Beleidsregels intrekking bouwvergunning

Geldend van 25-03-2009 t/m heden

Intitulé

BELEIDSREGELS ‘INTREKKING BOUWVERGUNNING’

Onderwerp:

Beleid en procedure intrekken van bouwvergunningen

Besluit:

  • 1.

    Beleid en procedure intrekken van bouwvergunningen vast te stellen;

  • 2.

    Door middel van publicatie de vaststelling van het (nieuwe) beleid bekend te maken.;

  • 3.

    Bouwvergunningen (in principe) na één jaar in te trekken, indien niet binnen een termijn van één jaar is aangevangen met de bouw;

  • 4.

    De intrekkingprocedure (in principe) te starten als de bouwwerkzaamheden één jaar hebben stilgelegen;

  • 5.

    Deze beleidsregels ‘intrekking bouwvergunning’ zijn van toepassing op de bouwvergunningen die vanaf 1 januari 2006 zijn verleend;

  • 6.

    De toelichting op de gemeentelijke Bouwverordening bij de eerstvolgende wijziging aan te passen aan dit beleid;

  • 7.

    Intrekkingen op te nemen in het mandaatbesluit.

Aanleiding

Er worden door het college van burgemeester en wethouders jaarlijks vele bouwvergunningen verleend. De meeste bouwplannen worden ook vrij snel, nadat de bouwvergunning is verleend, gerealiseerd. Het komt echter ook voor dat er geen of pas na een aantal jaren gebruik wordt gemaakt van de verleende bouwvergunning. Het ongebruikt laten voortbestaan van bouwrechten die zijn verkregen uit bouwvergunningen is om meerdere redenen ongewenst.

Ten eerste moet worden voorkomen dat (nieuwe) planologische en stedenbouwkundige inzichten worden doorkruist door bouwplannen die in het verleden zijn vergund, maar nog niet zijn gerealiseerd. Bovendien moet worden voorkomen dat nieuwe bouwplannen worden gebouwd naar verouderde bouwtechnische inzichten. Het kan zijn dat het betreffende bestemmingsplan of regels uit het Bouwbesluit (brandveiligheid, duurzaam bouwen of bruikbaarheid) naderhand zijn gewijzigd. Daarnaast is het vanuit administratief oogpunt gewenst dat het gemeentelijke bouwarchief (de papierensituatie) zoveel als mogelijk overeenstemt met de feitelijke situatie buiten. Dit is met name van belang bij grootschalige calamiteiten voor onderzoek en schadebepaling. Wanneer voor de gemeente onduidelijk is of het bouwwerk ook daadwerkelijk is gerealiseerd, wordt ook de taxatie in het kader van de Wet Onroerende Zaakbelasting (hierna: WOZ) bemoeilijkt. Tot slot is het voor omwonenden onplezierig als zij geconfronteerd worden met oude bouwrechten, waartegen zij geen rechtsmiddelen meer kunnen aanwenden.

Met het oog op de hiervoor genoemde situaties is het wenselijk om de bouwvergunning na verloop van een bepaalde periode in te trekken. In deze beleidsnotitie zal worden ingegaan op de bevoegdheid van het college van burgemeester en wethouders om bouwvergunningen in te trekken.

In deze beleidsnotitie blijven bouwvergunningen met een tijdelijke instandhoudingtermijn voor het bouwwerk, veelal gekoppeld aan artikel 45 Woningwet dan wel een procedure met betrekking tot een tijdelijke ontheffing ex artikel 3.22 Wet ruimtelijke ordening (hierna: Wro), buiten beschouwing.

Huidige gang van zaken

Voor de vaststelling van dit intrekkingenbeleid, was er geen specifiek beleid vastgesteld ten aanzien van het intrekken van bouwvergunningen.

Geldende wet- en regelgeving

Artikel 59 Woningwet

De Woningwet kent een specifieke regeling voor het intrekken van bouwvergunningen. Het gaat om een limitatief vormgegeven stelstel. Dat betekent dat de gronden waarop een bouwvergunning kan worden ingetrokken ingevolge artikel 59 Woningwet (hierna: Ww), uitputtend in de wet zijn opgesomd. Buiten de in artikel 59 Ww genoemde gronden, kan niet tot het intrekken van een bouwvergunning worden overgegaan. Artikel 59 Ww luidt als volgt:

  • 1.

