Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Westland houdende regels omtrent de rechtspositie van wethouders Verordening rechtspositie wethouders Westland 2018

Geldend van 29-03-2018 t/m heden

Intitulé

Verordening rechtspositie wethouders Westland 2018

De raad van de gemeente Westland:

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 16 januari 2018, betreffende de vaststelling van de Verordening voorzieningen wethouders Westland 2018 en de Verordening voorzieningen burgemeester Westland 2018;

gelet op het bepaalde in artikel 44, lid 2 en 3 en artikel 147 van de Gemeentewet en het bepaalde in het Rechtspositiebesluit wethouders;

besluit:

vast te stellen de verordening Rechtspositie wethouders Westland 2018

Hoofdstuk I Begripsbepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    Rechtspositiebesluit wethouders: het Koninklijk Besluit van 22 maart 1994, Stb. 243;

  • b.

    Regeling rechtspositie wethouders: de ministeriële regeling van 1 januari 2004, Stcrt. 41 als bedoeld in artikel 23 van het rechtspositiebesluit wethouders

  • c.

    Verplaatsingskostenregeling: het besluit van de minister van Binnenlandse Zaken van 20 oktober 1989, nr. AB87/74/U6DGMP/AV/FAR, Stcrt. 212;

  • d.

    Reisregeling Buitenland; het besluit van de Minister van Binnenlandse Zaken van 12 september 1994, nr. AD94/U1011, Stcrt. 181;

  • e.

    Gedragscode: Gedragscode voor het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Westland 2017;

  • f.

    Gemeentesecretaris: de secretaris; bedoeld in artikel 102 van de Gemeentewet

Hoofdstuk II Voorzieningen voor wethouders

Artikel 2 Reiskosten woon-werkverkeer

Wethouders hebben, indien de enkele reisafstand 10 km of meer bedraagt aanspraak op een vergoeding van de kosten woon-werkverkeer, bedoeld in artikel 23, eerste lid, onderdeel a, van het Rechtspositiebesluit wethouders, overeenkomstig artikel 3 van de Regeling rechtspositie wethouders.

Artikel 3 Dienstauto

Aan de leden van het college wordt geen dienstauto ter beschikking gesteld.

Artikel 4 Zakelijke reis- en verblijfskosten

Wethouders hebben aanspraak op een vergoeding van de reis- en verblijfkosten voor reizen gemaakt voor de uitoefening van het ambt, bedoeld in artikel 23, eerste lid, onderdeel b, van het Rechtspositiebesluit wethouders binnen en buiten het grondgebied van de gemeente, overeenkomstig artikel 4 van de Regeling rechtspositie wethouders.

Bij het gebruik van een taxi geldt dat dit alleen wordt ingezet indien dit redelijkerwijs noodzakelijk is en indien de bestemming van de reis zich buiten gemeentelijk grondgebied bevindt.

Artikel 5 Buitenlandse dienstreis

  • 1. Indien de wethouder in het gemeentelijk belang een reis buiten Nederland maakt worden de in redelijkheid gemaakte noodzakelijke reis- en verblijfkosten vergoed gelijk aan artikel 3 in samenhang met de bijbehorende tarieflijst van de Reisregeling buitenland van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

  • 2. Voor een reis in het gemeentelijk belang buiten Nederland, is vooraf toestemming van het college vereist.

  • 3. De wethouder die het voornemen heeft een buitenlandse dienstreis te maken, meldt dit voornemen (reisbestemming- en doel) voorafgaand aan de collegevergadering, conform de regels welke zijn vastgelegd in de Gedragscode van het college.

Artikel 6 Computer

  • 1. Wethouders aan wie op aanvraag een computer, bijbehorende apparatuur en software in bruikleen ter beschikking wordt gesteld, ondertekenen hiervoor een bruikleenovereenkomst met de gemeente.

