Regeling vervallen per 10-07-2009

Financiële verordening 212/2005

Geldend van 24-12-2005 t/m 09-07-2009

Intitulé

1 DE VERORDENING

De raad van de gemeente Zandvoort:

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders nr. 2005/9109;

gelezen het voorstel van een werkgroep uit de commissie Planning & Control nr. 2005/12424;

gelet op de overwegingen van de commissie Planning & Control van 24 november 2005

gelet op artikel 212 van de Gemeentewet, het Besluit Begroting en Verantwoording provincies en gemeenten (BBV), de Wet Financiering Decentrale Overheden (Wet Fido), het Besluit leningvoorwaarden decentrale overheden, de Uitvoeringsregeling financiering decentrale overheden en de Regeling uitzettingen en derivaten decentrale overheden;

besluit de volgende verordening, inclusief toelichting, vast te stellen:

Financiële verordening 212 / 2005

1.1 BEGRIPSBEPALINGEN

Artikel 1 Begripsbepalingen

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

  • 1.

    afdeling: iedere organisatorische eenheid binnen de gemeentelijke organisatie die als zodanig een eigen rechtstreekse verantwoordelijkheid aan het college heeft;

  • 2.

    administratie: het systematisch verzamelen, vastleggen, verwerken en verstrekken van informatie ten behoeve van het besturen, het functioneren en het beheersen van (onderdelen van) de organisatie van de gemeente Zandvoort en ten behoeve van de verantwoording die daarover moet worden afgelegd;

  • 3.

    financiële administratie: het onderdeel van de administratie dat omvat het systematisch maken en verwerken van aantekeningen betreffende de financiële gegevens van (onderdelen van) de organisatie van de gemeente Zandvoort, teneinde te komen tot een goed inzicht in:

    • a.

      de financieel-economische positie;

    • b.

      het beheer van vermogenswaarden;

    • c.

      de uitvoering van de begroting;

    • d.

      het afwikkelen van vorderingen en schulden;

    • e.

      alsmede tot het afleggen van rekening en verantwoording daarover.

  • 4.

    administratieve organisatie: het stelsel van organisatorische maatregelen gericht op het tot stand brengen en het in stand houden van de goede werking van de bestuurlijke en ambtelijke informatieverzorging ten behoeve van de verantwoordelijke leiding;

  • 5.

    rechtmatigheid: het in overeenstemming zijn met geldende wet- en regelgeving;

  • 6.

    doelmatigheid: de mate waarin de gewenste prestaties en beoogde maatschappelijke effecten worden gerealiseerd met een zo beperkt mogelijke inzet van middelen, of met de beschikbare middelen zo veel mogelijk resultaat wordt bereikt;

  • 7.

    doeltreffendheid: de mate waarin de gewenste prestaties en beoogde maatschappelijke effecten van het beleid daadwerkelijk worden behaald;

  • 8.

    het college: het college van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Zandvoort;

  • 9.

    de raad: de gemeenteraad van Zandvoort.

1.2 BEGROTING EN VERANTWOORDING

1.2.1 KADERSTELLEN

Artikel 2 Programmabegroting

  • 1. De raad stelt de programma-indeling vast en kan deze tussentijds wijzigen;

  • 2. De raad stelt per programma vast:

    • a.

      de beoogde maatschappelijke effecten;

    • b.

      de te leveren prestaties;

    • c.

      de baten en lasten.

  • 3. Het college kan per programma indicatoren voorstellen met betrekking tot de beoogde maatschappelijke effecten en de te leveren prestaties.

  • 4. De raad stelt de indicatoren, bedoeld in het derde lid, vast.

  • 5. Het college draagt zorg voor het verzamelen en vastleggen van gegevens over de geleverde prestaties en de maatschappelijke effecten, opdat de doelmatigheid en doeltreffendheid van het beleid, zoals vastgesteld door de raad, kunnen worden getoetst.

Artikel 3 Producten

  • 1. Bij iedere begroting en ieder jaarverslag wordt door het college een overzicht gegeven van de toedeling van de producten uit de productraming aan de programma’s.

  • 2. De onderverdeling van de programma’s in de producten staat voor de raadsperiode vast, tenzij er dringende redenen zijn tot wijzigen. Wijzigingen worden in de begroting expliciet vermeld.

Artikel 4 Kaders begroting

  • 1. Het college biedt tijdig de kaders aan voor het volgende begrotingsjaar en de drie opvolgende jaren. In deze kaders worden, voor zover bekend, de bevindingen betrokken uit de rapportage van de begrotingsuitvoering bedoeld in artikel 7 en de jaarstukken bedoeld in artikel 8.

  • 2. Binnen de kaders wordt ook aangegeven welke zaken voorrang hebben in verband met het behalen van de beoogde maatschappelijke effecten, zowel voor bestaand, als voor nieuw beleid.