    Burgemeester en wethouders kunnen de bouwvergunning geheel of gedeeltelijk intrekken:

    • a.

      indien blijkt, dat zij de vergunning ten gevolge van een onjuiste of onvolledige opgave hebben verleend of dat gegevens of bescheiden als bedoeld in artikel 40a, tweede lid, niet tijdig zijn overgelegd;

    • b.

      indien blijkt dat de houder niet heeft voldaan aan een voorwaarde of voorschrift als bedoeld in artikel 56;

    • c.

      indien binnen de in de bouwverordening bepaalde termijn geen begin is gemaakt met de bouwwerkzaamheden;

    • d.

      indien de werkzaamheden langer dan de in de bouwverordening bepaalde termijn hebben stilgelegen;

    • e.

      op verzoek van de vergunninghouder, of

    • f.

      in het geval en onder de voorwaarden, bedoeld in artikel 3 van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur, met dien verstande dat voor de toepassing van artikel 3 van die wet in deze wet onder betrokkene mede wordt verstaan degene die op grond van feiten en omstandigheden redelijkerwijs met een vergunninghouder gelijk kan worden gesteld.

  • 2.

    Een vergunning met toepassing van artikel 45 verleend, kan bovendien worden ingetrokken, indien de voorschriften omtrent het onderhoud en het gebruik niet worden nageleefd.

  • 3.

    Een intrekking als bedoeld in het tweede lid, heeft hetzelfde rechtsgevolg als het verstrijken van de in de vergunning gestelde termijn.

  • 4.

    Voordat toepassing wordt gegeven aan onderdeel f van het eerste lid kan het Bureau bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur, bedoeld in artikel 8 van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur, om een advies als bedoeld in artikel 9 van die wet worden gevraagd.

  • 5.

    Op de voorbereiding van een intrekking van een bouwvergunning is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht niet van toepassing.

Hieronder zal verder worden ingegaan op het intrekken van de bouwvergunning wegens het niet tijdig beginnen van de bouwwerkzaamheden en wegens een langdurig oponthoud in de werkzaamheden. De overige intrekkinggronden zullen hier in beginsel verder buiten beschouwing blijven. Echter zal in het stappenplan nog kort worden ingegaan op het intrekken van de bouwvergunning op verzoek van de vergunninghouder (artikel 59 lid 1 sub e Ww).

Artikel 59 lid 1 sub c en d Woningwet

Op grond van artikel 59 lid 1 sub c en d Ww jo artikel 4.1 gemeentelijke Bouwverordening is het college van burgemeester en wethouders bevoegd de bouwvergunning in te trekken, indien niet binnen 26 weken na het onherroepelijk worden van de bouwvergunning een begin is gemaakt met de bouwwerkzaamheden of indien de reeds gestarte werkzaamheden langer dan een aaneengesloten periode van 26 weken stilliggen.

Deze twee intrekkinggronden komen vaak in beeld als de gemeente het planologische regime heeft gewijzigd dan wel wil wijzigen, op een manier dat het in het verleden vergunde bouwplan daar niet meer in past. Ook komt het voor dat de bouwregelgeving dusdanig is aangepast dat de oude bouwvergunningen niet meer voldoen aan de huidige voorschriften. Het intrekken van een bouwvergunning kan, zoals blijkt uit de wettekst en de jurisprudentie, ook gedeeltelijk geschieden.1

De Afdeling Bestuursrechtspraak Raad van State (hierna: ABRvS) heeft bovendien uitdrukkelijk overwogen dat een gewijzigd planologisch regime niet per se aanwezig behoeft te zijn om de bouwvergunning in te kunnen trekken.2Het feit dat de vergunninghouder niet binnen de in de gemeentelijke bouwverordening bepaalde termijn met de bouwwerkzaamheden is begonnen en de vergunninghouder bovendien niet aannemelijk kan maken dat binnen afzienbare tijd alsnog met de bouw wordt begonnen, vormen voldoende redelijk belang om de bouwvergunning in te trekken.

