BEHEERSVERORDENING BEGRAAFPLAATSEN 2018

Geldend van 01-12-2018 t/m heden

Intitulé

BEHEERSVERORDENING BEGRAAFPLAATSEN 2018

De raad van de gemeente Apeldoorn,

gelezen het voorstel van het college van 24 oktober 2018, nr.2018-093080, inzake vaststelling Beheersverordening Begraafplaatsen 2018;

gelet op artikel 35 van de Wet op de lijkbezorging en artikel 149 van de Gemeentewet;

besluit vast te stellen de volgende verordening:

Verordening op het beheer en het gebruik van de gemeentelijke begraafplaats(en) voor de gemeente Apeldoorn 2018

Artikel 0 Dit artikel moet nog worden gesplitst

Hoofdstuk 1 Begripsomschrijvingen

Hoofdstuk 2 Openstelling, orde en rust op de begraafplaats

Hoofdstuk 3 Voorschriften voor lijkbezorging

Hoofdstuk 4 Indeling en uitgifte van de graven

Hoofdstuk 5 Grafbedekkingen

Hoofdstuk 6 Ruiming van graven, urnengraven en urnen nissen

Hoofdstuk 7 Gedeelte voor kerkgenootschap

Hoofdstuk 8 Inrichting register

Hoofdstuk 9 Slotbepalingen

Voorschriften gedenktekens

HOOFDSTUK 1 BEGRIPSOMSCHRIJVINGEN

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Deze verordening verstaat onder:

  • a.

    begraafplaatsen: de begraafplaatsen Beekbergen, Heidehof, Soerenseweg, Uddel en Wenum;

  • b.

    particulier graf: een graf, grafkelder daaronder begrepen, waarvoor aan een natuurlijk persoon of rechtspersoon het uitsluitend recht is verleend tot:

    • 1.

      het doen begraven en begraven houden van lijken;

    • 2.

      het doen bijzetten en bijgezet houden van asbussen met of zonder urnen;

    • 3.

      het doen verstrooien van as;

  • c.

    algemeen graf: een graf bij de gemeente in beheer waarin aan een ieder gelegenheid wordt geboden tot:

    • ·

      het doen begraven van lijken;

    • ·

      het doen bijzetten van asbussen met of zonder urnen;

    • ·

      het doen verstrooien van as;

  • d.

    particulier kindergraf: een graf, in het gedeelte van de begraafplaats waar uitsluitend ten behoeve van overleden kinderen tot en met zes jaar, aan een natuurlijk persoon of rechtspersoon het uitsluitend recht is verleend tot:

    • ·

      het doen begraven en begraven houden van een lijk;

    • ·

      het doen bijzetten en bijgezet houden van een asbus met of zonder urn;

    • ·

      het doen verstrooien van as;

  • e.

    algemeen kindergraf: een graf bij de gemeente in beheer, in het gedeelte van de begraafplaats waar uitsluitend ten behoeve van overleden kinderen tot en met zes jaar aan een ieder gelegenheid wordt geboden tot:

    • ·

      het doen begraven van lijken;

    • ·

      het doen bijzetten van asbussen met en zonder urnen;

    • ·

      het doen verstrooien van as;

  • f.

    particuliere urnenkelder: een van gemeentewege aangebrachte kelder, waarvoor aan een natuurlijk persoon of rechtspersoon het uitsluitend recht is verleend tot het doen bijzetten en bijgezet houden van asbussen met of zonder urnen;

  • g.

    bosurnengraf: een van gemeentewege aangebrachte kelder, waarvoor aan een natuurlijk persoon of rechtspersoon het uitsluitend recht is verleend tot het doen bijzetten en bijgezet houden van asbussen met of zonder urnen;

  • h.

    bosurnamentengraf: een van gemeentewege aangebrachte kelder, waarvoor aan een natuurlijk persoon of rechtspersoon het uitsluitend recht is verleend tot het doen bijzetten en bijgezet houden van asbussen met of zonder urnen;

  • i.

    bladurnament: een van gemeentewege aangebrachte kelder, waarvoor aan een natuurlijk persoon of rechtspersoon het uitsluitend recht is verleend tot het doen bijzetten en bijgezet houden van asbussen met of zonder urnen;

  • j.

    particuliere urnennis: een van gemeentewege aangebrachte nis in een urnenmuur, waarvoor aan een natuurlijk persoon of rechtspersoon het uitsluitend recht is verleend tot het doen bijzetten en bijgezet houden van asbussen met of zonder urnen;

  • k.

    urn: een voorwerp ter berging van één of meer asbussen;

  • l.

    asbus: een bus ter berging van as van een overledene;

  • m.

    grafbedekking: gedenkteken en/of grafbeplanting op een graf of eigen gedenkplaats;

  • n.

    gedenkteken: voorwerp op een graf of gedenkplaats voor het aanbrengen van opschriften of figuren of voor het op andere wijze uiten van gevoelens en gedachten; ook kettingen, hekwerken e.d. vallen onder dit begrip;

  • o.

    particuliere gedenkplaats: een plaats, ingericht om overledenen te gedenken, waarvoor aan een natuurlijk persoon of rechtspersoon het uitsluitend recht is verleend tot het doen plaatsen van een gedenkteken;

  • p.

    beheerder: de ambtenaar die belast is met de dagelijkse leiding van de begraafplaats of degene die hem vervangt;