  • 2. Aan wethouders aan wie geen computer, bijbehorende apparatuur en software ter beschikking is gesteld wordt door het college van burgemeester en wethouders op aanvraag voor de uitoefening van het wethouderschap een tegemoetkoming verleend voor de aanschaf of het gebruik van een eigen computer, bijbehorende apparatuur en software. Deze bedraagt voor de duur van het wethouderschap maandelijks 1/36e van de aanschafwaarde. Als de werkelijke aanschafwaarde hoger is dan de aanschafwaarde van de computer, bijbehorende apparatuur en software welke aan wethouders in bruikleen ter beschikking wordt gesteld, wordt uitgegaan van de laatstbedoelde aanschafwaarde.

  • 3. Een aanvraag om een tegemoetkoming als bedoeld in dit artikel wordt gedaan bij de gemeentesecretaris. De gemeentesecretaris beslist over de aanvraag op basis van bewijsstukken.

Artikel 7 Communicatieapparatuur

  • 1. Wethouders aan wie op aanvraag communicatieapparatuur in bruikleen ter beschikking wordt gesteld, ondertekenen hiervoor een bruikleenovereenkomst met de gemeente.

  • 2. Een aanvraag als bedoeld in dit artikel wordt gedaan bij de gemeentesecretaris. De gemeentesecretaris beslist over de aanvraag, overeenkomstig het eerste lid, op basis van bewijsstukken.

Artikel 8 Verhuis-, reis- en pensionkosten en tegemoetkoming dubbele woonlasten bij benoeming

  • 1. Wethouders die bij benoeming nog niet over woonruimte in de gemeente beschikken hebben aanspraak op een vergoeding van reis- en pensionkosten, dubbele woonlasten en verhuiskosten, bedoeld in artikel 22, eerste lid, onderdeel a en b, van het Rechtspositiebesluit wethouders, overeenkomstig de artikelen 1, 2 en 4a van de Regeling rechtspositie wethouders.

  • 2. Wethouders die bij benoeming nog niet over woonruimte in de gemeente beschikken hebben aanspraak op een vergoeding van:

    • a.

      reis- en pensionkosten, bedoeld in artikel 22, eerste lid, onderdeel a, van het Rechtspositiebesluit wethouders, overeenkomstig de artikelen 1 en 4a van de Regeling rechtspositie wethouders, en

    • b.

      dubbele woonlasten en verhuiskosten, bedoeld in artikel 22, eerste lid, onderdeel b, van het Rechtspositiebesluit wethouders, overeenkomstig de artikelen 2 en 4a van de Regeling rechtspositie wethouders.

Artikel 9 Aanwijzing van eindheffingsbestanddeel

  • 1. Als eindheffingsbestanddeel als bedoeld in artikel 31, eerste lid, onderdeel f, van de Wet op de loonbelasting 1964 worden aangewezen de vergoedingen, tegemoetkomingen en verstrekkingen genoemd in artikel 28a van het Rechtspositiebesluit wethouders.

  • 2. Als eindheffingsbestanddeel als bedoeld in artikel 31, eerste lid, onderdeel f, van de Wet op de loonbelasting 1964 worden verder aangewezen de vergoedingen, tegemoetkomingen en verstrekkingen, genoemd in paragraaf 3 van deze verordening, voor zover deze worden gerekend tot een vergoeding of verstrekking als bedoeld in artikel 31a, tweede lid, onderdelen a tot en met h, van de Wet op de Loonbelasting 1964.

Hoofdstuk III De procedure van declaratie

Artikel 10 Betaling vaste vergoedingen

De betaling van de vergoeding voor werkzaamheden, de bezoldiging voor de wethouders op grond van het Rechtspositiebesluit wethouders, de onkostenvergoedingen en declaraties geschiedt maandelijks of in maandelijkse termijnen als er sprake is van een vergoeding op jaarbasis, tenzij het Rechtspositiebesluit wethouders of de Regeling rechtspositie wethouders anders bepalen.

