Verordening speelautomatenhallen Harderwijk 2004

Geldend van 01-01-2012 t/m heden

Intitulé

Verordening speelautomatenhallen Harderwijk 2004

De raad van de gemeente Harderwijk;

 

gezien het voorstel van burgemeester en wethouders van 15 juni 2004, nummer 58;

 

gelet op het bepaalde in titel Va van de Wet op de Kansspelen, het Speelautomatenbesluit en artikel 149 en 174 van de Gemeentewet;

 

b e s l u i t:

 

vast te stellen de volgende

Verordening speelautomatenhallen Harderwijk 2004

Artikel 1 Begripsbepalingen

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    de Wet: de Wet op de kansspelen;

  • b.

    Speelautomatenbesluit: KB van 23 mei 2000 (Stb.2000, 223) speelautomaat: automaat als bedoeld in artikel 30, onder a, van de Wet;

  • c.

    behendigheidsautomaat: automaat als bedoeld in artikel 30, onder b, van de Wet;

  • d.

    kansspelautomaat: automaat als bedoeld in artikel 30, onder c, van de Wet;

  • e.

    speelautomatenhal: een inrichting bestemd om het publiek gelegenheid te geven een spel door middel van speelautomaten te beoefenen, als bedoeld in artikel 30 c, eerste lid, onder c, van de Wet;

  • f.

    ondernemer: de natuurlijke of rechtspersoon die de speelautomatenhal exploiteert;

  • g.

    beheerder: de natuurlijke persoon die met het dagelijks toezicht en de onmiddellijke leiding in de speelautomatenhal is belast;

  • h.

    bedrijfsleider: de natuurlijke persoon die met de algemene leiding in de speelautomatenhal is belast;

  • i.

    openbare weg: alle voor het openbaar rij- of ander verkeer openstaande wegen of paden, daaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot die wegen of paden behorende bermen en zijkanten, alsmede kampeerplaatsen en de aan de wegen of paden liggende en als zodanig aangeduide parkeerterreinen.

Artikel 2 Vergunningsplicht

  • 1. Het is verboden zonder vergunning van de burgemeester een speelautomatenhal te vestigen of te exploiteren.

  • 2. De burgemeester is bevoegd maximaal twee speelautomatenhalvergunningen te verlenen voor locaties in de gemeente, zoals limitatief vermeld in de bij deze paragraaf behorende bijlage. Per locatie, zoals vermeld in deze bijlage kan maximaal één vergunning worden verleend.

  • 3. De burgemeester kan vergunning als bedoeld in het vorige lid verlenen voor ten hoogste het maximale aantal speelautomaten per speelautomatenhal, zoals vermeld in de bij deze paragraaf behorende bijlage.

  • 4. Paragraaf 4.1.3.3. van de Algemene wet bestuursrecht (van rechtswege verleende vergunning bij niet tijdig beslissen) is niet van toepassing.

Artikel 3 Aanvraag vergunning

  • 1. De ondernemer dient de vergunning aan te vragen onder overlegging van:

    • a.

      een nauwkeurige beschrijving van de inrichting waarbij is opgenomen de oppervlakte daarvan, alsmede een plattegrond waarin is aangegeven op welke plaats in de speelautomatenhal en in welk aantal kansspel- en/of behendigheidsautomaten worden opgesteld;

    • b.

      een bewijs van inschrijving bij de Kamer van koophandel en fabrieken;

    • c.

      een verklaring waaruit blijkt dat hij gerechtigd is over de ruimte te beschikken;

    • d.

      een verklaring omtrent het gedrag van de ondernemer dan wel, indien de ondernemer een rechtspersoon is, van degene(n) die de onderneming krachtens de statuten vertegenwoordigt(en), van de beheerder en de bedrijfsleider;

    • e.

      bewijsstukken als bedoeld in artikel 5, tweede lid van het Speelautomatenbesluit (kennis gokverslaving).

  • 2. De burgemeester kan nadere regels vaststellen omtrent de inhoud, de inrichting, vorm en wijze van indiening van de aanvraag.

Artikel 4 Beslistermijn

  • 1. De burgemeester beslist binnen twaalf weken na de datum waarop hij de aanvraag met bijbehorende bescheiden heeft ontvangen. De beslissing kan eenmaal voor ten hoogste twaalf weken worden verdaagd.

  • 2. Van zijn daartoe strekkend besluit doet hij voor het verstrijken van de in het eerste lid genoemde termijn schriftelijk mededeling aan de aanvrager.