  • 3. De raad stelt de kaders uiterlijk 1 juli vast.

1.2.2 UITVOERING

Artikel 5 Uitvoering begroting

  • 1. Het college stelt regels die waarborgen dat de uitvoering van de begroting rechtmatig, doelmatig en doeltreffend verloopt.

  • 2. Het college draagt ten aanzien van de begrotingsuitvoering er zorg voor dat:

    • a.

      de lasten en baten, door middel van kostentoerekening, eenduidig zijn toegewezen aan de producten van de productraming;

    • b.

      de budgetten uit de productraming en kredieten voor investeringen passen binnen de kaders zoals geautoriseerd bij de vaststelling van de uiteenzetting van de financiële positie;

    • c.

      de lasten van de producten niet dusdanig worden overschreden dat de realisatie van andere producten binnen hetzelfde programma onder druk komt, dan wel de baten niet dusdanig worden onderschreden dat de realisatie van andere producten binnen hetzelfde programma onder druk komt.

  • 3. Het college draagt er zorg voor dat de lasten van de programma’s, zoals geautoriseerd in de (gewijzigde) begroting, niet worden overschreden.

  • 4. In de jaarrekening kan de raad achteraf autorisatie verlenen voor de afwijkingen.

1.2.3 BEHEERSING EN INTERNE CONTROLE

Artikel 6 Interne controle

  • 1. Het college draagt ten behoeve van het getrouwe beeld en de rechtmatigheid van de jaarrekening zorg voor de jaarlijkse interne toetsing van de getrouwheid van de informatieverstrekking, en de rechtmatigheid van de beheershandelingen. Bij afwijkingen neemt het college maatregelen tot herstel.

  • 2. Het college draagt zorg voor de interne toetsing van de bedrijfsonderdelen op juistheid, volledigheid en tijdigheid van de bestuurlijke informatievoorziening, de rechtmatigheid van beheershandelingen en op misbruik en oneigenlijk gebruik van de gemeentelijke regelingen.

1.2.4 RAPPORTAGE EN VERANTWOORDING

Artikel 7 Tussentijdse rapportage en informatie

Het college informeert de raad door middel van tussentijdse begrotingsrapportages over de realisatie van de begroting van de gemeente minimaal over de eerste drie en negen maanden.

Artikel 8 Jaarstukken

Het college legt verantwoording af over de uitvoering van de programma’s waarbij ingegaan wordt op de doeltreffendheid en doelmatigheid.

1.3 FINANCIËLE POSITIE

1.3.1 KADERSTELLEN

Artikel 9 Financiële positie

  • 1. Het college draagt er zorg voor, dat al het beleid waartoe de raad heeft besloten, in de uiteenzetting van de financiële positie en de meerjarenramingen is opgenomen.

  • 2. Bij de uiteenzetting van de financiële positie wordt door het college een overzicht van de investeringen gegeven. De raad autoriseert met het vaststellen van de financiële positie in de begroting de investeringskredieten. Bij de autorisatie van de investeringskredieten kan de raad uitzonderingen aangeven via amendement.

Artikel 10 Waardering en afschrijving vaste activa

  • 1. Geactiveerde kosten voor onderzoek en ontwikkeling worden lineair in maximaal 5 jaar afgeschreven.

  • 2. Kosten voor het afsluiten van geldleningen en het saldo van agio en disagio worden direct ten laste van de exploitatie gebracht.

  • 3. De materiele vaste activa met economisch nut, zoals bedoeld in artikel 35 van het BBV, worden lineair afgeschreven volgens een stelsel dat is afgestemd op de verwachte toekomstige gebruiksduur.

    Als richtlijn worden de volgende termijnen gehanteerd:

    • a.

      50 jaar: nieuwbouw woonruimten en bedrijfsgebouwen;

    • b.

      60 jaar: rioleringen;

    • c.

      25 jaar: renovatie, restauratie en aankoop woonruimten en bedrijfsgebouwen;

    • d.

      15 jaar: technische installaties in bedrijfsgebouwen en motorvaartuigen;

    • e.

      10 jaar:veiligheidsvoorzieningen bedrijfsgebouwen; telefooninstallaties;

    • f.

      kantoormeubilair; schoolmeubilair; aanleg tijdelijke terreinwerken;nieuwbouw tijdelijke woonruimten en bedrijfsgebouwen; groot onderhoud woonruimten en bedrijfsgebouwen;

    • g.

      8 jaar: zware transportmiddelen; aanhangwagens; schuiten; personenauto’s en lichte motorvoertuigen;

    • h.

      4 jaar: automatiseringsapparatuur en software;

    • i.

      niet: gronden en terreinen.

    Van deze richtlijnen kan door het college worden afgeweken binnen de wettelijke kaders.

  • 4. Activa met een verkrijgingprijs van minder dan € 25.000,-- worden niet geactiveerd, uitgezonderd gronden en terreinen. Deze laatst genoemden worden altijd geactiveerd.

