Notitie drugbeleid gemeente Dongen "Drugs onder Druk"

Geldend van 16-04-1999 t/m heden

Intitulé

Notitie drugbeleid gemeente Dongen "Drugs onder Druk"

Het justitiële beleid.

In de landelijke richtlijnen van het OM wordt ten aanzien van de oplossing en vervolging van Opiumwetdelicten uitgegaan van een strikte scheiding tussen harddrugs en softdrugs, alsmede van een strikt onderscheid tussen drugshandelaar en drugsgebruiker.

Op grond van deze richtlijnen wordt justitieel aan de handel in softdrugs in kleine hoeveelheden, zoals die in coffeeshops plaatsvindt, geringe prioriteit toegekend.

Door het OM worden met betrekking tot het vervolgingsbeleid van de handel in softdrugs de volgende criteria gehanteerd (zgn. AHOJ-G criteria):

  • 1.

    A = geen affichering/reclame;

  • 2.

    H = geen handel in harddrugs;

  • 3.

    O = geen overlast door verkoop voor de nabije omgeving;

  • 4.

    J = geen verkoop aan jeugdigen (beneden 18 jaar);

  • 5.

    G = geen verkoop van grote hoeveelheden (max. 5 gram/eigen gebruik)/

geen grotere handelsvoorraad softdrugs dan 500 gram in gedoogde coffeeshops.

Bij overtreding van één of meer van de criteria wordt tot vervolging overgegaan.

De Opiumwet versus het justitiële beleid.

De verbodsbepaling in de Opiumwet suggereert dat strikt opgetreden zou kunnen worden tegen de vestiging van coffeeshops. Het landelijke justitiële beleid laat echter een andere praktijk zien. In kleine hoeveelheden wordt de handel in softdrugs onder de reeds genoemde voorwaarden (geen reclame, geen harddrugs etc.) gedoogd.

Dit gedogen kan als volgt worden uitgelegd:

  • 1.

    de verbodsbepalingen in de Opiumwet stoelen op een bepaalde gedachte, ook wel de motieven/doelstelling van de wet genoemd. De centrale doelstelling van de verbodsbepalingen in de Opiumwet is de risico’s die met druggebruik samenhangen te beperken/voorkomen (de facetten zijn dan gezondheidsbescherming, gezondheidszorg, justitie en openbare orde);

  • 2.

    er is een belangrijk onderscheid te maken tussen drugs die een onaanvaardbaar risico met zich brengen (harddrugs) en drugs die een minder zwaar risico met zich brengen (softdrugs).

Het OM (justitie) ziet op basis van de motieven/doelstelling van de Opiumwet (punt 1) en gelet op het feit dat het gebruik van softdrugs minder risico’s met zich brengt (punt 2) niet voldoende redenen om de handel in softdrugs in kleine hoeveelheden te vervolgen (waardoor er een justitieel gedoogbeleid voor softdrugs is ontstaan).

Enkele citaten uit “Het Nederlandse drugsbeleid continuïteit en verandering”.

  • *

    Het gebruik van softdrugs wordt door de Nederlandse overheid weliswaar als risicovol beschouwd, maar de beheersstrategie is vanwege de mindere ernst van de risico’s, meer genuanceerd dan ten aanzien van harddrugs.

  • *

    Door middel van het gedogen van een relatief laagdrempelig aanbod van gebruikershoeveelheden softdrugs wordt beoogd de consumentenmarkten van elkaar gescheiden te houden zodat een sociale drempel wordt opgeworpen voor de overgang van het gebruik van softdrugs naar harddrugs.

  • *

    Dit officiële gedoogbeleid berust niet op een meer toegeeflijke, laat staan positieve, houding ten aanzien van het gebruik van softdrugs. De grondslag ervan is de overweging dat door het onder duidelijke voorwaarden gedogen van de verkoop van softdrugs het gebruik door jongeren van gevaarlijke drugs wordt tegengegaan. Dit wordt ook wel “harm reduction” genoemd.

  • *

    Het kabinet acht sluiting van alle coffeeshops niet wenselijk, maar het geheel vrijgeven van de verkoop evenmin.