  • q.

    administratie van de begraafplaats: ambtenaar die is belast met de planning van de uitvaarten, en het bijhouden van het register;

  • r.

    rechthebbende: natuurlijk persoon of rechtspersoon aan wie een uitsluitend recht is verleend op een particulier graf, particuliere urnenkelder, bosurnengraf, bosurnamentengraf, bladurnament, particuliere urnen nis en particuliere gedenkplaats, dan wel degene die redelijkerwijs geacht kan worden in diens plaats te zijn getreden;

  • s.

    gebruiker: natuurlijk persoon of rechtspersoon aan wie een recht tot gebruik van een ruimte in een algemeen graf, algemeen kindergraf is verleend, dan wel degene die redelijkerwijze geacht kan worden in diens plaats te zijn getreden;

  • t.

    ruimen: het uit graven verwijderen van de overblijfselen van lijken en eventuele resten van kisten en omhulsels;

  • u.

    samenvoegen: het verzamelen van resten in een graf om ze onder in hetzelfde graf te bergen om ruimte te maken voor het begraven van nieuwe overledenen (verlengen van de begraafcyclus).

  • v.

    grafkelder : een betonnen of gemetselde constructie waarin een of meerdere lijken worden begraven of asbussen worden bijgezet.

Artikel 2 Uitbreiding begrip particulier graf

  • 1.

    Voor de toepassing van het bij of krachtens deze verordening bepaalde wordt, voor zover van belang, onder 'particulier graf' mede verstaan: particulier kindergraf, particuliere urnenkelder, particuliere bosurnengraf, bosurnamentengraf, bladurnengraf, particuliere urnennis en particuliere gedenkplaats.

  • 2.

    Voor de toepassing van het bij of krachtens deze verordening bepaalde wordt, voor zover van belang, onder “ algemeen graf “mede verstaan: algemeen kindergraf.

HOOFDSTUK 2 OPENSTELLING, ORDE EN RUST OP DE BEGRAAFPLAATS

Artikel 3 Openstelling begraafplaatsen

  • 1.

    De begraafplaatsen zijn dagelijks toegankelijk gedurende de door het college bij nadere regels vast te stellen tijden. Het college maakt deze tijden openbaar bekend.

  • 2.

    Ter handhaving van de orde en rust op de begraafplaatsen kunnen de toegangen tijdelijk worden gesloten.

  • 3.

    Het is verboden gedurende de tijd dat de begraafplaatsen niet voor het publiek geopend zijn, zich daarop te bevinden, anders dan voor het bijwonen van een begrafenis of de bezorging van as.

Artikel 4 Ordemaatregelen

  • 1.

    Bezoekers, personeel en uitvaartondernemingen en personen die werkzaamheden op de begraafplaatsen hebben te verrichten, zijn verplicht zich in het belang van de orde, rust en netheid te houden aan de aanwijzingen van de beheerder.

  • 2.

    Degenen die zich niet aan de in het vierde lid bedoelde aanwijzingen houden, moeten zich op de eerste aanzegging van de beheerder van de begraafplaats verwijderen.

  • 3.

    Het is verboden met motorrijtuigen op de begraafplaatsen te rijden.

  • 4.

    elders dan op de daartoe aangewezen rijwegen anders dan voor een begrafenis of voor het vervoeren van materialen en

  • 5.

    b. sneller dan 10 km per uur.

  • 6.

    Het college kan ontheffing verlenen van het verbod, bedoeld in de aanhef en onder a van het derde lid.

Artikel 5 Plechtigheden

  • 1.

    Herdenkingsbijeenkomsten, onthullingen van gedenktekens en dergelijke plechtigheden op de begraafplaats kunnen slechts plaatsvinden nadat deze ten minste zes werkdagen tevoren zijn gemeld aan de beheerder. Datum en uur van de plechtigheid en de wijze waarop deze zal plaatsvinden worden in overleg met de aanvrager door de beheerder vastgesteld.

  • 2.

    De deelnemers aan de plechtigheid, bedoeld in het eerste lid, moeten zich in het belang van de orde, rust en netheid houden aan de aanwijzingen van de beheerder.

Artikel 6 Opgravingen en ruimen

Bij het opgraven van lijken, het samenvoegen van stoffelijke resten en de ruiming van graven zijn geen andere personen aanwezig dan degenen die door de beheerder met deze werkzaamheden zijn belast.

HOOFDSTUK 3 VOORSCHRIFTEN VOOR LIJKBEZORGING

Artikel 7 Kennisgeving begraven en asbezorging, openen en sluiten van het graf

  • 1.

    Degene, die wil doen begraven, as wil doen bijzetten of as wil doen verstrooien, geeft daarvan uiterlijk om 12.00 uur van de werkdag voorafgaande aan die waarop de begraving, bijzetting of verstrooiing zal plaatsvinden, schriftelijk kennis aan de administratie van de begraafplaats. De zaterdag geldt voor de toepassing van deze bepaling niet als werkdag. Indien de burgemeester toestemming heeft gegeven om het lijk binnen 36 uur na het overlijden te begraven moet de kennisgeving aan de beheerder zo tijdig mogelijk worden gedaan.

  • 2.