Bij het intrekken van een bouwvergunning zal altijd een afweging moeten worden gemaakt tussen de belangen van de vergunninghouder bij het in stand houden van de vergunning en het belang van het college van burgemeester en wethouders bij intrekking van de bouwvergunning.

Wanneer kan worden gezegd dat met de bouwwerkzaamheden is begonnen?

Er is sprake van ‘bouwen’ indien een constructieve handeling wordt verricht, waarbij een constructie van enige omvang wordt gemaakt die bovendien plaatsgebonden is. Het door een aannemer uit laten brengen van een offerte, het door de gemeente laten bepalen van het peil, bouwplanken plaatsen en een aanwezige grasmat verwijderen wordt derhalve niet gezien als een begin van de bouwwerkzaamheden. Het betreft hier geen limitatieve opsomming van zaken die niet worden gezien als begin van de bouwwerkzaamheden. Van geval tot geval zal worden bezien of sprake is van ‘bouwen’.

Artikel 56a Woningwet - intrekken bouwvergunning 1e fase

Bij bouwvergunningverlening in twee fasen bestaat het risico dat een bouwplan dat in de 1e fase instemming kreeg, door wijziging van de ruimtelijke voorschriften in de loop der tijd niet meer voldoet aan de voorschriften waaraan in de 1e fase is getoetst. Het college van burgemeester en wethouders kunnen daarom de bouwvergunning 1e fase intrekken, indien niet binnen 12 maanden na het onherroepelijk worden van die beslissing een aanvraag voor de 2e fase is ingediend (artikel 56a lid 6b Ww).

Indien het college van burgemeester en wethouders een vergunning niet al hebben ingetrokken, vervalt de bouwvergunning 1e fase van rechtswege, indien niet binnen twee jaar na het onherroepelijk worden ervan een aanvraag om bouwvergunning 2e fase is ingediend (artikel 56a lid 7 Ww). Dit om te voorkomen dat het college van burgemeester en wethouders veel later alsnog worden geconfronteerd met de aanvraag voor de 2e fase bouwvergunning.

Intrekken bouwvergunning

In de praktijk wordt een termijn van 26 weken voor het intrekken van bouwvergunningen zowel door gemeenten als vergunninghouders als vrij kort ervaren en daarom zou een termijn van één jaar als redelijker worden beschouwd. In de praktijk wordt in veel gevallen namelijk later dan 26 weken met de bouwwerkzaamheden begonnen. Om een vergunninghouder ruimte te bieden voor uitstel van de bouw, zal in principe één jaar na afgifte van de bouwvergunning worden begonnen met de procedure tot het intrekken van de bouwvergunning, tenzij een beleidswijziging of andere bijzondere omstandigheden een eerdere procedure rechtvaardigt.

Na één jaar zal de vergunninghouder een schriftelijk voornemen tot intrekking krijgen. Uiteraard moet de mogelijkheid blijven bestaan om van deze termijn af te wijken als bijzondere omstandigheden (bijvoorbeeld: stedenbouwkundige aspecten) daartoe nopen. Het is niet mogelijk om een bouwvergunning van rechtswege te laten vervallen. Zoals hiervoor vermeld zal bij het intrekken van een bouwvergunning altijd sprake zijn van een belangenafweging.

Procedure en termijnen intrekken

De volgende procedures en termijnen worden gehanteerd:

  • 1.

    Er wordt in beginsel uitgegaan van een geldigheidsduur voor een bouwvergunning van één jaar. Na één jaar ontvangt de vergunninghouder een schriftelijk voornemen tot intrekken van de bouwvergunning. De vergunninghouder krijgt twee weken de gelegenheid om op het voornemen tot intrekken te reageren middels een mondelinge of schriftelijke zienswijze. Als de vergunninghouder niet of niet binnen de gestelde termijn van twee weken reageert, wordt de bouwvergunning ingetrokken. Als de vergunninghouder wel reageert, zal afhankelijk van de reactie, worden beoordeeld of de bouwvergunning wordt ingetrokken en binnen welke termijn de bouwvergunning wordt ingetrokken. De mogelijkheid om eerder tot intrekken (na 26 weken) over te gaan blijft op grond van de gemeentelijke Bouwverordening bestaan.