  • *

    Toch past ook ten aanzien van het gebruik van softdrugs voorzichtigheid. Softdrugs zijn vooral populair onder jongeren, dat wil zeggen bij gebruikers die verkeren in een levensfase waarin risico’s actief worden geëxploiteerd. De huidige maatschappelijke druk op de jong volwassene om op school of op het werk prestaties te leveren is door de steeds hoger wordende scholingseisen groot. Anderzijds zijn de perspectieven op duurzaam werk en de daarbij behorende status en sociale relaties voor sommige groepen onzeker. In deze context zijn de kansen op excessief softdrugsgebruik groter.

  • *

    De coffeeshops hebben bewezen een bijdrage te leveren aan de gewenste scheiding van de detailhandelsmarkten in soft- en harddrugs. De op zichzelf waarde hebbende coffeeshops zijn echter toegenomen in tal en last.

  • *

    Inmiddels is in de meeste grote gemeenten reeds besloten dat het aantal coffeeshops drastisch zal worden teruggebracht, in veel gevallen tot minder dan de helft van het huidige aantal. Het kabinet steunt deze saneringsoperatie. In beginsel kan het driehoeksoverleg in een bepaalde gemeente waar geen reële vraag naar zo’n verkooppunt bestaat, kiezen voor een nuloptie.

De ruimte voor het gemeentelijk beleid.

Onmogelijkheden:

1.het is voor de gemeente niet mogelijk op grond van de verboden in de Opiumwet een coffeeshop te sluiten.***

De vervolging en strafoplegging van delicten op grond van de Opiumwet is voorbehouden aan het OM. Zij bedient zich hierbij van de politie.

2.De gemeente heeft een eigen regeling (bijv. een verordening en/of een beleid) nodig op grond waarvan opgetreden zou kunnen/moeten worden. Aangezien de Opiumwet reeds een verbodsbepaling bevat voor de handel in soft- en harddrugs is de ruimte voor de gemeente om regelend op te treden beperkt. Voorkomen moet worden dat eventuele verordonneerde verbodsbepalingen in een gerechtelijke procedure onverbindend worden verklaard in verband met strijdigheid met een hogere regeling.

***

Al enige tijd is het wetsvoorstel “Damocles” in behandeling. Dit voorstel houdt kort gezegd in dat er in de Opiumwet een bestuursdwangbevoegdheid wordt opgenomen. Na het van kracht worden van de wetswijziging is de burgemeester op basis van het nieuw in te voeren artikel 13b bevoegd een voor publiek toegankelijke lokaal (tijdelijk) te sluiten.

Het wetsvoorstel zal een belangrijke verruiming betekenen voor het lokale beleid; immers, ook belangen van volksgezondheid mogen dan een rol spelen.

Mogelijkheden:

de gemeente heeft de mogelijkheid de bepalingen uit de Opiumwet aan te vullen. Op basis van de zgn. motieftheorie mag de gemeente regels stellen met betrekking tot een onderwerp (drugs) dat een wet reeds regelt indien dit vanuit een ander motief gebeurt dan die wet voor ogen heeft. Een gemeente mag zich dus niet op het terrein begeven dat de wetgever voor ogen heeft.

De motieven waarbij de gemeente zijn regels (bij verordening) dan wel beleidsregels kan stellen zijn: openbare orde, veiligheid, uiterlijk aanzien van de gemeente, zedelijkheid en woon- en leefklimaat, ook wel de randverschijnselen van de drugsproblematiek genoemd.

Op grond van deze motieven kan een gemeente optreden tegen inrichtingen waar handel en/of gebruik van softdrugs plaatsvindt.

Volledigheidshalve wordt opgemerkt dat door jurisprudentie is bepaald dat bij verkoop van harddrugs vanuit een inrichting de gemeente niet hoeft aan te tonen dat sprake is van verstoring van de randverschijnselen; bij harddrugs wordt dit door de rechter zonder meer aangenomen (dit in tegenstelling tot softdrugs).

De gemeentelijke actiepunten.

Om de drugsgerelateerde overlast te kunnen beheersen c.q. niet toe te laten nemen zal derhalve lokaal beleid moeten worden geformuleerd en uitgevoerd. Volgens de regionale nota zullen door de gemeente in concreto (in voorkomend geval) de volgende acties moeten worden ondernomen:

* standpuntbepaling ter zake houseparty’s;

* aanpassing van de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) zodat de mogelijkheid ontstaat bestuursrechtelijk op te treden tegen verkoop van drugs in de zgn. natte horeca;

* het uitspreken/vastleggen en bekendmaken van de zgn. 0-optie ter zake coffeeshops (geen vestiging);

* sluiting indien toch een coffeeshop is geopend;

* aanpassen van de APV zodat de mogelijkheid ontstaat op te treden tegen handel in drugs op straat.