Artikel 11 Betaling van declaratie van onkosten

  • 1. De betaling van kosten die op grond van deze verordening voor vergoeding of tegemoetkoming in aanmerking komen vindt plaats door:

    • a.

      betaling uit gemeentelijke middelen, op basis van een rechtstreekse aan de gemeente toegezonden factuur, of

    • b.

      betaling vooruit uit eigen middelen, of

    • c.

      betaling met een gemeentelijke creditcard.

  • 2. Een aanvraag om een vergoeding van de onkosten als bedoeld in dit artikel gaat vergezeld van een declaratieformulier en bewijsstukken.

  • 3. Het declaratieformulier en de bewijsstukken worden binnen drie maandenna factuurdatum of betaling door de wethouder ingediend bij de gemeentesecretaris.

Artikel 12 Te onderscheiden onkosten

Naast de zaken die op grond van deze verordening voor vergoeding in aanmerking komen, zijn er andere soorten kosten die gedeclareerd kunnen worden (bv. abonnementen en vakliteratuur op de werkplek). Anderzijds is er de maandelijkse onkostenvergoeding, waarmee representatieve zaken betaald moeten worden. Met de declaratie- en onkostenvergoedingsregeling B&W gemeente Westland 2018 wordt dit onderscheid inzichtelijk gemaakt en vastgelegd.

Artikel 13 Gebruik creditcard

Voor de wethouders kan een collegecreditcard ter beschikking worden gesteld voor buitenlandse dienstreizen. De Gedragscode voor leden van het college van burgemeester en wethouders en de reisregeling Buitenland zijn van toepassing.

Hoofdstuk IV Citeertitel en inwerkingtreding

Artikel 14 Intrekking oude regeling

De verordening voorzieningen wethouders Westland 2007 (en alle eventueel nadien op die verordening aangebrachte wijzigingen) wordt op de dag van inwerkingtreding van deze verordening ingetrokken.

Artikel 15 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op 29 maart 2018.

Artikel 16 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening rechtspositie wethouders Westland 2018.

Ondertekening

Aldus besloten in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Westland van 20 februari 2018.
de griffier,
A.P.M.A.F Bergmans
de voorzitter,
A.M.A. van Ardenne – van der Hoeven

Toelichting

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

Wettelijke regelingen

In de wet en nadere regelgeving zijn alle van belang zijnde onderwerpen geregeld betreffende de rechtspositie van gemeentelijke politieke ambtsdragers. In de Gemeentewet is aangegeven dat de nadere invulling van de rechtspositie van wethouders, raads- en commissieleden alsmede de financiële voorzieningen moet worden geregeld bij of krachtens de wet (AMvB en ministeriële regeling). Deze nader regeling is vastgelegd in het Rechtspositiebesluit wethouders en het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden. In de Regeling rechtspositie wethouders zijn de (onkosten)vergoedingen voor wethouders nog nader uitgewerkt.

De vergoedingen en regelingen voor raads- en commissieleden en wethouders die bij of krachtens de wet (lees Gemeentewet, Rechtspositiebesluit of Regeling) dwingendrechtelijk geregeld zijn, zijn niet opgenomen in deze verordening. Dit betreft de vergoedingen voor:

  • 1.

    de raadsvergoeding voor raadsleden, de commissievergoeding voor commissieleden en de bezoldiging van wethouders

  • 2.

    de vaste maandelijkse netto onkostenvergoedingen voor raadsleden en wethouders;

  • 3.

    de toelage voor fractievoorzitters, leden van de vertrouwenscommissie als bedoeld in artikel 61 van de Gemeentewet, leden van de rekenkamerfunctie bedoeld in artikel 81oa van de Gemeentewet, dan wel van onderzoekscommissie zoals bedoeld in artikel 115a, derde lid, van de Gemeentewet;

  • 4.

    de toelage van het fractievoorzitterschap;

  • 5.

