Regeling vervallen per 25-11-2023

Erfgoedverordening gemeente Druten 2010

Geldend van 20-10-2010 t/m 24-11-2023 met terugwerkende kracht vanaf 01-10-2010

Intitulé

Erfgoedverordening gemeente Druten 2010

De Raad van de gemeente Druten,

Gelezen het voorstel van het college van 31 augustus 2010;

Gelet op artikel 149 van de Gemeentewet, artikelen 12, 15 en 38 van de Monumentenwet 1988 en de artikelen 2.1 en 2.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht; 

Besluit:

1. Vast te stellen de Erfgoedverordening gemeente Druten 2010 

Hoofdstuk 1 Algemeen

Artikel 1 Begripsbepalingen

Deze verordening verstaat onder:

a. gemeentelijk monument: een overeenkomstig deze verordening als beschermd gemeentelijk monument aangewezen:

1. zaak, die van algemeen belang is wegens zijn schoonheid, betekenis voor de wetenschap of cultuurhistorische waarde;

2. terrein dat van algemeen belang is wegens een daar aanwezige zaak bedoeld onder 1;

b. gemeentelijke monumentenlijst: de lijst waarop zijn geregistreerd de overeenkomstig deze verordening als gemeentelijk monument aangewezen zaken of terreinen bedoeld in onderdeel a;

c. beschermd monument: beschermd monument als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

d. monumentencommissie: de op basis van art.15 Monumentenwet 1988 ingestelde commissie met als taak het college op verzoek of uit eigen beweging te adviseren over de toepassing van de Monumentenwet 1988, de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, de verordening en het monumentenbeleid;

e. gemeentelijke archeologische waardekaart: topografische kaart van het gemeentelijke grondgebied of delen van het grondgebied, waarop archeologische monumenten en archeologische verwachtingsgebieden zijn aangegeven;

f. landelijke Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden: landelijke kaart met een schaal van 1:50.000, die op basis van geomorfologische gegevens, de kans weergeeft op de aanwezigheid van archeologische vindplaatsen, waarbij onderscheid wordt gemaakt in hoge, middelhoge, lage en zeer lage trefkans;

g. provinciale Archeologische Monumentenkaart: topografische kaart van (delen van) het provinciale grondgebied, waarop archeologische monumenten en archeologische gebieden zijn aangegeven;

h. archeologisch verwachtingsgebied: gebied, aangegeven op de archeologische waardekaart, waarvan is aangegeven dat in bepaalde mate archeologische vondsten of sporen te verwachten zijn;

i. terrein van archeologische waarde: gebied of terrein van archeologische waarde, aangegeven op de archeologische waardekaart, waarvan in eerdere onderzoeken is aangetoond dat in deze zones hoge concentraties archeologische resten voorkomen, die als behoudenswaardig gekarakteriseerd kunnen worden;

j. hoge verwachtingswaarde: grote kans op archeologische vondsten of informatie;

k. gematigde verwachtingswaarde: gemiddelde kans op archeologische vondsten of informatie;

l. lage verwachtingswaarde: kleine kans op archeologische vondsten of informatie;

m. plan van aanpak: plan dat weergeeft hoe een archeologische uitvoerder de vragen zoals omschreven in het programma van eisen denkt te gaan beantwoorden;

n. programma van eisen: programma dat door het college wordt vastgesteld en waarmee kaders worden gesteld voor het ontwerp en de uitvoering van archeologisch onderzoek.

o. gemeentelijke beleidsadvieskaart: kaart behorende bij de archeologische paragraaf van het bestemmingsplan.

p. bevoegd gezag: bestuursorgaan als bedoeld in artikel 1.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

q. het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Druten.

r. vergunning: een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, of 2.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

s. Wabo: Wet algemene bepalingen omgevingsrecht. 

Artikel 2 De monumentencommissie

  • 1 Er is een monumentencommissie, die burgemeester en wethouders op verzoek of op eigen initiatief voorlicht en adviseert met betrekking tot de toepassing van de Monumentenwet 1988 en van deze verordening.

  • 2 De samenstelling en werkwijze van de monumentencommissie worden door burgemeester en wethouders bij reglement nader geregeld.

Hoofdstuk 2 Aanwijzing gemeentelijke monumenten

Artikel 3 Het gebruik van het monument

Bij de toepassing van deze verordening wordt rekening gehouden met het gebruik van het monument.

