicatie Regeling hulpmiddelen 1996

Inductiekookplaat Algemeen gebruikelijk

Injectiespuiten Regeling hulpmiddelen 1996

Inkomensondersteunende voorzieningen Bijzondere bijstand

Invalidentoilet schoolgebouw Geen vergoeding, verantwoorde- lijkheid schoolbestuur (WPO, WEC, WVO)

Invalidenparkeerkaart Gemeente voor afgifte, Wvg wat betreft de kosten

Invalidenparkeerplaats op kenteken Gemeente voor afgifte, Wvg wat betreft de kosten

Keramische kookplaat Algemeen gebruikelijk

Keuringskosten auto Wvg Kilometer- taxikosten Wvg Kilometervergoedingen Wvg Kinderrolstoel Wvg

Kledingslijtage Bijzondere bijstand

Kruiphulpmiddel Wvg

Krukken Regeling hulpmiddelen 1996

Kussenhoezen (stofdicht/allergeenvrij) Regeling hulpmiddelen 1996

Leerlingenvervoer Gemeente (Wet op het basison- derwijs en Interimwet op het speciaal en voortgezet speciaal onderwijs)

Ligbad Wvg, indien aan te brengen om ergonomische belemmeringen te verminderen

Loophulpmiddelen (loopfiets) Regeling hulpmiddelen 1996

Looprek Regeling hulpmiddelen 1996

Loopwagens Regeling hulpmiddelen 1996

Losse woonvoorzieningen in ADL- clusterwoningen Wvg

Maaltijdvoorzieningen Flankerend beleid Welzijnswet

Matras- en kussenhoezen (stofdicht) Regeling hulpmiddelen 1996

Matrassen (orthopedisch) Niet opgenomen in de Regeling hulpmiddelen 1996, derhalve geen vergoeding

Mobiele telefoon Algemeen gebruikelijk

Onrusthekken Regeling hulpmiddelen 1996

Ontwikkeling en ontspanning Bijzondere bijstand

Open buitenwagen Wvg

Oplaadkosten Wvg (indien in verordening/vers- trekkingenbeleid opgenomen)

Orthesen Regeling hulpmiddelen 1996

Orthopedische matrassen Niet opgenomen in Regeling hulpmiddelen 1996, derhalve geen vergoeding

Papegaai (langdurige verstrekking) Regeling hulpmiddelen 1996

Parkeerontheffing Gemeente voor afgifte; Wvg wat betreft e kosten

Patiëntenlift Wvg

Patiëntenlift met bandages Wvg

Personal computer Regeling hulpmiddelen 1996

Personenalarmering Flankerend beleid Welzijnswet bij een sociale indicatie; Regeling hulpmiddelen 1996 bij een medische indicatie (excl. Abonnementskosten)

Plateaurolstoel Wvg

Po-stoel Wvg

Prothesen Regeling hulpmiddelen 1996

Pruiken Regeling hulpmiddelen 1996

Reclinatie-corsetten Regeling hulpmiddelen 1996

Rekenmachines (aangepast) Regeling hulpmiddelen 1996

Reparatiekosten rolstoel/vervoermiddel Wvg (indien in verordening/vers- trekkingenbeleid opgenomen)

Roadmaster (speelmobiel) Wvg

Rollators Regeling hulpmiddelen 1996

Rolstoel Wvg

Rolstoelaanpassingen Wvg

Rolstoelaccessoires Wvg (indien in verordening/vers- trekkingenbeleid opgenomen)

Rolstoelhandschoenen Wvg (indien in verordening/vers- trekkingenbeleid opgenomen)

2e rolstoel AWBZ-bewoners (m.u.v.

GVT en RIBW) AWBZ Rolstoel in focuswoning Wvg Rolstoel in verpleeghuis AWBZ Rolstoel in verzorgingshuis Wvg Rolstoeltaxivervoer Wvg Rolstoeltraining Wvg

Rolstoelverzekering Wvg (indien in verordening/vers- trekkingenbeleid opgenomen)

Schootskleed Wvg (indien in verordening/vers- trekkingenbeleid opgenomen)

Schrijfmachine Regeling hulpmiddelen 1996

Scootermobiel Wvg

Serveerwagen Regeling hulpmiddelen 1996

Sociale honden (SOHO) Geen vergoeding

Sondevoeding (preparaten) Regeling farmaceutische hulp

1996

Spaakbeschermer (bij rolstoel) Wvg (indien in verordening/vers- trekkingenbeleid opgenomen)