  • 5. Aankoop en vervaardiging van vaste activa in de openbare ruimte met een maatschappelijk nut worden onder aftrek van bijdragen van derden en bestemmingsreserves zo veel mogelijk ten laste van de exploitatie gebracht. Hiervan kan in de begroting worden afgeweken. In geval van activering van activa met een meerjarig maatschappelijk nut in de openbare ruimte door middel van vaststelling van de begroting door de raad, wordt het actief lineair afgeschreven over de verwachte levensduur of een kortere door de raad aan te geven tijdsduur.

Artikel 11 Waardering debiteuren en overige vorderingen

  • 1. Voor openstaande vorderingen betreffende:

    • a.

      onroerende zaakbelasting gebruikers;

    • b.

      onroerende zaakbelasting eigenaren;

    • c.

      precariobelasting;

    • d.

      hondenbelasting;

    • e.

      rioolrechten;

    • f.

      reinigingsrechten;

    • g.

      leges.

    wordt door het college een voorziening wegens oninbaarheid gevormd op basis van de ouderdom van de vordering.

  • 2. Voor de niet in het eerste lid genoemde vorderingen wordt door het college een voorziening wegens oninbaarheid gevormd op basis van een beoordeling op inbaarheid van de openstaande vorderingen ouder dan één jaar.

Artikel 12 Kostprijsberekening en vaststelling tarieven en heffingen

  • 1. Voor het bepalen van de geraamde kostprijs van producten en diensten van de gemeente Zandvoort wordt een systeem van kostentoerekening gehanteerd. Bij de kostentoerekening worden naast de directe kosten alleen die indirecte kosten betrokken, die rechtstreeks samenhangen met de door de gemeente verleende diensten. Het college draagt zorg voor de vastlegging van de verdeelsleutels voor toerekening van de indirecte kosten.

  • 2. Bij de indirecte kosten worden betrokken de bijdragen aan reserves voor de noodzakelijke vervanging van de betrokken activa, de kapitaallasten van de in gebruik zijnde activa en voor rioolrechten, reinigingsrechten en afvalstoffenheffing de compensabele BTW.

  • 3. De omslagrente voor de rentetoerekening van de kapitaallasten wordt bepaald door het vastgestelde rentepercentage in de begrotingsuitgangspunten die mede bepaald wordt door de stand van de marktrente.

Artikel 13 Financieringsfunctie

Het college stelt regels op ter uitvoering van de financieringsfunctie en legt deze regels vast in een besluit Financieringsstatuut. Het college zendt het besluit Financieringsstatuut ter kennisgeving aan de raad.

Artikel 14 Registratie bezittingen en activa

Het college draagt zorgt voor een actuele registratie van bezittingen. Bij afwijkingen in de registratie van de bezittingen neemt het college maatregelen voor herstel van de tekortkomingen.

1.4 DE PARAGRAFEN

Artikel 15 Lokale heffingen

  • 1. Voor het vaststellen van de hoogte van gemeentelijke tarieven, heffingen en prijzen door de raad verstrekt het college aan de raad per verordening de actueel geraamde hoeveelheden per door de gemeente verstrekte dienst, waarover de tarieven, heffingen en prijzen in rekening worden gebracht en per verordening het totaal van de geraamde kosten van de erin genoemde door de gemeente verstrekte diensten

  • 2. Bij de begroting en jaarstukken doet het college in de paragraaf lokale heffingen verslag van: de opbrengsten per lokale heffing; het volume en bedrag aan kwijtscheldingen; de kostendekkendheid van de rioolrechten en de afvalstoffenheffing; de (ontwikkeling van de) lokale lastendruk voor eenpersoonshuishoudingen, meerpersoonshuishoudingen en bedrijven.

Artikel 16 Weerstandsvermogen en risicomanagement

  • 1. Het college geeft aan in de paragraaf weerstandsvermogen van de begroting en van de jaarstukken de risico’s van materieel belang. Het college brengt hierbij in elk geval de risico’s in beeld.

  • 2. Het college geeft aan in de paragraaf weerstandsvermogen van de begroting en van de jaarstukken de weerstandscapaciteit en, in hoeverre schades en verliezen als gevolg van de risico’s van materieel belang, met het weerstandsvermogen kunnen worden opgevangen.

Artikel 17 Onderhoud Kapitaalgoederen

Bij de begroting en de jaarstukken doet het college in de paragraaf onderhoud kapitaalgoederen verslag over de voortgang van het onderhoud en het eventuele achterstallig onderhoud aan openbaar groen, water, wegen, kunstwerken, straatmeubilair, riolering, gebouwen.