Artikel 5 Vergunning en voorschriften

  • 1. De vergunning kan uitsluitend worden gesteld ten name van de ondernemer en is niet draagbaar.

  • 2. In de vergunning wordt de naam van de beheerder vermeld.

  • 3. Aan de vergunning worden voorschriften en beperkingen verbonden. Deze hebben in elk geval betrekking op:

    • -

      de sluitingstijden van de speelautomatenhal;

    • -

      het toezicht in de speelautomatenhal;

    • -

      het aantal en type speelautomaten dat mag worden opgesteld;

    • -

      de exploitatie van de speelautomatenhal.

Artikel 6 Wijziging beheer

  • 1. Indien een overeenkomstig artikel 5, tweede lid, in de vergunning vermelde beheerder of bedrijfsleider de hoedanigheid van beheerder of bedrijfsleider heeft verloren, dient de ondernemer onder overlegging van de in artikel 3, onder d, genoemde bescheiden een nieuwe vergunning aan te vragen binnen twee weken nadat de in artikel 3 bedoelde verklaring omtrent het gedrag aan hem is verzonden.

  • 2. De vergunning vervalt indien de beslissing op een aanvraag voor een nieuwe vergunning voor het vestigen of exploiteren van een speelautomatenhal in hetzelfde pand onherroepelijk is geworden dan wel indien geen aanvraag is ingediend binnen twaalf weken na het verlies van de hoedanigheid als bedoeld in het eerste lid.

Artikel 7 Beëindiging exploitatie

  • 1. Indien een ondernemer komt te overlijden dan wel indien een ondernemer de exploitatie van zijn speelautomatenhal beëindigt, trekt de burgemeester de vergunning in.

  • 2. De burgemeester doet van de intrekking van de vergunning als bedoeld in het eerste lid, mededeling aan de gemeenteraad. Tevens doen burgemeester en wethouders in dat geval de gemeenteraad een voorstel omtrent het al dan niet aanpassen van artikel 2. van deze verordening.

  • 3. Op aanvragen wordt voor een nieuwe vergunning wordt door de burgemeester pas beslist, nadat de gemeenteraad omtrent het voorstel tot aanpassing van artikel 2. heeft besloten. Tot dat moment wordt de beslissing op deze aanvraag aangehouden.

Artikel 8 Weigeringsgronden

  • 1. De vergunning wordt geweigerd, indien:

    • -

      het maximum aantal af te geven vergunningen voor speelautomatenhallen is verleend;

    • -

      de speelautomatenhal niet uitsluitend rechtstreeks vanaf de openbare weg voor het publiek toegankelijk is;

    • -

      de beheerder(s) en/of de bedrijfsleider(s) de leeftijd van 25 jaar nog niet heeft (hebben) bereikt;

    • -

      de ondernemer, de beheerder, de bedrijfsleider van de speelautomatenhal niet voldoet aan de eisen zoals gesteld in artikel 4 van het Speelautomatenbesluit;

    • -

      door de aanwezigheid van de speelautomatenhal naar het oordeel van de burgemeester de leef- en woonsituatie in de naaste omgeving of het karakter van de winkelstraat/winkelbuurt op ontoelaatbare wijze nadelig wordt beïnvloed;

    • -

      de exploitatie of vestiging van de speelautomatenhal strijd oplevert met het geldende bestemmingsplan, dan wel een stadsvernieuwingsplan of leefmilieuverordening in de zin van de Wet op de stads- en dorpsvernieuwing.

  • 2. De burgemeester kan ontheffing verlenen van het leeftijdsvereiste, gesteld in het eerste lid, onder c.

Artikel 9 Intrekking vergunning

De burgemeester kan de vergunning intrekken:

  • a.

    indien blijkt dat de vergunning ten gevolge van een onjuiste of onvolledige opgave is verleend;

  • b.

    indien de omstandigheden of inzichten op grond waarvan de vergunning is afgegeven zodanig zijn gewijzigd dat een situatie is ontstaan als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onder e;

  • c.

    indien gehandeld wordt in strijd met aan de vergunning verbonden voorschriften en beperkingen;

  • d.

    indien de exploitatie van een speelautomatenhal voor een periode van langer dan zes maanden wordt onderbroken;

  • e.

    indien aannemelijk is, dat de ondernemer of de beheerder betrokken is, of hem ernstige nalatigheid kan worden verweten bij activiteiten in of vanuit de speelautomatenhal, die een gevaar opleveren voor de openbare orde en/of een bedreiging vormen voor het woon- of leefklimaat in de omgeving van de speelautomatenhal;

  • f.

    indien de ondernemer, de beheerder, de bedrijfsleider strafbare feiten pleegt in de inrichting, dan wel toestaat of gedoogt dat in zijn of haar inrichting strafbare feiten worden gepleegd;

  • g.

    indien de ondernemer, de beheerder, de bedrijfsleider zich schuldig maakt aan discriminatie naar ras, geslacht of seksuele geaardheid;

  • h.

    indien zich in de speelautomatenhal anderszins feiten hebben voorgedaan, die de vrees wettigen dat het geopend blijven van de speelautomatenhal ernstig gevaar oplevert voor de openbare orde.