  • 2.

    Als de bouwwerkzaamheden één jaar hebben stilgelegen, wordt de intrekkingprocedure gestart. De vergunninghouder ontvangt een schriftelijk voornemen tot intrekken van de bouwvergunning. De vergunninghouder krijgt twee weken de gelegenheid om op het voornemen tot intrekken te reageren middels een mondelinge of schriftelijke zienswijze.

    Als de vergunninghouder niet of niet binnen de gestelde termijn van twee weken reageert, wordt de bouwvergunning ingetrokken. Als de vergunninghouder wel reageert, zal afhankelijk van de reactie, worden beoordeeld of de bouwvergunning wordt ingetrokken en binnen welke termijn de bouwvergunning wordt ingetrokken. Wanneer de bouwvergunning uiteindelijk geheel is ingetrokken, dient de vergunninghouder het bouwwerk in originele staat terug te brengen. De mogelijkheid om eerder tot intrekken (na 26 weken) over te gaan blijft op grond van de gemeentelijke Bouwverordening bestaan.

Er wordt geopteerd vanuit de bedrijfsvoering voor de hiervoor vermelde procedure, de rechten van de vergunninghouder zijn hierin voldoende gewaarborgd.

Indien stedenbouwkundige ontwikkelingen of andere bijzondere omstandigheden een bijzondere reden geven om een bouwvergunning in te trekken, dan zal bij gelegenheid van die ruimtelijke ontwikkeling op dit punt een besluit kunnen worden genomen en de intrekkingprocedure op een eerder moment worden gestart, dan hierboven is aangegeven.

Opgemerkt wordt dat wordt gekeken naar het tijdstip van het verlenen van de bouwvergunning. Indien een bouwvergunning op grond van de gemeentelijke Bouwverordening tussentijds is overgeschreven op een andere naam heeft dit geen invloed op de genoemde termijnen. Het eikpunt ligt bij de datum van het verlenen van de bouwvergunning.

Overgangsrecht

Deze beleidsregels ‘intrekking bouwvergunning’ zijn van toepassing op de bouwvergunningen die vanaf 1 januari 2006 zijn verleend. Voor de bouwvergunningen vanaf 1988 tot en met 2005 geldt dit beleid niet.

De houders van de bouwvergunningen, die op de dag van inwerkingtreding van deze beleidsregel één jaar of ouder zijn en waarbij tot op heden geen aanvang is gemaakt met de bouw of waarvan de bouwwerkzaamheden langer dan één jaar hebben stil gelegen, worden allereerst telefonisch benaderd door afdeling VROM, cluster Bouwen en Milieu. De houder van de bouwvergunning wordt verzocht het college van burgemeester en wethouders schriftelijk ingevolge artikel 59 lid 1 sub e Ww te verzoeken de bouwvergunning in te trekken. Daarbij heeft de houder van de bouwvergunning ingevolge de gemeentelijke legesverordening in beginsel recht op 25% restitutie van de betaalde leges.

Indien de houder van de bouwvergunning niet voornemens is het college van burgemeester en wethouders te verzoeken om intrekking van de bouwvergunning, wordt indien geen aanvang is gemaakt met de bouw of indien de bouwwerkzaamheden langer dan één jaar hebben stil gelegen, een voornemen tot intrekking toegezonden en wordt in beginsel de hierboven genoemde procedure voor het intrekken van bouwvergunningen gevolgd en worden in beginsel de hierboven genoemde termijnen gehanteerd. Met dien verstande dat er materieel gezien een overgang is ingebouwd, zoals in onderstaande onder punt 1 en punt 2 weergegeven.

  • 1.