    Het openen van een graf ter begraving of voor het bezorgen van as, en het daarna sluiten van een graf, alsmede het bedienen van de hulpmiddelen mag uitsluitend geschieden door het personeel van de begraafplaats op aanwijzingen en onder toezicht van de beheerder. De nabestaanden kunnen deze werkzaamheden onder toezicht van de beheerder geheel of gedeeltelijk zelf verrichten indien zij hun wens daartoe uiterlijk om 12.00 uur van de voorafgaande werkdag mondeling of schriftelijk aan de beheerder hebben kenbaar gemaakt. De zaterdag geldt voor de toepassing van deze bepaling niet als werkdag. Zij dienen bij deze werkzaamheden de aanwijzingen van de beheerder op te volgen.

Artikel 8 Gebouwen en muziekinstallatie

  • 1.

    Het gebruik van een ontvangstruimte, een aula alsmede van een muziekinstallatie moet uiterlijk om 12.00 uur van de werkdag voorafgaande aan de dag waarop van de ruimte of de aula gebruik zal worden gemaakt, worden aangevraagd bij de administratie van de begraafplaats.

  • 2.

    De ruimten en de muziekinstallatie staan voor iedere plechtigheid gedurende een per keer vooraf te bepalen tijdsduur ter beschikking van de aanvrager.

Artikel 9 Over te leggen stukken

  • 1.

    Begraving mag slechts geschieden indien van tevoren het verlof tot begraven is overgelegd aan de beheerder.

  • 2.

    Indien de begraving of de bezorging van as in of op een particulier graf zal plaatsvinden, dient een machtiging daartoe aan de administratie van de begraafplaats te worden overgelegd, ondertekend door de rechthebbende of, indien deze is overleden, door degene die in de uitvaart voorziet.

  • 3.

    Begraving of bijzetting in een particulier graf waarvan de uitgiftetermijn binnen de wettelijke minimum grafrusttermijn afloopt, kan alleen plaatsvinden onder gelijktijdige verlenging van de uitgiftetermijn met een zodanige periode dat de alsdan resterende uitgiftetermijn ten minste gelijk is aan de wettelijke minimum grafrusttermijn. De verlenging dient te worden aangevraagd door de rechthebbende.

  • 4.

    De in het vorige lid bedoelde periode van verlenging wordt naar boven toe afgerond op gehele jaren.

  • 5.

    De beheerder laat tot verstrooiing van as, die nog geen maand in de asbus is geborgen, niet overgaan, alvorens hem de in het vierde lid van artikel 59 van de Wet op de lijkbezorging bedoelde ontheffing van de officier van justitie is getoond.

  • 6.

    De beheerder en de administratie van de begraafplaats onderzoeken of de overgelegde stukken toereikend zijn.

Artikel 10 Tijden van begraven en van asbezorging

  • 1.

    De tijd van begraven is op werkdagen van 09.30 tot 15.30 uur, op zaterdagen, Goede Vrijdag, 2e Paasdag, 2e Pinksterdag en 2e Kerstdag van 09.30 tot 14.00 uur.

  • 2.

    De tijd van het bezorgen van as is op werkdagen van 09.30 – 15.30 uur.

  • 3.

    Het college kan in bijzondere gevallen van deze tijden en dagen afwijken.

HOOFDSTUK 4 INDELING EN UITGIFTE VAN DE GRAVEN

Artikel 11 Beheer en indeling

  • 1.

    Het college voert het beheer over en regelt de indeling van de begraafplaatsen.

  • 2.

    Het college is bevoegd bepaalde gedeelten van iedere begraafplaats aan te wijzen voor het verstrooien van as van gecremeerde lijken en particuliere gedenkplaatsen.

Artikel 12 Indeling graven en asbezorging

  • 1.

    Op de begraafplaatsen kunnen worden uitgegeven particuliere graven, particuliere kindergraven, particuliere urnenkelders, particuliere urnennis en particuliere gedenkplaatsen.

  • 2.

    Het aantal begravingen en/of plaatsingen en/of verstrooiingen op een particulier graf bedraagt ten hoogste drie per graf en voor wat betreft de voormalige huurgraven ten hoogste twee per graf. Ook voor de graven op begraafplaats Wenum (sinds 2001) geldt een maximum van twee per graf. Het college kan, nadat dit aantal bereikt is, nog twee plaatsingen van asbussen of verstrooiingen toestaan.

  • 3.

    Het aantal begravingen en/of plaatsingen en/of verstrooiingen op een kindergraf bedraagt ten hoogste één per graf. Het is toegestaan lijken en de as, al dan niet in een asbus, van overleden kinderen tot en met zes jaar te doen begraven, plaatsen of verstrooien in andere dan kindergraven.

  • 4.

    In een particuliere urnenkelder mogen ten hoogste vier asbussen per kelder worden bijgezet.

  • 5.

    In een particuliere urnennissen mogen ten hoogste twee asbussen per nis worden bijgezet.

  • 6.

    Op een particuliere gedenkplaats mogen gedenktekens voor overledenen geplaatst worden zonder begraving, asbezorging of asverstrooiing.

Artikel 13 Aantal overledenen in algemene graven

Het aantal begravingen en/of plaatsingen en/of verstrooiingen op een algemeen graf bedraagt ten hoogste drie per graf.

Artikel 14 Algemene kindergraven

  • 1.

    Het aantal begravingen en/of plaatsingen en/of verstrooiingen op een algemeen kindergraf bedraagt ten hoogste één per graf.

  • 2.