Artikel 10 Strafbepaling

Overtreding van het bij of krachtens deze verordening bepaalde wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of geldboete van de tweede categorie en kan bovendien worden gestraft met openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak.

Artikel 11 Toezicht

Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze regeling zijn belast de bij besluit van de burgemeester aan te wijzen personen.

Artikel 12 Overgangsbepaling

  • 1. Een vergunning of ontheffing verleend krachtens de verordening bedoeld in artikel 14, tweede lid blijft - voor zover zij nog niet eerder is vervallen of ingetrokken - nog van kracht gedurende twee jaar na het tijdstip waarop deze verordening is ingetrokken.

  • 2. Voorschriften en beperkingen opgelegd krachtens de verordening bedoeld in artikel 14, tweede lid blijven –indien en voor zover de bepalingen ingevolge welke deze voorschriften en bepalingen zijn opgelegd, ook zijn vervat in deze verordening en voorzover zij niet eerder zijn vervallen of ingetrokken – nog van kracht gedurende twee jaar na het tijdstip waarop deze verordening is ingetrokken.

  • 3. Indien voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening een aanvraag om een vergunning of ontheffing op grond van de verordening bedoeld in artikel 14, tweede lid, is ingediend en voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening nog niet op die aanvraag is beslist wordt daarop de overeenkomstige bepaling van de onderhavige verordening toegepast.

  • 4. Op een aanhangig beroep of bezwaarschrift, betreffende een vergunning of ontheffing, bedoeld in het eerste lid, dan wel een voorschrift of beperking, bedoeld in het tweede lid, dat voor of na het tijdstip bedoeld in artikel 14, eerste lid, is ingekomen binnen de voordien geldende beroepstermijn, wordt beslist met toepassing van de verordening bedoeld in artikel 14, tweede lid.

  • 5. In afwijking van het in het eerste lid bepaalde, blijft een vergunning of ontheffing van kracht, totdat onherroepelijk is beslist op een aanvraag voor een, krachtens een in deze verordening overeenkomstig opgenomen gebod of verbod vereiste, vergunning of ontheffing, indien deze aanvraag ten minste acht weken voor afloop van de in het eerste lid genoemde termijn bij het bevoegde bestuursorgaan is ingediend.

Artikel 13

Het is verboden ter zake van een aanvraag om een vergunning onjuiste of onvolledige gegevens te verstrekken

Artikel 14 Inwerkingtreding

  • 1. Deze verordening treedt in werking op de eerste dag na het verstrijken van een termijn van zes weken na de datum van haar publicatie.

  • 2. De Verordening speelautomatenhallen gemeente Harderwijk, vastgesteld bij raadsbesluit van 21 mei 1987, gewijzigd 20 januari 1994, wordt ingetrokken.

Artikel 15 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening speelautomatenhallen Harderwijk 2004.

Ondertekening

Aldus vastgesteld door de raad van de gemeente Harderwijk in zijn openbare vergadering van 9 september 2004, onder nummer 58.
de voorzitter, J.G. de Groot
de griffier, mw. mr. J. Th. van der Kwast

Bijlage als bedoeld in artikel 2. van de Verordening speelautomatenhallen Harderwijk 2004

Locaties speelautomatenhallen:

  • 1.

    Strandboulevard West: maximaal 60 speelautomaten.

  • 2.

    Gebied ingeklemd tussen de Bruggestraat, Vijhestraat en Schoolsteeg: maximaal 75 speelautomaten.

Nota-toelichting

Toelichting Verordening speelautomatenhallen Harderwijk 2004

 

Artikel 1 Begripsbepalingen

Verwezen wordt naar omschrijvingen uit de Wet op de Kansspelen. De omschrijving van 'weg' is ruimer dan die van de wegenverkeerswetgeving en omvat met name ook de kampeerplaatsen.

