Beleidsregels Gehandicaptenparkeerkaarten en Gehandicaptenparkeerplaatsen gemeente Borger-Odoorn 2012

Geldend van 16-05-2012 t/m heden

Intitulé

Beleidsregels Gehandicaptenparkeerkaarten en Gehandicaptenparkeerplaatsen gemeente Borger-Odoorn 2012

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Borger-Odoorn,

gelet op het Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer (BAWB) en de Regeling gehandicaptenparkeerkaart,

b e s l u i t

:

vast te stellen: Beleidsregels Gehandicaptenparkeerkaarten en Gehandicaptenparkeerplaatsen gemeente Borger-Odoorn 2012.

Hoofdstuk 1: Inleiding

Voor inwoners met een beperking (handicap) heeft de gemeente Borger-Odoorn op grond van artikel 49 van het Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer (BABW) speciale parkeervoorzieningen getroffen die afwijken van de reguliere parkeervoorzieningen. Inwoners met een beperking kunnen op grond van een (medisch) advies aanspraak maken op een gehandicaptenparkeerkaart (GPK) en op een individuele gehandicaptenparkeerplaats (GPP) op kenteken. Parkeervoorzieningen in de openbare ruimte worden over het algemeen steeds schaarser in verband met de toenemende automobiliteit. De beoordeling van een aanvraag voor het toekennen van gehandicaptenparkeerkaarten en gehandicaptenparkeerplaatsen moet daarom zorgvuldig plaatsvinden.

Op 1 oktober 2001 is de gehandicaptenparkeerkaart van uniform model voor inwoners met een handicap in de Europese Unie ingevoerd. Met deze parkeerkaart kan in de gehele Europese Unie gebruik worden gemaakt van de faciliteiten die door de kaart worden geboden overeenkomstig de nationale regels die gelden in de lidstaat waar de betrokkenen zich bevinden. Het vrije verkeer van inwoners met een beperking wordt daardoor bevorderd. Met de invoering van de gehandicaptenparkeerkaart van uniform model zijn ook de criteria, waaraan moet worden voldaan om voor een gehandicaptenparkeerkaart in aanmerking te komen, herzien.

In deze beleidsregels worden de criteria en de overige voorwaarden nader uitgewerkt.

Hoofdstuk 2 Gehandicaptenparkeerkaarten

Er zijn (voor particulieren) op basis van artikel 1, tweede lid, van de Regeling gehandicaptenparkeerkaart twee varianten van de gehandicaptenparkeerkaart: de bestuurderskaart (B) en de passagierskaart (P). Een combinatie van beide (B/P) kan ook. Daarnaast kunnen instellingen als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder e, AWBZ aanspraak maken op een instellingskaart (I).

2.1 Voorwaarden gehandicaptenparkeerkaart bestuurderskaart

Op grond van de volgende voorwaarden kan een bestuurderskaart verstrekt worden aan een bestuurder van een motorvoertuig op meer dan twee wielen of van een brommobiel:

  • de persoon is inwoner in de gemeente én

  • de persoon heeft de beschikking over een motorvoertuig en een geldig rijbewijs, of de persoon heeft de beschikking over een brommobiel met een geldig bromfietscertificaat, én

  • de persoon heeft ten gevolge van een aandoening of gebrek een aantoonbare loopbeperking van langdurige aard (langer dan 6 maanden) vastgesteld door een door de gemeente aangewezen deskundige of arts én

  • de persoon is niet in staat om met gebruikelijke loophulpmiddelen zelfstandig een afstand van meer dan 100 meter aan één stuk te voet te overbruggen.

2.2 Voorwaarden gehandicaptenparkeerkaart passagierskaart

Op grond van de volgende voorwaarden kan een passagierskaart verstrekt worden aan een passagier van een motorvoertuig op meer dan twee wielen of van een brommobiel:

  • de persoon is inwoner in de gemeente én

  • de persoon heeft ten gevolge van een aandoening of gebrek een aantoonbare loopbeperking van langdurige aard (langer dan 6 maanden) vastgesteld door een door de gemeente aangewezen deskundige of arts én

  • de persoon is niet in staat om met de gebruikelijke loophulpmiddelen zelfstandig een afstand van meer dan 100 meter aan één stuk te voet te overbruggen én

  • de persoon is voor het vervoer van deur tot deur continu afhankelijk van de hulp van de bestuurder die de persoon vervoert.

