Regeling vervallen per 01-06-2024

Verordening loonkostensubsidie Participatiewet Stadskanaal 2018

Geldend van 01-05-2018 t/m 31-05-2024

Intitulé

Verordening loonkostensubsidie Participatiewet Stadskanaal 2018

De raad van de gemeente Stadskanaal;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 6 april 2018, nr. Z-17-037910/D/18/108538;

besluit:

gelet op artikel 6, tweede lid, van de Participatiewet;

gezien het advies van de Participatieraad;

vast te stellen de navolgende: Verordening loonkostensubsidie Participatiewet Stadskanaal 2018.

Artikel 1. Begrippen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • 1.

    college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Stadskanaal.

  • 2.

    Voor zover niet anders bepaald, worden begrippen in deze verordening gebruikt in dezelfde betekenis van de Participatiewet, de Algemene wet bestuursrecht of de Gemeentewet.

Artikel 2. Vaststelling wie tot doelgroep loonkostensubsidie behoort

  • 1.

    Het college stelt vast of een persoon behoort tot de doelgroep loonkostensubsidie.

  • 2.

    Hierbij neemt het college de volgende criteria in acht:

Artikel 3. Vaststelling loonwaarde

Het college gebruikt de in de bijlage 1 omschreven wijze om de loonwaarde van een persoon vast te stellen.

Artikel 4. Onvoorzien en nadere regels

  • 1.

    In gevallen waarin deze verordening niet voorziet, beslist het college.

  • 2.

    Het college kan nadere regels stellen over de uitvoering van deze verordening.

Artikel 5. Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op 1 mei 2018.

Artikel 6. Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening loonkostensubsidie Participatiewet Stadskanaal 2018.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 23 april 2018.
De raad
de heer K. Willems de heer G. Borgesius
raadsgriffier plv. voorzitter

Bijlage 1

In artikel 10d, eerste lid, onderdeel a van de Participatiewet is bepaald dat als een persoon behoort tot de doelgroep loonkostensubsidie en een werkgever voornemens is een dienstbetrekking aan te gaan met die persoon, het college de loonwaarde van die persoon vaststelt met inachtneming van artikel 10d, vierde lid van de Participatiewet. Hiervoor is geen aanvraag vereist. Het college kan tevens in overleg met de werkgever vaststellen dat de vaststelling van de loonwaarde gedurende maximaal zes maanden achterwege kan blijven (artikel 10d, eerste lid, onderdeel b. van de Participatiewet en artikel 10d, vijfde lid van de Participatiewet. Als deze periode is verstreken, dan moet de loonwaarde worden vastgesteld De vastgestelde loonwaarde legt het college vast in een beschikking waartegen zowel de betrokken persoon als diens (potentiële) werkgever bezwaar en beroep kunnen instellen.

In Stadskanaal is afgesproken om de methode "Dariuz" te gebruiken. De methode van "Dariuz" wordt als goed, passend en volledig beschouwd De methode van "Dariuz" voldoet ook aan de eisen waaraan elke methode van loonwaardebepaling in ieder geval moet voldoen:

  • 1.

    De loonwaarde moet worden vastgesteld op basis van de feitelijke werkzaamheden van de medewerker en met inbreng van de werkgever.

  • 2.

    De methode waarmee de loonwaarde wordt bepaald, moet een beschreven objectieve methode zijn die door of onder verantwoordelijkheid van een deskundige wordt uitgevoerd. De voorwaarden zijn vastgelegd in de ministeriële Regeling "Loonkostensubsidie Participatiewet".

Bij de vaststelling van de loonwaarde moeten volgens de Regeling de volgende stappen worden gezet Vooraf:

  • 1.

    Heeft een werkgever de intentie om met betrokkene een dienstbetrekking aan te gaan als bedoeld in artikel 10d, eerste lid van de Participatiewet, of is hij al een dienstbetrekking aangegaan met forfaitaire loonkostensubsidie op grond van dat lid of is hij een dienstbetrekking aangegaan als bedoeld in artikel 10d, tweede lid van de Participatiewet?

  • 2.

    Heeft betrokkene al bij die werkgever gewerkt, bijvoorbeeld met proefplaatsing of werkervaringsplaats?

Stappen ter bepaling van de loonwaarde:

  • 1.

    Beoordeling vindt plaats op basis van de feitelijk uitgevoerde werkzaamheden door de werknemer op de werkplek, met werkgever.

  • 2.

    Vaststellen van de taken, die betrokkene kan verrichten en aandeel (percentage) van totale takenpakket.

  • 3.

    Vaststellen van de normfunctie van een werknemer zonder beperkingen.

  • 4.

    Vaststellen van de normen voor de prestaties op basis waarvan de loonwaarde wordt bepaald: tempo, kwaliteit, inzetbaarheid (prestatie van de persoon zonder beperkingen) per taak.

  • 5.

    Vaststellen van de afzonderlijke prestaties (in percentage van 4) op de bestanddelen, tempo, kwaliteit, inzetbaarheid, van betrokkene met beperkingen per taak.

  • 6.

    Vaststellen van de prestaties per taak in vergelijking met de prestatie van de persoon zonder beperkingen: het product van de prestaties op de bestanddelen, tempo, kwaliteit, inzetbaarheid, van betrokkene met beperkingen.

  • 7.

    Vaststellen van het loonwaardepercentage per taak door het aandeel van de taak in het totale takenpakket te vermenigvuldigen met de prestatie per taak (stap 6).

  • 8.

    Vaststellen van het totale loonwaardepercentage door de verschillende loonwaardepercentages per taak bij elkaar op te tellen en af te ronden.

Als een dienstbetrekking tot stand komt, verleent het college de loonkostensubsidie aan de werkgever met inachtneming van artikel 10d van de Participatiewet.