Beleidsregel van de burgemeester van de gemeente Westland houdende regels omtrent lijkbezorging Beleidsregels Wet op de lijkbezorging gemeente Westland

Geldend van 11-05-2018 t/m heden

Intitulé

Beleidsregels Wet op de lijkbezorging gemeente Westland

De burgemeester van gemeente Westland;

gelet op artikel, 20, 21 en 22 van de Wet op de lijkbezorging;

besluit:

vast te stellen de Beleidsregels Wet op de lijkbezorging gemeente Westland

Artikel 1 Begripsbepaling

In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

  • a.

    de Wlb: de Wet op de lijkbezorging;

  • b.

    lijk: het lichaam van een overledene of doodgeborene;

  • c.

    lijkbezorging: het verzorgen van een uitvaart;

  • d.

    overledene: onder overledene wordt verstaan wat hierover in de Wet op de lijkbezorging staat beschreven;

  • e.

    nabestaande: bloed- of aanverwant in de eerste graad;

  • f.

    erfgenaam: persoon aan wie volgens wet of testament (een deel van) de erfenis wordt nagelaten door de overledene;

  • g.

    beheerder: de ambtenaar die belast is met de dagelijkse leiding van de begraafplaats(en) of degene die hem vervangt;

  • h.

    asbus: een bus ter berging van as van een overledene.

Artikel 2 Melding van overlijden

  • 1. De opdracht tot uitvaart wordt uiterlijk op de vierde werkdag na het overlijden gegeven.

  • 2. Als na melding van overlijden niet duidelijk is of en zo ja, wie opdracht geeft tot lijkbezorging, maakt de gemeente met de uitvaartverzorger de afspraak zorg te dragen voor het verplaatsen van de overledene, en het realiseren van de eerste verzorging.

Artikel 3 Onderzoek naar nabestaanden

  • 1. Het onderzoek naar de eventuele nabestaanden strekt zich bij de gemeente niet verder uit dan tot en met de 1e graad van bloed- en aanverwantschap

  • 2. De gemeente verricht geen bovenmatige inspanningen om nabestaanden op te sporen.

Artikel 4 Onderzoek naar verhaalmogelijkheden

  • 1. De gemeente kan een huisbezoek afleggen als er geen opdracht voor de uitvaart is gegeven door nabestaanden.

  • 2. De woonruimte van de overledene wordt betreden door twee daartoe gemachtigde ambtenaren van de gemeente, een en ander in overleg met de eventuele verhuurder

  • 3. De gemeente beperkt de beheersmaatregelen tot het veiligstellen van bezittingen, waaruit de uitvaart kan worden bekostigd.

  • 4. De gemeente schakelt een notaris in als er sprake is van bezittingen met een verwachte waarde van meer dan €5.000,00.

Artikel 5 Testament

  • 1. De gemeente onderzoekt of er sprake is van een testament.

  • 2. De gemeente schakelt een notaris in als er sprake is van een testament.

Artikel 6 Verzoek nabestaanden de uitvaart te regelen

  • 1. Indien er nabestaanden met de 1e graad van bloed- en aanverwantschap bekend zijn, dan verzoekt de gemeente de nabestaanden de uitvaart te verzorgen.

  • 2. De gemeente benadert geen nabestaanden, die gedetineerd zijn of in het buitenland wonen, waar niet mee te communiceren is.

  • 3. De gemeente dient uiterst terughoudend te zijn in het regelen en verzorgen van de uitvaart.

Artikel 7 Rondom de uitvaart

  • 1. De gemeente besteedt onderhands aan bij de keuze van een uitvaartondernemer.

  • 2. De gemeente geeft de uitvaartondernemer de opdracht te onderzoeken of er sprake is van een naturaverzekering en deze gelden, indien van toepassing, te innen en te verrekenen met de uitvaartfactuur.

  • 3. De gemeente houdt alleen rekening met de door de overledene vastgelegde wens over de wijze van lijkbezorging voor zover dit begraven, cremeren of ter beschikking stellen van de wetenschap omvat.

  • 4. De gemeente gaat, indien de identiteit van de overledene bekend is en een concrete aanwijzing over de wens van de overledene ontbreekt, over tot cremeren.