2.3 Voorwaarden gehandicaptenparkeerkaart bestuurders- en passagierskaart

Het is mogelijk dat een persoon in aanmerking komt voor zowel een bestuurders- als een passagierskaart. Aan een persoon met een passagierskaart kan zonder nader medisch onderzoek ook een bestuurderskaart worden verstrekt, omdat de criteria voor eerstgenoemde kaart strenger zijn. Anders dient in beginsel wel een nader medisch onderzoek plaats te vinden, wanneer een persoon met een bestuurderskaart ook een passagierskaart wenst te krijgen. Een dergelijk onderzoek kan achterwege blijven, wanneer uit het eerder gehouden onderzoek al is gebleken dat die persoon ook voldoet aan de eisen voor een passagierskaart. Op de gehandicaptenparkeerkaart dient met de hoofdletters B en P aangegeven te worden dat het zowel een bestuurders- als passagierskaart betreft.

2.4 Voorwaarden gehandicaptenparkeerkaart voor instellingen

Ten behoeve van het al dan niet collectief vervoer van personen die in instellingen verblijven als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder e, AWBZ, kan een gehandicaptenparkeerkaart verstrekt worden aan instellingen. Dergelijke instellingen hebben vaak de beschikking over één of meer voertuigen waarmee bewoners worden vervoerd. Met een gehandicaptenparkeerkaart voor instellingen is het niet meer noodzakelijk om voor iedere bewoner afzonderlijk een gehandicaptenparkeerkaart aan te vragen (artikel 49, tweede lid, BABW). Aangezien de bewoners van dergelijke instellingen over het algemeen voldoen aan de gestelde criteria, kan deze kaart zonder tussenkomst van een keurende instantie worden afgegeven. Op de gehandicaptenparkeerkaart dient met een hoofdletter I aangegeven te worden dat het een kaart voor een instelling betreft. Aan het aantal kaarten per instelling kan een limiet worden gesteld op basis van het aantal bewoners en het aantal beschikbare voertuigen.

2.5 Medisch onderzoek

Een gehandicaptenparkeerkaart wordt niet afgegeven alvorens een medisch onderzoek met betrekking tot de beperking van de aanvrager heeft plaatsgevonden. Het medisch onderzoek wordt in eerste instantie verricht door een door het gemeentelijk gezag aangewezen deskundige. Bij het onderzoek wordt rekening gehouden met de medische voorgeschiedenis (voor zover mogelijk) en de gebruikelijke loophulpmiddelen die de aanvrager ter beschikking heeft. Het medisch advies wordt alleen gebruikt om te bepalen of de aanvrager (daadwerkelijk) recht heeft op een gehandicaptenparkeerkaart.

2.6 Aanvraag en afgifte

Personen die in aanmerking willen komen voor een gehandicaptenparkeerkaart dienen een ingevuld en ondertekend aanvraagformulier in te dienen bij de gemeente. De aanvraag dient vergezeld te gaan van twee recente identieke pasfoto’s en een kopie van het rijbewijs. De gemeente neemt de aanvraag in behandeling wanneer de verschuldigde leges zijn voldaan. Per persoon wordt slechts één gehandicaptenparkeerkaart verstrekt. De gehandicaptenparkeerkaart is een persoonsgebonden recht dat niet overgaat op de rechtsopvolgers onder algemene of bijzondere titel.

Bij nieuwe (eerste) aanvragen voor een gehandicaptenparkeerkaart is altijd een medisch onderzoek verplicht.

Bij verlengingen van een gehandicaptenparkeerkaart wordt er alleen een nieuw medisch onderzoek gevraagd als dit door de gemeente noodzakelijk wordt geacht, bijvoorbeeld als de (medische) situatie is gewijzigd of wanneer de gehandicaptenparkeerkaart voor minder dan 5 jaar is verstrekt.

De houder van de gehandicaptenparkeerkaart dient zelf voor een tijdige aanvraag van een nieuwe kaart zorg te dragen. De gehandicaptenparkeerkaart blijft eigendom van de gemeente die de kaart heeft afgegeven.

2.7 Model van de gehandicaptenparkeerkaart

De gehandicaptenparkeerkaart dient aan de voorzijde te worden voorzien van een vervaldatum en de naam van de instantie die de kaart heeft afgegeven. De gehandicaptenparkeerkaart moet tevens worden voorzien van de letters B (Bestuurderskaart), P (Passagierskaart) of I (Instellingenkaart), waarmee het kaarttype wordt aangeduid. Een combinatie van de letters B en P is mogelijk. De gehandicaptenparkeerkaart B en P is persoonsgebonden.

Aan de achterzijde moet de kaart worden voorzien van naam, voornaam, handtekening en pasfoto van de kaarthouder. Indien de kaart wordt verstrekt aan een instelling wordt geen pasfoto op de kaart aangebracht. Bij ‘Naam’ moet in dat geval de naam van de directeur van de instelling worden vermeld en bij ‘Voornaam’ de naam van de instelling.