Artikel 18 Financiering

Bij de begroting en de jaarstukken doet het college in de paragraaf financiering in ieder geval verslag van:

  • a.

    de kasgeldlimiet;

  • b.

    de liquiditeitsplanning en de financieringsbehoefte voor het komende jaar;

  • c.

    de renterisico norm;

  • d.

    de rentekosten en rente-opbrengsten verbonden aan de financieringsfunctie.

Artikel 19 Bedrijfsvoering

In de bedrijfsvoeringsparagraaf in de begroting en in de jaarstukken wordt door het college ingegaan op de actuele ontwikkelingen aangaande de bedrijfsvoering. Indien mogelijk zal ingegaan worden op de doelmatigheid.

Artikel 20 Verbonden partijen

In de begroting en de jaarstukken wordt in de paragraaf verbonden partijen in elk geval ingegaan op nieuwe participaties, het beëindigen van bestaande participaties, het wijzigen van bestaande participaties en eventuele problemen bij bestaande participaties.

Artikel 21 Grondbeleid

  • 1. Het college biedt tenminste eens in de vier jaar een (bijgestelde) nota grondbeleid aan ter behandeling en vaststelling door de raad. In deze nota wordt aandacht besteed aan:

    • a.

      de relatie met de programma’s van de begroting;

    • b.

      de strategische visie van het toekomstig grondbeleid van de raad;

    • c.

      te ontwikkelen en in ontwikkeling genomen projecten;

    • d.

      de voorraadverwerving en uitgifte van gronden;

    • e.

      de uitgifte van gronden in erfpacht en de bijstelling van erfpachtvergoedingen.

  • 2. In de paragraaf grondbeleid van de begroting en de jaarstukken wordt ingegaan op de uitvoering van de nota grondbeleid, met name de belangrijkste financiële ontwikkelingen zoals:

    • a.

      verlies/winstverwachtingen;

    • b.

      de verwerving van gronden e.d.;

    • c.

      de relaties van het grondbeleid met de programma’s.

1.5 DE FINANCIËLE ORGANISATIE EN ADMINISTRATIE

Artikel 22 Administratie

De administratie is zodanig van opzet en werking, dat zij in ieder geval dienstbaar is voor:

  • a.

    het sturen en het beheersen van activiteiten en processen in de gemeente als geheel en op de afdelingen;

  • b.

    het verstrekken van informatie over ontwikkelingen in de omvang van registergoederen, kapitaalgoederen, voorraden, vorderingen en schulden, enzovoorts;

  • c.

    het verschaffen van informatie aan de budgethouders en voor het maken van kostencalculaties;

  • d.

    het bevorderen van de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en ter zake geldende wet- en regelgeving;

  • e.

    het afleggen van verantwoording over de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en ter zake geldende wet- en regelgeving;

  • f.

    de controle van de registratie van gegevens als zodanig en van de daaraan ontleende informatie alsmede voor de controle op de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen.

Artikel 23 Financiële administratie

Het college draagt er zorg voor dat:

  • a.

    de inrichting en de werking van de financiële administratie voldoet aan het BBV en andere relevante wet- en regelgeving;

  • b.

    de vereiste informatie verstrekt wordt aan het rijk, de provincie en de Europese Unie, alsmede aan andere instellingen die specifieke verantwoordingsverplichtingen opleggen aan gemeenten.

Artikel 24 Financiële organisatie

Het college draagt de zorg voor en legt (in een besluit) vast:

  • a.

    een eenduidige indeling van de gemeentelijke organisatie en een eenduidig toewijzing van de gemeentelijke taken aan de diensten;

  • b.

    een adequate scheiding van taken, functies, bevoegdheden, verantwoordelijkheden, zodat aan de eisen van interne controle wordt voldaan en de betrouwbaarheid van de verstrekte informatie aan beleids- en beheersorganen is gewaarborgd;

  • c.

    de verlening van mandaten en volmachten voor het aangaan van verplichtingen ten laste van de toegekende budgetten en investeringskredieten en voor het aangaan van verplichtingen ten aanzien van uitzettingen, leningen, waarborgsommen en garanties;

  • d.

    de regels voor de opdrachtverlening en de verrekening van leveringen tussen de diensten van de gemeente;

  • e.

    de te maken afspraken met de diensten over de te leveren prestaties, de daarvoor activiteiten en uitputting van middelen;

  • f.

    de regels voor de verlening van décharge over het gevoerde beheer van de diensten.

Artikel 25 Aanbesteding en inkoop

Het college draagt zorg voor en legt (in een besluit) vast de interne regels (protocol) voor de inkoop en aanbesteding van werken en diensten. De regels waarborgen dat wordt gehandeld in overeenstemming met de regels terzake van de Europese Unie.

Artikel 26 Subsidieverstrekking en steunverlening

Het college draagt zorg voor en legt (in een besluit) vast de interne regels (protocol) voor de toekenning van steunverlening aan ondernemingen en subsidies. De regels waarborgen dat wordt gehandeld in overeenstemming met de regels terzake van de Europese Unie en de subsidieverordening van de gemeente Zandvoort.