  • 5. De gemeente hanteert het uitgangspunt van de wet inzake een sobere maar respectvolle lijkbezorging.

  • 6. De gemeente vergoedt in beginsel de volgende kosten:

    • a.

      overbrengen overledene van plaats van overlijden naar mortuarium;

    • b.

      huur ‘bewaarplaats’ in mortuarium;

    • c.

      ‘kisten’ overledene;

    • d.

      aanschaf eenvoudige kist;

    • e.

      verzorgen noodzakelijke formaliteiten (zoals verklaring van overlijden);

    • f.

      indien nodig rouwauto op de dag van de uitvaart;

    • g.

      bewaren as in asbus gedurende een maand en asverstrooiing op het terrein van het crematorium;

    • h.

      bij begrafenis: begraven in algemeen graf, zonder grafmonument.

Artikel 8 Na de uitvaart

  • 1. De gemeente verhaalt de kosten van de uitvaart eerst op gelden en bezittingen die bij de overledene zijn aangetroffen, dan op de nalatenschap en vervolgens op de nabestaanden als de gelden, bezittingen en nalatenschap een onvoldoende waardevertegenwoordigen.

  • 2. De gemeente maakt geen gebruik van de bevoegdheid om te verhalen op nabestaanden indien verhaal een ernstige inbreuk op de levenssfeer van die nabestaanden teweegbrengt.

  • 3. De gemeente verhaalt de kosten, die gemaakt moeten worden om de bezittingen veilig te stellen, op de nalatenschap en/of de nabestaanden.

  • 4. Als er sprake is van een onbeheerde nalatenschap, dan gaat de gemeente zelf over tot invordering en verhaal van kosten van lijkbezorging.

Artikel 9 Beslissingsbevoegdheid

In de gevallen waarin deze beleidsregels niet voorzien of in geval van verschil van mening over de uitleg van een beleidsregel, beslist de burgemeester.

Artikel 10 Citeertitel

Deze beleidsregels worden aangehaald als: Beleidsregels Wet op de lijkbezorging gemeente Westland.

Artikel 11 Inwerkingtreding en intrekking

  • 1. Deze beleidsregels treden in werking op de dag na bekendmaking.

  • 2. De uitvoeringsrichtlijn artikel 20 tot en met 22 Wet op de lijkbezorging wordt ingetrokken op het moment dat de beleidsregels Wet op de lijkbezorging gemeente Westland in werking treden.

Ondertekening

Aldus vastgesteld op 1 mei 2018.
Burgemeester van Gemeente Westland,
de burgemeester,
A.M.A. van Ardenne-van der Hoeven

Toelichting Beleidsregels Wet op de lijkbezorging gemeente Westland

Artikel 1 Begripsbepaling

Geen toelichting nodig.

Artikel 2 Melding van overlijden

Omdat na het overlijden de lijkbezorging uiterlijk op de zesde werkdag na het overlijden plaats moet vinden (artikel 16 Wlb), wordt de opdracht tot uitvaart doorgaans uiterlijk op de vierde werkdag na het overlijden gegeven.

In artikel 16 Wlb is deze maximale termijn van zes werkdagen gesteld. Onder bijzondere omstandigheden is het mogelijk om daarvan af te wijken. De burgemeester is bevoegd om een andere termijn (artikel 17 Wlb) te stellen na raadpleging van een arts. Dit kan bijvoorbeeld aan de orde zijn bij een vermoeden van een niet-natuurlijke dood of bij ontbrekende duidelijkheid over de identiteit van de overledene.

De mogelijkheid van de wettelijke termijn af te wijken is niet bedoeld voor die gevallen waarbij het onderzoek naar mogelijke nabestaanden nog niet is afgerond binnen de termijn. Om die reden is de wettelijke termijn per 1 januari 2010 verlengd tot zes werkdagen (was vijf dagen).

Het is ongewenst om de overledene langere tijd op de plek van overlijden te laten liggen. Vooral bij bepaalde weeromstandigheden en bij overlijden in de openbare ruimte zal het vaak gewenst zijn om het lichaam van de overledene zo spoedig mogelijk te verplaatsen naar een discretere locatie.

