Parkeerverordening 2013

Geldend van 01-01-2013 t/m heden

Intitulé

Parkeerverordening 2013

De raad van de gemeente Beverwijk;

gezien het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 18 september 2012, nummer 2012/44466;

gehoord de commissie Algemeen Bestuur, Veiligheid en Middelen, Onderwijs, Sociale Zaken, Cultuur en Welzijn en Ruimte, Economie en Stadsbeheer d.d. 16 oktober 2012

gelet op artikel 149 van de Gemeentewet en artikel 2a van de Wegenverkeerswet 1994;

besluit:

vast te stellen de:

PARKEERVERORDENING 2013.

Afdeling I. DEFINITIES EN BEGRIPSOMSCHRIJVINGEN

Artikel 1

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    RVV 1990: het Reglement verkeersregels en verkeerstekens1990;

  • b.

    motorvoertuigen: hetgeen daaronder wordt verstaan in het RVV 1990 met inbegrip van brommobielen, zoals bedoeld in artikel 1 onder ia van het RVV 1990;

  • c.

    parkeren: het gedurende een aaneengesloten periode doen of laten staan van een motorvoertuig, anders dan gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt tot het onmiddellijk in- of uitstappen van personen dan wel het onmiddellijk laden of lossen van goederen, op binnen de gemeente gelegen voor het openbaar verkeer openstaande terreinen of weggedeelten, waarop dit doen of laten staan niet ingevolge een wettelijk voorschrift is verboden;

  • d.

    houder: degene op wiens naam het voor het motorrijtuig opgegeven kenteken ten tijde van het parkeren was ingeschreven in het krachtens de Wegenverkeerswet 1994 aangehouden register van opgegeven kentekens;

  • e.

    parkeerapparatuur: parkeermeters, parkeerautomaten met inbegrip van verzamelparkeermeters en hetgeen naar maatschappelijke opvatting overigens onder parkeerapparatuur wordt verstaan;

  • f.

    parkeerapparatuurplaats: een parkeerplaats waarvoor parkeerbelasting wordt geheven door middel van parkeerapparatuur;

  • g.

    belanghebbendenplaats: een parkeerplaats die

  • a. is aangeduid met bord E9 of E10 uit bijlage 1 van het RVV 1990, of

  • b. gelegen is binnen een zone aangeduid met bord E9 of E10 uit bijlage 1 van het RVV 1990 met het opschrift zone, voor zover deze plaats niet is uitgezonderd;

  • h.

    vergunning: een door het college verleende vergunning, krachtens welke het is toegestaan een motorvoertuig te parkeren op daartoe aangewezen parkeerapparatuur- of belanghebbenden-, en/of blauwe zone plaatsen;

  • i.

    digitale parkeervergunning: een vergunning als bedoeld onder artikel 1 h, echter op digitale wijze verleend.

  • j.

    vergunninghouder: de natuurlijke persoon of rechtpersoon aan wie een vergunning is verleend.

  • k.

    autodate: het herhaald en opeenvolgend gezamenlijk gebruik maken van motorvoertuigen op grond van een overeenkomst tussen natuurlijke personen en aanbieder of tussen natuurlijke personen uit meer dan één huishouden;

  • l.

    autodateplaats: een parkeerplaats aangewezen voor een motorvoertuig bestemd voor autodate;

  • m.

    parkeerticket: het betalingsbewijs van een parkeerbelasting afkomstig uit de aldaar aanwezige parkaarapparatuur;

  • n.

    blauwe zone plaats: parkeerplaats gelegen in een blauwe zone waarop een tijdsduurbeperking van kracht is (zone aangeduid met bord E10 van bijlage 1 van het RVV 1990);

  • o.

    blauwe zone vergunning: een ontheffing artikel 87 van het RVV 1990 voor het parkeren op een blauwe zone plaats.

