Regeling vervallen per 24-09-2015

De verordening op de uitgangspunten voor het financieel beleid, alsmede de regels voor het financieel beheer en voor de inrichting van de financiële organisatie van de gemeente Waddinxveen.

Geldend van 01-01-2010 t/m 23-09-2015

Intitulé

Financiële verordening gemeente Waddinxveen 2010

De raad van de gemeente Waddinxveen besluit

gehoord de Commissie Bestuur en Middelen en

gelet op artikel 212 van de Gemeentewet,

vast te stellen:

De verordening op de uitgangspunten voor het financieel beleid, alsmede de regels voor het financieel beheer en voor de inrichting van de financiële organisatie van de gemeente Waddinxveen.

1. Inleidende bepalingen

Artikel 1. Definities

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    Afdeling

    iedere organisatorische eenheid binnen de gemeentelijke organisatie die als zodanig een eigen rechtstreekse verantwoordelijkheid heeft aan het college van B&W en de directie.

  • b.

    Administratie

    het systematisch verzamelen, vastleggen, verwerken en verstrekken van informatie ten behoeve van het besturen, het functioneren en het beheersen van (onderdelen van) de organisatie van de gemeente Waddinxveen en ten behoeve van de verantwoording die daarover moet worden afgelegd.

  • c.

    Speerpunten van beleid

    bij de aanvang van een nieuwe raadsperiode door de raad vastgesteld nieuw beleid dat meerjarig noodzakelijk is om de bij de aanvang van de raadsperiode door de raad vastgestelde hoofddoelstellingen van de programma’s te kunnen realiseren.

  • d.

    Rechtmatigheid (financieel)

    bij de accountantscontrole van de jaarrekening moet voortaan worden vastgesteld dat de baten en lasten en balansmutaties in de programmarekening tot stand zijn gekomen in overeenstemming met de begroting en met van toepassing zijnde wettelijke regelingen waaronder gemeentelijke verordeningen.

2. Begroting en verantwoording

Artikel 2. Programma-indeling

  • 1. De raad stelt bij aanvang van een nieuwe raadsperiode een programma-indeling, inclusief de bijbehorende hoofddoelstellingen, voor de komende raadsperiode vast.

  • 2. De raad stelt op voorstel van het college bij aanvang van een nieuwe raadsperiode op basis van de hoofddoelstellingen van de programma’s de speerpunten van beleid vast die zij meerjarig, voor de duur van de raadsperiode, in ieder geval wil realiseren.

  • 3. De raad stelt op voorstel van het college per programma voor minimaal de speerpunten van beleid relevante indicatoren vast voor het meten van en het afleggen van verantwoording over de gemeentelijke productie van goederen en diensten (prestatie-indicatoren) en de maatschappelijke effecten (effect-indicatoren).

Artikel 3. Planning en controlcyclus

Binnen 1 maand na aanvang van een begrotingsjaar biedt het college aan de raad een document aan betreffende de planning en controlcyclus voor dat begrotingsjaar. Dit document bevat tevens de data voor het aanbieden door het college en het vaststellen door de raad van de jaarstukken, de kadernota, de bestuursrapportages en de begroting inclusief meerjarenraming.

Artikel 4. Inrichting begroting en jaarstukken

  • 1. In de programma’s van de begroting worden de lasten en baten van de speerpunten van beleid weergegeven en bij de jaarstukken wordt onder de programma’s de realisatie van de speerpunten van beleid weergegeven.

  • 2. In de programma’s van de begroting wordt van de nieuwe investeringen per investering het benodigde door de raad te autoriseren investeringskrediet weergegeven. Bij de uiteenzetting van de financiële positie van de begroting wordt dit samengevat. In deze samenvatting worden meegenomen de ramingen van de uitputting in de begroting van reeds eerder door de raad geautoriseerde investeringskredieten.