    Het is toegestaan lijken en de as, al dan niet in een asbus, van overleden kinderen tot en met zes jaar te doen begraven, plaatsen of verstrooien in andere dan kindergraven.

Artikel 15 Afmetingen van de graven en eigen gedenkplaatsen

  • 1.

    Particuliere graven en algemene graven hebben een lengte van tenminste 2.25 m en een breedte van tenminste 1.25 m.

  • 2.

    Een particulier kindergraf en een algemeen kindergraf hebben een lengte van tenminste 1.25 m en een breedte van tenminste 0.80 m.

  • 3.

    Particuliere gedenkplaatsen hebben een afmeting van 80 bij 80 cm.

Artikel 16 Volgorde van uitgifte

  • 1.

    De particuliere graven worden slechts voor directe begraving en in de volgorde van ligging uitgegeven. Het college kan toestaan dat de volgorde van uitgifte van urnenkelders en urnennissen plaatsvindt met inachtneming van de voorkeur van de rechthebbende.

  • 2.

    Op de begraafplaatsen Heidehof en Wenum kan het college een particulier graf toewijzen anders dan voor directe begraving. De plaats van het graf wordt bepaald door de volgorde van uitgifte op het moment van de feitelijke ingebruikname van het graf.

  • 3.

    Het college kan vrijstelling verlenen van het eerste en tweede lid voor de uitgifte van particuliere graven op de voormalige eerste en tweede klasse-afdelingen op de begraafplaats Soerenseweg, tegen het daarvoor in de Verordening begraafplaatsrechten bepaalde hogere recht, met inachtneming van de voorkeur van de rechthebbende voor de plaats van ligging. Deze graven worden voor onbepaalde tijd uitgegeven.

  • 4.

    Het college kan vrijstelling verlenen van het eerste en tweede lid voor de uitgifte van particuliere graven op de voormalige klasse-afdelingen op begraafplaatsen Uddel, Wenum, Beekbergen, Heidehof en derde en vierde klasse afdeling Soerenseweg tegen het daarvoor in de Verordening begraafplaatsrechten bepaalde normale recht, met inachtneming van de voorkeur van de (toekomstig) rechthebbende voor de plaats van ligging. Deze graven worden voor onbepaalde tijd uitgegeven.

  • 5.

    Het college kan een particulier graf toewijzen anders dan voor directe begraving en buiten de volgorde van uitgifte, indien dit wegens de situatie op de begraafplaats(en) niet bezwaarlijk is.

Artikel 17 Termijnen particuliere graven

  • 1.

    Het college verleent, voor zover de daartoe bestemde ruimte van de begraafplaatsen dat toelaat, op een daartoe bij hem schriftelijk in te dienen aanvraag:

    • ·

      voor onbepaalde tijd het recht op een particulier graf; zijnde het recht om daarvan tot tien jaar na sluiting van de begraafplaats gebruik te maken;

    • ·

      voor de tijd van twintig jaar het recht op een particulier graf;

    • ·

      voor onbepaalde tijd het recht op een particulier kindergraf; zijnde het recht om daarvan tot tien jaar na sluiting van de begraafplaats gebruik te maken;

    • ·

      voor de tijd van twintig jaar het recht op een particulier kindergraf;

    • ·

      voor de tijd van twintig jaar het recht op een particuliere urnenkelder;

    • ·

      voor de tijd van twintig jaar het recht op een particuliere urnennis;

    • ·

      voor de tijd van twintig jaar het recht op een particuliere gedenkplaats;

    • ·

      voor de tijd van tien jaar het recht op een particulier bosurnengraf.

De termijn begint te lopen op de datum van uitgifte.

  • 2.

    Het in het eerste lid van dit artikel bedoelde recht voor bepaalde tijd wordt op aanvraag van de rechthebbende verlengd telkens met een termijn van tien jaren, mits de aanvraag binnen twee jaar vóór het verstrijken van de lopende termijn wordt ingediend.

  • 3.

    Een recht als in dit artikel bedoeld kan slechts aan één rechthebbende worden verleend ten behoeve van zichzelf en voor de personen genoemd in artikel 20, eerste lid. Verlening van het recht ten behoeve van een ander is slechts mogelijk indien daarvoor gewichtige redenen bestaan.

Artikel 18 Termijnen algemene graven en algemene kindergraven

In algemene graven en algemene kindergraven wordt gelegenheid gegeven om lijken te begraven, as bij te zetten of te verstrooien voor de tijd van twintig jaren., te rekenen vanaf het moment van uitgifte.

Artikel 19 Grafkelder

Het college kan aan de rechthebbende op een particulier graf vergunning verlenen tot het daarin voor eigen rekening doen aanbrengen van een grafkelder overeenkomstig de door het college te stellen voorwaarden.

Artikel 20 Overschrijving van verleende rechten

  • 1.

    Het recht op een particulier graf kan op aanvraag van de rechthebbende worden overgeschreven op naam van de echtgenoot of levenspartner dan wel een bloedverwant of aanverwant tot en met de derde graad. De overschrijving komt alleen tot stand als de persoon op wiens naam bedoeld recht wordt overgeschreven, daarmee instemt. Overschrijving op verzoek van de rechthebbende op naam van een ander dan de vorengenoemde personen is slechts mogelijk, indien daarvoor gewichtige redenen zijn. Het verzoek dient aan het college van burgemeester en wethouders te worden gericht.

  • 2.