    de compensatiemaatregelen voor raads- en commissieleden als zij een WW, BWOO of arbeidsongeschiktheidsuitkering (WIA / WAO) hebben;

  • 6.

    de gevolgen van de vergoeding / bezoldiging bij overgang naar een lagere klasse in verband met vermindering van aantal inwoners;

  • 7.

    de voorzieningen bij ziekte en dienstongeval;

  • 8.

    de vergoeding voor de waarneming van het voorzitterschap van de gemeenteraad;

  • 9.

    de voorzieningen bij tijdelijk ontslag wegens zwangerschap en bevalling of ziekte;

  • 10.

    de tegemoetkoming in de ziektekosten;

  • 11.

    de voorzieningen voor raadsleden met een fysieke beperking;

  • 12.

    de bezoldiging van de wethouders;

  • 13.

    de voorzieningen in verband met bewaken en beveiligen;

  • 14.

    de contributie voor beroepsverenigingen.

 

Hoofdlijnen gemeentelijke verordening

In de verordening zijn alleen bepalingen opgenomen inzake de rechtspositie van wethouders zover die niet dwingend geregeld zijn in hogere wet- en regelgeving. De grondslag hiervoor is te vinden in de Gemeentewet en genoemde rechtspositiebesluiten.

 

Bij de laatste harmoniseringsoperatie, zie de circulaire van het Ministerie van BZK d.d. 27 juni 2014, betreffende de rechtspositiebesluiten voor decentrale politieke ambtsdragers zijn er wederom een aantal bepalingen imperatief in hogere wet- en regelgeving vastgelegd. De overweging hierbij is dat het bestuurlijk wenselijk is om de voorzieningen zoals vergoedingen, tegemoetkomingen en andere rechtspositionele aanspraken voor decentrale politieke ambtsdragers dwingendrechtelijk in hogere wet- en regelgeving vast te leggen om politieke discussies te voorkomen. Dit betekent dat er voor gemeenten minder ruimte is om lokaal bij verordening van wettelijke regelingen af te wijken.

 

Indien een gemeente besluit om bij verordening voorzieningen voor politieke ambtsdragers te regelen, zijn een aantal regels van belang. In artikel 44 van de Gemeentewet is bepaald dat buiten hetgeen bij of krachtens de wet is toegekend wethouders als zodanig geen inkomsten, in welke vorm dan ook, ten laste van de gemeente mogen ontvangen. Dit betekent dat de rechtspositionele aanspraken voor zittende wethouders uitsluitend te vinden zijn in respectievelijk de Gemeentewet, het Rechtspositiebesluit wethouders, de Regeling rechtspositie wethouders en deze verordening. Gewezen wethouders ontlenen hun aanspraak op een ontslaguitkering en pensioen aan de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers.

 

De arbeidsverhoudingen

Wethouders zijn ingevolge de Ambtenarenwet als benoemde bestuurders in openbare dienst aangesteld en vallen onder de werking van die wet. Echter de bepalingen over het materiële ambtenarenrecht uit de Ambtenarenwet zijn niet van toepassing op wethouders. De aanstelling in openbare dienst houdt voor de toepassing van de fiscale wetgeving in dat sprake is van een arbeidsverhouding die als dienstbetrekking wordt aangemerkt. Dit betekent dat wethouders direct onder de werking van de Wet op de loonbelasting 1964 vallen. Toch vallen wethouders niet onder de werking van werknemersverzekeringen, zoals de Werkloosheidswet (WW), Ziektewet (ZW) en Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen (WIA). In plaats daarvan voorziet de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers (Appa). De werkloosheidsuitkering na aftreden, invaliditeitsuitkering, pensioenopbouw en het (aanvullende) ouderdoms- en nabestaandenpensioen zijn voor wethouders geregeld in de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers (Appa).