Artikel 4 De aanwijzing tot gemeentelijk monument

  • 1 Het college kan, al dan niet op aanvraag van een belanghebbende, een monument aanwijzen als gemeentelijk monument.

  • 2 Voordat het college over de aanwijzing een besluit neemt, vraagt het college advies aan de monumentencommissie.

  • 3 Voordat het college een monument met een religieuze bestemming dat uitsluitend of in overwegend deel wordt gebruikt voor de uitoefening van de eredienst, als gemeentelijk monument aanwijst, voert hij overleg met de eigenaar.

  • 4 De aanwijzing kan geen monument betreffen dat is aangewezen op grond van artikel 3 van de Monumentenwet 1988 of dat is aangewezen op grond van de monumentenverordening van de provincie Gelderland.

Artikel 5 Voorbescherming

Met ingang van de datum waarop de eigenaar van een monument de kennisgeving van het voornemen tot aanwijzing als beschermd gemeentelijk monument ontvangt tot het moment dat de aanwijzing en registratie als bedoeld in artikel 8 plaatsvindt, dan wel vaststaat dat het monument niet wordt geregistreerd, zijn de artikelen 11 tot en met 15 van overeenkomstige toepassing.

Artikel 6 Termijnen advies en aanwijzingsbesluit

  • 1 De monumentencommissie adviseert schriftelijk binnen acht weken na ontvangst van het verzoek van het college.

  • 2 Het college beslist binnen twaalf weken na ontvangst van het advies van de monumentencommissie, maar in ieder geval binnen twintig weken na de adviesaanvraag.

Artikel 7 Mededeling aanwijzingsbesluit

De aanwijzing als bedoeld in artikel 4, eerste lid, wordt medegedeeld aan degenen die als zakelijk gerechtigden in de kadastrale legger bekend staan.

Artikel 8 Registratie op de gemeentelijke monumentenlijst

  • 1 Het college registreert het gemeentelijke monument op de gemeentelijke monumentenlijst.

  • 2 De gemeentelijke monumentenlijst bevat de plaatselijke aanduiding, de datum van de aanwijzing, de kadastrale aanduiding en een beschrijving van het gemeentelijke monument.

Artikel 9 Wijzigen van de aanwijzing

  • 1 Het college kan al dan niet op aanvraag van een belanghebbende de aanwijzing wijzigen.

  • 2 Artikel 4, tweede en derde lid, alsmede artikel 5, 6 en 7 zijn van overeenkomstige toepassing op het wijzigingsbesluit.

  • 3 Indien de wijziging naar het oordeel van het college van ondergeschikte betekenis is, blijft overeenkomstige toepassing, als bedoeld in lid 2, achterwege.

  • 4 De inhoud en de datum van de wijziging worden op de gemeentelijke monumentenlijst aangetekend.

Artikel 10 Intrekken van de aanwijzing

  • 1 Indien het college de aanwijzing intrekt, zijn artikel 4, tweede lid, en artikel 6 van overeenkomstige toepassing.

  • 2 De aanwijzing wordt geacht ingetrokken te zijn, indien toepassing wordt gegeven aan artikel 3 van de Monumentenwet 1988 of aan de monumentenverordening van de provincie Gelderland.

  • 3 De intrekking wordt op de gemeentelijke monumentenlijst geregistreerd.

Hoofdstuk 3 Instandhouding van gemeentelijke monumentale zaken

Artikel 11 Instandhoudingbepaling

  • 1 Het is verboden een gemeentelijk monument, als bedoeld in artikel 1, onder a, sub 1, te beschadigen of te vernielen.

  • 2 Het is verboden zonder vergunning van het college:

    a. een gemeentelijk monument, als bedoeld in artikel 1, onder a, sub 1, af te breken, te verstoren, te verplaatsen of in enig opzicht te wijzigen;

    b. een gemeentelijk monument, als bedoeld in artikel 1, onder a, sub 1, te herstellen, te gebruiken of te laten gebruiken op een dusdanige wijze, dat het wordt ontsierd of in gevaar gebracht.

  • 3 Het verbod en de vergunningplicht, als bedoeld in het tweede lid, gelden niet indien het college nadere regels stelt met betrekking tot de wijze waarop werkzaamheden dienen te worden uitgevoerd.

