Permanente link
Naar de actuele versie van de regeling
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR48012
Naar de door u bekeken versie
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR48012/1
Regeling vervallen per 01-01-2021
Verordening houdende regels omtrent de verdeling van woonruimte en de wijziging van de samenstelling van de woonruimtevoorraad
Geldend van 11-01-1996 t/m 31-12-2020
Intitulé
Verordening houdende regels omtrent de verdeling van woonruimte en de wijziging van de samenstelling van de woonruimtevoorraadHoofdstuk 1 Algemene bepalingen
Artikel 1 Begripsbepalingen
In deze verordening wordt verstaan onder:
A.Wet:
de Huisvestingswet;
B.Besluit:
het Huisvestingsbesluit;
C.Woonruimte:
besloten ruimte die, al dan niet te zamen met een of meer andere ruimten, bestemd of geschikt is voor bewoning door een huishouden;
D.Huurprijs:
het daaromtrent in artikel l, sub 1. f van de wet bepaalde;
E.Huurprijsgrens:
het daaromtrent in artikel 6, lid 3 van de wet bepaalde;
F.Woningzoekende:
het huishouden dat in het register (artikel 2. 2. 1) is ingeschreven;
G.Economische binding:
het daaromtrent in artikel 2 van het besluit bepaalde;
H.Maatschappelijke binding:
het daaromtrent in artikel 2 van het besluit bepaalde;
I.Oosterschelderegio:
het grondgebied van de gemeenten op Schouwen-Duiveland, Tholen, St.Philipsland en Noord- en Zuid Beveland;
J.Huishouden:
een alleenstaande, dan wel twee of meer personen die een gemeenschappelijke huishouding voeren of willen gaan voeren;
K.Inkomen:
het daaromtrent in artikel 7, juncto art. 8, lid 3 en lid 4 van het besluit bepaalde;
L.Huisvestingvergunning:
de vergunning, bedoeld in artikel 7 van de wet;
M.Eigenaar:
het daaromtrent in artikel l, lid 2, van de wet bepaalde;
N.Ingezetene:
degene die in het bevolkingsregister van één der gemeenten in de Oosterschelderegio is opgenomen, en feitelijk in de Oosterschelderegio hoofdverblijf heeft in een voor permanente bewoning aangewezen woonruimte;
O.Onzelfstandige woonruimte:
woonruimte, niet zijnde woonruimte bestemd voor inwoning, welke geen eigen toegang heeft en welke niet door een huishouden kan worden bewoond, zonder dat dit daarbij afhankelijk is van wezenlijke voorzieningen buiten die woonruimte;
P.Inwoning:
het bewonen van een woonruimte die onderdeel uitmaakt van een woonruimte die door een ander huishouden in gebruik is genomen;
Q.Standplaats:
een standplaats op een centrum als bedoeld in artikel 2 van de Woonwagenwet (Stbl. 1968, 98), of een standplaats als bedoeld in artikel l, lid 1. h, van de Woningwet (Stbl. 1991, 439);
R.Woonwagen:
een woonwagen als bedoeld in artikel l van de Woonwagenwet ;
S.Onttrekking:
onder het onttrekken aan de bestemming tot bewoning wordt verstaan het gebruiken voor een ander doel dan permanente bewoning door een huishouden,'
T.Ontrekkingsvergunning:
de vergunning als bedoeld in artikel 30 van de wet.
Hoofdstuk 2 Verdeling van woonruimte
Paragraaf 2.1 Werkingsgebied
Artikel 2.1.1 Huurprijs grens
Het bepaalde in dit hoofdstuk is uitsluitend van toepassing op woonruimte met een huurprijs tot en met de tussengrens, zoals genoemd in bijlage 1.
Artikel 2.1.2 Nadere afbakening
1.In afwijking van het bepaalde in artikel 2. 1. l is het bepaalde in dit hoofdstuk
niet van toepassing op:
a.woonruimten, als bedoeld in artikel 6, lid l, van de wet
(inwoning, woonwagens, woonschepen en bejaardenoorden);
- b.
onzelfstandige woonruimten.
- 2.
In afwijking van het bepaalde in artikel 2. 1. l is het bepaalde in dit hoofdstuk met
- 2.
uitzondering van paragraaf 2.8, niet van toepassing op woonruimten, in
eigendom of beheer van een verhuurder waarmee een overeenkomst is
gesloten, als bedoeld in artikel 2.9.1
Paragraaf 2.2 Inschrijving
Artikel 2.2.1 Register van woningzoekenden
1.Burgemeester en wethouders dragen zorg voor het aanleggen en
bijhouden van een register van woningzoekenden.