  • 3. In de programma’s van de jaarstukken wordt van de lopende investeringen per investering inzicht gegeven in het geautoriseerde (restant)krediet begin en einde boekjaar en de werkelijke uitgaven boekjaar. Tevens wordt inzicht gegeven in de status van het bij het investeringskrediet behorende werk per einde boekjaar. Materiële over- en onderschrijdingen worden nader toegelicht. In de toelichting op de balans in de jaarstukken wordt dit samengevat.

  • 4. De begroting en de jaarstukken bevatten naast de verplichte paragrafen een paragraaf bovenwijkse voorzieningen.

Artikel 5. Kadernota (ontwerp-begroting)

  • 1. Het college biedt voor 15 juni van het lopende begrotingsjaar aan de raad een kadernota (ontwerp-begroting) aan met een voorstel voor het beleid en de financiële kaders, inclusief de begrotingsuitgangspunten, van de begroting voor het volgende begrotingsjaar en de meerjarenraming. De raad stelt deze nota voor 15 juli van het lopende begrotingsjaar vast.

  • 2. In de kadernota (ontwerp-begroting) wordt onder de algemene dekkingsmiddelen een post onvoorzien opgenomen voor een vast bedrag per inwoner.

  • 3. De ramingen van onderhoudsbudgetten in de kadernota (ontwerp-begroting) worden gebaseerd op de meerjarige beheerplannen (onderhoudsplannen), zoals die door de raad zijn vastgesteld.

Artikel 6. Autorisatie begroting en investeringskredieten

  • 1. De raad autoriseert met het vaststellen van de begroting de totale lasten en de totale baten per programma en het overzicht algemene dekkingsmiddelen en onvoorzien. Bestedingen kleiner dan € 10.000,- ten laste van onvoorzien worden door de raad gemandateerd aan het college.

  • 2. Bij de begrotingsbehandeling geeft de raad aan van welke nieuwe investeringen hij op een later tijdstip een apart voorstel voor autorisatie van het investeringskrediet wil ontvangen. In ieder geval is dit van toepassing op de investeringen in strategische beleidskeuzes en bovenwijkse voorzieningen. De overige nieuwe investeringen worden bij de begrotingsbehandeling met het vaststellen van de programma’s en de financiële positie geautoriseerd.

  • 3. Bij de behandeling van de tussenrapportages (Burap’s) in de raad doet het college voorstellen voor wijzigingen van de geautoriseerde budgetten en investeringskredieten en bijstelling van het beleid.

  • 4. Voor investeringen in de loop van het begrotingsjaar die niet in de begroting zijn opgenomen, legt het college vooraf aan het aangaan van verplichtingen een investeringsvoorstel en een besluit voor het vaststellen van een investeringskrediet aan de raad voor.

Artikel 7. Tussenrapportages

  • 1. Het college informeert de raad door middel van tussenrapportages (Burap’s) over de realisatie van de begroting van de gemeente over de eerste drie en de eerste acht maanden van het lopende boekjaar.

  • 2. De tussenrapportage bevat per programma minimaal een uiteenzetting over de uitvoering en de bijstelling van het beleid en een overzicht met de bijgestelde raming van:

    • a.

      De baten en lasten per programma.

    • b.

      Het overzicht van de algemene dekkingsmiddelen en onvoorzien.

    • c.

      Het resultaat voor bestemming volgend uit de onderdelen a en b.

    • d.

      De (beoogde) toevoegingen en onttrekkingen aan reserves per programma.

    • e.

      Het resultaat na bestemming, volgend uit de onderdelen c en d.

      alsmede per programma de bijgestelde ramingen op de investeringskredieten.

  • 3. In de tussenrapportages worden afwijkingen op onderdelen van de ramingen van de baten en/of lasten van deelprogramma’s voor een bedrag groter dan € 50.000,- of 5% van het totaal van de baten en/of lasten nader toegelicht.

  • 4. In de tussenrapportages worden afwijkingen op investeringskredieten voor een bedrag groter dan € 50.000,- of 5% van het kredietbedrag nader toegelicht.