    Er wordt in beginsel uitgegaan van een geldigheidsduur voor een bouwvergunning van één jaar. Na één jaar ontvangt de vergunninghouder een schriftelijk voornemen tot intrekken van de bouwvergunning, waarbij de vergunninghouder een termijn van drie maanden na de datum van de schriftelijke verzending van het voornemen tot intrekking wordt geboden om te starten met de bouw of de bouw te hervatten. De vergunninghouder krijgt twee weken de gelegenheid om op het voornemen tot intrekken te reageren middels een mondelinge of schriftelijke zienswijze. Tevens dient de vergunninghouder schriftelijk aan te geven dat hij/zij binnen de genoemde termijn van drie maanden zal starten met de bouw of de bouw zal hervatten. Als de vergunninghouder niet of niet binnen de gestelde termijn van twee weken reageert, wordt de bouwvergunning ingetrokken. Als de vergunninghouder wel reageert, zal afhankelijk van de reactie, worden beoordeeld of de bouwvergunning wordt ingetrokken en binnen welke termijn de bouwvergunning wordt ingetrokken. De mogelijkheid om eerder tot intrekken (na 26 weken) over te gaan blijft op grond van de gemeentelijke Bouwverordening bestaan.

  • 2.

    Als de bouwwerkzaamheden één jaar hebben stilgelegen, wordt de intrekkingprocedure gestart. De vergunninghouder ontvangt een schriftelijk voornemen tot intrekken van de bouwvergunning, waarbij de vergunninghouder een termijn van drie maanden na de datum van de schriftelijke verzending van het voornemen tot intrekking wordt geboden om te starten met de bouw of de bouw te hervatten. De vergunninghouder krijgt twee weken de gelegenheid om op het voornemen tot intrekken te reageren middels een mondelinge of schriftelijke zienswijze. Tevens dient de vergunninghouder schriftelijk aan te geven dat hij/zij binnen de genoemde termijn van drie maanden zal starten met de bouw of de bouw zal hervatten. Als de vergunninghouder niet of niet binnen de gestelde termijn van twee weken reageert, wordt de bouwvergunning ingetrokken. Als de vergunninghouder wel reageert, zal afhankelijk van de reactie, worden beoordeeld of de bouwvergunning wordt ingetrokken en binnen welke termijn de bouwvergunning wordt ingetrokken. Wanneer de bouwvergunning uiteindelijk geheel is ingetrokken, dient de vergunninghouder het bouwwerk in originele staat terug te brengen. De mogelijkheid om eerder tot intrekken (na 26 weken) over te gaan blijft op grond van de gemeentelijke Bouwverordening bestaan.

Informeren

De toezichthouders bouwen van de afdeling VROM, cluster Bouwen en Milieu zullen op basis van de huidige inzichten een zo compleet mogelijk overzicht vervaardigen van nog niet gebruikte bouwvergunningen en de intrekkingprocedure intensiveren. Jaarlijks zal bij gelegenheid van het jaarverslag inzicht worden gegeven in de ingetrokken bouwvergunningen.

Totstandkoming intrekkingbesluit

Het intrekken van de bouwvergunning is een voor bezwaar en beroep vatbaar besluit. De intrekking van een bouwvergunning is een besluit als bedoeld in artikel 1:3 Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb). Het is een discretionaire bevoegdheid, waarbij sprake moet zijn van een zorgvuldig tot stand gekomen en afgewogen besluit. Er zal in beginsel een belangenafweging van alle relevante belangen moeten plaatsvinden tussen het belang van het college van burgemeester en wethouders bij intrekking en het belang bij het in stand houden van de bouwvergunning door de vergunninghouder. Het verdient aanbeveling om vanwege de noodzakelijke belangafweging, de mogelijkheid voor het college van burgemeester en wethouders open te houden om van intrekking af te zien, indien er geen sprake is van gewijzigde ruimtelijke inzichten en een reëel zicht is op daadwerkelijke uitvoering van het plan.