- 2.
In dit register worden op hun verzoek als woningzoekenden ingeschreven:
- -
Alle huishoudens waarvan de leden óf de Nederlandse nationaliteit
- -
bezitten, óf over een geldige verblijfstitel in Nederland beschikken en
waarvan tenminste één der leden de leeftijd van 18 jaar heeft bereikt.
Artikel 2.2.2 Verzoek om inschrijving
Het verzoek om als woningzoekende te worden ingeschreven wordt gericht aan burgemeester en wethouders en gaat vergezeld van de volgende gegevens:
a.gegevens van de aanvrager (naam, adres, woonplaats, geboortedatum,
nationaliteit);
b.samenstelling huishouden (aantal personen, naam, adres, woonplaats,
geboortedata en nationaliteit);
- c.
inkomensgegevens huishouding (inkomensbron en hoogte van het inkomen);
- d.
soort woning (huidige en gewenste);
- e.
huurprijs (huidige en gewenste).
Artikel 2.2.3 Bewijs van inschrijving
1.Burgemeester en wethouders verstrekken aan de in het register
ingeschreven woningzoekenden een bewijs van inschrijving, waarop de
volgende gegevens worden vermeld:
- a.
naam, adres en woonplaats van de aanvrager;
- b.
samenstelling huishouden (aantal personen);
- c.
inkomensgegevens van het huishouden;
- d.
soort woning (huidige en gewenste);
- e.
huidige en gewenste huurprijs;
- f.
datum inschrijving.
- 2.
Het bewijs van inschrijving blijft, behoudens het in het derde en vierde lid
- 2.
gestelde, 1. jaar geldig.
3.De inschrijving in het register van woningzoekenden kan éénmaal met een
periode van 1. jaar verlengd worden, indien de woningzoekende uiterlijk
binnen 1. maand vóór het eindigen van de in het vorige lid bedoelde termijn
daarom schriftelijk heeft verzocht.
- 4.
Burgemeester en wethouders halen een inschrijving door, indien:
- a.
de woningzoekende is verhuisd;
- b.
de woningzoekende niet meer aan de vereisten voor inschrijving voldoet;
- c.
de woningzoekende daarom verzoekt;
- d.
inschrijvingstermijn als bedoeld in lid 2 of 3 van dit artikel, is verstreken;
- e.
de inschrijving is gedaan op grond van door de woningzoekende verstrekte
- a.
gegevens waarvan deze wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat zij
onjuist of onvolledig waren.
Paragraaf 2.3 Huisvestingsvergunning
Artikel 2.3.1 Vergunningvereiste
-
1. Het is verboden zonder een huisvestingsvergunning een woonruimte, aangewezen in artikel 2.1.1 in gebruik te nemen voor bewoning.
-
2. Het is verboden de in het vorige lid bedoelde woonruimte voor bewoning in gebruik te geven aan een huishouden dat niet beschikt over een huisvestingsvergunning.
Artikel 2.3.2 Aanvragen van een huisvestingsvergunning
1.De aanvraag van een huisvestingsvergunning wordt ingediend bij burgemeester
en wethouders en gaat vergezeld van de volgende gegevens:
- a.
naam, adres en woonplaats van de aanvrager voor een vergunning;
- b.
adres van de (nieuwe) woning;
- c.
datum waarop vergunning noodzakelijk is.
- 2.
Burgemeester en wethouders besluiten de aanvraag niet verder te behandelen,
- 2.
indien de aanvrager niet aannemelijk kan maken dat hij, indien hij een
huisvestingsvergunning voor de in de aanvraag aangegeven woonruimte krijgt,
die woonruimte ook daadwerkelijk in gebruik zal kunnen nemen, één en ander
echter met uitzondering van de gevallen, genoemd in artikel 23, lid 3, van de wet
(medehuurderschap).
3.In de huisvestingsvergunning vermelden burgemeester en wethouders de
volgende informatie:
a.de mededeling dat binnen 2 maanden van de huisvestings vergunning
gebruik gemaakt moet worden. Na deze termijn is de vergunning van
rechtswege vervallen;
- b.
de namen van de personen die als vergunninghouder worden aangemerkt;
- c.
het aantal personen dat de woonruimte in gebruik neemt;
- d.
het adres van de woonruimte waarvoor de vergunning geldt.