  • 5. In de tussenrapportages worden bestedingen kleiner dan € 10.000,- ten laste van onvoorzien, welke door de raad zijn gemandateerd aan het college, nader toegelicht. In de jaarstukken vindt een volledige verantwoording van de bestedingen ten laste van onvoorzien plaats.

Artikel 8. Criteria voor overheveling jaargebonden budgetten

  • 1. Indien de activiteiten, waarvoor de raad een jaargebonden budget beschikbaar heeft gesteld, niet of niet geheel in het boekjaar kunnen worden uitgevoerd, dan is onder de volgende voorwaarden, de mogelijkheid van overheveling aanwezig. Een voorstel hiervoor zal door het college aan de raad worden voorgelegd als is voldaan aan de volgende voorwaarden:

    • a.

      Het gaat om incidenteel toegekende middelen of budget dat wordt gedekt door gelden van derden,

    • b.

      De gevraagde ruimte is op het betreffende beschikbaar gestelde budget in het boekjaar nog aanwezig en in het nieuwe boekjaar is hiervoor geen budget opgenomen c.q. geen budgetruimte beschikbaar,

    • c.

      Aangetoond is dat de uitvoering door bijzondere omstandigheden (overmacht) niet heeft kunnen plaatsvinden,

    • d.

      In geval van de afronding van lopende zaken is vastgesteld dat de uitvoering ervan als urgent beschouwd moet worden c.q. met derden zijn aantoonbaar uitvoeringsafspraken gemaakt dan wel voor nog op te starten activiteiten is de beleidsinhoudelijke noodzaak nog steeds aanwezig,

    • e.

      Het over te hevelen budget is van materieel belang, waarbij er sprake moet zijn van een minimaal bedrag van € 10.000,-,

    • f.

      De uitvoering van de activiteiten kan worden ingebed in de werkplanning van het nieuwe boekjaar, zodat de daadwerkelijke realisatie van de nog uit te voeren prestatie uiterlijk plaatsvindt vóór de afronding van het nieuwe boekjaar en

    • g.

      In het voorstel tot overheveling moet een deugdelijke argumentatie en onderbouwing zijn opgenomen waaruit blijkt dat aan de gestelde voorwaarden a. tot en met f. is voldaan

  • 2. Na vaststelling door de raad van het voorstel voor overheveling van een jaargebonden budget wordt in de jaarstukken een deugdelijke toelichting op de omvang en de oorzaak van de niet bestede gelden opgenomen.

  • 3. Bij de jaargebonden budgetten zijn de volgende twee gevallen voor overheveling in ieder geval uitgesloten:

    • a.

      Budgetten voor de grondexploitatie, omdat deze budgetten jaarlijks naar de stand per begin van het nieuwe boekjaar opnieuw worden bepaald en beschikbaar gesteld en

    • b.

      Budgetten waarbij op grond van een daartoe genomen raadsbesluit de verschillen tussen het beschikbaar gestelde budget en de werkelijke kosten/opbrengsten worden verrekend met een daartoe ingestelde (egalisatie)reserve.

3. Financieel beleid

Artikel 9. Waardering en afschrijving vaste activa

  • 1. Het college biedt één keer per raadsperiode een bijgestelde “Nota waardering en afschrijving vaste activa” aan ter behandeling en vaststelling door de raad. De nota geeft de beleidskaders aan voor de activering, waardering en afschrijving van de vaste activa.

  • 2. De nota bevat minimaal de volgende bepalingen:

    • a.

      De systematiek van activering en waardering van de vaste activa.

    • b.

      De systematiek van afschrijving van de vaste activa.

    • c.

      De toerekening en verwerking van rente over de vaste activa.

  • 3. De te hanteren afschrijvingstermijn voor een bepaald actief is afhankelijk van de verwachte toekomstige gebruiksduur. Referentiekader hiervoor is de afschrijvingstabel bij de nota. Deze tabel is richtinggevend, maar niet limitatief en niet bindend. Wanneer wordt afgeweken van de afschrijvingstabel dan dient dit in het voorstel over het investeringskrediet aan de raad te worden gemotiveerd.