Artikel 12 Termijnen advies en vergunningverlening

Een aanvraag als bedoeld in artikel 4.2. Besluit omgevingsrecht voor een vergunning als bedoeld in artikel 11 en de daarbij te overleggen gegevens en bescheiden worden in drievoud ingediend.

Artikel 13 Termijnen advies en vergunningverlening

  • 1 Het bevoegd gezag zendt onmiddellijk een afschrift van de ontvankelijke aanvraag om vergunning voor een gemeentelijk monument aan de monumentencommissie voor advies.

  • 2 Binnen acht weken na de datum van verzending van het afschrift brengt de monumentencommissie schriftelijk advies uit aan het college

  • 3 Het bevoegd gezag kan aan een vergunning als bedoeld in artikel 11 voorschriften verbinden die nodig zijn met het oog op het belang van de monumentenzorg.

Artikel 14 Weigeringsgronden

De vergunning kan slechts worden verleend indien het belang van de monumentenzorg zich daartegen niet verzet. Bij de beslissing houdt het bevoegd gezag rekening met het gebruik van het monument.

Artikel 15 Intrekken van de vergunning

De vergunning kan door het bevoegd gezag worden ingetrokken indien:a. blijkt dat de vergunning ten gevolge van een onjuiste of onvolledige opgave is verleend;b. de omstandigheden aan de kant van de vergunninghouder zich zodanig hebben gewijzigd, dat het belang van het monument zwaarder dient te wegen; 

Hoofdstuk 4 Rijksmonumenten

Artikel 16 Vergunning voor beschermd rijksmonument

  • 1 Het bevoegd gezag zendt onmiddellijk een afschrift van de ontvankelijke aanvraag om vergunning voor een beschermd rijksmonument aan de monumentencommissie.

  • 2 De monumentencommissie adviseert schriftelijk over de aanvraag binnen acht weken na de datum van verzending van het afschrift.

Hoofdstuk 5 Instandhouding van archeologische terreinen

Artikel 17 Instandhoudingbepaling

  • 1 Het is verboden om in een archeologisch monument, bedoeld in artikel 1, onder a, sub 2 of een archeologisch verwachtingsgebied, bedoeld in artikel 1, onder h, de bodem dieper dan 50 cm onder de oppervlakte te verstoren.

  • 2 Het verbod in lid 1 is niet van toepassing indien;

    a. het een verstoring betreft van een archeologisch monument of archeologisch verwachtingsgebied als aangegeven op de provinciale Archeologische Monumentenkaart, de landelijke Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden, of de gemeentelijke archeologische verwachtingen- en waardenkaart en waarbij die verstoring plaatsvindt:

    • in een gebied met lage archeologische verwachtingswaarde en het te verstoren gebied kleiner is dan 10.000 m2, of;

    • in een gebied met een gematigde archeologische verwachtingswaarde en het te verstoren gebied kleiner is dan 5.000 m2, of;

    • in een gebied met hoge archeologische verwachtingswaarde en het te verstoren gebied kleiner is dan 500 m2;

    • in een gebied op een terrein met een archeologische waarde en het te verstoren gebied kleiner is dan 100 m².

    b. in het geldend bestemmingsplan bepalingen zijn opgenomen omtrent archeologische monumentenzorg.

    c. er voorschriften omtrent archeologische monumentenzorg zijn opgenomen in

    • een ontheffing als bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, onderdeel c, 3.22, 3.23, of 3.38, vierde lid, van de Wet ruimtelijke ordening;

    • een projectbesluit als bedoeld in artikel 3.10, 3.27 of 3.29 van de Wet ruimtelijke ordening of een besluit als bedoeld in artikel 3.40, 3.41 of 3.42 van die wet;

    • of een ontheffing van de regels die zijn gesteld krachtens artikel 4.1, derde lid, of 4.3, derde lid, van de Wet ruimtelijke ordening, voor zover de betrokken regels een dergelijke ontheffing mogelijk maken.

    d. het college nadere regels stelt met betrekking tot de uitvoering van werkzaamheden die leiden tot een verstoring van een archeologisch monument of archeologisch verwachtingsgebied als aangegeven op gemeentelijke archeologische waardenkaart of de gemeentelijke beleidsadvieskaart, dan wel bij het ontbreken daarvan,de provinciale Archeologische Monumentenkaart of de landelijke Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden;

    e. een rapport is overlegd waarin de archeologische waarde van het te verstoren terrein naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld en waaruit blijkt dat:

    • het behoud van de archeologische waarden in voldoende mate kan worden geborgd; of

    • de archeologische waarden door de verstoring niet onevenredig worden geschaad; of

    • in het geheel geen archeologische waarden aanwezig zijn.