De kaart is pas geldig als deze volledig is ingevuld en ondertekend door de houder of gemachtigde.

2.8 Gebruiksvoorschrift

De gehandicaptenparkeerkaart moet bij gebruik goed zichtbaar achter de voorruit van het motorvoertuig geplaatst worden. Op grond van het bepaalde in artikel 50 BABW mag de houder van een gehandicaptenparkeerkaart daarvan geen gebruik laten maken indien het parkeren niet rechtstreeks verband houdt met het vervoer van hemzelf of bewoners van de instelling aan wie de kaart is verstrekt. Laat de houder van een gehandicaptenparkeerkaart dit gebruik wel toe, dan kan de kaart ongeldig worden verklaard door het gezag dat de gehandicaptenparkeerkaart heeft afgegeven (artikel 53, derde lid, BABW).

2.9 Geldigheidsduur

De geldigheidsduur van de gehandicaptenparkeerkaart is op grond van het bepaalde in artikel 51, eerste lid, BABW in beginsel vijf achtereenvolgende jaren, gerekend vanaf de dagtekening van de beschikking. Indien daartoe redelijke grond bestaat, kan de geldigheidsduur van de kaart worden beperkt, met een minimum geldigheidsduur van zes maanden. Daarnaast kan de geldigheidsduur worden beperkt tot de geldigheidsduur van het rijbewijs (bij personen van 70 jaar en ouder). Verlenging vindt plaats op basis van de oorspronkelijke dagtekening van de beschikking en het volmaken van de resterende duur tot maximaal vijf jaar. Het recht op de kaart vervalt wanneer de handicap/beperking geen aanleiding meer vormt voor het bezit van een kaart of bij overlijden. De houder van de gehandicaptenparkeerkaart of rechtsopvolgers onder algemene titel hebben de verplichting om dit zo spoedig mogelijk te melden aan de gemeente.

2.10 Duplicaat vanwege slijtage, (gedeeltelijke) onleesbaarheid of tenietdoening

De gemeente geeft een duplicaat af indien de gehandicaptenparkeerkaart is versleten, geheel of gedeeltelijk onleesbaar is geworden of tenietgedaan (artikel 52, eerste lid, BABW). Indien de gehandicaptenparkeerkaart is verstrekt door een andere gemeente, dient daar het dossier van de aanvrager te worden opgevraagd. Indien de gehandicaptenparkeerkaart is versleten dan wel geheel of gedeeltelijk onleesbaar is geworden, wordt een duplicaat slechts uitgereikt tegen inlevering van de oude kaart (artikel 52, tweede lid, BABW). Voor het verstrekken van een duplicaat worden kosten in rekening gebracht (zie 2.14).

2.11 Duplicaat vanwege verlies of diefstal

Indien de houder van de GPK de kaart verliest of vermist tijdens de geldigheidsduur dient hij/zij aangifte te doen bij de politie wegens vermissing of verlies/diefstal. Met een kopie van het proces verbaal kan hij/zij een nieuwe kaart aanvragen met eenzelfde geldigheidsduur als vermeld op de oorspronkelijk verstrekte kaart. Voor het verstrekken van een duplicaat worden kosten in rekening gebracht (zie 2.14).

2.12 Ongeldig verklaring

Het gezag dat de gehandicaptenparkeerkaart heeft afgegeven heeft de mogelijkheid om de kaart ongeldig te verklaren indien hij is afgegeven op grond van door de houder van de gehandicaptenparkeerkaart verschafte onjuiste gegevens en niet zou zijn afgegeven indien de onjuistheid van die gegevens ten tijde van de aanvraag bekend zou zijn geweest (artikel 53 tweede lid, BABW). Het gezag heeft eveneens de mogelijkheid om de kaart ongeldig te verklaren indien vermoedens bestaan van opzettelijk onrechtmatig gebruik. (artikel 53, derde lid, BABW).

2.13 Inleveren van de gehandicaptenparkeerkaart

Een gehandicaptenparkeerkaart die zijn geldigheid heeft verloren moet zo spoedig mogelijk worden ingeleverd door de kaarthouder bij het gezag dat de kaart heeft verstrekt. Indien de kaarthouder is overleden, geldt deze verplichting voor degene die de gehandicaptenparkeerkaart onder zich heeft (artikel 54 BABW). Het niet zo spoedig mogelijk op de juiste wijze inleveren van de ongeldige gehandicaptenparkeerkaart door de kaarthouder (of degene die de kaart onder zich houdt) is een strafbaar feit (artikel 59 BABW).