Artikel 10. Reserves en voorzieningen

  • 1. Het college biedt één keer per raadsperiode een bijgestelde “Nota reserves, voorzieningen en weerstandsvermogen” aan ter behandeling en vaststelling door de raad.

  • 2. De nota bevat minimaal bepalingen over:

    • a.

      De vorming en besteding van reserves.

    • b.

      De vorming en besteding van voorzieningen.

    • c.

      De toerekening en verwerking van rente over de reserves en voorzieningen.

  • 3. Bij een voorstel aan de raad voor de instelling van een reserve wordt minimaal aangegeven:

    • a.

      Het doel van de reserve.

    • b.

      De voeding van de reserve.

    • c.

      De maximale hoogte van de reserve (indien van toepassing).

Artikel 11. Kostprijsberekening

  • 1. Voor het bepalen van de geraamde kostprijs van goederen, werken en diensten van de gemeente Waddinxveen wordt een systeem van kostentoerekening gehanteerd. Bij de kostentoerekening worden naast de directe kosten alleen die indirecte kosten betrokken, die rechtstreeks samenhangen met de door de gemeente verleende diensten.

  • 2. Bij de indirecte kosten worden betrokken de bijdragen aan en onttrekkingen van voorzieningen voor het noodzakelijke cyclisch (groot) onderhoud, de kapitaallasten samenhangend met de noodzakelijke vervanging van de betrokken activa, de kapitaallasten van de in gebruik zijnde activa en voor riool- en afvalstoffenheffing de compensabele BTW.

  • 3. Als rekenrente voor alle vaste activa wordt één uniforme rekenrente gehanteerd. Indien de werkelijke rente in de toekomst meer dan 0,5% naar boven of beneden afwijkt van deze gehanteerde rekenrente dan wordt deze rekenrente aangepast aan de nieuwe situatie. De herziening zal altijd plaatsvinden op 1 januari van het eerstvolgende begrotingsjaar.

Artikel 12. Vaststelling hoogte belastingen, rechten, heffingen en prijzen

  • 1. Het college doet de raad jaarlijks een voorstel voor de hoogte van de gemeentelijke tarieven voor belastingen, rioolheffing, afvalstoffenheffing/reinigingsrechten, leges, lijkbezorgingsrechten, marktgelden en (ver)huurtarieven.

  • 2. Het college biedt één keer per raadsperiode de raad een nota aan met de kaders voor de prijzen voor de verhuur en verkoop van onroerende goederen en in het bijzonder de prijzen voor de uitgifte van gronden en erfpachtcanons. De raad stelt de nota vast.

  • 3. Het college biedt één keer per raadsperiode de raad een nota aan met de kaders voor de prijzen van gemeentelijke diensten anders dan genoemd in het tweede lid. De raad stelt de nota vast.

  • 4. De besluiten voor het vaststellen van nieuwe prijzen en het wijzigen van prijzen worden ter kennisneming aan de raad aangeboden.

Artikel 13. Financieringsfunctie

  • 1. Het college zorgt bij het uitoefenen van de financieringsfunctie voor:

    • a.

      Het aantrekken van voldoende financiële middelen en het uitzetten van overtollige gelden om de programma’s binnen de door de raad vastgestelde kaders van de begroting uit te voeren.

    • b.

      Het beheersen van de risico’s verbonden aan de financieringsfunctie zoals renterisico’s, koersrisico’s en kredietrisico’s.

    • c.

      Het beperken van de kosten van leningen en het bereiken van een voldoende rendement op uitzettingen.

    • d.

      Het beperken van de interne verwerkingskosten en externe kosten bij het beheren van de geldstromen en financiële posities.

  • 2. Het college neemt bij het uitvoeren van de financieringsfunctie de volgende richtlijnen in acht:

    • a.