Houseparty’s.

Onder dergelijke party’s wordt verstaan: grootschalige bijeenkomsten die onderdeel vormen van de jeugdcultuur en waarbij muziek en dansen een centrale rol spelen, voorzover deze manifestaties plaatsvinden op alternatieve locaties als loodsen, fabrieks- en beurshallen, sportcomplexen en buitenterreinen.

Met het oog op het gevaar voor de volksgezondheid en de verstoring van de openbare orde zal zeer terughoudend omgegaan moeten worden met het verlenen van toestemming voor houseparty’s. Uitgangspunt zal zijn: nee, tenzij (in plaats van ja, mits).

In april 1995 heeft het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport de nota “Stadhuis en House” uitgebracht. Het verdient aanbeveling deze nota als basis te laten dienen voor het gemeentelijke beleid ter zake houseparty’s, met andere woorden bij de vraag of voor een houseparty toestemming verleend kan worden en zo ja, onder welke voorwaarden, zal de nota “Stadhuis en House” dienen als uitgangspunt.

Bovenstaande dient onverminderd van toepassing te zijn op andersoortige manifestaties en/of evenementen (zoals bijv. popconcerten).

Verkoop in “natte horeca”.

Deze specifieke bepaling is nodig met het oog op de bevelsbevoegdheid tot sluiting van een inrichting waarin drugs worden verhandeld. De motieven die meespelen om tot sluiting over te gaan zijn de reeds genoemde (openbare orde, veiligheid etc.).

In de APV voor de gemeente Dongen is een dergelijke bepaling reeds opgenomen: artikel 2.8.1 sluiting van drugspanden.

Wel zal dit artikel bij de eerstvolgende actualisering van de APV (moeten) worden aangepast. Volgens de huidige redactie is dit artikel ook van toepassing op woningen; dit is niet juist. Volgens jurisprudentie mag een gemeentelijke bevelsbevoegdheid tot sluiting van woningen niet gebaseerd zijn op wetgeving in materiële zin (zoals de APV), maar dient deze gebaseerd te zijn op wetgeving in formele zin. Deze omissie is weggenomen door artikel 174a (zgn. Wet Victor) in de Gemeentewet op te nemen.

Overigens , zo is de verwachting, zal artikel 2.8.1 kunnen worden geschrapt nadat “Damocles” (artikel 13b van de Opiumwet) van kracht is geworden.

Nuloptie.

Zowel in (de memorie van toelichting op) de landelijke drugnota als in de regionale nota komt naar voren dat de mogelijkheid bestaat te kiezen voor een nuloptie.

Ook uit de jurisprudentie blijkt dat een nuloptie-beleid zonder meer mogelijk is:

“de burgemeester komt in beginsel de vrijheid toe ter bescherming van het woon- en leefmilieu danwel de openbare orde het beleid te voeren geen enkele coffeeshop toe te staan mits deugdelijk gemotiveerd kan worden waarom dit beleid in de gegeven plaatselijke omstandigheden redelijk en wenselijk wordt geacht. Aan de deugdelijkheid van deze motivering mogen echter geen zodanig hoge eisen worden gesteld dat alleen bij zeer bijzondere lokale omstandigheden een dergelijk beleid aanvaardbaar zouden worden geoordeeld”.

Met andere woorden: als de gemeente een zorgvuldig en weloverwogen beleid heeft dan volstaat in principe een verwijzing naar het beleid om een coffeeshop te weren danwel te sluiten.

Waarom een nuloptie ?

Algemeen.

Een grote rol bij de vaststelling van beleid spelen de eerder omschreven randverschijnselen. Bij het bepalen van een beleidskeuze dient steeds de vraag te worden gesteld wat de gevolgen zijn voor de openbare orde, veiligheid, het woon- en leefklimaat etc.

Een aantal belangrijke uitgangspunten uit de landelijke nota “Het Nederlandse drugbeleid continuïteit en verandering” is in deze notitie verwoord en is ook toegepast bij het bepalen van de richting van het beleid (de overwegingen), zoals:

  • ·

    is er sprake van een reële vraag naar softdrugs;

  • ·

    de mogelijke waarde van een sociale drempel;

  • ·

    scheiding van markten.