2.14 Kosten

Voor het behandelen van een eerste (nieuwe) aanvraag voor een gehandicaptenparkeerkaart worden, conform de legesverordening, leges geheven evenals bij verlenging en verstrekking van een duplicaat. De hoogte van de leges is terug te vinden in de gemeentelijke legesverordening.

2.15 Rechten

Personen die in het bezit zijn van een gehandicaptenparkeerkaart mogen in Nederland:

  • parkeren op een door een bord E6 aangeduide algemene gehandicaptenparkeerplaats, tenzij er op het bord of onderbord een kenteken is aangegeven van een ander voertuig;

  • parkeren in een parkeerschijfzone zonder parkeerschijf. Er geldt geen beperking voor de parkeerduur;

  • met gebruikmaking van een parkeerschijf maximaal drie uur parkeren in woonerven buiten de met “P” aangeduide vakken, onder de voorwaarde dat het overige verkeer niet in gevaar gebracht wordt. Op de parkeerschijf moet wel de aankomsttijd worden aangegeven;

  • met gebruikmaking van een parkeerschijf maximaal drie uur parkeren op plaatsen waar een parkeerverbod geldt, aangeduid door een (zone)bord E1 (al dan niet met het woord zone erboven) dan wel langs een onderbroken gele streep, onder de voorwaarde dat het overige verkeer niet in gevaar gebracht wordt. Op de parkeerschijf moet wel de aankomsttijd worden aangegeven;

  • op wegen met betaald parkeren dient parkeergeld betaald te worden en de eventuele tijdlimiet in acht te worden genomen. Hierop kunnen uitzonderingen gelden. Dit dient ter plaatse gecontroleerd te worden.

Daarnaast is de gehandicaptenparkeerkaart in de gehele Europese Unie te gebruiken. De voorwaarden kunnen per land verschillen.

Hoofdstuk 3 Gehandicaptenparkeerplaatsen (GPP)

Er zijn twee soorten gehandicaptenparkeerplaatsen: algemene gehandicaptenparkeerplaatsen en individuele gehandicaptenparkeerplaatsen (op kenteken). In bepaalde gevallen kunnen personen die in het bezit zijn van een geldige gehandicaptenparkeerkaart B of gehandicaptenparkeerkaart B/P de beschikking krijgen over een individuele gehandicaptenparkeerplaats op kenteken. De aanwijzing van beide soorten gehandicaptenparkeerplaatsen gebeurt krachtens een verkeersbesluit, zoals bedoeld in artikel 12 BABW.

3.1 Algemene gehandicaptenparkeerplaatsen

Algemene gehandicaptenparkeerplaatsen worden aangegeven door een bord E6 als bedoeld in bijlage 1 van het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens 1990. Alleen personen met een gehandicaptenparkeerkaart mogen hier parkeren.

3.2 Individuele gehandicaptenparkeerplaatsen

Gehandicaptenparkeerplaatsen worden aangegeven door een bord E6 als bedoeld in bijlage 1 van het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens 1990 met daarop of onder vermeld het kenteken van de auto van de bestuurder.

3.2.a Voorwaarden gehandicaptenparkeerplaats

Voor een gehandicaptenparkeerplaats komt in aanmerking een persoon die voldoet aan de volgende voorwaarden:

  • de persoon is inwoner in de gemeente én

  • de persoon is in het bezit van een geldig rijbewijs én

  • de persoon is houder van een gehandicaptenparkeerkaart B of B/P (afgegeven voor vijf jaar)

  • de persoon heeft geen mogelijkheid op het eigen erf of in een (eigen) garage te parkeren én

  • binnen een afstand van 100 meter vanaf de woning van de persoon is naar het oordeel van de gemeente onvoldoende parkeergelegenheid beschikbaar én

  • in de directe woonomgeving van de persoon is het uit verkeerstechnisch oogpunt (naar oordeel van de gemeente) mogelijk een gehandicaptenparkeerplaats aan te duiden of aan te leggen.

3.2.b Gehandicaptenparkeerplaats passagier

Inwoners met een gehandicaptenparkeerkaart P komen niet in aanmerking voor een gehandicaptenparkeerplaats. Dit omdat zij door de bestuurder kunnen worden afgezet bij en begeleid tot de plaats van bestemming.

3.2.c Gehandicaptenparkeerplaats bij arbeidsplaats

Het is niet mogelijk om een gehandicaptenparkeerplaats aan te vragen voor een binnen de gemeente Borger-Odoorn gelegen arbeidsplaats. De betrokken werkgever dient op eigen terrein geschikte parkeerruimte aan te bieden.