1.6 OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 27 Overgangsrecht

De bepalingen uit deze verordening gelden voor de jaarstukken, de uitvoeringsinformatie en de informatie voor derden en de daarbij behorende toelichtingen met betrekking tot de jaarrekening over 2005.

Artikel 28 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. De “Financiële verordening gemeente Zandvoort” inclusief toelichting van 28 oktober 2003 wordt ingetrokken met ingang van de in het tweede lid genoemde datum.

  • 2. Deze verordening treedt in werking op 24 december 2005, met dien verstande dat de begroting, meerjarenraming, de jaarstukken, de uitvoeringsinformatie en de informatie voor derden en de daarbij behorende toelichtingen met ingang van de begroting voor het begrotingsjaar 2006 voldoen aan de bepalingen van deze verordening.

  • 3. Deze verordening wordt aangehaald als “Financiële verordening 212 / 2005”.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 13 december 2005.

De griffier
De voorzitter

2 TOELICHTING OP DE VERORDENING

2.1 ALGEMEEN

Hieronder staat een korte toelichting op de artikelen. De aandacht is vooral gericht op de wijzigingen ten opzichte van de financiële verordening die in 2003 is vastgesteld.

Zo veel mogelijk zijn artikelen en bepalingen verwijderd waarover elders in de wetgeving al dwingende regels zijn gesteld, zoals in het Besluit Begroting en Verantwoording provincies en gemeenten (BBV) en de Gemeentewet.

Desondanks staan er nog artikelen in die naar onze mening overbodig zijn, maar omdat deze verordening tevens kan dienen als kort overzicht van alle belangrijke vereisten inzake de budgetcyclus, hebben wij de meeste artikelen, zij het in verkorte vorm, laten staan.

Zo is, in de meeste artikelen de verplichting tot het opstellen van nota’s verwijderd. Ervaring leert dat een aantal paragrafen zo uitgebreid is opgesteld, dat een nota geen toegevoegde waarde heeft. In andere gevallen is de nota reeds voorgeschreven in andere wetgeving. Indien de ontwikkelingen er aanleiding toe geven, kan de raad op ieder moment om een nota verzoeken of het college kan een nota aanbieden op ieder gewenst tijdstip.

Het is efficiënter om een nota op te stellen wanneer dit nodig is dan het opstellen van nota’s, die veelal geen nieuwe informatie verschaffen, maar nu eenmaal in een schema zijn opgenomen.

2.2 ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

Artikel 1 Begripsbepalingen

De definities uit dit artikel zijn overgenomen uit de modelverordening van de VNG en stonden, met uitzondering van de hieronder vermelde aanpassingen, ook al in de financiële verordening uit 2003.

Onder lid 5 rechtmatigheid wordt alleen nog verwezen naar geldende wet- en regelgeving zodat wij ons zelf als gemeente niet aan strengere eisen gaan onderwerpen dan nodig is. Zo stonden bijvoorbeeld ook de collegebesluiten er in. Dit zou betekenen dat zelfs het besluit dat een van de wethouders van een uitnodiging gebruik maakt, als te toetsen besluit aan de rechtmatigheid beschouwd kon worden.

De raad kan met de accountant jaarlijks afzonderlijke afspraken maken indien de raad meer getoetst wil hebben dan wettelijk vereist.

De definitie over beheer van vermogenswaarden (voorheen lid e.) is verwijderd aangezien dit meer verwarring dan duidelijkheid verschafte en de term volgens ons voor zich spreekt.

Artikel 2 Programmabegroting

Voorheen stond in lid 1 dat de raad in ieder geval bij een nieuwe raadsperiode een programma-indeling vaststelt. De programma-indeling staat vermeld in de programbegroting en wordt dan automatisch vastgesteld bij het vaststellen van de begroting.

Het aantreden van een nieuwe raad is een minder geschikt moment om de indeling van de programma’s aan te passen aangezien de begrotingsopstelling reeds in het voorjaar aanvangt en de raad op dat moment zich niet onmiddellijk zal kunnen verdiepen in een andere programma-indeling. Het tweede jaar van de raadsperiode lijkt dan beter geschikt. Aangezien het de raad vrij staat om op ieder tijdstip de programma indeling te wijzigen wordt het tijdstip aan de raad zelf overgelaten. Uiteraard is het voor een goede procesvoering aan te bevelen om dit b.v. in het najaar te doen voor de nieuwe begroting en niet ten tijde van de begrotingsopstelling zelf. Bij lid 2b en lid 3 is de term te leveren “goederen en diensten” vervangen voor “prestaties”. Prestaties is een breder begrip en ondervangt derhalve meer vormen van verantwoorden.