Als na melding niet duidelijk is of en zo ja, wie opdracht geeft tot lijkbezorging, wordt met de uitvaartverzorger de afspraak gemaakt zorg te dragen voor het verplaatsen van de overledene en in eerste instantie alleen de eerste verzorging (weghalen overledene en conserveren in mortuarium) te realiseren en nog niet de volledige uitvaart. Dat geeft tevens tijd en ruimte voor onderzoek naar de nabestaanden en overleg met hen over de lijkbezorging.

Artikel 3 Onderzoek naar nabestaanden

Uitgangspunt van de Wlb is dat nabestaanden zorg dragen voor de uitvaart. De Wlb is een ‘vangnet’ als er geen opdracht wordt gegeven, omdat nabestaanden ontbreken of weigeren de uitvaart te regelen. Er wordt dus nagegaan of er nabestaanden zijn, voordat de gemeente een taak heeft. Aan de hand van bijvoorbeeld de registers van de burgerlijke stand wordt een overzicht gemaakt van de directe nabestaanden. Zij worden zoveel mogelijk telefonisch benaderd met het verzoek zorg te dragen voor de uitvaart. Daarnaast zal de gemeente een aangetekende brief uitreiken aan de nabestaande(n).

Om te bepalen welke nabestaanden het eerst in beeld komen, wordt bij de erfrechtelijke rangorde aangesloten (zie artikel 4:10-12 BW). Het onderzoek naar de nabestaanden strekt zich bij de gemeente Westland niet verder uit dan tot en met de 1e graad van bloed- en aanverwantschap. In hoofdlijnen komt deze bepaling in het BW op het volgende neer:

  • a.

    de echtgenoot/echtgenote of (geregistreerde) partner;

  • b.

    (adoptie)kinderen;

  • c.

    (adoptie)ouders;

  • d.

    schoonouders, stiefouders en behuwd kinderen.

 

Zijn deze er niet, dan draagt de gemeente zorg voor de uitvaart.

 

Het onderzoek naar nabestaanden kan een tijdrovende klus zijn. Per geval wordt bepaald welke inspanningen daar voor geleverd worden en binnen welk tijdsbestek dat wordt gerealiseerd. Daarbij wordt in ogenschouw genomen dat lijkbezorging uiterlijk binnen zes werkdagen na het overlijden dient plaats te vinden.

 

Ten aanzien van het opsporen en benaderen van nabestaanden zijn in de Wlb geen wettelijke voorschriften vastgelegd. Zoals bij iedere wettelijke taak geldt ook in dit geval dat de gemeente zich moet gedragen als een redelijk handelende overheid en zich aan de algemene beginselen van behoorlijk bestuur moet houden, in dit verband voornamelijk het zorgvuldigheidsbeginsel.

 

Van de gemeente mogen geen bovenmatige inspanningen worden verwacht om nabestaanden op te sporen. Blijkt uit de inspanningen van de gemeente en het onderzoek na de melding dat er vermoedelijk geen opdracht zal worden gegeven door een nabestaande, dan geeft de gemeente zelf opdracht in het kader van de Wlb. De inspanningen die worden geleverd voor het opsporen en benaderen van nabestaanden worden geregistreerd, zodat het mogelijk is achteraf verantwoording af te leggen aan bijvoorbeeld alsnog opduikende nabestaanden over de geleverde inspanningen.

 

Naast de BRP (Basisregistratie Personen) staan de gemeente andere middelen ter beschikking om nabestaanden op te sporen. Ontving de overledene een uitkering of een voorziening van de gemeente, dan kan het uitkeringsdossier wellicht aanknopingspunten opleveren. Andere bronnen zijn: politie, maatschappelijk werk, Centraal Testamentenregister, andere uitkeringsinstanties, werkgever, buurtonderzoek, etc.

 

In een dossier wordt bijgehouden welke nabestaanden op welke wijze zijn gezocht en benaderd en wat hun reactie is geweest op een verzoek om voor de uitvaart zorg te dragen. Vanwege de vereiste spoed dienen de nabestaanden er op gewezen te worden binnen een zeer korte termijn te reageren op het verzoek de uitvaart ter hand te nemen.