Als het college van burgemeester en wethouders voornemens zijn een bouwvergunning in te trekken, zullen zij de betrokkenen hierover informeren. Betrokkene kan aangeven wel of geen medewerking te willen verlenen aan het intrekken van de bouwvergunning. Als de betrokkene niet instemt met het voornemen de bouwvergunning in te trekken, dan zal hij/zij op grond van artikel 4:7 Awb in de gelegenheid worden gesteld binnen twee weken schriftelijk of mondeling zijn/haar zienswijzen kenbaar te maken naar aanleiding van het voornemen tot intrekking van de bouwvergunning. Mede aan de hand van de ingebrachte zienswijzen zullen het college van burgemeester en wethouders beoordelen of er voldoende grond aanwezig is om tot intrekking van de bouwvergunning over te gaan.

Betrokken cluster en medewerkers

De intrekkingprocedure zal in het geval van een onherroepelijke ‘normale’ bouwvergunning door de toezichthouders bouwen van de afdeling VROM, cluster Bouwen en Milieu worden uitgevoerd. Als het om een bouwvergunning 1e fase gaat (dus tijdens de vergunningprocedure), zal deze bouwvergunning door de bouwplantoeters van de afdeling VROM, cluster Bouwen en Milieu moeten worden ingetrokken. Een bouwvergunning 1e fase geeft immers nog geen recht tot bouwen en blijft bij de vergunningverleners totdat de bouwvergunning 2e fase is verleend.

Intrekken door de bouwplantoeters van de afdeling VROM, cluster Bouwen en Milieu is in dit verband niet in strijd met de organisatiefilosofie, waarin een duidelijke scheiding is tussen normstelling en normhandhaving. Het gaat in deze situaties niet om het sanctioneren van een overtreding, maar om een administratieve handeling die vergelijkbaar is met het buiten behandeling stellen van een aanvraag wegens het niet tijdig aanleveren van de vereiste gegevens. In samenhang met hetgeen is opgemerkt over de mogelijkheid om in het geval dat stedenbouwkundige ontwikkelingen bijzondere redenen vormen om een bouwvergunning eerder in te trekken, is het wenselijk dat bij gelegenheid van de actualisering van een bestemmingsplan door de afdeling VROM, cluster Ruimtelijke Ordening niet alleen de feitelijke situatie wordt onderzocht of geïnventariseerd, maar daarbij ook wordt geïnventariseerd (en beoordeeld) van welke bouwvergunningen nog geen gebruik is gemaakt.

Financiële consequenties - leges

Indien een bouwvergunning wordt ingetrokken, heeft de aanvrager op grond van artikel 5.3.2.2 van de geldende gemeentelijke legesverordening recht op restitutie van 25% van de bouwleges. De restitutie van leges hangt samen met de kostendekkendheid van de bouwleges, waarbij ervan is uitgegaan dat 25% van de dienstverlening/werkzaamheden waarvoor leges wordt betaald, bestaat uit toezicht tijdens de bouw. Indien geen gebruik wordt gemaakt van de bouwvergunning, zal ook geen sprake zijn van toezichthoudende taken door de toezichthouders bouwen van de afdeling VROM, cluster Bouwen en Milieu.

Op dit moment is moeilijk in te schatten in welke mate een strenger regime met betrekking tot de instandhoudingtermijn, zal leiden tot consequenties voor de legesraming in de meerjarenbegroting. In dit kader wordt opgemerkt dat op dit moment in het kader van een stageproject op de afdeling VROM, cluster Bouwen en Milieu in samenwerking met de toezichthouders bouwen wordt uitgezocht welke verleende bouwvergunningen in aanmerking komen om te worden ingetrokken. Daarbij worden tevens de te restitueren leges in beeld gebracht.

Met betrekking tot restitutie van 25% van de betaalde leges op grond van de gemeentelijke legesverordening wordt bovendien het volgende opgemerkt. In de legesverordening 2009 zal worden opgenomen dat in beginsel het recht bestaat op restitutie van 25% van de betaalde leges in het geval de verleende bouwvergunning wordt ingetrokken. Echter indien de verleende bouwvergunning na twee jaar vanaf de inwerkingtreding van de legesverordening 2009 wordt ingetrokken, vervalt het recht op restitutie van 25% van de betaalde leges.