Artikel 3 Producten

De raad stelt de programmabegroting vast. Ter uitvoering van de begroting stelt het college - zoals geregeld in het BBV - een productraming op. Het college is vrij in het aantal producten en de indeling daarvan. De productraming is in de systematiek van het besluit geen onderdeel van de begroting.

Artikel 4 Kaders begroting

In verband met de rechtmatigheid is het college iets meer tijd gegeven voor het aanleveren van de kaders. De vaststellingsdatum voor de raad is onveranderd gebleven.Omdat er sprake kan zijn van aanleveren van puur kaders en niets meer dan dat is de benaming aangepast in aanleveren van kaders i.p.v. een nota over de kaders. Van een nota zou uitgegaan kunnen worden dat deze veel meer omvattend zal zijn.

Artikel 5 Uitvoering begroting

In artikel 5 legt de raad het college een aantal eisen op die voor een goede uitvoering van de begroting noodzakelijk zijn. In het eerste lid wordt bepaald dat het college de rechtmatigheid, de doeltreffendheid en de doelmatigheid van de uitvoering dient te waarborgen. Lid 2 stelt eisen voor de onderwerpen die van belang zijn voor de opstelling van de productraming. Lid 3 doet hetzelfde voor de uitvoering van de programma’s van de begroting. In het duale stelsel geeft de raad geen nadere uitvoeringsregels om aan de prestatie-eis te voldoen. Deze uitvoeringsregels zijn aan het college. In verband met de rechtmatigheid is lid 4. toegevoegd.

Artikel 6 Interne controle

De raad legt in dit artikel enkele basiscondities vast voor de interne controle. Daarmee verkrijgt de raad de zekerheid dat het college aan de eisen genoemd in met name artikel 5, eerste lid, zal kunnen voldoen.

Artikel 7 Tussentijdse rapportage en informatie

De termijnen voor de tussentijdse begrotingsrapportages zijn aangepast, zoals reeds eerder besloten is door de raad. De 2e berap wordt alleen nog aan de gemeenteraad voorgelegd indien ontwikkelingen aanleiding geven tot het voorleggen van een 2e berap.

Artikel 8 Jaarrekening

Artikel 8 is het sluitstuk van de begrotingscyclus, de verantwoording over de begrotingsuitvoering door het college, cq. de controle van de raad daarop. Basis daarvoor is de productrealisatie. Het college zal zoveel mogelijk ingaan op de doeltreffendheid en doelmatigheid.

Artikel 9 De financiële positie

De raad geeft in dit artikel enkele belangrijke uitgangspunten aan die het college voor de uiteenzetting van de financiële positie en de meerjarenramingen moet volgen.

Tevens wordt hier expliciet vastgelegd hoe de raad bij het vaststellen van de financiële positie, de investeringskredieten autoriseert. De autorisatie van deze kredieten zou anders als gevolg van het door gemeenten gehanteerde lasten en batenstelsel buiten de boot vallen. Investeringen van gemeenten worden voornamelijk geactiveerd en drukken zodoende in het jaar van aanschaf niet op de onder de programma’s verantwoorde lasten. De raad kan via amendement aangeven of er investeringen buiten de autorisatie vallen en via een raadsvoorstel nog expliciet een keer voorgelegd dienen te worden. Hoewel de gemeenteraad altijd al deze bevoegdheid heeft, wordt hier in de verordening 212 nog expliciet op gewezen.

Artikel 10 Waardering en afschrijving vaste activa

De verordening moet volgens artikel 212 Gemeentewet in elk geval bevatten de “regels voor waardering en afschrijving activa”. Artikel 10 stelt de regels voor de waardering en afschrijving van de vaste activa. De vaste activa worden verplicht ingedeeld in immateriële vaste activa, materiele vaste activa en financiële vaste activa. De immateriële vaste activa worden verdeeld in de kosten voor onderzoek en ontwikkeling voor een bepaald actief en de kosten verbonden aan het sluiten van geldleningen en het saldo van agio en disagio. De materiele vaste activa worden onderverdeeld in materiele vaste activa met economisch nut en materiele vaste activa met alleen maatschappelijk nut.

De afschrijvingstermijnen vermeld onder lid 3. dienen gezien te worden als richtlijn. In het BBV is namelijk reeds vastgelegd dat de afschrijvingstermijn gelijk moet zijn aan de verwachte toekomstige levensduur.

Uit het BBV blijkt dat het niet afschrijven van investeringen in de openbare ruimte met een maatschappelijk nut de voorkeur heeft. Het gaat hier bijvoorbeeld om wegen, pleinen en rotondes. Omdat het financieel (nog) niet haalbaar is de lasten die gepaard gaan met deze investeringen rechtstreeks in de exploitatie op te nemen, zullen deze investeringen lineair worden afgeschreven over een kortere of even lange periode als de verwachte levensduur.

