Verordening maatschappelijke ondersteuning 2018

Geldend van 29-02-2024 t/m heden

Intitulé

Verordening maatschappelijke ondersteuning 2018

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1.1 Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

-aanbieder:

natuurlijke persoon of rechtspersoon die jegens het college gehouden is een algemene voorziening of een maatwerkvoorziening te leveren;

-advies:

een schriftelijke weergave van de uitkomsten van het onderzoek als bedoeld in artikel 2.3.2, lid 8, van de wet;

- afwegingskader 16-23:

het college kan aan de hand van dit kader vanaf 1 januari 2020 voor jongeren van 16 tot 23 jaar afhankelijk van hun ondersteuningsbehoefte de meest passende ondersteuning (specialistische jeugdhulp of ondersteuning vanuit de Wmo 2015) bepalen.

-algemeen gebruikelijke middelen:

middel dat niet specifiek bedoeld is voor personen met een beperking, dat daadwerkelijk beschikbaar is, een passende bijdrage levert aan de zelfredzaamheid en/of participatie van cliënt en dat financieel gedragen kan worden met een inkomen op minimumniveau;

-algemene voorziening:

aanbod van diensten of activiteiten dat zonder voorafgaand onderzoek of met een beperkte beoordeling, toegankelijk is en is gericht op maatschappelijke ondersteuning;

-andere voorziening:

voorziening gericht op maatschappelijk ondersteuning, anders dan gefinancierd op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015;

-beleid(sregel):

vervalt

-bijdrage:

eigen bijdrage zoals bedoeld in artikel 2.1.4, lid 1, van de wet;

-budgetplan:

plan bij het verstrekken van de voorziening als pgb, dat aan de hand van de door het college verstrekte criteria wordt opgesteld door de cliënt, zie ook persoonlijk plan;

-cliënt:

een persoon die gebruik maakt van een algemene voorziening of aan wie een maatwerkvoorziening is verstrekt of door of namens wie een melding is gedaan als bedoeld in artikel 2.3.2, eerste lid van de wet;

-cliёntondersteuning:

onafhankelijke ondersteuning met informatie, advies en algemene ondersteuning die bijdraagt aan het versterken van de zelfredzaamheid en participatie en het verkrijgen van een zo integraal mogelijke dienstverlening op het gebied van maatschappelijke ondersteuning, preventieve zorg, zorg, jeugdhulp, onderwijs, welzijn, wonen, werk en inkomen;

- collectief aanvullend vervoer:

maatwerkvoorziening voor lokaal sociaal recreatief vervoer dat door het college wordt aangeboden aan personen die ten gevolge van beperkingen geen gebruik kunnen maken van eigen of openbaar vervoer en waarbij het uitgangspunt is dat men samen met anderen wordt vervoerd;

-college:

het college van burgemeester en wethouders van Den Haag;

-dakloos:

feitelijk daklozen zijn personen die voor hun overnachting vooral aangewezen zijn op straat, op een kortdurend verblijf in laagdrempelige opvangvoorzieningen (minimaal 10 nachten per jaar) of een tijdelijk onderkomen bij familie, vrienden of kennissen;

- dak- en thuislozen:

personen die voor hun overnachting vooral aangewezen zijn op straat, op een kortdurend verblijf in laagdrempelige opvangvoorzieningen (minimaal 10 nachten per jaar) of een tijdelijk onderkomen bij familie, vrienden of kennissen;

-eigen bijdrage:

bijdrage zoals bedoeld in artikel 2.1.4, lid 1, van de wet;

- forfaitaire periode:

de ondersteuning zoals bedoeld in artikel 3.9, tweede lid, onder a, van deze Verordening;

- formeel tarief:

tarief voor een pgb bij ondersteuning door een professionele organisatie, een zelfstandige zonder personeel of een professionele zorgverlener, niet zijnde iemand uit het sociale netwerk van de cliënt;

-formele ondersteuning:

een professionele organisatie, een zelfstandige zonder personeel of een professionele zorgverlener die ondersteuning biedt, niet zijnde iemand uit het sociale netwerk van de cliënt.