 

De vergoedingensystematiek

Voor de uitoefening van het politieke ambt hoeven bestuurders niet het eigen inkomen aan te spreken. Een adequate vergoedingssystematiek is daarom van belang. Waar er functionele uitgaven zijn, verdient het aanbeveling terughoudend te zijn met een financieringswijze waarin de bestuurder deze functionele uitgaven uit eigen middelen vooruit betaalt en de gemeente deze uitgaven vervolgens terugbetaalt. Eigen middelen en publieke middelen moeten zo veel mogelijk gescheiden worden gehouden. Vanuit die overweging heeft het de voorkeur de functionele uitgaven direct in rekening te brengen bij de gemeente. Aan de mogelijkheid om zo nodig declaraties in te dienen zal echter behoefte blijven bestaan. De mogelijkheden voor declaratie worden nader geregeld in de modelverordening.

 

Controle en verantwoording

Voor de bestuurlijke uitgaven is – net als voor de besteding van alle andere publieke middelen – transparantie van groot belang. Daartoe dienen enerzijds inzichtelijke regels en richtlijnen die voor het vergoedingen- en voorzieningenstelsel gelden en anderzijds een duidelijke verantwoording van het daadwerkelijk gebruik. Op deze wijze kan worden voorkomen dat er onnodige discussies plaatsvinden omtrent het gebruik van onkostenregelingen of voorzieningen door gemeentebestuurders en over de eventueel verschuldigde belasting.

 

Dat is ook in hun belang omdat zij hun functie moeten kunnen uitoefenen zonder te worden gehinderd door onzekerheden omtrent de financiering van de functionele uitgaven. Daartoe is vereist dat er een zodanig sluitende financiële en administratieve organisatie is ingericht dat er vertrouwen kan bestaan omtrent de juistheid en rechtmatigheid van de uitgaven. In paragraaf 4 van deze verordening is in verband hiermee, in aanvulling op de in de beheers- en controleverordening vastgestelde regels, een aantal belangrijke procedures vastgelegd over rechtstreekse facturering van functionele uitgaven, declaratie van vooruitbetaalde kosten. Daarnaast moeten in de bruikleenovereenkomsten heldere afspraken vastgelegd over het gebruik van computer-, rand- en communicatieapparatuur die beschikbaar wordt gesteld voor de uitoefening van de politieke functie. In aanvulling hierop is een gedragscode ontwikkeld waarin nadere gedragsregels zijn vastgelegd.

       

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

 

Artikel 1 Begripsbepalingen

In dit artikel van deze verordening wordt verwezen naar een aantal begripsbepalingen uit de Rechtspositiebesluiten. Speciale aandacht verdient een lid van de commissie, die niet tevens lid is van de gemeenteraad of een ambtenaar die als zodanig tot lid van een commissie is benoemd overeenkomstig artikel 1, onderdeel e, van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden. Wat betreft de genoemde ambtenaren in deze bepaling lijkt de wetgever te doelen op de situatie dat ambtenaren van de griffie of gemeente raadscommissies organiseren, bijwonen en/of ondersteunen. Zij maken geen aanspraak op een vergoeding voor het bijwonen van commissievergaderingen. Deze werkzaamheden maken voor hen immers deel uit van hun ‘gewone’ werkzaamheden uit hoofde van hun aanstelling op grond van de Ambtenarenwet, waarvoor zij reeds loon ontvangen.

 

Artikel 2 Reiskosten woon-werkverkeer en artikel 4 Zakelijke reis- en verblijfkosten

Voor wethouders is een vergoeding voor het woon-werkverkeer geregeld overeenkomstig de bepalingen bij en krachtens artikel 22, eerste lid, onderdeel a, van het Rechtspositiebesluit wethouders en artikel 3 van de Regeling rechtspositie wethouders. Voor wat betreft de reiskosten woon-werkverkeer bestaat aanspraak op een volledige vergoeding van het openbaar vervoer (OV) of een netto bedrag van € 0,15 per kilometer, indien gebruik wordt gemaakt van de eigen personenauto. 