Artikel 11 Waardering oninbare vorderingen

Artikel 11 geeft de regels voor de bepaling van de hoogte van de voorziening voor oninbare vorderingen. Voor het bepalen van de hoogte van de voorziening is in dit artikel gekozen voor een scheiding in de bulkfacturen van de gemeente en de overige facturen. Voor de bulkfacturen van gemeenten wordt een voorziening getroffen op basis van ouderdom van de vorderingen. In gemeenten betreft het hier veelal vorderingen facturen lokale heffingen en rechten. Voor de privaatrechterlijke vorderingen vindt een explicietere beoordeling op inbaarheid plaats. In verband met efficiency is deze termijn gewijzigd van: ouder dan drie maanden naar ouder dan één jaar.

Voorheen was er na bovengenoemd artikel een artikel 12 Reserves en voorzieningen. Deze is komen te vervallen.

Artikel 12 Kostprijsberekening

In artikel 12 is de grondslag voor de bepaling van heffingen en tarieven neergelegd, zoals dat door artikel 212, lid 2b, van de Gemeentewet wordt geëist. De grondslag voor de hoogte van heffingen en tarieven is namelijk politieke besluitvorming door de raad op basis van de geraamde hoeveelheden en de geraamde kostprijzen. Kostprijzen laten zich op vele manieren berekenen. In dit artikel worden uitgangspunten voor de bepaling van de kostprijzen gegeven.

Artikel 13 Financieringsfunctie

De financieringsfunctie (treasury) is een belangrijk onderdeel van het middelenbeheer. Gezien de operationele kwetsbaarheid van deze functie bevat artikel 212 het expliciete voorschrift dat de verordening een onderdeel over de financieringsfunctie heeft. In dit artikel wordt uitvoering gegeven aan artikel 212, tweede lid onder c. De kaders voor het uitvoeren van de financieringsfunctie staan uitgebreid vermeld in het financieringsstatuut.

Artikel 14 Registratie bezittingen en activa

Voor een goed beeld van de financiële positie is een registratie van de gemeentelijke bezittingen onontbeerlijk.

Artikel 15 Lokale heffingen

In de modelverordening werd een nota Lokale Heffingen voorgeschreven. Ervaring leert dat deze nota overbodig is, omdat de paragraaf Lokale Heffingen in de begroting reeds voldoende informatie bevat.

Artikel 16 Weerstandsvermogen

In de modelverordening werd een nota Weerstandsvermogen voorgeschreven. Ervaring leert dat deze nota overbodig is, omdat de paragraaf Weerstandvermogen in de begroting reeds voldoende informatie bevat.

Artikel 17 Onderhoud kapitaalgoederen

De voorgeschreven nota is hier niet meer opgenomen. Vanuit andere regel- en wetgeving worden reeds nota’s opgesteld over het onderhoud van kapitaalgoederen.

Artikel 18 Financiering

De basis voor dit artikel is gelegen in artikel 13. Artikel 18 regelt over welke feiten inzake het financieel beheer van de financieringsfunctie de raad in elk geval in de verplichte paragraaf financiering bij de begroting en jaarstukken wordt geïnformeerd. De raad kan aangeven om over meerdere zaken geïnformeerd te willen worden zoals de samenstelling en omvang van het vreemde vermogen en van de uitzettingen en de liquiditeitspositie.

Artikel 19 Bedrijfsvoering

Het domein van de ambtelijke organisatie is de verantwoordelijkheid van het college. Beleid op dit gebied wordt in de eerste plaats vormgegeven door het college. Ook in dit artikel is de voorgeschreven nota komen te vervallen gezien de uitgebreidheid van de huidige paragraaf bedrijfsvoering.

Tevens zijn niet meer dwingend de onderwerpen opgenomen die in deze paragraaf horen te staan. In het BBV zelf is reeds geregeld aan welke eisen de informatie aangaande personeel en organisatie dient te voldoen. Indien mogelijk zal het college bij de informatievoorziening ingaan op de doelmatigheid.

Artikel 20 Verbonden partijen

Ook in dit artikel is de verplichting tot het schrijven van een nota geschrapt. Opgenomen zijn nog wel de minimumvereisten waaraan de paragraaf verbonden partijen in de begroting en jaarrekening dient te voldoen.

Artikel 21 Grondbeleid

Een belangrijke taak van een gemeente is het daadwerkelijk ingrijpen in de ruimtelijke ordening van een gemeente door zelf vastgoedlocaties te (laten) ontwikkelen. De uitgangspunten van het financieel beleid ten aanzien van het grondbeleid horen bij de raad thuis. Artikel 21, eerste lid, regelt, dat het college eenmaal in de vier jaar een nota grondbeleid aan de raad aanbiedt ter behandeling en vaststelling. In deze nota kan de raad de kaders vaststellen voor het toekomstig grondbeleid. De raad kan de nota altijd tussentijds agenderen. De reden waarom wij er voor gekozen hebben om voor het grondbeleid wel periodiek een nota verplicht te stellen is dat het hier om een uitgesproken strategisch onderwerp gaat waarvoor het beleid op de langere termijn duidelijk aangegeven moet worden door de raad. Uiteraard staat het de raad vrij om op een eerder moment om een nota te verzoeken. Ook het college kan eerder een nota aanbieden indien daartoe aanleiding is.