Artikel 2 Vergunningsplicht

De burgemeester kan volgens de Wet op de kansspelen slechts een vergunning voor de exploitatie van een speelautomatenhal afgeven indien daartoe door de gemeenteraad een verordening is vastgesteld. Dit impliceert ook de bevoegdheid het aantal te beperken tot een bepaald maximum. Het motief dat aan de vergunningvereiste ten grondslag ligt is de openbare orde, meer in het bijzonder de leef- en woonsituatie, te beschermen. Bij de weigeringsgronden wordt hierop nader ingegaan. Bij de vaststelling van de verordening kan de gemeenteraad niet concreet benoemen voor welke panden vergunning kan worden verleend. Dit is een exclusieve bevoegdheid van de burgemeester. Wel kan de raad locaties aangeven waarbinnen vervolgens de burgemeester een vergunning afgeeft. De Wet op de kansspelen schrijft voor dat bij verordening het aantal speelautomaten dat per speelautomatenhal geplaatst mag worden moet worden vastgelegd. In een bijlage behorend bij dit artikel worden limitatief de locaties met het maximum aantal te plaatsen speelautomaten opgesomd. Per locatie kan één vergunning worden afgegeven.

 

Artikel 3 Aanvraag De plattegrond van de totale inrichting van de speelautomatenhal zal deel uitmaken van de vergunning. De ondernemer kan tevens eigenaar en beheerder zijn, maar het is ook mogelijk dat deze hoedanigheden niet samenvallen. De bescheiden die moeten worden overgelegd zijn afhankelijk van de concrete situatie die zich voordoet. De onder c. bedoelde verklaring kan bij voorbeeld een huurcontract zijn, waaruit de beschikkingsbevoegdheid blijkt.

Op het indienen van een aanvraag voor een vergunning voor de exploitatie van een speelautomatenhal zijn de bepalingen van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing. Een aanvraag moet vergezelt gaan van alle gegevens die nodig zijn om een aanvraag te kunnen beoordelen. De burgemeester kan nadere eisen stellen omtrent deze gegevens.

 

Artikel 4 Beslistermijn

In dit artikel wordt afgeweken van de beslistermijn van acht weken die de Algemene wet bestuursrecht stelt. In praktijk blijkt dat de procedure tot verlening van dit soort vergunningen in de meeste gevallen niet kan worden afgerond binnen acht weken. Teneinde te voorkomen dat steeds met verdagingsbesluiten moet worden gewerkt, is hier gekozen voor een beslistermijn van 12 weken.

 

Artikel 5 Vergunning en voorschriften Aangegeven wordt over welke onderwerpen er in ieder geval voorschriften aan de vergunning verbonden worden. De burgemeester kan bepalen welke voorschriften daaraan in een concreet geval worden toegevoegd. Deze moeten passen binnen het kader en de doelstellingen van de wet.

 

Artikel 6 Het is voor de burgemeester en voor de toezichthoudende ambtenaren niet alleen belangrijk om steeds te weten wie de ondernemer is, maar ook wie de (dagelijks aanspreekbare) beheerder is. Vandaar dat in artikel 6 is bepaald, dat de ondernemer bij wijziging van de beheerdersfunctie een nieuwe vergunning moet aanvragen. De burgemeester kan dan beoordelen of de nieuwe beheerder aan alle eisen voldoet, qua opleiding en levenswandel. Ook dienen zij te beschikken over het nodige “gezag” om baas in eigen inrichting te kunnen blijven. Ondernemers van inrichtingen waarvan de beheerder in gebreke blijft, lopen het ernstige risico, dat hun vergunning door de burgemeester wordt ingetrokken.

 

Artikel 7 Beëindiging exploitatie

Deze bepaling heeft tot doel om automatische voortzetting van exploitatie van een hal te voorkomen. Bij tussentijds “openvallen” van de exploitatie kan worden bepaald in hoeverre voor de betreffende locatie opnieuw vergunning kan/zal worden verleend. Daartoe moet eerst overwogen worden of handhaving van de locatie gewenst is.

 

Artikel 8 Weigeringsgronden Het bepaalde onder a levert een extra weigeringsgrond op, omdat in artikel 2 een maximumstelsel is opgenomen. Het vereiste onder b dient om een speelautomatenhal duidelijk van de openbare weg af voor een ieder herkenbaar te maken. Tevens om te voorkomen dat in een achteraf lokaal van een gebouw, waarin bij voorbeeld een horecabedrijf wordt uitgeoefend, een speelautomatenhal wordt geëxploiteerd en deze automatenhal mede of uitsluitend via het andere bedrijf bereikbaar zou zijn.