Voor wat betreft de zakelijke reis- en verblijfkosten bestaat aanspraak op een vergoeding overeenkomstig de bepalingen bij en krachtens artikel 22, eerste lid, onderdeel b, van het Rechtspositiebesluit wethouders en artikel 4 van de Regeling rechtspositie wethouders. Voor wat betreft gebruik van een eigen personenauto voor dienstreizen ontvangen wethouders een bedrag van € 0,28 per kilometer (zie artikel 4, onderdeel b, en artikel 5a, onder 1, van de Regeling rechtspositie wethouders).

 

Voor wat betreft dienstreizen gemaakt met het openbaar vervoer (OV) bestaat aanspraak op volledige vergoeding. Op grond van artikel 1, vierde lid, van de Regeling rechtspositie wethouders wordt onder openbaar vervoer (OV) verstaan de kosten van voor een ieder openstaand personenvervoer volgens een dienstregeling met een auto, bus, trein, metro, tram of via een geleidesysteem voortbewogen voertuig dan wel met een veerpont of een veerboot. Gemaakte tol- en parkeerkosten worden niet genoemd in de regeling en mogen daarom op grond van artikel 44, derde lid, van de Gemeentewet niet vergoed worden. Verblijfkosten zijn zakelijk gebruikte maaltijden en kosten voor overnachting.

 

De voor wethouders geregelde kilometervergoeding van reiskosten voor woon/werkverkeer en de vergoeding van reis- en verblijfkosten voor dienstreizen zijn aangewezen als eindheffingsbestanddeel. Voor zover de kilometervergoedingen voor woon/werkverkeer of reis en verblijfkosten fiscaal bovenmatig zijn, bestaat de mogelijkheid om het meerdere ten laste van de vrije ruimte te brengen.

 

Conform gemeentelijk beleid wordt binnen een straal van 10 km geen reiskostenvergoeding verstrekt, zowel niet bij het gebruik van de eigen personenauto als bij het gebruik van openbaar vervoer.

 

Artikel 3 Dienstauto

Dit is een “kan-bepaling” vanuit de modelverordening rechtspositie politieke ambtsdragers waarin wordt aangegeven dat aan collegeleden een dienstauto ter beschikking gesteld kan worden.

De raad van de gemeente Westland maakt hier geen gebruik van.

   

Artikel 5 Buitenlandse dienstreis

Bij buitenlandse dienstreizen in het gemeentelijk belang kunnen de aan de wethouder de in redelijkheid gemaakte werkelijke reis- en verblijfskosten worden vergoed. De tarieven in het voor het rijkspersoneel geldende reisbesluit buitenland zijn daarbij richtlijn. In de gedragscode integriteit burgemeester en wethouders gemeente Westland 2017 zijn nadere gedragsregels vastgesteld. Daarbij gaat het om expliciete besluitvorming in het college over buitenlandse reizen en over uitnodigingen daartoe op kosten van derden.

 

Artikel 6 Computer

In het Rechtspositiebesluit wethouders is geregeld dat de wethouder van de gemeente een computer in bruikleen krijgt verstrekt of een tegemoetkoming ontvangt voor de aanschaf of het gebruik van zijn eigen computer en bijbehorende randapparatuur. De tegemoetkoming is daarom niet in strijd met artikel 99 van de Gemeentewet. Deze aanspraken kunnen echter alleen worden verstrekt wanneer dat is vastgelegd in een verordening.