Het tweede lid van artikel 21 schrijft de feiten voor aangaande het grondbeleid waarover de raad in elk geval in de verplichte paragraaf grondbeleid bij de begroting en jaarstukken moet worden geïnformeerd.

Daar de begroting, jaarstukken en nota’s openbare stukken zijn, kan vermelding van bepaalde, in de verordening vereiste, informatie de belangen van de gemeente schaden. We kunnen bijvoorbeeld denken aan het opnemen van de financiële onderhandelingsruimte in de begroting voor de aankoop van een stuk grond. Dergelijke informatie tast de onderhandelingspositie van de gemeente aan. Zulke gegevens neemt men vanzelfsprekend niet herkenbaar op in de begroting, jaarstukken en openbare nota’s.

Voorheen was er na bovengenoemd artikel een artikel 23. Verstrekking subsidies opgenomen met de verplichting tot het aanbieden van een vierjaarlijkse nota.. Dit artikel is geschrapt vanwege onze algemene intentie om geen overbodige nota’s te schrijven.

Artikel 22 Administratie

In artikel 22 worden de kaders gegeven voor de inrichting van administraties van de gemeente. In hoofdlijnen wordt opgedragen welke gegevens moeten worden vastgelegd en aan welke eisen de vastgelegde gegevens moeten voldoen. Deze verordening regelt niet – inherent aan het dualisme – de regels en activiteiten die daarvoor in de uitvoering nodig zijn. Dat is een taak van het college. Deze zal deze zaken wel in een besluit moeten vastleggen voor de aansturing van de ambtelijke organisatie. Een en ander geldt ook voor artikel 23, 24 en 25.

Artikel 23 Financiële administratie

Een belangrijk onderdeel van de administratie is de financiële administratie. Bij algemene maatregel van bestuur stelt het Rijk eisen aan de verantwoordingsinformatie van gemeenten. In het BBV zijn onder andere waarderingsgrondslagen, balansindeling en verplicht op te leveren financiële gegevens vastgelegd. Vanuit de financiële administratie moeten gegevens worden aangeleverd voor de financiële verantwoordingsinformatie aan de raad, maar ook aan gedeputeerde staten, in hun rol als toezichthouder, het rijk, de Europese Unie etc.

Artikel 24 Financiële organisatie

In dit artikel worden uitgangspunten voor de inrichting van de financiële organisatie gegeven, waaraan het college bij het stellen van regels voor de ambtelijke organisatie invulling moet geven. De uitgangspunten vormen kaders voor het college, waaraan hij zich moet houden.

In de onderdelen a en b worden eisen gesteld aan de toedeling van taken aan organisatieonderdelen van de gemeente en de toewijzing van functies aan functionarissen. In de onderdelen c t/m f worden eisen gesteld aan de budgettoedeling en de verantwoording daarover.

Artikel 25 Aanbesteding en inkoop

De inkoop van goederen en diensten en de aanbesteding van werken zijn belangrijke en kwetsbare activiteiten die een groot budgettair effect kunnen hebben. Het hanteren van een protocol is, naast de desbetreffende administratieve aspecten, tevens te zien als een vorm van risicobeheersing. De aansprakelijkheid kan worden beperkt en er wordt jegens derden rechtszekerheid gecreëerd. Artikel 25 legt aan het college de zorg op om regels op te stellen voor de aanbesteding van werken en inkoop van goederen en diensten. De regelgeving van de Europese Unie dient daarbij nageleefd te worden. Doordat de regels worden vastgelegd kan de accountant bij zijn controle van de jaarstukken nagaan of de interne regels (en de Europese regelgeving) zijn nageleefd, het is een onderdeel van de rechtmatigheidstoets. De accountant beoordeelt hiervoor eveneens het systeem van interne regels.

Artikel 26 Subsidieverstrekking en steunverlening

Een andere kwetsbare activiteit van gemeenten is de subsidieverlening en steunverlening aan ondernemingen. Ook hiervoor is het hanteren van een protocol te zien als een vorm van risicobeheersing. Daarnaast is op delen van deze activiteit de Europese regelgeving inzake staatssteun van toepassing.

Artikel 27 Overgangsrecht

Deze verordening treedt in de plaats van de vorige Financiële verordening op grond van artikel 212 van de Gemeentewet. De oude verordening blijft nog van kracht op de begroting 2005, maar voor de jaarrekening 2005 zal de nieuwe verordening van kracht zijn.

Artikel 28 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt inwerking op 24 december 2005, dit is na publicering van de verordening.