Spartamet Algemeen gebruikelijk

Speciale auto Wvg Speelmobielen Wvg Speelvoertuigen Wvg Sportrolstoel Wvg

Sta-orthese Regeling hulpmiddelen 1996

Sta-/zitrolstoelen voor kinderen In zijn geheel Wvg

Stoelen op wielen (niet elektrisch

te verplaatsen) Regeling hulpmiddelen 1996

Stoel met katapultzitting Regeling hulpmiddelen 1996

Stofdichte matrashoes Regeling hulpmiddelen 1996

Stookkosten Bijzondere bijstand Stuurbekrachtiging Algemeen gebruikelijk Systemen van aanvullend openbaar vervoer Wvg

Tandem (verplaatsing alledag) Wvg

Tandem (ontwikkeling en ontspanning) Bijzondere bijstand Tandemet Wvg Taxikostenvergoeding Wvg

Teksttelefoon Apparatuur via Regeling hulp- middelen 1996, geen vergoe- ding voor gesprekskosten

Telefoneerhulpmiddelen Regeling hulpmiddelen 1996

Teleplusdienst Geen vergoeding gesprekskos- ten, niet opgenomen in Regeling

hulpmiddelen 1996

Thermostatische mengkraan Algemeen gebruikelijk

Tijdelijke rolstoelverstrekking Besluit hulp vanwege een kruis- organisatie bijzondere ziektekos- tenverzekeringen

Tilvest (bij patiëntenlift) Wvg

Tinitus maskeerders (ter behandeling van

ernstige oorsuizen) Regeling hulpmiddelen 1996

Toegankelijk maken terrein schoolgebouw Verordening onderwijshuisves- ting

Toiletstoel Wvg

Toiletverhoger Wvg

Transferbed Regeling hulpmiddelen 1996

Transferhulpmiddelen Wvg

Traplift Wvg

Traplift schoolgebouw Verordening onderwijshuisves- ting

Tripelstoel Regeling hulpmiddelen 1996

Uitleenartikelen (tijdelijk) Besluit hulp vanwege een kruis- organisatie bijzondere ziektekos- tenverzekering

Uitraasruimte Wvg

Vakantiewoning (aanpassing) Geen vergoeding mogelijk Vergoeding voor extra stookkosten Bijzondere bijstand Vergoeding voor extra kledingslijtage Bijzondere bijstand Verhoogde toiletpot Algemeen gebruikelijk Verhuis- en herinrichtingskosten Wvg Verhuiskostenvergoeding Wvg

Verzorgingsmiddelen Regeling hulpmiddelen 1996

(artikel 15) Verstelbare keuken Wvg

Verticale sta-unit Regeling hulpmiddelen 1996

Vervangen van lavet door douche Algemeen gebruikelijk Vervoer sociale werkvoorziening Wet sociale werkvoorziening Vervoer naar ziekenhuis Besluit ziekenvervoer zieken-

fondsverzekerden of particuliere ziektekostenverzekering

Vervoer naar (medisch) specialisten Besluit ziekenvervoer zieken- fondsverzekerden of particuliere ziektekostenverzekering

Vervoerkosten schoolbezoek gemeenten Wet op het basisonderwijs en Interimwet op het speciaal en voortgezet speciaal onderwijs of Wet REA

Vervoerkosten overig onderwijs Wet REA, anders op basis van

CAO afspraken Vervoersvoorzieningen (leef) Wvg Vervoersvoorzieningen (werk) Wet REA Vervoersvoorzieningen voor Nederlanders

die in het buitenland wonen LISV

Vierpoots eifelkruk Regeling hulpmiddelen 1996

Vierwielfiets Wvg

Vliegende hollander Wvg

Voetenzak (bij rolstoel) Wvg (indien in verordening/vers- trekkingenbeleid opgenomen)

Warme maaltijdvoorziening Flankerend beleid Welzijn Wasdroger Algemeen gebruikelijk Waterbed Algemeen gebruikelijk Wek- en waarschuwingsinstallatie

(voor doven) Regeling hulpmiddelen 1996

Werkblad bij rolstoel Wvg (indien in verordening/vers- trekkingenbeleid opgenomen)

Werkrolstoel (ivm. arbeidstoeleiding) Wet Rea (gemeente)

Werkrolstoel (bij dienstverband langer

dan 6 maanden in dienst) Wet Rea (LISV) Werkvoorzieningen (ivm arbeidstoeleiding) Wet Rea (gemeente) Werkvoorzieningen (bij dienstverband

langer dan 6 maanden in dienst) Wet Rea (LISV) Winterkleding (op rolstoel) Wvg

Woningaanpassing Wvg

Woningaanpassing in ADL-clusters Regeling Ziekenfondsraad ADL- clusters en ADL-assistentie 1996