Ook is een aantal richtlijnen gevolgd uit de regionale nota, zoals:

  • ·

    een onderzoek naar de lokale drugsmarkt;

  • ·

    een onderzoek naar de omliggende drugsmarkten;

  • ·

    de huidige overlast en te verwachten overlast bij vestiging;

  • ·

    aantasting woon- en leefklimaat en openbare orde.

Op 14 september 1998 is de door het Politieteam Dongen opgestelde inventarisatie drugsproblematiek besproken in de Commissie ABEZ. Naar aanleiding hiervan heeft op 17 september 1998 overleg plaatsgevonden tussen de burgemeester, de Teamchef en de afdeling Algemene Zaken. In dit overleg is (o.a.) van gedachten gewisseld over het gemeentelijk coffeeshopbeleid en werd afgesproken voor Dongen te komen tot een nuloptie.

Specifiek.

Aanvullend op en aanhakend bij de door het Politieteam Dongen opgestelde inventarisatie komen de volgende overwegingen in beeld om te komen tot een nuloptie voor de gemeente Dongen.

  • 1.

    De gemeente Dongen telt ruim 24.000 inwoners, die verdeeld zijn over een aantal kernen. Gezien de aard en omvang van de kernen Klein-Dongen-Vaart en ’s Gravenmoer is het, naast de overwegingen vermeld onder algemeen en de overwegingen die hierna nog volgen onder specifiek, zondermeer te rechtvaardigen dat aldaar geen coffeeshop gevestigd wordt. Deze kernen, maar ook de kern Dongen (inclusief het “centrum”), hebben, ondanks een gemêleerde samenstelling, bovenal in overwegende mate een duidelijke woonfunctie.In grotere gemeenten heeft het centrum duidelijk in mindere mate een woonfunctie.Ervaringen uit andere gemeenten (o.a. Breda, Tilburg) hebben geleerd dat overlastsituaties zich eerder voordoen bij coffeeshops die gevestigd zijn in gebieden die een woonfunctie hebben. Alle Dongense kernen zijn dus extra gevoelig voor overlast als gevolg van de effecten van de vestiging van een coffeeshop.

  • 2.

    In de regionale nota wordt bij een inwonertal van 40.000 een grens getrokken. Beneden dit aantal wordt geadviseerd geen coffeeshop te vestigen (na onderzoek van de drugsmarkt, het drugsgebruik etc.). Gelet op de daarin vastgelegde afspraken en het belang van uniforme toepassing van die afspraken ligt het voor de hand de regionale nota te volgen. De nota wordt door alle gemeenten in de regio Midden en West Brabant gedragen.

  • 3.

    In naburige plaatsen zijn voldoende coffeeshops aanwezig. Deze zijn alle gelegen binnen een straal van 20 kilometer (Tilburg, Waalwijk, Breda) en derhalve redelijk bereisbaar.

  • 4.

    Er is op dit moment geen sprake van een vast verstrekpunt van softdrugs in de vorm van een coffeeshop.

  • 5.

    Enkele naburige gemeenten kiezen voor beheersing (vermindering) van het aantal coffeeshops (Breda, Tilburg). Andere (Oosterhout, Loon op Zand en wellicht ook nog Gilze en Rijen) kiezen weloverwogen voor een nuloptie. Dit zou ertoe kunnen leiden dat coffeeshop-exploitanten mogelijkheden tot vestiging in andere gemeenten (zoals Dongen) gaan onderzoeken.

  • 6.

    Bestemmingsplannen bieden onvoldoende mogelijkheden (grondslag moet zijn: ruimtelijke ordening) het gebruik van alle panden als coffeeshop tegen te gaan.

Samenvattend kan worden gesteld dat een beleid strekkende tot een nuloptie niet mag ontbreken om gericht te kunnen optreden tegen de verkoop van softdrugs, zoals deze vanuit coffeeshops plaatsvindt.

Sluiting coffeeshop.

Met het uitspreken/vastleggen van een nuloptie is niet alleen gekozen voor een op preventiegericht beleid, maar daarmee is tevens de basis gelegd voor een repressief optreden tegen een onverhoopt toch gevestigde coffeeshop. Onder het item nuloptie is reeds verwoord dat, in het geval de gemeente een zorgvuldig en weloverwogen beleid heeft, in principe volstaan kan worden met een verwijzing naar dit beleid om een coffeeshop te weren danwel te sluiten.