Artikel 2.3.3 Criteria voor vergunningverlening
1.Burgemeester en wethouders verlenen de huisvestingsvergunning,
indien aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
a.het huishouden dat de huisvestingsvergunning aanvraagt behoort tot de
ingevolge paragraaf 2.4 aangewezen categorieën van woningzoekenden
die voor het verkrijgen van een huisvestingsvergunning in aanmerking
komen;
b.de woonruimte wordt met toepassing van het bepaalde in paragraaf 2.5
passend geacht voor het huishouden dat de huisvestingsvergunning
aanvraagt;
c.er is voor de woonruimte niet een ander huishouden ingeschreven in
het in artikel 2.2.1 bedoelde register, dat gegadigde is voor de
woonruimte en waarvoor met toepassing van het bepaalde in paragraaf
2.6 (urgentie) en/of 2.7 (voordracht) de voorziening in de behoefte aan
woonruimte dringender noodzakelijk is.
2.Het in het vorige lid, sub c, bepaalde blijft buiten toepassing, indien zich een
situatie voordoet als aangegeven in artikel 9 van het besluit
(medehuurderschap en voorgenomen woningruil).
3.In afwijking van het in het eerste lid bepaalde kan de huisvestingsvergunning
eveneens verleend worden, indien de woonruimte met toepassing van het
bepaalde in paragraaf 2.5 passender geacht wordt voor het huishouden dat
de huisvestingsvergunning aanvraagt dan de woonruimte welke het
huishouden verlaat.
Artikel 2.3.4 Vruchteloze aanbieding
-
1. In afwijking van het in artikel 2.3.3 bepaalde wordt de vergunning altijd verleend, indien de woonruimte door de eigenaar overeenkomstig de in de leden 2 en 3 van dit artikel weergegeven procedure gedurende twee maanden vruchteloos is aangeboden aan de woningzoekenden die ingevolge het eerste lid van artikel 2.3.3 voor die woonruimte in aanmerking komen.
-
2. De eigenaar moet de woonruimte gedurende deze twee maanden tenminste 3 maal door middel van een op afzonderlijke dagen geplaatste advertentie te huur aanbieden. De advertentie moet geplaatst worden in één of meer dag- of weekbladen die in de gemeente verspreid worden, waaronder één lokaal blad.
-
3. Indien de eigenaar aan burgemeester en wethouders aannemelijk kan maken, dat hij de woonruimte op andere, gelijkwaardige wijze vruchteloos heeft aangeboden aan de in het eerste lid genoemde woningzoekenden, wordt eveneens toepassing gegeven aan het in het eerste lid bepaalde.
Artikel 2.3.5 Intrekking
Burgemeester en wethouders kunnen een huisvestingsvergunning intrekken, indien de vergunning is verleend op grond van door de vergunninghouder verstrekte gegevens waarvan deze wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat zij onjuist of onvolledig waren.
Paragraaf 2.4 Bindingseisen
Artikel 2.4.1 Economische en maatschappelijke binding
Niet van toepassing.
Paragraaf 2.5 Passendheid
Artikel 2.5.1 Verhouding inkomen - huurprijs
-
1. Het inkomen van het huishouden moet in een redelijke verhouding tot de huurprijs van de woonruimte staan.
-
2. Bij de toepassing van het gestelde in lid l hanteren burgemeester en wethouders de tabel zoals in bijlage l voor de bepaling van de verhouding tussen de huurprijs en het daarbij ten hoogste toegestane inkomen.
-
3. Indien voor een woonruimte met een huurprijs, zoals genoemd in bijlage l geen huishouden met een inkomen overeenkomstig de in het vorige lid bedoelde tabel bij burgemeester en wethouders bekend is, wordt de woonruimte ook passend geacht voor een huishouden met een inkomen dat in eerste instantie ten hoogste 25% meer bedraagt.
-
4. Voor de bepaling van het inkomen dat in de in lid 2 bedoelde tabel wordt toegepast hanteren burgemeester en wethouders de bewijsstukken over recente inkomensgegevens. Zonodig kunnen burgemeester en wethouders verlangen dat een jaaropgave, een IB-60 formulier of een werkgeversverklaring wordt overlegd.
Paragraaf 2.6 Urgentie
Artikel 2.6.1 Urgentie verklaring
1.Indien een woningzoekende dringend behoefte heeft aan een (andere)
woonruimte, kan hij aan burgemeester en wethouders verzoeken hem
een urgentieverklaring te verstrekken.