 

Levert voorgaand onderzoek geen nabestaande(n) op, dan geeft de burgemeester opdracht voor de lijkbezorging.

 

Artikel 4 Onderzoek naar verhaalmogelijkheden

Indien werkelijk niemand in de lijkbezorging voorziet en daartoe dus geen enkel initiatief ondernomen wordt, dan dient de burgemeester daarvoor zorg te dragen. Als het lijk zich in een woning bevindt, kan de burgemeester of een ambtenaar van politie, voorzien van een last van de burgemeester, de woning binnentreden op grond van artikel 21 Wlb. Het huisbezoek is gericht op onderzoek naar geld en goederen, waaruit de kosten van de uitvaart vergoed kunnen worden. Zo kan uit in de woning aangetroffen bankafschriften blijken waar betrokkene een bankrekening heeft en of daar een positief saldo op staat.

 

In de Wlb staan geen regels over het bezoek aan de woonruimte van de overledene. Vaak wordt als grondslag voor binnentreden in de woonruimte aangevoerd dat de burgemeester verantwoordelijk is voor de openbare orde, veiligheid en volksgezondheid. Daarom kan hij op grond van artikel 172 Gemeentewet noodmaatregelen treffen, zoals het af laten sluiten van de woning of de gastoevoer.

 

Een huisbezoek kan dus afgelegd worden als er geen opdracht voor de uitvaart wordt gegeven door nabestaanden.

 

De Algemene wet op het binnentreden blijft onverkort van toepassing als in een concreet geval tot binnentreden van een woning wordt overgegaan. In die wet zijn de vormvoorschriften geregeld die in acht moeten worden genomen bij het binnentreden van een woonruimte. Dit betekent onder andere dat:

  • a.

    een schriftelijke machtiging door de burgemeester moet zijn afgegeven; (Dat is niet vereist bij voorkoming of bij bestrijding van ernstig en onmiddellijk gevaar voor de veiligheid van personen en/of goederen.)

  • b.

    terstond in de woning moet worden binnengetreden;

  • c.

    enkel kan worden binnengetreden door personen die bevoegd zijn verklaard;

  • d.

    binnentreden gebeurt met inachtneming van de overige ter zake geldende regels, zoals de legitimatieplicht en de verplichting om van het binnentreden een verslag op te maken.

 

Tijdens het huisbezoek wordt zorgvuldig te werk gegaan. De woonruimte wordt alleen betreden in het bijzijn van een collega, een en ander in overleg met de eventuele verhuurder (voor de sleutel). De ambtenaren van de gemeente Westland, die dergelijke huisbezoeken afleggen, zijn hiertoe gemachtigd door de burgemeester. De bevindingen worden direct na het bezoek in een rapportage vastgelegd.

 

Het beheer beperkt zich tot het veiligstellen van bezittingen waaruit de uitvaart kan worden bekostigd, zoals belangrijke documenten uit de administratie (uitvaartverzekering, bankafschriften, verzekeringspolissen e.d.):

  • a.

    testament;

  • b.

    contant geld;

  • c.

    antiek.

 

In de regel wordt een notaris ingeschakeld als de bezittingen van de overledene naar verwachting een waarde hebben van meer dan €5.000,00, als bijvoorbeeld uit bankafschriften blijkt dat er gelden zijn die dat bedrag te boven gaan. Een notaris kan een uitgebreid nabestaandenonderzoek doen (tot de zesde graad) en kan eventueel door tussenkomst van schuldeisers of het Openbaar Ministerie bij de Rechtbank een vereffenaar laten aanwijzen, die de afwikkeling verzorgt.

Blijkt dat de overledene een vermogen nalaat, zonder dat er een testament is, dan wordt in overleg met de notaris besloten hem te belasten met afwikkeling van de nalatenschap en/of de uitvaart.

 

Artikel 5 Testament

De aanwezigheid van een testament wordt onderzocht. Uit het testament kunnen nabestaanden naar voren komen en kan blijken dat er bepaalde vermogensbestanddelen of verplichtingen (legaten) aanwezig zijn, die van belang zijn voor de afwikkeling van de nalatenschap. Bovendien kan uit het testament blijken op welke wijze de uitvaart moet plaatsvinden.