Woningsanering Wvg Woonschip (aanpassing) Wvg Woonvoorziening Wvg Woonwagen (aanpassing) Wvg

Zitbad Wvg, geen vergoeding indien aangebracht om therapeutische redenen (huidziekte)

Zitorthesen Wvg, indien vast onderdeel van rolstoel of duwwandelwagen

Zitschalen Wvg, indien vast onderdeel van rolstoel of duwwandelwagen

Zonnescherm (bij buggy/wandelwagen) Wvg, (indien in verordening/ver- strekkingenbeleid opgenomen)

NB: lopende bruikleenvoorzieningen: aanpassingen aan rolstoelen en vervoer- middelen die door de oude uitvoerders in bruikleen zijn verstrekt en waarvan het bruikleencontract nog niet is afgelopen vallen niet onder de Wvg. Deze aanpassingen worden door de oude uitvoerder (APB, GMD of AMP) beoordeeld en gefinancierd.

BIJLAGE 2 BEHOREND BIJ GEMEENTEBLAD VAN UTRECHT 2003, NR. 41

Verklaring van de gebruikte afkortingen

ABP Algemeen Burgerlijk

Pensioenfonds

(n)ABW (nieuwe) Algemene

Bijstandswet

ADL Algemene Dagelijkse

Levensverrichtingen

AMP Algemene Militaire Pensioenwet AOV Aanvullend Openbaar Vervoer AOW Algemene Ouderdomswet

ARBO Arbeidsomstandighedenwet AWB Algemene Wet Bestuursrecht AWBZ Algemene Wet Bijzondere

Ziektekosten

CARA Chronische Aspecifieke

Respiratorische Aandoeningen CRB Centrale Raad van Beroep DMO Dienst Maatschappelijke

Ontwikkeling

RGSHG Regeling Geldelijke Steun

Huisvesting Bejaarden

RIBW Regionale Instellingen voor

Beschermd Wonen

STU Stichting Thuiszorg Stad Utrecht

SZW Sociale Zaken en

Werkgelegenheid

USZO Uitvoeringsinstelling Sociale Zekerheid voor Overheid en Onderwijs

VROM Verkeer Ruimtelijke Ordening en

Milieu

WSW Wet Sociale Werkvoorziening

WUBO Wet Uitkering Burger- Oorlogslachtoffers 1940-1945

WVG Wet Voorziening Gehandicapten

BIJLAGE 3 BEHOREND BIJ GEMEENTEBLAD VAN UTRECHT 2003, NR. 41

Wvg-winkellijst voor eenvoudige woonvoorzieningen.

Aanpassingskosten voorzieningen tot EUR 1.500,00 inclusief 19% BTW

1.Handgrepen

Toilet- en douchevoorzieningen

  • 2.

    Beugels o.a.:

    • -

      opklapbare toiletbeugels;

    • -

      hulppoot t.b.v. toiletbeugel;

    • -

      statief t.b.v. toiletbeugel.

  • 3.

    Toiletpotten etc.

    • -

      toiletpot +3 (incl. bril)

    • -

      toiletpot +6 (incl. bril)

    • -

      toiletpot +10 (incl. bril)

    • -

      verhoogde toiletpot vervangen door standaard toiletpot

    • -

      toiletverhoger +6/+10 (RFSU)

    • -

      vervangen reservoir i.v.m. bestaand duoblok en plaatsen verhoogde pot

    • -

      hoger plaatsen bestaand reservoir

  • 4.

    Douchezitjes etc.

    • -

      opklapbaar douchezitje alleen zitting

    • -

      zitting met rugleuning

    • -

      met armleuningen

    • -

      steunpoot t.b.v. douchezitje i.v.m. draagvermogen

    • -

      glijstang t.b.v. douchekop excl., merk Garnituur

    • -

      glijstang t.b.v. douchekop incl., merk Garnituur

  • 5.

    Antislipcoating op de vloer: slipsafe tot 4 m_

Losse voorzieningen tot EUR 500,00

  • 6.

    Douche- en toiletvoorzieningen

    • -

      badplank, breedte 68 cm en 73 cm;

    • -

      douchestoel, merk Guardian, type 12.000;

    • -

      douchekruk, merk Guardian, type 12.200;

    • -

      toilet/douchestoel, kunststof, merk Guardian type 10.000 of

  • 11.

    200 (2 of 3 functies);

    • -

      toiletstoel (hout) met kunststof emmer, merk Braun;

    • -

      toiletstoel (hout) met roestvrij stalen emmer, merk Braun.

Opmerking:

Als de geadviseerde voorziening niet in deze lijst voorkomt dient overleg met de bouwkundig plaats te vinden.