- 2.
De urgentie verklaring houdt het volgende in:
- a.
de erkenning dat verhuizing van de woningzoekende dringend gewenst is
- a.
en dat burgemeester en wethouders dientengevolge overeenkomstig artikel
2.6.4 bemiddeling zullen verlenen bij het verkrijgen van een (andere)
woonruimte;
b.de mededeling dat de bemiddeling beperkt is tot een bepaald soort
woonruimte in een bepaald deel van de gemeente.
Artikel 2.6.2 Aanvragen van een urgentie verklaring
- 1.
De aanvraag van een urgentieverklaring wordt ingediend bij burgemeester en wethouders en gaat vergezeld van een verklaring van een onafhankelijke deskundige of instantie op aanwijzing van de gemeente.
- 2.
Op of bij de urgentieverklaring vermelden burgemeester en wethouders de inhoud van de urgentieverklaring/ zoals bedoeld in artikel 2.6.1.
Artikel 2.6.3 Criteria voor verlening van een urgentieverklaring
Burgemeester en wethouders verlenen tenminste de urgentieverklaring/ indien aan één of meer van de volgende voorwaarden voldaan wordt:
a.bij daklozen, buiten eigen schuld als gevolg van calamiteiten. Daarmee zijn o.a.
bedoeld mensen die als gevolg van brand dakloos zijn geworden;
b.bij situaties die levensbedreigend zijn.
Artikel 2.6.4 Bemiddeling
-
1. Voor woningzoekenden die beschikken over een urgentieverklaring bemiddelen burgemeester en wethouders bij eigenaren van woonruimte, opdat aan hen een overeenkomstig paragraaf 2.5 passende en overeenkomstig artikel 2.6.1, lid 2, nader omschreven woonruimte wordt aangeboden.
-
2. Burgemeester en wethouders geven deze bemiddeling nader vorm in het in paragraaf 2.7 beschreven voordrachtstelsel.
-
3. Het recht op bemiddeling vervalt nadat de woningzoekende tweemaal een aanbieding van een naar het oordeel van burgemeester en wethouders passende woonruimte heeft geweigerd.
Artikel 2.6.5 Wijziging en intrekking
1.Bij gewijzigde omstandigheden kunnen burgemeester en wethouders, al dan
niet op verzoek van de woningzoekende, besluiten de inhoud van de afgegeven
urgentieverklaring te wijzigen. Dit wordt ter kennis van de woningzoekende
gebracht door middel van de verstrekking van een gewijzigde urgentieverklaring,
waarbij tevens wordt meegedeeld dat de voordien verstrekte
urgentieverklaring is vervallen.
- 2.
Burgemeester en wethouders kunnen een urgentieverklaring intrekken, indien:
- a.
aan de vereisten voor het verkrijgen van een urgentieverklaring niet
- a.
meer wordt voldaan;
b.de urgentieverklaring is verstrekt op grond van gegevens waarvan de
woningzoekende wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat zij onjuist.
Paragraaf 2.7 Leegmelding en voordracht
Artikel 2.7.1 Melding van ter beschikking komen
1.De eigenaar van een woonruimte die behorend tot de categorie huurwoningen
met een huurprijsgrens tot een bedrag tot en met de tussengrens, zoals
genoemd in bijlage l, is verplicht het ter beschikking komen van die woonruimte
onverwijld aan burgemeester en wethouders te melden. Het daaromtrent in
artikel 18 van de wet bepaalde is van overeenkomstige toepassing.
- 2.
Een woonruimte wordt geacht ter beschikking te zijn gekomen, wanneer:
- a.
degene die de woonruimte in gebruik heeft aan de eigenaar het gebruik
- a.
daarvan heeft opgezegd;
- b.
de woonruimte is ontruimd;
- c.
de woonruimte als zodanig niet langer in gebruik is, tenzij aannemelijk wordt
gemaakt dat dit slechts korte tijd het geval is;
- d.
op enigerlei andere wijze is gebleken dat de woonruimte te huur is.
- 3.
De eigenaar dient burgemeester en wethouders of door de burgemeester aan
- 3.
te wijzen gemeenteambtenaren in de gelegenheid te stellen de woonruimte te
inspecteren ter vaststelling van de in de vorige leden genoemde gegevens.