    Na het overlijden van de rechthebbende kan het recht op het particuliere graf worden overgeschreven op naam van de echtgenoot of levenspartner dan wel een bloed- of aanverwant tot en met de derde graad, indien de aanvraag daartoe wordt gedaan binnen één jaar na het overlijden van de rechthebbende. Overschrijving ten name van een ander dan de in de vorige zin bedoelde personen is slechts mogelijk, indien daarvoor gewichtige redenen zijn. Indien de overleden rechthebbende in het graf dient te worden begraven of indien de asbus met zijn resten in het graf dient te worden bijgezet, dient het verzoek tot overschrijving daaraan voorafgaand te worden gedaan.

  • 3.

    Indien na het overlijden van de rechthebbende de aanvraag tot overschrijving aan het college niet wordt gedaan binnen de in het tweede lid van dit artikel gestelde termijn, is het college bevoegd het recht op het particulier graf te doen vervallen, tenzij het een recht op het particuliere graf voor onbepaalde tijd betreft dat na 01-01-1996 is verleend.

  • 4.

    Na het verstrijken van de in het tweede lid genoemde termijn van een jaar kan het college het particulier graf alsnog op naam stellen van een nieuwe rechthebbende, tenzij dit recht betrekking heeft op een graf dat inmiddels is geruimd.

Artikel 21 Vervallenverklaring van graven

  • 1.

    Het college kan alle rechten op een particulier graf vervallen verklaren, indien de rechthebbende, na schriftelijke aanmaning, in gebreke blijft ten aanzien van het graf ingevolge de Verordening begraafplaatsrechten verschuldigd recht te voldoen of indien zodanig recht moet worden betaald door een rechthebbende wiens adres niet bekend is en redelijkerwijs niet kan worden achterhaald.

  • 2.

    Indien de rechthebbende een rechtspersoon is, vervalt het recht op een particulier graf bij ontbinding van die rechtspersoon of bij verlies van rechtspersoonlijkheid.

  • 3.

    Het bepaalde in het tweede lid is niet van toepassing indien het recht voor onbepaalde tijd is verleend.

Artikel 22 Afstand doen van graven

  • 1.

    Zonder aanspraak te kunnen maken op enige vergoeding kan de rechthebbende schriftelijk afstand doen ten behoeve van de gemeente van het recht op het particulier graf. Van de ontvangst van zodanige verklaring doet het college schriftelijk mededeling aan de rechthebbende.

  • 2.

    Van een gereserveerd grafrecht, zoals genoemd in artikel 16 tweede en vijfde lid kan afstand worden gedaan tegen een restitutie van 50 % van het reeds betaalde grafrecht.

HOOFDSTUK 5 GRAFBEDEKKINGEN

Artikel 23 Vergunning gedenkteken

  • 1.

    Voor het hebben van een gedenkteken heeft de rechthebbende een vergunning nodig van het college.

  • 2.

    Het college kan nadere regels stellen over de wijze van aanvragen van de vergunning, de aard en de afmetingen van het gedenkteken en de wijze van aanbrengen.

  • 3.

    Het college kan de vergunning weigeren indien:

    • a.

      niet wordt voldaan aan de door hem vastgestelde nadere regels;

    • b.

      het gedenkteken afbreuk doet aan het aanzien van de begraafplaats;

    • c.

      de duurzaamheid van de materialen onvoldoende is;

    • d.

      de constructie van het gedenkteken, de fundering daaronder begrepen, ondeugdelijk is.

Artikel 24 Risico gedenktekens en beplantingen

  • 1.

    Gedenktekens en beplantingen worden geacht voor rekening en risico van de rechthebbenden van particuliere graven of gebruikers van ruimten in algemene graven te zijn aangebracht. Schade als gevolg van brand,storm, vandalisme, diefstal, vorst, wateroverlast en andere van buiten komende oorzaken, of ontstaan door het weghalen en terugplaatsen van een gedenkteken ten behoeve van een bijzetting of opgraving en eventuele gevolgschade voor derden, is voor risico en rekening van de rechthebbende.

  • 2.

    Rechthebbende en gebruikers zijn verplicht de – door welke omstandigheden ook – aan een gedenkteken of beplanting toegebrachte schade op eerste aanschrijven te herstellen, indien de beschadiging zodanig is dat deze naar het oordeel van het college het uiterlijk aanzien van de begraafplaats en/of de veiligheid van bezoekers en/of personeel schaadt.

  • 3.

    Indien binnen drie maanden na de dag van aanschrijving geen herstel of vernieuwing heeft plaatsgevonden, is het college bevoegd tot verwijdering en vernietiging van de gedenktekens of beplantingen over te gaan, voor rekening van de rechthebbende of gebruiker.

Artikel 25 Asbussen en urnen op graven

Asbussen op particuliere graven mogen uitsluitend worden geplaatst als vast onderdeel van een gedenkteken, dan wel in een urn die vast met de ondergrond is verbonden.

Artikel 26 Losse bloemen en planten

Op een graf kunnen potplanten en bloemen in vazen worden geplaatst. Het is toegestaan op een

graf losse bloemen te leggen. Op een particulier graf en particuliere en algemene kindergraven mogen eenjarige gewassen worden geplant.

Artikel 27 Winterharde gewassen

De winterharde gewassen die op particuliere graven en kindergraven worden geplant mogen bij volle wasdom de voor het graf beschikbare oppervlakte niet overschrijden of moeten door besnoeiing binnen de oppervlakte kunnen worden gehouden.