      De gemeente zet, al dan niet tegen waardepapieren, slechts middelen uit hoofde van treasury uit bij en gaat slechts verbintenissen met betrekking tot financiële derivaten aan met financiële ondernemingen die:

      • -

        gevestigd zijn in een lidstaat van de Europese Economische Ruimte (EER), die ten minste beschikt over een AA-rating afgegeven door ten minste twee van de volgende erkende ratingbureau’s: Moody’s, Standard & Poors of Fitch IBCA en

      • -

        voor henzelf of voor de door hen uitgegeven waardepapieren kunnen aantonen dat zij over ten minste een AA rating beschikken, afgegeven door ten minste twee van de volgende erkende ratingbureau’s: Moody’s, Standard & Poors of Fitch IBCA

    • b.

      De overtollige geldmiddelen worden uitsluitend uitgezet tegen vastrentende waarden, dan wel in producten waarbij de hoofdsom tenminste aan het eind van de looptijd in tact is.

    • c.

      Derivaten worden uitsluitend gebruikt voor het beperken van financiële risico’s.

    • d.

      Voor het aantrekken van financieringen worden tenminste 3 prijsopgaven bij verschillende financiële instellingen gevraagd.

    • e.

      Overeenkomsten voor het aangaan van leningen, het uitzetten van middelen, het verlenen van garanties en financiële participaties luiden in euro.

  • 3. Bij het uitzetten van middelen, het verstrekken van garanties en het aangaan van financiële participaties uit hoofd van de publieke taak bedingt het college indien mogelijk zekerheden. Het college motiveert in zijn besluit het openbaar belang van dergelijke uitzettingen van middelen, verstrekkingen van garanties en financiële participaties.

4. Paragrafen

Artikel 14. Paragraaf lokale heffingen

  • 1. De “Paragraaf lokale heffingen” bevat ten minste:

    • a.

      De geraamde inkomsten.

    • b.

      Het beleid ten aanzien van de lokale heffingen.

    • c.

      Een overzicht op hoofdlijnen van de diverse heffingen.

    • d.

      Een aanduiding van de lokale lastendruk.

    • e.

      Een beschrijving van het kwijtscheldingsbeleid.

  • 2. Tevens bevat de paragraaf informatie over de mate van kostendekkendheid van de rioolheffing, afvalstoffenheffing en lijkbezorgingsrechten.

Artikel 15. Paragraaf weerstandsvermogen

  • 1. De “Paragraaf weerstandvermogen” bevat ten minste:

    • a.

      Een inventarisatie van de weerstandscapaciteit.

    • b.

      Een inventarisatie van de risico’s.

    • c.

      Het beleid omtrent de weerstandscapaciteit en de risico’s.

  • 2. Het beleidskader voor de “Paragraaf weerstandvermogen” bij de begroting en de jaarstukken is de “Nota weerstandsvermogen en risicomanagement”. In deze nota wordt ingegaan op het risicomanagement, het opvangen van risico’s door verzekeringen, voorzieningen, het weerstandsvermogen of anderszins. In de nota wordt tevens de gewenste weerstandscapaciteit bepaald.

  • 2. Het college biedt één keer per raadsperiode een bijgestelde “Nota weerstandsvermogen en risicomanagement” aan ter behandeling en vaststelling door de raad.

Artikel 16. Paragraaf onderhoud kapitaalgoederen

  • 1. De “Paragraaf onderhoud kapitaalgoederen” bevat ten minste de volgende kapitaalgoederen:

    • a.

      Wegen.

    • b.

      Riolering.

    • c.

      Water.

    • d.

      Groen.

    • e.

      Gebouwen (incl. binnensportaccommodaties).

    • f.

      Civieltechnische kunstwerken.

    • g.

      Buitensportaccommodaties.

  • 2. Het college biedt de raad voor de opgesomde kapitaalgoederen minimaal één keer in de vier jaar geactualiseerde onderhoudsplannen aan.