Artikel 2.7.2 Voordracht
1.Met inachtneming van het bepaalde in de artikelen 19, 20 en 21 van de wet
kunnen burgemeester en wethouders aan de eigenaar van een ter
beschikking gekomen woonruimte die behoort tot de in artikel 2.7.1, eerste
lid, aangewezen categorieën een voordracht tot verhuring van de
woonruimte aan een door burgemeester en wethouders aangegeven
woningzoekende doen.
2.Voor plaatsing op de in het vorige lid bedoelde voordracht komen tenminste
in aanmerking de woningzoekenden die beschikken over een
urgentieverklaring als bedoeld in artikel 2.6.1.
3. a. Binnen 2 weken nadat de eigenaar het ter beschikking komen van de
woonruimte heeft gemeld of anderszins is gebleken dat de woonruimte
ter beschikking is gekomen zenden burgemeester en wethouders een
voordracht als bedoeld in lid 1 van tenminste 1 en ten hoogste 3
woningzoekenden, of berichten zij aan de eigenaar dat geen voordracht
zal worden gedaan. Van de voordracht worden de desbetreffende
woningzoekenden door burgemeester en wethouders schriftelijk in
kennis gesteld.
b.Binnen 2 weken na ontvangst van de voordracht dient de eigenaar de
woningzoekende(n) te benaderen en burgemeester en wethouders
schriftelijk te berichten of met (één van) de voorgedragen
woningzoekende(n) een huurovereenkomst afgesloten zal worden.
Indien de eigenaar de voorgedragen woningzoekende(n) weigert, dient
hij de reden daarvan aan burgemeester en wethouders te berichten.
Burgemeester en wethouders stellen de voorgedragen woningzoekende(n)
hiervan in kennis en geven daarbij aan wat het vervolg van de procedure zal
zijn. Indien de voorgedragen woningzoekende(n) de woonruimte weigert
(weigeren), dient (dienen) hij (zij) de reden daarvan schriftelijk aan
burgemeester en wethouders te berichten.
4.Indien de voorgedragen woningzoekende(n) de woonruimte weigert
(weigeren), of de eigenaar de voorgedragen woningzoekende (n) om naar
het oordeel van burgemeester en wethouders gegronde redenen weigert,
kan een tweede voordracht worden gedaan binnen 2 weken nadat
burgemeester en wethouders van de weigering in kennis zijn gesteld.
5.Voorgedragen woningzoekenden worden geacht geweigerd te hebben, indien
zij niet binnen één week nadat zij van de voordracht in kennis zijn gesteld aan
de eigenaar of aan burgemeester en wethouders hebben laten weten dat zij
de aangeboden woonruimte accepteren.
- 6.
Het bepaalde in artikel 2.3.3., lid l, sub b blijft buiten toepassing, indien:
- a.
burgemeester en wethouders hebben bericht dat geen voordracht zal
- a.
worden gedaan;
b.zij niet binnen de termijn als genoemd in lid 3, sub a. een voordracht
hebben gedaan;
c.alle door hen voorgedragen woningzoekenden de aangeboden
woonruimte hebben geweigerd.
7.Indien de eigenaar niet binnen de gestelde termijn een bericht als bedoeld in
lid 3, sub b heeft gezonden of als hij de voorgedragen woningzoekende(n)
zonder naar het oordeel van burgemeester en wethouders gegronde reden
weigert, kunnen burgemeester en wethouders overeenkomstig hoofdstuk IV
van de wet tot vordering van de woonruimte overgaan.
8.De per eigenaar overeenkomstig artikel 2. 7. 1. Gemelde woonruimten worden
genoteerd in een register, waarvan het boekjaar gelijk is - aan het kalenderjaar.
In dit register wordt enerzijds aangetekend voor welke woonruimten een
huisvestingsvergunning is verstrekt aan woningzoekenden die aan de eisen
voor plaatsing op een voordracht voldoen en anderzijds voor welke woonruimten
dit niet het geval is geweest. Bij het doen van voordrachten streven
burgemeester en wethouders ernaar om de verhouding tussen deze twee
categorieën woonruimten l : l te laten zijn.
Paragraaf 2.8 Afwijkende bepalingen voor bijzondere woonvormen
Artikel 2.8.1 Standplaatsen voor een woonwagen
1.Burgemeester en wethouders houden binnen het register van
woningzoekenden als bedoeld in artikel 2.2.1 een lijst van
standplaatszoekende bij, waarop zij in afnemende puntenvolgorde worden
genoteerd. De volgende factoren bepalen het aantal toegekende punten:
- A.