Stappenplan intrekken

Stap 1

Indien niet binnen één jaar na het onherroepelijk worden van de bouwvergunning is begonnen met de bouwwerkzaamheden of gedurende deze periode een oponthoud plaatsvindt van de bouwwerkzaamheden terwijl daarmee was aangevangen, wordt aan de vergunninghouder een brief toegezonden betreffende het voornemen tot intrekken van de bouwvergunning. Van deze termijn kan worden afgeweken als bijzondere omstandigheden daartoe nopen. In de brief waarin het voornemen tot intrekken kenbaar wordt gemaakt, krijgt de vergunninghouder twee weken de tijd om daarop te reageren middels het indienen van een schriftelijke of mondelinge zienswijze.

Stap 2

Indien de vergunninghouder niet of niet binnen twee weken reageert op de brief betreffende het voornemen tot intrekking, wordt de bouwvergunning ingetrokken en wordt de procedure afgerond. Het intrekkingbesluit is een besluit in de zin van artikel 1:3 Algemene wet bestuursrecht. Er staan derhalve rechtsmogelijkheden open.

Stap 3

Ingeval de vergunninghouder wel (tijdig) reageert op het voornemen tot intrekking, worden de argumenten beoordeeld. Als de conclusie is dat de argumenten niet steekhoudend zijn, wordt besloten tot het intrekken van de bouwvergunning en wordt de procedure afgerond. Het intrekkingbesluit is een besluit in de zin van artikel 1:3 Algemene wet bestuursrecht. Er staan derhalve rechtsmogelijkheden open.

Stap 4

Als de conclusie is dat de argumenten wel steekhoudend zijn, wordt schriftelijk medegedeeld dat wordt afgezien van het intrekken van de bouwvergunning. In de brief wordt een termijn gesteld (maximaal één jaar) waarbinnen begonnen moet zijn met de bouwwerkzaamheden op straffe van alsnog intrekken van de bouwvergunning als deze termijn niet wordt benut.

Inwerkingtreding

De beleidsregel ‘intrekking bouwvergunning’ treedt in werking op de dag na bekendmaking.

Aan het beleid inzake ‘intrekking bouwvergunning’ wordt terugwerkende kracht verleend. Dit betekent dat de intrekkingprocedure ook wordt toegepast ten aanzien van bouwvergunningen welke voor de datum van inwerkingtreding van de beleidsregel zijn verleend.

Advies

Op basis van het bovenstaande wordt uw college voorgesteld om:

  • 1.

    Beleid en procedure intrekken van bouwvergunningen vast te stellen;

  • 2.

    Door middel van publicatie de vaststelling van het (nieuwe) beleid bekend te maken.;

  • 3.

    Bouwvergunningen (in principe) na één jaar in te trekken, indien niet binnen een termijn van één jaar is aangevangen met de bouw;

  • 4.

    De intrekkingprocedure (in principe) te starten als de bouwwerkzaamheden één jaar hebben stilgelegen;

  • 5.

    Deze beleidsregels ‘intrekking bouwvergunning’ zijn van toepassing op de bouwvergunningen die vanaf 1 januari 2006 zijn verleend;

  • 6.

    De toelichting op de gemeentelijke Bouwverordening bij de eerstvolgende wijziging aan te passen aan dit beleid;

  • 7.

    Intrekkingen op te nemen in het mandaatbesluit.

Separaat wordt uw college inzicht verstrekt in de verleende bouwvergunningen ouder dan drie jaar, waarvan nog geen gebruik is gemaakt. Tevens worden daarbij de te restitueren leges in beeld gebracht.

Dit advies is tot stand gekomen in overleg met de toezichthouders bouwen van de afdeling VROM, cluster Bouwen en Milieu en de afdeling VROM, cluster Ruimtelijke Ordening Economische Zaken en Recreatie.


Noot
1

ABRvS 29 december 2004, 200403443/1.

Noot
2

ABRvS 24 september 2003, 200302060/1.