 

Bij het Centraal Testamentenregister (CTR) in Den Haag kan (gratis) worden nagegaan of de overledene een testament heeft laten opmaken. Vervolgens wordt die informatie schriftelijk bevestigd. De hiervoor benodigde aanvraagformulieren worden opgevraagd bij het Ministerie van Justitie, directie Bestuurszaken. Bij het aanvraagformulier moet een akte van overlijden worden bijgevoegd. Zie ook: www.centraaltestamentenregister.nl.

 

Als er een testament is, wordt een notaris ingeschakeld. Deze is belast met de uitvoering van het testament. Dat kan soms ook met zich meebrengen dat de notaris de uitvaart verzorgt en zorg draagt voor de afwikkeling van de nalatenschap. Als de gemeente voor de uitvaart zorg draagt, kan de gemeente de kosten hiervan bij de notaris indienen.

 

Artikel 6 Verzoek nabestaanden de uitvaart te regelen

Als na onderzoek blijkt dat er wel nabestaanden zijn, dan worden zij verzocht de uitvaart ter hand te nemen. De gemeente tracht alle nabestaanden met de 1e graad van bloed- en aanverwantschap telefonisch te benaderen.

 

Hoewel de nabestaanden niet verplicht zijn om de uitvaart te regelen, is het uitgangspunt van de Wlb wel dat de uitvaart een particuliere verantwoordelijkheid is. Nabestaanden kunnen daarop worden gewezen en met klem worden verzocht hun verantwoordelijkheid te nemen.

 

Soms is het niet realistisch nabestaanden te vragen de uitvaart op zich te nemen. Nabestaanden kunnen gedetineerd zijn of in het buitenland woonachtig zijn. De gemeente benadert in dergelijke gevallen de nabestaanden niet en gaat zelf over tot lijkbezorging, tenzij het buitenland een land vlakbij Nederland betreft waar goed mee te communiceren is. In dat geval wordt wel geprobeerd telefonisch contact te krijgen met nabestaanden.

 

Aarzelen nabestaanden om de uitvaart te verzorgen vanwege de financiële consequenties, dan kan eventueel bijzondere bijstand in het vooruitzicht worden gesteld als het gaat om mensen met een laag inkomen.

 

Vanwege de vereiste spoed moeten de nabestaanden snel beslissen over het al dan niet regelen van de uitvaart. Dit dient schriftelijk te worden bevestigd of eventueel via de email en wel binnen twee dagen. Voor een dergelijk korte termijn wordt gekozen, omdat de overledene in beginsel uiterlijk op de zesde werkdag na overlijden begraven of gecremeerd moet zijn.

 

Geven de nabestaanden niet ondubbelzinnig aan dat zij de uitvaart ter hand nemen, dan is de burgemeester verantwoordelijk.

 

Als geen opdracht door de nabestaanden wordt gegeven, dan wordt daarover gerapporteerd. Duiken er na de uitvaart alsnog nabestaanden op, dan worden de kosten waar mogelijk op deze nabestaanden verhaald voor zover de nalatenschap niet toereikend is.

 

De artikelen 21 en 22 van de Wet op de lijkbezorging zijn primair bedoeld om de lijkbezorging te regelen van mensen zonder nabestaanden, waarbij niemand in actie kan komen. Is er wel een opdrachtgever (bijvoorbeeld een huisarts), dan is die verantwoordelijk voor de kosten. De artikelen zijn niet bedoeld om financiële problemen van mensen/nabestaanden op te lossen. Daarom dient de gemeente een ontmoedigingsbeleid te voeren.

 

Artikel 7 Rondom de uitvaart

Als er geen opdracht wordt gegeven voor de uitvaart moet de gemeente waar de overledene zich bevindt, hiervoor zorgen. De gemeente schakelt een uitvaartondernemer in voor een sobere en respectvolle uitvaart. De gemeente geeft aan op welke wijze de uitvaart plaatsvindt.