Artikel 18 Opgravingen en begeleiding

  • 1 Indien binnen het grondgebied van de gemeente Druten onderzoek wordt uitgevoerd in het kader van het doen van opgravingen in de zin van artikel 1 sub h Monumentenwet 1988, dient, onverminderd de overige bepalingen van deze wet:

    a. het college een programma van eisen vast te stellen als bedoeld in artikel 1 onder o, waarbij nadere regels worden gesteld ten aanzien van het onderzoek.

    b. de verstoorder, voorafgaande aan het onderzoek, een plan van aanpak als bedoel in artikel 1 onder n van deze verordening ter goedkeuring aan het college te overleggen.

  • 2 In de nadere regels neemt het college bepalingen op met betrekking tot het toezicht op de feitelijke uitvoering van het plan van aanpak. Tijdens het onderzoek dienen aanwijzingen van het college in acht te worden genomen.

  • 3 Om te kunnen beoordelen of het plan van aanpak aan het programma van eisen en eventuele nadere regels voldoet, vraagt het college advies aan een deskundige, zoals omschreven in de Wet op de Archeologische monumentenzorg.

Artikel 19 Procedure

De bepalingen uit artikel 12, 13, 14 en 15 zijn van overeenkomstige toepassing op de bepalingen uit artikel 17, tweede lid, onder e, en artikel 18, eerste lid, onder b.

Hoofdstuk 6 Overige bepalingen

Artikel 20 Tegemoetkoming in schade

Indien en voor zover blijkt dat een belanghebbende schade lijdt of zal lijden, die redelijkerwijze niet of niet geheel te zijnen laste behoort te blijven, kent het bevoegd gezag hem op zijn aanvraag een naar billijkheid te bepalen schadevergoeding toe, indien de schade in relatie staat tot:

a. de weigering van het bevoegd gezag een vergunning als bedoeld in artikel 11 te verlenen;

b. de voorschriften door het bevoegd gezag verbonden aan een vergunning als bedoeld in artikel 11;

c. de door het college nader te stellen regels als bedoeld in artikel 11, derde lid;

d. de door het college nader te stellen regels als bedoeld in artikel 17, tweede lid, onder d;

e. een aanwijzing als bedoeld in artikel 18, tweede lid, tweede volzin.

Artikel 21 Strafbepaling

Degene, die handelt in strijd met het derde lid van artikel 11 en artikel 17 met uitzondering van het bepaalde in het tweede lid, onder e, van deze verordening, wordt gestraft met een geldboete van de tweede categorie of een hechtenis van ten hoogste drie maanden.

Artikel 22 Toezichthouders

  • 1 Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast: de medewerkers bouwzaken en monumenten/bouwzaken, codenummers 10.02.01, 10.02.02 en 10.05.03.

  • 2 Voorts zijn met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening belast de bij besluit van het college dan wel de burgemeester aan te wijzen personen.

Hoofdstuk 7 Slotbepalingen

Artikel 23 Intrekken oude regeling

De ¨Erfgoedverordening gemeente Druten 2009¨ wordt ingetrokken.

 

Artikel 24 Overgangsrecht

  • 1 De op grond van de onder artikel 23 ingetrokken ¨Erfgoedverordening gemeente Druten 2009¨ aangewezen en geregistreerde gemeentelijke monumenten, worden geacht aangewezen en geregistreerd te zijn overeenkomstig de bepalingen van deze verordening.

  • 2 Aanvragen om vergunning die zijn ingediend vóór 1oktober 2010 worden afgehandeld met inachtneming van de in artikel 23 ingetrokken verordening.

Artikel 25 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de datum van publicatie en werkt terug tot en met 1 oktober 2010.

Artikel 26 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als Erfgoedverordening gemeente Druten 2010

Ondertekening

Aldus besloten in de openbare vergadering van 7 oktober 2010;
de raadsgriffier, de voorzitter,
 
drs. J.W. Meerbeek drs. L.J.E.M. van Riswijk