  • 3. Een plan bevat minimaal de beleidskaders voor het gewenste onderhoudsniveau, de (vervangings)investeringen, kosten van cyclisch (groot) onderhoud, kosten van regulier onderhoud en de bijbehorende planning. De raad stelt een plan vast.

Artikel 17. Paragraaf financiering

De “Paragraaf financiering” bevat ten minste:

  • a.

    Informatie over de Wet financiering decentrale overheden (Wet fido).

  • b.

    Informatie over het Treasurystatuut.

  • c.

    Kasgeldlimiet.

  • d.

    Renterisiconorm.

Artikel 18. Paragraaf bedrijfsvoering

De “Paragraaf bedrijfsvoering” bevat ten minste een inzicht in de stand van zaken en de beleidsvoornemens ten aanzien van de bedrijfsvoering.

Artikel 19. Paragraaf verbonden partijen

  • 1. De “Paragraaf verbonden parijen” bevat ten minste:

    • a.

      De visie op verbonden partijen in relatie tot de realisatie van de doelstellingen die zijn opgenomen in de begroting.

    • b.

      De beleidsvoornemens omtrent en -ontwikkelingen bij verbonden partijen.

    • c.

      Doel en openbaar belang dat de verbonden partij dient.

    • d.

      Bestuurlijk en financieel belang in de verbonden partij.

    • e.

      Risico’s en weerstandsvermogen verbonden partij.

  • 2. Het beleidskader voor de “Paragraaf verbonden partijen” bij de begroting en de jaarstukken is de “Nota verbonden partijen”.

  • 3. Het college biedt één keer per raadsperiode een bijgestelde “Nota verbonden partijen” aan ter behandeling en vaststelling door de raad.

Artikel 20. Paragraaf grondbeleid

  • 1. De “Paragraaf grondbeleid”bevat ten minste:

    • a.

      Een visie op het grondbeleid in relatie tot de realisatie van de doelstellingen van de programma’s die zijn opgenomen in de begroting.

    • b.

      Een aanduiding van de wijze waarop de gemeente het grondbeleid uitvoert.

    • c.

      Een actuele prognose van de te verwachten resultaten van de totale grondexploitatie.

    • d.

      Een onderbouwing van de geraamde winstneming.

    • e.

      De beleidsuitgangspunten omtrent de reserves en voorzieningen voor grondzaken in relatie tot de risico’s van de grondzaken.

  • 2. Het beleidskader voor de “Paragraaf grondbeleid” bij de begroting en de jaarstukken is de “Nota Grondbeleid”.

  • 3. Het college biedt één keer per raadsperiode een bijgestelde “Nota Grondbeleid” aan ter behandeling en vaststelling door de raad.

  • 4. Het college biedt één keer per raadsperiode een bijgestelde “Nota winstneming en afroming grondexploitaties” aan ter behandeling en vaststelling door de raad.

  • 5. Het college biedt voor 15 juni van het lopende begrotingsjaar aan de raad een “Meerjarenprogramma Grondbedrijf (MPG)” aan. De raad stelt deze nota voor 15 juli van het lopende begrotingsjaar vast.

Artikel 21. Paragraaf bovenwijkse voorzieningen

  • 1. De “Paragraaf bovenwijkse voorzieningen” bevat ten minste:

    • a.

      Informatie over doel en werking van bovenwijkse voorzieningen.

    • b.

      Informatie over de dekkingsbronnen voor de bovenwijkse voorzieningen.

  • 2. Het college biedt voor 15 juni van het lopende begrotingsjaar aan de raad een “Nota Fonds Bovenwijkse Voorzieningen (FBV)” aan. De raad stelt deze nota voor 15 juli van het lopende begrotingsjaar vast.

5. Financieel beheer en interne controle

Artikel 22. Administratie

De administratie is zodanig van opzet en werking, dat zij in ieder geval dienstbaar is voor:

  • a.

    Het sturen en het beheersen van activiteiten en processen in de gemeente als geheel en in de afdelingen.

  • b.