Deconcentratie
- -
aanvrager woont op een woonwagencentrum dat dient te worden
- -
opgeheven of verkleind. 5pt;
- B.
Zorg
- -
aanvrager heeft familie in de eerste of tweede graad op een ander
- -
woonwagencentrum in de gemeente. 3 pt;
-aanvrager woont buiten één van de gemeenten in de Oosterschelderegio
en heeft familie in de eerste of tweede graad op één van de
woonwagencentra in één van de gemeenten in de Oosterschelderegio. 2 pt;
- C.
Regio
- -
aanvrager woont reeds meer dan een jaar op één van de woonwagencentra
- -
binnen de gemeente, hetgeen blijkt uit het bevolkingsregister. 4 pt;
-aanvrager woont reeds meer dan een jaar op één van de woonwagencentra
binnen één van de gemeenten in de Oosterschelderegio. 3 pt;
-aanvrager beschikt over zelfstandige woonruimte, niet zijnde een
woonwagen, binnen de gemeente en kan krachtens de Woonwagenwet
aanspraak maken op het bewonen van een woonwagen
(binnengemeentelijke spijtoptant). 2 pt;
-aanvrager beschikt over zelfstandige woonruimte, niet zijnde een
woonwagen, binnen één van de andere gemeenten in de
Oosterschelderegio en kan krachtens de Woonwagenwet aanspraak
maken op het bewonen van een woonwagen (binnenregionale
spijtoptant). 1 pt.
- D.
Economische en maatschappelijke binding
- -
aanvrager is economisch of maatschappelijk gebonden aan
- -
de Oosterschelderegio. 5 pt;
- E.
Inschrijvingstermijn
- -
aanvrager heeft reeds eerder tenminste een jaar in de gemeente een
- -
standplaats gehad. 2 pt;
-per maand, dat de inschrijving van kracht is en de aanvrager jonger is
dan 30 jaar; 1 pt;
-Per maand, dat de inschrijving van kracht is en de aanvrager 30 jaar
of ouder is. 2 pt.
- F.
Bijzondere omstandigheden
- -
aanvrager volgt algemeen vormend, dan wel beroepsonderwijs
- -
(geen partieel onderwijs); 5 pt.
2.In afwijking van het bepaalde in artikel 2.3.3 wordt de huisvestingsvergunning
voor een standplaats voor een woonwagen verleend, indien aan de volgende
voorwaarden wordt voldaan:
a.de standplaatszoekende behoort tot de ingevolge paragraaf 2.4. aangewezen
categorieën van woningzoekenden die voor het verkrijgen van een
huisvestingsvergunning in aanmerking komen;
b.de standplaatszoekende kan aantonen dat hij is gerechtigd om volgens de
Woonwagenwet in een woonwagen te wonen;
c.de standplaatszoekende neemt op de in het vorige lid bedoelde lijst de
bovenste plaats in, of de boven hem staande standplaatszoekenden willen
niet in aanmerking komen voor de standplaats. Ingeval van bijzondere
medische en/of sociale omstandigheden van de standplaatszoekende kunnen
burgemeester en wethouders van deze voorwaarde afwijken.
3.De paragrafen 2. 5 (passendheid) en 2. 6 (urgentie) blijven ingeval van
standplaatszoekenden buiten toepassing.
Paragraaf 2.9 Organisatie en bevoegdheden
Artikel 2.9.1 Overeenkomsten
Burgemeester en wethouders zullen bevorderen dat met eigenaren overeenkomsten worden gesloten over het in gebruik geven van woonruimte, welke overeenkomsten voor het bezit van deze eigenaren in de plaats treden van delen van hoofdstuk 2 van deze verordening. Gezien de gangbare praktijk van de woonruimteverdeling geldt dat in ieder geval met de corporaties overeenkomsten worden gesloten. De overeenkomsten dienen een evenwichtige en rechtvaardige verdeling van woonruimte te bevorderen. De overeenkomsten worden ter goedkeuring aan de gemeenteraad voorgelegd. De inhoud van de overeenkomsten wordt in ruime mate bekend gemaakt aan de inwoners van de gemeente en aan andere belanghebbenden.
Artikel 2.9.2 Mandatering
-
1. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de uitoefening van de bevoegdheden krachtens paragraaf 2.2 en paragraaf 2.3 te mandateren aan eigenaren van woonruimte.
-
2. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de uitoefening van de bevoegdheden krachtens de paragrafen 2.4 tot en met 2.8 te mandateren aan eigenaren van woonruimten of aan het hoofd van de afdeling bestuurszaken.