Artikel 28 Niet-blijvende grafbeplanting

Niet-blijvende beplantingen op een graf die in een verwaarloosde toestand verkeren kunnen door de beheerder worden verwijderd zonder dat aanspraak kan worden gemaakt op schadevergoeding. Losse bloemen, planten, kransen en dergelijke kunnen, wanneer zij verwelkt zijn, door de beheerder worden verwijderd. Linten, siervazen en dergelijke voorwerpen worden gedurende twaalf weken ter beschikking gehouden van de rechthebbende of belanghebbende indien deze daartoe tevoren aanvraag heeft ingediend bij de beheerder.

Artikel 29 Verwijdering grafbedekking na verstrijken van de termijn

  • 1.

    De grafbedekking kan na het verstrijken van de graftermijn door het college worden verwijderd.

  • 2.

    Het voornemen tot verwijdering van de grafbedekking maakt het college ten minste een jaar voorafgaande aan het tijdstip waarop de grafbedekking zal worden verwijderd per brief aan de rechthebbende of, wanneer het een algemeen graf betreft, aan de belanghebbende bekend. Wanneer het adres van de rechthebbende of belanghebbende niet bekend is, maakt het college het voornemen tot verwijdering van de grafbedekking gedurende ten minste een jaar voorafgaande aan het tijdstip waarop de grafbedekking zal worden verwijderd door middel van een bij graf te plaatsen bordje en bij de ingang van de begraafplaats bekend.

  • 3.

    Indien de grafbedekking niet binnen twaalf weken na de verwijdering is afgehaald, vervalt deze aan de gemeente, zonder dat de gemeente tot enige vergoeding verplicht is.

Artikel 30 Onderhoud door de gemeente

  • 1.

    Het college voorziet in het schoonhouden van de gedenktekenen, het leesbaar houden van de inscripties op de gedenktekenen en in het onderhouden van de ruimte op en om de particuliere graven.

  • 2.

    Onder de werkzaamheden, bedoeld in het eerste lid van dit artikel, is herstelling of vernieuwing niet begrepen.

  • 3.

    Indien een gedenkteken door materiaalkeuze dan wel vormgeving meer dan gebruikelijk onderhoud vergt of bij het onderhoud meer dan gebruikelijk risico voor beschadiging van het gedenkteken kan worden verwacht, kan het college bepalen dat het onderhoud door de rechthebbende dient te geschieden.

  • 4.

    Indien het college toepassing geeft aan het bepaalde in het derde lid, doet hij daarvan mededeling in zijn besluit op de aanvraag om vergunning als bedoeld in artikel 23.

  • 5.

    In het onderhoud van de particuliere graven, als bedoeld in eerste lid, waarvoor het grafrecht is gevestigd vóór 01-01-1960 wordt voorzien door de rechthebbende tenzij het college heeft bewilligd in een verzoek om in dit onderhoud te voorzien tegen betaling van het daarvoor in de Verordening begraafplaatsrechten bepaalde recht.

Artikel 31 Herstel en onderhoud door de rechthebbende

  • 1.

    De rechthebbende is verplicht te zorgen voor de noodzakelijke herstelwerkzaamheden aan het op het graf aangebrachte gedenkteken.

  • 2.

    Indien het college, met toepassing van artikel 30, derde lid, heeft bepaald dat het onderhoud van een gedenkteken door de rechthebbende dient te geschieden, is deze tevens verplicht het gedenkteken behoorlijk te onderhouden.

  • 3.

    Indien een rechthebbende nalatig is in zijn verplichting tot herstel of behoorlijk onderhoud van een gedenkteken kan het college het gedenkteken doen verwijderen. Het verwijderde blijft gedurende twaalf weken ter beschikking van de rechthebbende en vervalt daarna aan de gemeente zonder dat deze tot enige vergoeding verplicht is.

  • 4.

    De verwijdering vindt niet plaats dan nadat de rechthebbende per brief op de hoogte is gesteld over de toestand van het gedenkteken. De oproeping geschiedt door mededeling op het mededelingenbord op de begraafplaats als het adres van de rechthebbende niet bekend is. Bij het graf wordt een verwijzing naar de mededeling aangebracht.

HOOFDSTUK 6 RUIMING VAN GRAVEN, URNENGRAVEN EN URNENNISSEN

Artikel 32. Ruiming, bezorging van overblijfselen en as

  • 1.

    Het voornemen van het college om een graf te ruimen wordt ten minste een jaar voorafgaande aan het tijdstip waarop het graf geruimd zal worden per brief aan de rechthebbende of, wanneer het een algemeen graf betreft, aan de belanghebbende bekend gemaakt. Wanneer het adres van de rechthebbende of belanghebbende niet bekend is maakt het college het voornemen tot ruiming van het graf gedurende ten minste een jaar voorafgaande aan het tijdstip van ruiming door middel van een bij het graf te plaatsen bordje en bij de ingang van de begraafplaats op het mededelingenbord bekend.

  • 2.

    De beheerder draagt er zorg voor dat met de bij de ruiming van het graf nog aanwezige menselijke resten te allen tijde respectvol wordt omgegaan en dat bezoekers van de begraafplaats niet met menselijke resten worden geconfronteerd.

  • 3.