 

De verordening gaat ervan uit dat een computer (en randapparatuur) in bruikleen wordt verstrekt. In lid 1 is derhalve als eerste optie opgenomen dat de verstrekking van een computer (en randapparatuur) in bruikleen zal plaatsvinden. De leden 2 en 3 zijn opgenomen indien door de gemeente wordt gekozen voor een tegemoetkoming voor de aanschaf of gebruik van een computer. Een computer is een laptop, tablet of minicomputer. Een smartphone kwalificeert niet als computer en verstrekking of vergoeding van meerdere computers (laptop, tablet of minicomputers) is niet toegestaan. Bijbehorende apparatuur is apparatuur die is bestemd om aan de computer te worden gekoppeld om informatie uit te wisselen. Voorbeelden hiervan zijn een printer, scanner of een docking station. De randapparatuur moet voor het werk noodzakelijk zijn. Er wordt geadviseerd om in de bruikleenovereenkomst te bepalen dat de bruikleen van de computer en randapparatuur eindigt bij (eerdere) beëindiging van het wethouderschap of het raads- of commissielidmaatschap.

 

Indien de gemeente niet kiest voor bruikleen, maar voor de tegemoetkoming voor aanschaf of gebruik van een computer, dan is in de bepaling zodanig opgesteld dat de tegemoetkoming deze voldoet aan de regels voor het fiscale noodzakelijkheidscriterium. Een vaste maandelijkse vergoeding gedurende 36 maanden is namelijk gebaseerd op de afschrijvingsduur van de computer (en randapparatuur) en frustreert het noodzakelijkheidscriterium niet. De tegemoetkoming eindigt bij (eerdere) beëindiging van het wethouderschap of het raads- of commissielidmaatschap.

 

De griffier beoordeelt de aanvraag op basis van de aangeleverde bewijsstukken. Hieronder kunnen o.a. kostenspecificaties en facturen worden verstaan. Voor raadsleden die niet hebben geopteerd voor de loonbelasting geldt dat de vergoedingen en verstrekkingen naar de waarde in het economisch verkeer bij de aangifte inkomstenbelasting als opbrengst moeten worden verantwoord en dat de gemaakte kosten binnen de geldende randvoorwaarden als aftrekbare beroepskosten kunnen worden opgevoerd.

 

Artikel 7 Communicatieapparatuur

Als communicatieapparatuur zal in veel gevallen een mobiele telefoon verstrekt worden. Nadere voorwaarden betreffende de bruikleen worden in de bruikleenovereenkomst tussen de gemeente en de wethouder vastgelegd. Het model van die overeenkomst wordt door het college vastgesteld. Hierin kunnen afspraken gemaakt worden over het privé gebruik en het verhalen van de kosten daarvan op de wethouder. Hierbij ligt het voor de hand om in de bruikleenovereenkomst ook te bepalen dat bij beëindiging van het wethouderschap ook het gebruik van de communicatieapparatuur eindigt. Voor het gebruik van de privé mobiele telefoon waarmee de zakelijke belkosten in het abonnement gedeclareerd kunnen worden, is geen grondslag opgenomen in het Rechtspositiebesluit wethouders.

 

Artikel 8 Verhuis-, reis- en pensionkosten en tegemoetkoming dubbele woonlasten bij benoeming

Voor wethouders die bij benoeming nog niet over woonruimte in de ambtsgemeente beschikken kunnen een vergoeding van reis- en pensionkosten, een verhuiskostenvergoeding en eventueel een tegemoetkoming dubbele woonlasten ontvangen overeenkomstig de bepalingen bij en krachtens artikel 22, eerste lid, onderdeel b, van het Rechtspositiebesluit wethouders en de artikelen 1, 2 en 4a van de Regeling Rechtspositie wethouders. Voor wat betreft de pensionkostenvergoeding bestaat aanspraak op een maximale vergoeding van 18% van de maandelijkse bezoldiging tot maximaal drie jaar na benoemingsdatum. Voor wat betreft de reiskosten van het pension naar het werk gaat het om een volledige vergoeding van het openbaar vervoer (OV) of een netto bedrag van € 0,15 per kilometer, indien gebruik wordt gemaakt van de eigen personenauto. Bovendien mag de wethouder eenmaal per week een (gezins)bezoek aan de oude woning ten laste van de gemeente brengen.