 

Voor het verzorgen van de uitvaart kan een willekeurige uitvaartondernemer ingeschakeld worden. Met deze uitvaartondernemer worden duidelijke afspraken gemaakt over de verzorging van een sobere uitvaart. Het betreft incidentele losse opdrachten aan een uitvaartondernemer. Per opdracht wordt een offerte opgevraagd. De opdracht valt onder de toets van het inkoopbeleid van de gemeente Westland.

 

Als blijkt dat de overledene een uitvaartverzekering (of tegenwoordig ook wel een overlijdensrisico- of levensverzekering) heeft afgesloten, dan vraagt de gemeente de uitvaartonderneming deze gelden te innen en te verrekenen met de uitvaartfactuur. Dit doet overigens niets af aan de toepasselijkheid van de Wlb en de mogelijkheden om kosten te verhalen op de nalatenschap en/of de nabestaanden.

De burgemeester is verantwoordelijk voor de lijkbezorging en dient de wens van de overledene te respecteren voor wat betreft de wijze waarop dit plaatsvindt. Dit kan begraven, cremeren of ter beschikking stellen van de wetenschap zijn. Andere vormen zijn wettelijk gezien niet mogelijk. Ter beschikking stellen van de wetenschap kan slechts als de overledene dit uitdrukkelijk had vastgelegd (artikel 21, eerste lid Wlb).

 

Door middel van een codicil of testament kan de overledene aangeven welke vorm van lijkbezorging gekozen moet worden. Het is ook denkbaar dat op andere wijze de wens voor één van deze vormen is vastgelegd of uit andere bronnen deze wens blijkt. Ook dan zal met die wens rekening moeten worden gehouden. Daarnaast houdt de burgemeester rekening met eventuele niet uitgesproken wensen tot de lijkbezorging. Bijvoorbeeld wanneer de overledene aanhanger is van een religie die begrafenissen voorstaat, zal hij een begrafenis verzorgen.

 

Voor het overige is het voor de burgemeester moeilijk om een besluit te nemen als nabestaanden schermen met allerlei al dan niet uitgesproken wensen door de overledene. In dergelijke gevallen ligt het voor de hand dat de nabestaanden de uitvaart zelf verzorgen i.p.v. de burgemeester.

 

Zijn er geen concrete aanwijzingen over de wens van de overledene, dan wordt gekozen voor cremeren. Cremeren inclusief verstrooiing is tegenwoordig aanzienlijk goedkoper dan begraven.

 

Als de identiteit van een overledene niet direct kan worden achterhaald binnen de termijn van zes werkdagen, wordt de overledene begraven in een enkeldiep graf. Dit in verband met een eventuele opgraving voor nader onderzoek van het lijk. Als zich later nog nabestaanden melden, kunnen zij een eventuele herbegraving of crematie regelen.

 

De gemeente vergoedt enkel de kosten die vallen onder een sobere uitvaart. Alle overige denkbare zaken, die niet onder een sobere uitvaart vallen, komen niet voor rekening van de gemeente.

 

Bij een crematie wil dat zeggen dat de as van de overledene uitgestrooid wordt en de asbus niet wordt bijgezet. Het crematorium dient de as minimaal een maand te bewaren (artikel 59, eerste lid Wlb). Vervolgens kan de as ter beschikking worden gesteld aan nabestaanden of, als deze zich niet melden, worden uitgestrooid. Het uitstrooien van de as kan voor het eerst plaatsvinden na een maand na crematie. Dienen zich in deze tijd nabestaanden aan, dan kan de asbus aan hen ter beschikking worden gesteld op het moment dat de kosten van de crematie volledig door hen zijn betaald. Nabestaanden en andere relaties kunnen hierbij niets bepalen. Het is niet mogelijk om de verantwoordelijkheid te delen met derden (familieleden, kerkgenootshappen e.d.).

 

Artikel 8 Na de uitvaart

De kosten die worden gemaakt voor een sobere uitvaart, rekening houdend met de (vermoedelijke) wens van de overledene, komen in aanmerking voor verhaal. Vanuit het beginsel dat de lijkbezorging in eerste aanleg een particuliere verantwoordelijkheid is, wordt er in zijn algemeenheid van uitgegaan dat allerlei bijkomende kosten ook kunnen worden verhaald, voor zover deze, naar aard en omvang genomen, ‘redelijkerwijs’ zijn gemaakt.