Hoofdstuk 3 Wijziging van de samenstelling van de woonruimtevoorraad
Paragraaf 3.1 Onttrekking
Artikel 3.1.1 Werkingsgebied
Het bepaalde in dit hoofdstuk - te weten de onttrekking, is van toepassing op alle woonruimte gelegen binnen de bebouwde kom of kommen waarvan Gedeputeerde Staten de grenzen laatstelijk hebben vastgesteld overeenkomstig de Wegenverkeerswet en de Wegenwet.
Artikel 3.1.2 Vergunningvereiste
-
1. Het is de zakelijk gerechtigde van een woonruimte, aangewezen in artikel 3.1.1 verboden zonder een onttrekkingsvergunning deze aan de bestemming van bewoning te onttrekken.
-
2. Onder het onttrekken aan de bestemming tot bewoning wordt verstaan het gebruiken voor een ander doel dan permanente bewoning door een huishouden. Onder het gebruiken van de woonruimte wordt tevens verstaan het in gebruik te geven of het te doen gebruiken als recreatie woning.
-
3. Onder het gebruiken het in gebruik geven of het doen gebruiken van een woonruimte als recreatiewoning wordt in elk geval verstaan het beschikbaar hebben of houden van een gebouw ten behoeve van zichzelf of een ander, zonder dat hij of die ander zijn hoofdverblijf in dat gebouw heeft en er een redelijke termijn is verstreken, na welke het beschikbaar hebben of houden niet meer geacht kan worden te geschieden met als doel het gebouw te gebruiken, in gebruik te geven of te doen gebruiken als hoofd verblijf.
-
4. Als criterium voor de vaststelling of iemand zijn hoofdverblijf in een gebouw heeft geldt, dat hij is opgenomen in het bevolkingsregister van de gemeente.
Artikel 3.1.3 Aanvragen van een onttrekkingsvergunning
1.De aanvraag van een onttrekkingsvergunning wordt ingediend bij burgemeester
en wethouders en gaat vergezeld van de volgende informatie en bewijsstukken:
- a.
Naam en adres van de eigenaar;
- b.
Gegevens over de huidige situatie:
- -
aantal kamers;
- -
woonoppervlak;
- -
staat van onderhoud;
- -
- c.
Gegevens over de beoogde situatie:
- -
bestemming.
- 2.
Op of bij de onttrekkingsvergunning vermelden burgemeester en wethouders
- 2.
- -
de volgende informatie:
a.de mededeling dat binnen één jaar van de onttrekkingsvergunning gebruik
gemaakt moet worden. Na deze termijn is de vergunning van rechtswege
vervallen;
- b.
de woonruimte waarop de vergunning betrekking heeft.
- 3.
Burgemeester en Wethouders kunnen een vergunning verlenen voor tijdelijke
- 3.
onttrekking, indien de onttrekking voorziet in een tijdelijke behoefte.
Artikel 3.1.4 Criteria voor vergunningverlening
Burgemeester en wethouders verlenen de onttrekkingsvergunning, indien naar het oordeel van burgemeester en wethouders het met de onttrekking gediende belang groter is dan het belang van het behoud of de samenstelling van de woonruimtevoorraad.
Artikel 3.1.5 Intrekking
Burgemeester en wethouders kunnen een onttrekkingsvergunning intrekken, indien de vergunning is verleend op grond van door de vergunninghouder verstrekte gegevens waarvan deze wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat zij onjuist of onvolledig waren.
Artikel 3.1.6 Verzegeling
Indien sprake is van het gebruik van woonruimte zonder onttrekkingsvergunning anders dan voor permanente bewoning, kunnen burgemeester en wethouders de woonruimte verzegelen. Deze verzegeling wordt opgeheven op het moment dat de woonruimte in gebruik genomen wordt voor permanente bewoning, of dat de woonruimte door verhuur of verkoop opnieuw voor permanente bewoning wordt bestemd, of indien alsnog een onttrekkingsvergunning wordt verleend.
Hoofdstuk 4 Verdere bepalingen
Artikel 4.1 Hardheidsclausule
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd in gevallen waarin de toepassing van deze verordening naar hun oordeel tot een bijzondere hardheid leidt ten gunste van de aanvrager af te wijken van deze verordening.