 

Op grond van artikel 1, vierde lid, van de Regeling rechtspositie wethouders wordt onder openbaar vervoer (OV) verstaan de kosten van voor een ieder openstaand personenvervoer volgens een dienstregeling met een auto, bus, trein, metro, tram of via een geleidesysteem voortbewogen voertuig dan wel met een veerpont of een veerboot.

 

Voor wat betreft de verhuiskostenvergoeding bestaat binnen drie jaar na benoeming aanspraak op een volledige vergoeding van de kosten voor het transport van de bagage en de inboedel. Andere direct uit de verhuizing voortvloeiende kosten, waaronder begrepen de kosten van inrichting van de woning en tijdelijke opslag worden vergoed tot een maximum van € 5.818,46. De vergoedingen zijn tot maximaal € 7.750 onbelast, omdat zij in het deze verordening Rechtspositiebesluit wethouders zijn aangewezen als eindheffingsbestanddeel in de werkkostenregeling. Voor wat betreft een tegemoetkoming dubbele woonlasten bestaat aanspraak op een tegemoetkoming met een maximale vergoeding van 18% van de maandelijkse bezoldiging tot maximaal drie jaar na benoemingsdatum.

 

De voor wethouders geregelde kilometervergoeding van reiskosten voor verblijf naar werk zijn aangewezen als eindheffingsbestanddeel. Voor zover de kilometervergoedingen voor reis en verblijfkosten fiscaal bovenmatig zijn (meer dan € 0,19/km), bestaat de mogelijkheid om het meerdere ten laste van de vrije ruimte te brengen.

 

Artikel 9 Aanwijzing als eindheffingsbestanddeel

In het kader van de werkkostenregeling op grond van artikel 31a Wet Loonbelasting 1964 zijn een aantal netto-vergoedingen en verstrekkingen in de rechtspositiebesluiten en de verordening aangewezen als eindheffingsbestanddeel. De gemeente draagt in dat geval de loonbelasting. Anders worden deze door de Belastingdienst als loon gezien en moet hierover bij de politieke ambtsdragers loonbelasting worden ingehouden. In het kader van de werkkostenregeling kan in de financiële administratie worden aangegeven of verstrekkingen of vergoedingen onder de gerichte vrijstellingen, intermediaire kosten of onder de nihil waarderingen vallen. Gemeenten mogen daarnaast een verstrekking of vergoeding in de vrije ruimte- tot 1,2% fiscale loonsom- onderbrengen zonder fiscale consequenties. Indien de grens van 1,2% wordt overschreden, zal de gemeenten 80% eindheffing moeten betalen.

 

Artikelen 10 tot en met 13 Betaling en declaratie van onkosten

De betaling van kosten kan worden voorgeschoten uit eigen middelen en later gedeclareerd worden of de factuur wordt rechtstreeks naar de gemeente verstuurd, waarna de betaling rechtstreeks uit gemeentelijke middelen geschiedt. Hierbij gaat de voorkeur uit naar rechtstreeks facturering bij de gemeente.

 

Het verdient aanbeveling dat het college een formulier vaststelt waarmee wethouders gemaakte onkosten kunnen verantwoorden. Wethouders declareren hun kosten bij de gemeentesecretaris.

 

Voor de wethouders kan een collegecreditcard ter beschikking worden gesteld voor buitenlandse dienstreizen. Hiermee kunnen zij zakelijke uitgaven in het buitenland betalen. De procedure creditcard voor buitenlandse dienstreizen, vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders d.d. 16 januari 2018 is integraal op dit artikel van toepassing.

 

De declaratie- en onkostenvergoedingsregeling B&W gemeente Westland 2018 wordt als bijlage bij deze verordening gevoegd.

 

Artikelen 14 tot en met 16

 

Gekozen is voor inwerkingtreding op de datum waarop de nieuwe gemeenteraad is aangetreden. Daarnaast is gekozen voor intrekking en niet een wijziging van de oude verordening. Deze intrekking vindt plaats op het moment van het van kracht worden van de nieuwe verordening.