    Het verstrekken van informatie over ontwikkelingen in de omvang van activa met economisch nut, activa met maatschappelijk nut, voorraden, vorderingen, schulden, contracten, etc.

  • c.

    Het verschaffen van informatie over uitputting van de toegekende budgetten en investeringskredieten en voor het maken van kostencalculaties.

  • d.

    Het verschaffen van informatie over indicatoren met betrekking tot de gemeentelijke productie van goederen en diensten en de maatschappelijke effecten van het gemeentelijke beleid.

  • e.

    Het afleggen van verantwoording over de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en relevante wet- en regelgeving.

  • f.

    De controle van de registratie van gegevens als zodanig en van de daaraan ontleende informatie, alsmede voor de controle op de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en relevante wet- en regelgeving.

Artikel 23. Interne controle

Het college zorgt ten behoeve van het getrouwe beeld van de jaarrekening en de rechtmatigheid van de baten en lasten en de balansmutaties voor de jaarlijkse interne toetsing van de getrouwheid van de informatieverstrekking en de rechtmatigheid van de beheershandelingen. Bij afwijkingen neemt het college maatregelen tot herstel.

Artikel 24. Misbruik en oneigenlijk gebruik

Het college zorgt voor en legt vast de regels voor het voorkomen van misbruik en oneigenlijk gebruik van gemeentelijke regelingen en eigendommen.

6. Financiële organisatie

Artikel 25. Financiële organisatie

Het college zorgt voor en legt vast:

  • a.

    Een eenduidige indeling van de gemeentelijke organisatie en een eenduidig toewijzing van de gemeentelijke taken aan de afdelingen.

  • b.

    Een adequate scheiding van taken, functies, bevoegdheden, verantwoordelijkheden, zodat aan de eisen van interne controle wordt voldaan en de betrouwbaarheid van de verstrekte informatie aan beleids- en beheersorganen is gewaarborgd.

  • c.

    De verlening van mandaten en volmachten voor het aangaan van verplichtingen ten laste van de toegekende budgetten en investeringskredieten.

  • d.

    De regels voor taken en bevoegdheden, de verantwoordingsrelaties en de bijbehorende informatievoorziening van de financieringsfunctie.

  • e.

    De te maken afspraken met de afdelingen over de te leveren prestaties, de daarvoor beschikbare middelen en de wijze en frequentie van rapportage, in de vorm van managementrapportages (Marap’s) over de voortgang van de activiteiten en uitputting van middelen.

  • f.

    De kostenverdeelsleutels voor het eenduidig toewijzen van de lasten en baten aan de producten van de productraming en de productrealisatie.

Artikel 26. Inkoop en aanbesteding

Het college zorgt voor en legt vast de interne regels voor de inkoop en de aanbesteding van goederen, werken en diensten. Dit gebeurt minimaal één keer in de vier jaar.

Artikel 27. Subsidieverstrekking en steunverlening

Het college zorgt voor en legt vast de interne regels voor de steunverlening en de toekenning van subsidies aan ondernemingen en instellingen.

7. Slotbepalingen

Artikel 28. Inwerkingtreding

  • 1. Deze verordening treedt in werking met ingang van het begrotingsjaar 2010. De stukken voor dit begrotingsjaar en latere begrotingsjaren voldoen aan de bepalingen van deze verordening.

  • 2. Deze verordening treedt in de plaats van de “Financiële verordening gemeente Waddinxveen 2003” vastgesteld door de raad op 29 en 30 december 2003 inclusief gedane aanpassingen vastgesteld door de raad op 30 maart 2005.

Artikel 29. Citeertitel

Deze verordening wordt in de gemeentelijke stukken aangehaald onder de naam “Financiële verordening gemeente Waddinxveen 2010”.

Ondertekening

Aldus vastgesteld door de raad der gemeente
Waddinxveen in zijn openbare vergadering
van 16 december 2009,
de griffier, de voorzitter,
(mr. F.W. van der Dussen) (drs. H.P.L. Cremers)