    De bij de ruiming van het graf nog aanwezige menselijke resten worden begraven en de as wordt verstrooid op een van de daartoe bestemde gedeelten van de begraafplaats(en).

  • 4.

    Nabestaanden van een overledene die begraven is in een algemeen graf kunnen gedurende de in het eerste lid bedoelde termijn bij de begraafplaatsenadministratie een aanvraag indienen om bij ruiming de menselijke resten, indien mogelijk, bijeen te doen brengen voor crematie of voor herbegraving elders. Nabestaanden van een overledene waarvan een asbus al of niet met een urn is bijgezet in een algemeen graf kunnen bij de begraafplaatsenadministratie een aanvraag indienen om deze ter beschikking te houden voor herbegraving of verstrooiing elders.

  • 5.

    De rechthebbende op een particulier graf kan bij de begraafplaatsenadministratie een aanvraag indienen om de menselijke resten te doen verzamelen om deze opnieuw in dezelfde grafruimte te doen plaatsen dan wel om deze te cremeren of elders opnieuw te doen begraven. De rechthebbende op een particulier urnengraf of particuliere urnennis kan bij de begraafplaatsenadministratie een aanvraag indienen de asbus ter beschikking te houden om elders bij te zetten of om de as te doen verstrooien.

HOOFDSTUK 7 GEDEELTE VOOR KERKGENOOTSCHAP

Artikel 33 Afwijkende regels en kennisgeving onderhoudsbehoefte van graven

  • 1.

    Het college kan na overleg met het bestuur van het kerkgenootschap ten aanzien van de openstelling van het gedeelte, de indeling van graven en de eisen voor de grafbedekking op het ter beschikking van het kerkgenootschap gestelde deel van de begraafplaats nadere regels stellen die afwijken van de regels krachtens de artikelen 3, eerste lid, en 23, tweede lid.

  • 2.

    Het bestuur van het kerkgenootschap kan het college schriftelijk verzoeken hem er schriftelijk van in kennis te stellen dat er onderhoud of herstel door de rechthebbende nodig is van de grafbedekking op een of meer graven op het deel van de begraafplaats dat aan het kerkgenootschap ter beschikking is gesteld.

  • 3.

    Op grond van het in het tweede lid genoemde verzoek stelt het college het bestuur van het kerkgenootschap schriftelijk in kennis dat de grafbedekking van een of meer graven onderhoud en herstel behoeft. De kennisgeving laat de bevoegdheid van het college onverlet om de rechthebbende op de graven ervan in kennis te stellen dat de grafbedekking moet worden onderhouden of hersteld.

HOOFDSTUK 8 INRICHTING REGISTER

Artikel 34 Voorschriften

  • 1.

    Het college stelt voorschriften vast voor het register van de begraven lijken en de bezorgde as.

  • 2.

    Het register wordt bijgehouden door de administratie van de begraafplaats.

HOOFDSTUK 9 SLOTBEPALINGEN

Artikel 35 Overgangsbepaling

De rechten en verplichtingen met betrekking tot particuliere graven die voortvloeien uit de ingevolge artikel 37 vervallen verordening, worden geacht ingevolge deze verordening te zijn ontstaan.

Artikel 36 Strafbepaling

Hij die handelt in strijd met artikel 3, lid 3, artikel 4 en artikel 5, lid 2, wordt gestraft met een

geldboete van de eerste categorie.

Artikel 37 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op 1 december 2018, met ingang van welke dag de bestaande 'Beheersverordening begraafplaatsen 2006', vastgesteld op 30 november 2006, vervalt.

Artikel 38 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als 'Beheersverordening begraafplaatsen 2018'.

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering d.d 22 november 2018

VOORSCHRIFTEN voor gedenktekens op de gemeentelijke begraafplaatsen Beekbergen, Heidehof, Soerenseweg, Uddel en Wenum.

Artikel 1 Inleiding

De verordening verstaat onder gedenkteken: voorwerp op het graf of de gedenkplaats voor het aanbrengen van opschriften of figuren of voor het op andere wijze uiten van gevoelens of gedachten, zulks met inbegrip van de op het graf of gedenkplaats aanwezige kettingen, hekwerken e.d.

Artikel 2 Aanvraag vergunning

  • 1.

    Bij de schriftelijke aanvraag voor vergunning tot het hebben van een gedenkteken behoort een werktekening te worden ingediend.

  • 2.

    Op deze werktekening dienen ten minste voor te komen:

  • a.

    de maten van het gedenkteken;

  • b.

    de soort van het te gebruiken materiaal;

  • c.

    de wijze waarop de letters e.d. zullen worden aangebracht;

  • d.

    de soort van het materiaal van de fundering en de wijze van bevestiging van het gedenkteken daarop.

Artikel 3 Gedenkteken

  • 1.

    Voor de gedenktekens mogen alleen duurzame materialen worden gebruikt, zoals natuursteen, metaal, keramiek, duurzame kunststoffen of een duurzame houtsoort. In verband met de breukgevoeligheid mogen grafmonumenten met glaselementen geheel op eigen risico geplaatst worden omdat deze monumenten minder duurzaam zijn.

  • 2.

    De onderdelen moeten vast aan het gedenkteken zijn verbonden.

  • 3.

    De lengte en de breedte van het gedenkteken mogen die van het graf niet overschrijden.

  • 4.