3.3 Procedure van de aanvraag

Personen die in het bezit zijn van een geldige gehandicaptenparkeerkaart B of B/P en die in aanmerking willen komen voor een gehandicaptenparkeerplaats dienen een ingevuld en ondertekend aanvraagformulier in te dienen bij de gemeente. De gemeente beoordeelt de aanvraag. Bij een positieve beoordeling neemt de gemeente, in principe binnen twee weken, een verkeersbesluit ten behoeve van de inrichting van de gehandicaptenparkeerplaats. Het verkeersbesluit wordt gepubliceerd waarna gestart wordt met de aanleg. Na publicatie kan een ieder die door dit besluit rechtstreeks in zijn belang wordt getroffen, hiertegen binnen zes weken na de datum van bekendmaking schriftelijk en gemotiveerd bezwaar kan indienen bij burgemeester en wethouders van de gemeente Borger-Odoorn.

Indien bezwaarschriften worden ingediend wordt op basis van het advies van Bezwarencommissie gemeente Borger-Odoorn een nieuw besluit door het college genomen.

Personen die verhuizen dienen deze verhuizing te melden in verband met het opheffen van de bestaande gehandicaptenparkeerplaats. Indien de verhuizing binnen de gemeente plaatsvindt en nabij de nieuwe woning een gehandicaptenparkeerplaats gewenst is, moet een nieuwe aanvraag worden ingediend.

3.4 Intrekken toegekende parkeerplaats

De toewijzing van een parkeerplaats wordt ingetrokken:

  • na overlijden of verhuizing van de betrokkene;

  • indien de gezondheidstoestand van de betrokkene of de parkeer- of verkeerssituatie dusdanig is gewijzigd dat de parkeerplaats niet zou zijn toegewezen;

  • indien de betrokkene uit de woning verhuist of wordt opgenomen in een verpleeginrichting zonder uitzicht op terugkeer in de woning;

  • bij misbruik van de gehandicaptenparkeerplaats of de gehandicaptenparkeerkaart.

3.5 Overgangsregeling

De gehandicaptenparkeerplaatsen in de gemeente die niet geregistreerd staan en/of waarvan niet bekend is wanneer deze zijn toegewezen worden gehandhaafd totdat de betreffende parkeerplaats niet meer noodzakelijk blijkt te zijn na bijvoorbeeld overlijden van de betrokkene of indien de betrokkene verhuist.

Artikel 3.6 Kosten

Voor het aanleggen van een gehandicaptenparkeerplaats en het plaatsen van het verkeersbord waarmee een gehandicaptenparkeerplaats wordt aangegeven (bord E6 van bijlage 1 van het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens 1990) worden leges geheven. De kosten die in rekening gebracht worden zijn voor:

  • de aanleg of verplaatsing (bijvoorbeeld bij verhuizing van kentekenhouder) van een individuele gehandicaptenparkeerplaats;

  • Veranderen van het kenteken bij de individuele gehandicaptenparkeerplaats (onderbord). De hoogte van de leges is terug te vinden in de gemeentelijke legesverordening.

Hoofdstuk 4 Overige bepalingen

Artikel 4.1 .a Hardheidsclausule gehandicaptenparkeerkaart

Van de hardheidsclausule kan een persoon gebruik maken wanneer hij/zij ten gevolge van een aandoening of gebrek aantoonbare ernstige beperkingen heeft, anders dan een loopbeperking, die het hebben van een gehandicaptenparkeerkaart rechtvaardigt. Het moet daarbij gaan om een ernstig en in de regel uniek geval dat, bijvoorbeeld op basis van een medisch protocol, door de keurende arts of instantie wordt beoordeeld.

Artikel 4.1.b Hardheidsclausule gehandicaptenparkeerplaats

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de belanghebbende afwijken van de bepalingen van deze beleidsregels indien toepassing daarvan tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 4.2 Onvoorziene situaties

In gevallen waarin de bepalingen van deze beleidsregels niet voorzien, neemt het college een besluit, waarbij zoveel mogelijk aansluiting wordt gezocht bij vergelijkbare situaties met inachtneming van alle omstandigheden.

Artikel 4.3 Citeertitel

Deze beleidsregels worden aangehaald als “Beleidsregels Gehandicaptenparkeerkaarten en Gehandicaptenparkeerplaatsen gemeente Borger-Odoorn 2012”.

Artikel 4.4 Inwerkingtreding

Deze beleidsregels treden in werking met ingang van de achtste dag na die van de bekendmaking.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de vergadering van 17 april 2012.

Burgemeester en wethouders van Borger-Odoorn,

de secretaris

W.P. van Boggelen

de burgemeester

M.L.J. Out