 

De gemeente verhaalt de kosten van de uitvaart achtereenvolgens op de gelden en bezittingen die bij de overledene zijn aangetroffen, de nalatenschap en de nabestaanden.

 

Geld en goederen, die bij de overledene zijn aangetroffen na het overlijden, worden benut voor het bekostigen van de lijkbezorging (tenzij blijkt of aangenomen kan worden dat ze aan een ander toebehoren), zoals contanten in een portemonnee, die de overledene bij zich droeg op het moment van overlijden. Ook tot geld en goederen van de overledene behoren de contanten, waardepapieren of persoonlijke bezittingen, die na de uitvaart bij een eventueel huisbezoek in de woning van de overledene zijn aangetroffen. Geld, waardepapieren en sieraden worden door de bevoegde ambtenaar meegenomen en in bewaring gegeven aan de beheerder van de gemeentekluis. Er wordt rapport opgemaakt wat aan zaken in de kluis wordt opgeborgen. Persoonlijke bezittingen die een vermoedelijke waarde van meer dan €1.500,00 per stuk vertegenwoordigen en qua omvang te groot zijn om in de kluis gelegd te worden, worden door tussenkomst van de rechter in bewaring gegeven.

 

Als bij de overledene aangetroffen geld en goederen ontoereikend zijn om in de kosten van de uitvaart te voorzien dan verhaalt de gemeente in eerste instantie de kosten op de nalatenschap.

 

Onder nalatenschap wordt verstaan het geheel van bezittingen en schulden dat de overledene nalaat. Onder bezittingen vallen ook uitkeringen, die nog worden verstrekt na het overlijden en dergelijke. De schulden, die de overledene nalaat, vallen in beginsel in de nalatenschap (zoals belastingschulden en vorderingen van de gemeente ter zake van teveel verstrekte bijstand). Deze schulden dienen als eerste, naar gelang hun preferentie, uit de nalatenschap te worden voldaan.

Vervolgens worden bijvoorbeeld de uitvaartkosten uit de resterende nalatenschap betaald (zie artikel 4:7 eerste lid BW). De nalatenschap vormt, zolang deze niet is aanvaard, een van de erfgenamen afgescheiden vermogen. Na zuivere aanvaarding vloeit de nalatenschap, inclusief de schulden, samen met het vermogen van de betreffende erfgenaam. Dan is denkbaar dat de nalatenschap (eventueel beneficiair) aanvaard is of er een onbeheerde nalatenschap is.

 

Of er sprake is van een beneficiair aanvaarde of van een verworpen nalatenschap, kan worden nagevraagd bij de griffie van de rechtbank. Een beneficiair aanvaarde nalatenschap brengt met zich mee dat de erfgenamen niet persoonlijk aansprakelijk zijn voor schulden van de overledene als blijkt dat de nalatenschap ontoereikend is om de schulden te voldoen.

 

Van een onbeheerde nalatenschap is sprake als er na het overlijden:

  • a.

    geen erfgenamen zijn;

  • b.

    niet bekend is of er erfgenamen zijn;

  • c.

    de wel bekende erfgenamen de nalatenschap onbeheerd laten en een executeur, die de nalatenschap wel beheert, ontbreekt.

  •  

Is een nalatenschap beneficiair aanvaard of is er een onbeheerde nalatenschap (bijvoorbeeld omdat deze verworpen is door alle erfgenamen), dan wordt er vaak een vereffenaar benoemd. Deze is verantwoordelijk voor het voldoen van de schulden van de nalatenschap, waaronder ook de kosten van lijkbezorging. Bij een (beneficiair) aanvaarde nalatenschap, wordt deze taak ook wel uitgevoerd door een executeur testamentair (als er een testament is) of een erfgenaam. Deze kosten zijn schulden van de nalatenschap die daaruit met voorrang moeten worden voldaan (conform artikel 4:7 en artikel 4:184BW). Bezittingen, die door de gemeente in beheer zijn genomen (bijv. sieraden of waardepapieren), moeten aan de erfgenamen/notaris/vereffenaar overhandigd worden zodat ze te gelde kunnen worden gemaakt.