    Onverminderd het bepaalde in lid 3 zijn op de plaatsing van gedenktekens de volgende voorschriften van toepassing:

  • a.

    op de vóór de inwerkingtreding van dit besluit uitgegeven huurgraven op de begraafplaats Heidehof mogen uitsluitend staande gedenktekens worden geplaatst die aan de volgende afmetingen voldoen:

  • ·

    hoogte (vanaf het maaiveld gemeten) max. 1 meter;

  • ·

    breedte max. 70 cm;

  • ·

    dikte max. 12 cm;

  • b.

    ten aanzien van de overige particuliere graven, behalve algemene graven en kindergraven, mogen uitsluitend gedenktekens worden geplaatst die aan de volgende afmetingen voldoen:

  • ·

    lengte max. 200 cm;

  • ·

    breedte max. 100 cm;

  • ·

    hoogte max. 40 cm, met dien verstande dat op of boven 1/4e gedeelte van de oppervlakte van het graf een hoogte is toegestaan van maximaal 150 cm;

  • c.

    op de algemene graven mogen uitsluitend liggende of staande gedenktekens worden geplaatst die aan de volgende afmetingen voldoen:

  • ·

    liggende gedenktekens:

  • ·

    lengte max. 60 cm;

  • ·

    breedte max. 50 cm;

  • ·

    dikte max. 8 cm;

  • ·

    staande gedenktekens:

  • ·

    hoogte (vanaf het maaiveld gemeten) max. 60 cm;

  • ·

    breedte max. 50 cm;

  • ·

    dikte max. 8 cm;

  • d.

    op de (eigen) kindergraven mogen uitsluitend gedenktekens worden geplaatst die aan de volgende afmetingen voldoen:

  • ·

    lengte max. 120 cm;

  • ·

    breedte max. 70 cm;

  • ·

    hoogte max. 20 cm, met dien verstande dat op of boven 1/4e gedeelte van de grafoppervlakte een hoogte is toegestaan van maximaal 70 cm;

  • e.

    op gedenkplaatsen mogen uitsluitend gedenktekens worden geplaatst die aan de volgende afmetingen voldoen:

  • ·

    lengte max. 80 cm;

  • ·

    breedte max. 80 cm;

  • ·

    hoogte max. 150 cm;

  • f.

    bij urnengraven mogen uitsluitend liggende gedenktekens worden geplaatst die aan de volgende afmetingen voldoen:

  • ·

    lengte max. 65 cm;

  • ·

    breedte max.55 cm;

  • g.

    bij bosurnengraven mogen uitsluitend veldkeien en natuurlijke elementen worden geplaatst die aan de volgende afmetingen voldoen:

  • ·

    lengte max. 65 cm;

  • ·

    breedte max. 55 cm;

  • ·

    hoogte max.50 cm;

  • h.

    bij bosurnamentengraven mogen uitsluitend kunstelementen worden geplaatst die aan de volgende afmetingen voldoen:

  • ·

    lengte max. 80 cm;

  • ·

    breedte max. 80 cm;

  • ·

    hoogte max. 150 cm;

  • 5.

    Onverminderd het bepaalde in lid 3 zijn op de plaatsing van gedenktekens op klassengraven de volgende voorschriften van toepassing:

  • ·

    1e klasgraven:

  • lengte max. 260 cm

  • ·

    breedte max. 160 cm

  • ·

    hoogte max. 40 cm, met dien verstande dat op of boven 1/4e gedeelte van de oppervlakte van het graf een hoogte is toegestaan van maximaal 150 cm.

  • b.

    2e klasgraven:

  • ·

    lengte: max. 240 cm

  • ·

    breedte max. 140 cm

  • ·

    hoogte max. 40 cm, met dien verstande dat op of boven 1/4e gedeelte van de oppervlakte van het graf een hoogte is toegestaan van maximaal 150 cm.

  • c.

    3e klasgraven:

  • ·

    lengte max. 230 cm

  • ·

    breedte max.130 cm

  • ·

    hoogte max. 40 cm, met dien verstande dat op of boven 1/4e gedeelte van het graf een hoogte is toegestaan van maximaal 150 cm.

  • d.

    4e klasgraven:

  • ·

    lengte max. 200 cm

  • ·

    breedte max. 100 cm,

  • ·

    hoogte max. 40 cm, met dien verstande dat op of boven 1/4e gedeelte van het graf een hoogte is toegestaan van maximaal 150 cm.

  • 6.

    Op de oude klasse-afdelingen van de Rijksmonumentale begraafplaats op de Soerenseweg en van begraafplaats Beekbergen dienen nieuw te plaatsen gedenktekens in harmonie te zijn met de aanwezige monumentale grafmonumenten. Daartoe worden speciale, per aanvraag te beoordelen, eisen gesteld aan het materiaalgebruik en kleurstelling van een gedenkteken:

  • a.

    als materiaal dient o.a. Belgisch hardsteen, marmer carrara ( gezoet), dolomiet groen, natuursteen (zwerfkei), impala graniet (gezoet) worden gebruikt;

  • b.

    de kleur dient zwart ( gepolijst en gezoet), wit of de kleurrange blauwgrijs tot zwart en terra bruin te zijn.

Artikel 4 Slotbepalingen

  • 1.

    Deze nadere regels treden in werking op PM

  • 2.

    Zij kunnen worden aangehaald als: ‘Voorschriften gedenktekens 2018’.

Vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Apeldoorn op 22-11-2018