Artikel 4.2 Strafbepaling
Hij die handelt in strijd met het bepaalde in artikel 2.3.1, 2.7.1 of 3.1.2 wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste vier maanden of geldboete van de derde categorie. De genoemde strafbaar gestelde feiten zijn overtredingen.
Artikel 4.3 Handhaving
-
1. Met het toezicht op de naleving van het bij of krachtens deze verordening bepaalde zijn belast de daartoe door burgemeester en wethouders aangewezen ambtenaren.
-
2. Met de opsporing van de bij artikel 4. 2 strafbaar gestelde feiten zijn, behalve de in artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering en de in artikel 75 van de wet aangewezen ambtenaren belast de in het eerste lid genoemde ambtenaren, voor zover zij door de minister van justitie daartoe zijn aangewezen.
-
3. De in het eerste lid genoemde ambtenaren hebben de bevoegdheden als genoemd in artikel 76, 77 en 78 van de wet.
Artikel 4.4 Restbepaling
In de gevallen waarin deze verordening niet voorziet beslissen burgemeester en wethouders, waarbij zij zich uitsluitend zullen laten leiden door overwegingen betrekking hebbende op de evenwichtige en rechtvaardige verdeling van schaarse woonruimte.
Artikel 4.5 Overleg bij wijziging
Bij de voorbereiding van een besluit tot wijziging van deze verordening plegen burgemeester en wethouders overleg met de in de gemeente werkzame, ingevolge artikel 70, eerste lid, of artikel 72, eerste lid, van de Woningwet (Stb 1991, 439) toegelaten instellingen en met andere daarvoor naar hun oordeel in aanmerking komende organisaties zoals woonconsumenten, die binnen de gemeente op het gebied van de woonruimteverdeling werkzaam zijn.
Artikel 4.6 Wijziging tabel
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de tabel opgenomen in bijlage l aan te passen aan de hand van de door het Rijk (jaarlijks) vast te stellen huurprijs- en inkomensgrenzen op grond van artikel 8, lid 4 van het Huisvestingsbesluit,
Artikel 4.7 Verslaglegging
1.Op verzoek van de gemeente kan om een rapportage worden gevraagd
over de uitvoering van het woonruimteverdelingbeleid Met name zal in het
verslag naar voren moeten komen de wijze waarop zij zorggedragen
hebben voor de huisvesting van de volgende categorieën
woningzoekenden:
- a.
etnische minderheden;
- b.
ouderen;
- c.
jongeren;
- d.
gehandicapten;
- e.
asielzoekers;
- f.
vrouwen uit opvanghuizen.
- 2.
Burgemeester en wethouders kunnen aanwijzingen geven met betrekking tot de
- 2.
wijze waarop het in het eerste lid genoemde verslag ingedeeld moet zijn.
Hoofdstuk 5 Overgangs- en slotbepalingen
Artikel 5.1 Overgangsbepaling
Voor het op de dag van inwerking treden van deze verordening reeds als recreatiewoning in gebruik zijnde gebouwen, zoals vastgelegd in bijlage 2, wordt geacht een ontrekkingsvergunning te zijn verleend, als bedoeld in artikel 3.1.4 onder lid 1. Op bijlage 2 -"Inventarisatielijst van recreatie woningen" zijn woonruimten vermeld die als tweede woning zijn geregistreerd en als zodanig worden gebruikt.
Artikel 5.2 Citeertitel
Deze verordening kan worden aangehaald als Huisvestingsverordening 1995 van de gemeente Kapelle.
Artikel 5.3 Inwerkingtreding
-
1. Deze verordening treedt met uitzondering van hoofdstuk 2 in werking op de achtste dag na de door burgemeester en wethouders vast te stellen dag van afkondiging.
-
2. Op de datum van inwerkingtreding vervalt de Verordening op het gebruik van gebouwen en gronden in de bebouwde kom van de gemeente Kapelle de zg. gebruiksverordening Kapelle, vastgesteld door de raad der gemeente Kapelle op 24 maart 1970 en zoals nadien gewijzigd.
Ziet u een fout in deze regeling?
Bent u van mening dat de inhoud niet juist is? Neem dan contact op met de organisatie die de regelgeving heeft gepubliceerd. Deze organisatie is namelijk zelf verantwoordelijk voor de inhoud van de regelgeving. De naam van de organisatie ziet u bovenaan de regelgeving. De contactgegevens van de organisatie kunt u hier opzoeken: organisaties.overheid.nl.
Werkt de website of een link niet goed? Stuur dan een e-mail naar regelgeving@overheid.nl