 

De strekking van de verordening is het afwenden van een ontoelaatbare nadelige beïnvloeding van de leef- en woonsituatie in de naaste omgeving van de hal.

In het bepaalde onder e komt tot uiting dat de vergunning dient te worden geweigerd, wanneer gevreesd moet worden dat de woon- en leefsituatie door de vestiging van (nog) een hal op ontoelaatbare wijze zal worden aangetast. In de beoordeling van de aanvrage wordt de spanning waaraan het woonmilieu ter plaatse reeds blootstaat of bloot zal komen te staan betrokken. Door de vestiging van een automatenhal zal er sprake (kunnen) zijn van een ontoelaatbaar spanningsveld, waardoor een te grote inbreuk mag worden gevreesd op de bestaande functie van de straat.

Onder f is als weigeringsgrond opgenomen dat er geen sprake mag zijn van strijd met een geldend bestemmingsplan.

In dit verband dient gewezen te worden op de mogelijkheden van vrijstelling of ontheffing die het bestemmingsplan nogal eens biedt, alsook de mogelijkheid van een anticipatieprocedure als bedoeld in artikel 19 van de Wet op de ruimtelijke ordening en artikel 50, achtste lid, van de Woningwet. Deze mogelijkheden beperken de burgemeester niet in de weigeringsmogelijkheid, maar het lijkt een zaak van behoorlijk bestuur om, voordat tot weigering van de vergunning wordt overgegaan, de mogelijkheid van ontheffing, vrijstelling of anticipatie in overweging te nemen. Voor de toepassing van deze bepaling wordt handelen op grond van een vrijstelling van het geldende bestemmingsplan beschouwd als handelen in overeenstemming met het geldende bestemmingsplan. Doel van dit lid is de koppeling van de vereiste vergunning met het planologisch regime. Vereist is dus niet dat de locatie waar vergunning voor wordt gevraagd is aangewezen als speelautomatenhal in het bestemmingsplan, maar dat een bestemmingsplan de vestiging niet mag uitsluiten. Op deze wijze wordt voorkomen dat op basis van deze verordening een vergunning moet worden verleend, terwijl later op grond van strijd met het bestemmingsplan tegen de vestiging moet worden opgetreden. Deze constructie is blijkens het KB van 2 januari 1980, AB 1980, 151, mogelijk. Zie ook ARRS 28 oktober 1983, AB 1984, 42.

 

 

Artikel 9 Intrekking vergunning

Onderbreking van de exploitatie voor een periode langer dan in de bepaling genoemd, behoeft niet in alle gevallen aanleiding te geven om de vergunning in te trekken. Gedacht kan bij voorbeeld worden aan verbouwingen die langere tijd blijken te vergen of aan campings die buiten het seizoen gesloten zijn. Met betrekking tot de in lid b, genoemde intrekkingsgrond (intrekking in verband met gewijzigde omstandigheden of inzichten) zij opgemerkt, dat bij gebruikmaking daarvan de motivering aan zware eisen dient te voldoen. Het betreft immers omstandigheden waarop de betrokken ondernemer doorgaans geen invloed kan uitoefenen. Voorts mag hij er op vertrouwen dat een aan hem verleende vergunning normaal gesproken in stand blijft temeer gelet op de financiële consequenties.

 

Artikel 10 Strafbepaling In dit artikel wordt alleen de strafbaarstelling van overtreding van de bepalingen van de gemeentelijke verordening geregeld. Daarvoor geldt ingevolge artikel 154 van de Gemeentewet en artikel 23 van het Wetboek van strafrecht een maximale strafmaat. Deze is in de verordening opgenomen. Het is de strafrechter die in een concreet geval de hoogte en maat van de straf bepaalt, tot de grens van de door de raad gekozen boetecategorie. De ondernemer van de speelautomatenhal kan daarnaast ook voorschriften uit de Wet op de kansspelen en het Speelautomatenbesluit overtreden. De strafbaarstelling daarvan is geregeld in artikel 31 van de Wet op de kansspelen. De daar opgenomen strafmaat ligt aanmerkelijk hoger dan die in de verordening.

 

Artikel 14 Inwerkingtreding

De ruime termijn van inwerkingtreding heeft te maken met het besluit van burgemeester en wethouders om de verordening na vaststelling door de raad als referendabel besluit in de zin van de Tijdelijke Referendumwet aan te merken. De periode van zes weken wordt gegeven om een beeld te krijgen van de wens onder de kiesgerechtigde bevolking om over de verordening een raadgevend correctief referendum te houden.