In voorkomend geval zal dan ook niet geaarzeld worden van de bevoegdheid tot sluiting van een coffeeshop gebruik te maken om de nuloptie daadwerkelijk te handhaven.

Drugshandel op straat.

Zoals reeds eerder in deze notitie is gesteld richt de Opiumwet zich op de gezondheidsaspecten ten aanzien van verdovende middelen. Optreden tegen straathandel mag dan ook slechts plaatsvinden vanuit dit oogpunt bezien. Om tegen straathandel en zgn. drugsrunners te kunnen optreden indien dit overlast oplevert dient de APV aangevuld te worden met een daartoe strekkend artikel. Bij de eerstvolgende aanpassing van de APV zal dan ook aan hoofdstuk 2 (Openbare Orde), afdeling 8 (Drugsoverlast) het volgende artikel (2.8.2) worden toegevoegd:

Verbod begeven op de weg om drugs te verhandelen.

Onverminderd het bepaalde in de Opiumwet is het verboden op of aan de weg post te vatten of zich daar heen en weer te bewegen en zich op of aan wegen in of op een voertuig te bevinden of daarmee heen en weer of rond te rijden, indien redelijkerwijs kan worden aangenomen dat zulks geschiedt om middelen als bedoeld in de artikelen 2 en 3 van de Opiumwet, of daarop gelijkende waar, al dan niet tegen betaling af te leveren, aan te bieden of te verwerven, daarbij behulpzaam te zijn of daarin te bemiddelen.

Overig aandachtspunt.

De behandeling van de genoemde actiepunten is hiermee afgerond.

Echter, met het formuleren van beleid met betrekking tot coffeeshops, houseparty’s, straathandel etc. is het gemeentelijke drugsbeleid niet compleet.

Het is tevens noodzakelijk dat vanuit de aandachtsvelden welzijn, jeugdbeleid en onderwijs beleid wordt ontwikkeld dat gericht is op het voorkomen van drugsgebruik door jongeren, waarbij de nadruk dan moet komen te liggen op preventief beleid.

In het onlangs vastgestelde Jeugdbeleidsplan is daartoe reeds een aanzet gegeven.

Reeds bestaande initiatieven (overleg met c.q. voorlichting aan Horeca Nederland, afd. Dongen en de scholen) moeten verder worden uitgebouwd. Tevens zal aandacht besteed moeten worden aan een aspect als verslavingszorg.

Ter uitvoering van de regionale nota worden aan de deelnemende gemeenten regelmatig zgn. hand-outs aangereikt. Bij de uitwerking van nadere voorstellen ter uitvoering van het Jeugdbeleidsplan zal met betrekking tot verslavingszorg aangesloten kunnen worden bij de onlangs ter zake gepresenteerde hand-out.

Deze notitie moet dan ook beschouwd worden als een deel van de nog te verschijnen Nota Drugsbeleid

STANDPUNT:

gezien de regionale nota, de inventarisatie van het Politieteam Dongen en

de bovengenoemde overwegingen en informatie wordt hierbij vastgelegd dat in Dongen:

  • 1.

    zeer terughoudend omgegaan zal worden met het verlenen van toestemmingvoor houseparty’s en dat bij de vraag of voor een houseparty toestemming verleend kanworden en zo ja, onder welke voorwaarden, de nota “Stadhuis en House” zal dienen alsuitgangspunt; e.e.a. geldt onverminderd voor andersoortige manifestaties en/of evenementen (zoals bijv. popconcerten);

  • 2.

    gekozen wordt voor een nuloptie (geen coffeeshops);

  • 3.

    zgn. natte horeca-inrichtingen indien daarin in drugs wordt gehandeld en coffeeshops al dan niet tijdelijk zullen worden gesloten.

Voorts wordt bepaald dat:

  • 1.

    de APV wordt aangepast in die zin dat artikel 2.8.1 zoals is aangegeven wordt gewijzigd en een nieuw artikel (2.8.2) zoals vermeld wordt toegevoegd;

  • 2.

    het vastgestelde beleid middels de gemeentelijke informatiekrant bekend zal worden gemaakt.