 

Het zuiver aanvaarden van een erfenis kan middels een notariële akte maar ook stilzwijgend, bijvoorbeeld door het gebruik van goederen van de nalatenschap. Beneficiaire aanvaarding (aanvaarding onder voorrecht boedelbeschrijving) en verwerping van de nalatenschap moeten middels een schriftelijke verklaring bij de rechtbank plaatsvinden. Gedurende drie maanden na het overlijden kan op goederen van de nalatenschap, die (nog) niet zuiver is aanvaard, geen verhaal worden genomen (artikel 4:185 eerste lid BW).

 

Verhaal op de nalatenschap brengt met zich mee dat de bezittingen van de overledene te gelde moeten worden gemaakt. Formeel gesproken kan de gemeente de kosten van lijkbezorging niet zelf invorderen of verhalen op de nalatenschap door bezittingen van de overledene te gelde te maken (verkoop bezittingen) of door uitgaven te verrekenen met inkomsten of vermogen van de overledene (bijv. banksaldi of uitkeringen) of door banken en verzekeringsmaatschappijen te verplichten tegoeden over te maken op rekening van de gemeente. De gemeente is immers niet benoemd tot vereffenaar van de nalatenschap en een executoriale titel ontbreekt. Toch is de praktijk dat veel gemeenten daar wel toe over gaan vanuit het perspectief dat de nalatenschap vaak onbeheerd zal blijven, dat het te gelde maken van bezittingen een effectieve manier van kostenverrekening is en dat het risico van een dergelijke handelwijze beperkt is. De gemeente Westland conformeert zich aan deze gedragslijn.

 

In dat geval worden vaak banksaldi opgevraagd en verzocht aanwezige positieve saldi over te boeken naar de gemeente. Soms vindt nog nabetaling van uitkeringen plaats, bijvoorbeeld opgebouwde vakantietoelage of overlijdensuitkeringen. Als de gemeente zelf uitkeringsverstrekker is, vindt verrekening plaats. Gaat het om een andere instantie, dan wordt wel verzocht uitkeringen naar de gemeente over te boeken. Verzekeringspolissen waarbij de overledene als begunstigde is aangemerkt, kunnen soms te gelde worden gemaakt etc.

 

Als de nalatenschap niet toereikend is om in de kosten voor lijkbezorging te voorzien, dan kunnen de (resterende) kosten worden verhaald op nabestaanden tot en met de 1e graad van bloed- en aanverwantschap, die tot onderhoud van de overledene verplicht zouden zijn geweest. Dit houdt in dat de kosten verhaald kunnen worden op:

  • a.

    de echtgenoot/echtgenote of (geregistreerde) partner;

  • b.

    kinderen;

  • c.

    ouders;

  • d.

    schoonouders, stiefouders en behuwd kinderen.

 

De kosten van een begrafenis of crematie behoren niet tot de noodzakelijke bestaanskosten van een overledene zelf, zodat bijstandsverlening voor deze kosten aan de overledene niet mogelijk is. De uitvaartkosten behoren tot de passiva (schulden) van de nalatenschap en komen voor rekening van de erfgenamen.

 

De erfgenamen kunnen ieder voor zich en op persoonlijke titel bijzondere bijstand aanvragen in hun woongemeente, voor zover hun erfdeel niet toereikend is en het hen aan middelen ontbreekt om hun aandeel in deze kosten te voldoen. Niet van belang is dat de nalatenschap eventueel beneficiair is aanvaard of verworpen.

 

De beleidsvrijheid om al dan niet te verhalen impliceert dat onder bijzondere omstandigheden kan/moet worden besloten niet tot verhaal over te gaan. Deze omstandigheden zijn situaties, waarin verhaal op de nabestaanden een ernstige inbreuk op de levenssfeer van die nabestaande(n) teweegbrengt. De algemene beginselen van behoorlijk bestuur zijn onverminderd van toepassing.

 

Artikel 9 Beslissingsbevoegdheid

Geen toelichting nodig.

 

Artikel 10 Citeertitel

Geen toelichting nodig.

 

Artikel 11 Inwerkingtreding

Geen toelichting nodig.