Afdeling II. PLAATSEN VOOR VERGUNNINGHOUDERS, VERGUNNINGEN EN VERGUNNINGBEWIJZEN

Artikel 2

  • 1. Het college kan, bij openbaar te maken besluit, weggedeelten aanwijzen die bestemd zijn voor het parkeren door vergunninghouders. Het college kan hierbij onderscheid maken in de categorieën als bedoeld in artikel 3, derde lid.

  • 2. Het college kan, bij openbaar te maken besluit, de tijdstippen vaststellen waarop het parkeren alleen aan vergunninghouders is toegestaan.

Artikel 3

  • 1. Het college kan op een daartoe strekkende aanvraag een vergunning verlenen voor het parkeren op belanghebbendenplaatsen, parkeerapparatuurplaatsen en/of blauwe zone plaatsen.

  • 2. Het college kan regels stellen voor het aanvragen en verlenen van een vergunning.

  • 3. Een vergunning kan worden verleend aan:

    • a.

      een eigenaar of houder van een motorvoertuig die woont in eengebied waar belanghebbendenplaatsen, blauwe zone plaatsen of mede door vergunninghouders te gebruiken parkeerapparatuurplaatsen aanwezig zijn;

    • b.

      een eigenaar of houder van een motorvoertuig die een beroep of bedrijf uitoefent in een gebied waar belanghebbendenplaatsen, blauwe zone plaatsen of mede door vergunninghouders te gebruiken parkeerapparatuurplaatsen aanwezig zijn en die aantoont dat het in het belang van diens beroep- of bedrijfsuitoefening noodzakelijk is in dat gebied een motorvoertuig te parkeren;

    • c.

      een eigenaar of houder van een motorvoertuig bestemd voor autodate, waarvan de autodateplaats is gelegen in een gebied waar belanghebbendenplaatsen, blauw zone plaatsen of mede door vergunninghouders te gebruiken parkeerapparatuurplaatsen aanwezig zijn;

    • d.

      een eigenaar of houder van een motorvoertuig die tevens een vaste standplaats heeft op de weekmarkt te Beverwijk;

    • e.

      een bewoner in het gebied waar belanghebbendenplaatsen, blauwe zone plaatsen of mede door vergunninghouders te gebruiken parkeerapparatuurplaatsen aanwezig zijn, ten behoeve van zijn of haar bezoek en/of ten behoeve van mantelzorg;

    • f.

      huisartsen, verloskundigen en bepaalde professionele zorgverleners die spoedeisende hulp verlenen aan patiënten in gereguleerd gebied;

    • g.

      een eigenaar of houder van een motorvoertuig (algemene dag-, week-, maand- en jaarvergunningen).

  • 4. Het college kan in bijzondere gevallen een vergunning ook verlenen aan een eigenaar of houder van een motorvoertuig die niet behoort tot de categorie personen als benoemd in het derde lid.

  • 5. Het college kan een maximum aantal uit te geven vergunningen per aaneengesloten gebied en per categorie vaststellen.

  • 6. Het college kan aan een vergunning voorschriften en beperkingen verbinden die strekken tot bescherming van het belang van een goede verdeling van de beschikbare parkeerruimte. Aan een vergunning voor categorie III kan het college voorschriften en beperkingen verbinden die strekken tot bescherming van het belang van het voorkomen of beperken van door het verkeer veroorzaakte overlast, hinder of schade alsmede de gevolgen voor het milieu, bedoeld in de Wet milieubeheer, waaronder mede wordt begrepen het stimuleren van selectief autogebruik.

Artikel 4

  • 1. Het college beslist binnen vier weken na ontvangst van een aanvraag voor een vergunning.

  • 2. Het college kan de in het eerste lid genoemde termijn met ten hoogste vier weken verlengen. Van een verlenging van deze termijn wordt de aanvrager schriftelijk in kennis gesteld.

Artikel 5

  • 1. Een vergunning wordt voor ten hoogste twaalf kalendermaanden verleend.

  • 2. De vergunning bevat in ieder geval de volgende gegevens:

    • a.

      de periode waarvoor de vergunning geldt;

    • b.

      het gebied waarvoor de vergunning geldt;

    • c.

      het kenteken van het motorvoertuig waarvoor de vergunning is verleend.

Artikel 6

Het college kan een vergunning intrekken of wijzigen:

  • a.

    op verzoek van de vergunninghouder;

  • b.

    wanneer de vergunninghouder niet meer woonachtig is of geen beroep of bedrijf meer uitoefent in het gebied, waarvoor de vergunning is verleend;

  • c.

    wanneer er zich een wijziging voordoet in een van de omstandigheden die relevant waren voor het verlenen van de vergunning;

  • d.

    wanneer voor het betreffende gebied het stelsel van vergunningen komt te vervallen;

  • e.

    wanneer de vergunninghouder niet of niet tijdig aan zijn betalingsverplichting voor zijn vergunning heeft voldaan;

  • f.

    wanneer de vergunninghouder handelt in strijd met de aan de vergunning verbonden voorschriften;

  • g.

    wanneer blijkt dat bij de aanvraag van de vergunning onjuiste gegevens zijn verstrekt;

  • h.

    om redenen van openbaar belang;

  • i.

    wanneer in strijd met het bepaalde in artikel 7 lid 2 wordt gehandeld;

  • j.

    wanneer er geen sprake meer is van een autodateplaats;

  • k.

    wanneer de eigenaar of houder geen vast standplaats meer heeft op de weekmarkt in Beverwijk;

  • l.

    wanneer er geen sprake meer is van uitoefening van het beroep waarin professionele zorgverleners spoedeisende hulp verlenen aan patiënten in gereguleerd gebied;

  • m.

    wanneer er geen sprake meer is van mantelzorg.

Afdeling III. VERBODSBEPALINGEN

Artikel 7

  • 1. Het is verboden gedurende de tijden waarop het parkeren op een belanghebbendenplaats of een autodateplaats slechts aan vergunninghouders is toegestaan aldaar een motorvoertuig te parkeren of geparkeerd te houden:

    • a.

      zonder vergunning;

    • b.

      zonder dat het motorvoertuig duidelijk zichtbaar is voorzien van de voor dat motorvoertuig afgegeven vergunning;

    • c.

      in strijd met de aan de vergunning verbonden voorschriften.

  • 2. Het is verboden om de vergunning oneigenlijk te (laten) gebruiken, te kopiëren, dan wel op enige andere wijze te (laten) reproduceren of om er eigenmachtig wijzigingen op aan te brengen.

  • 3. Het college kan ontheffing verlenen van het bepaalde in het eerste lid van dit artikel.

Artikel 8

Het is verboden parkeerapparatuur op andere wijze of met andere middelen, dan wel met andere munten dan die welke in de kennisgeving op de parkeerapparatuur staan aangegeven in werking te stellen.

Artikel 9

  • 1. Het is verboden om enig voorwerp, niet zijnde een motorvoertuig, te plaatsen of te laten staan:

    • a.

      op een parkeerapparatuurplaats;

    • b.

      op een belanghebbendenplaats;

    • c.

      op een autodateplaats.

  • 2. Het is verboden een fiets, een bromfiets of enig ander voorwerp op zodanige wijze tegen of bij parkeerapparatuur te plaatsen of te laten staan, dat daardoor een normaal gebruik daarvan wordt belemmerd of verhinderd.

  • 3. Het college kan ontheffing verlenen van het bepaalde in het eerste lid van dit artikel.

Afdeling IV. STRAFBEPALING

Artikel 10

Overtreding van het bepaalde in afdeling III van deze verordening wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste een maand of geldboete van de eerste categorie.

Afdeling V. OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 11

Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast de door het college aangewezen personen.

Artikel 12

Deze verordening wordt aangehaald als: Parkeerverordening 2013.

Artikel 13

  • 1. Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2013.

  • 2. Bij inwerkingtreding van deze verordening vervalt de Parkeerverordening Gemeente Beverwijk 2010, zoals deze is vastgesteld bij besluit van 29 oktober 2009

Ondertekening

Beverwijk, 6 november 2012
de raad voornoemd,
de griffier, de voorzitter,