-gebruikelijke hulp:

hulp die naar algemeen aanvaarde opvattingen in redelijkheid mag worden verwacht van de echtgenoot, ouders, inwonende kinderen of andere huisgenoten;

-gebruikelijke ondersteuning:

ondersteuning die vanuit een andere (wettelijke) voorziening, het sociale netwerk, mantelzorg, een algemene voorziening, een algemeen gebruikelijk middel, zelfredzaamheid, eigen kracht, gebruikelijke hulp of die vanuit een welzijns- of vrijwilligersorganisatie wordt gegeven en leidt tot een verminderd beroep op de ondersteuning die vanuit de wet noodzakelijk is;

-gesprek:

het mondeling contact na een melding zoals bedoeld in artikel 2.3.2, eerste lid, van de wet waarin het college met degene die maatschappelijke ondersteuning vraagt zijn gehele situatie inventariseert ten aanzien van zijn mogelijkheden om met gebruikelijke ondersteuning zijn zelfredzaamheid of participatie te verbeteren of te voorkomen dat hij gebruik moet maken van beschermd wonen of opvang;

-hulpvraag:

behoefte aan maatschappelijke ondersteuning als bedoeld in artikel 2.3.2, eerste lid, van de wet;

- informeel tarief:

tarief voor een pgb wanneer de ondersteuning wordt geboden door een natuurlijke persoon hetzij familie in de vorm van partner, hetzij bloed-of aanverwanten van eerste of tweede graad, hetzij natuurlijke personen die geen professionele zorgverleners zijn en derhalve niet zijn ingeschreven in het BIG-register dan wel de Kamer van Koophandel;

-informele ondersteuning:

zorg die wordt geboden door een natuurlijke persoon, hetzij familie in de vorm van partner, hetzij bloed-of aanverwanten van eerste of tweede graad, hetzij natuurlijke personen die geen professionele zorgverleners zijn en derhalve niet zijn ingeschreven in het BIG-register dan wel de Kamer van Koophandel

-leefomgeving:

fysieke omgeving in de woon- en verblijfssituatie, ook de inrichting in en rond woningen;

-logeren:

een maatwerkvoorziening die bestaat uit een logeerfunctie;

-maatschappelijke ondersteuning:

ondersteuning die vanuit de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 wordt verleend;

-maatwerkvoorziening:

een op behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden van een persoon afgestemd geheel van zorg en diensten, hulpmiddelen, woningaanpassing en andere maatregelen ten behoeve van onder andere de zelfredzaamheid en participatie.

-mantelzorg:

hulp ten behoeve van zelfredzaamheid, participatie, beschermd wonen, opvang, jeugdhulp, het opvoeden en opgroeien van jeugdigen en zorg en overige diensten als bedoeld in de Zorgverzekeringswet, die rechtstreeks voortvloeit uit een tussen personen bestaande sociale relatie en niet wordt verleend in het kader van een hulpverlenend beroep;

-melding:

mededeling aan het college van een hulpvraag, zoals bedoeld in artikel 2.3.2, eerste lid, van de wet;

- MWA:

een maatwerkarrangement dat op grond van de wet op maat wordt verstrekt aan een inwoner met een beperking op het gebied van zelfredzaamheid en participatie, en die (een combinatie van) huishoudelijke hulp, (woon)begeleiding, dagbesteding, kortdurend verblijf of beschermd wonen bevat;

-nadere regels:

regelgeving die door het college wordt vastgelegd in de geldende regeling maatschappelijke ondersteuning;

-ondersteuningsplan:

plan bij het verstrekken van het MWA in natura dat aan de hand van de door het college verstrekte criteria wordt opgesteld door de zorgaanbieder in samenspraak met de cliënt, zie ook het budgetplan;

-onderzoek:

onderzoek als bedoeld in artikel 2.3.2, van de wet;

-participatie:

deelnemen aan het maatschappelijke verkeer;

-persoonlijk plan:

plan als bedoeld in artikel 2.3.2, tweede lid van de wet

-persoonsgebonden budget (pgb):

bedrag waaruit namens het college betalingen worden gedaan voor diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen die tot een maatwerkvoorziening behoren, en die een cliënt van derden heeft betrokken;

-professionele standaard:

(zorg die) volgens professionele maatstaven of branche normen wordt verstrekt;

-regeling:

de geldende Regeling maatschappelijke ondersteuning Den Haag;

-sociaal netwerk:

personen uit de huiselijke kring of andere personen met wie de cliënt een sociale relatie onderhoudt;

-uitvoeringsbesluit:

Uitvoeringsbesluit Wmo 2015;

-vertegenwoordiger:

persoon of rechtspersoon die een cliënt vertegenwoordigt die niet in staat kan worden geacht tot een redelijke waardering van zijn belangen ter zake;

-voorziening:

een maatwerkvoorziening voor zelfredzaamheid of participatie, beschermd wonen of opvang;

- waakvlam:

de ondersteuning zoals bedoeld in artikel 3.9, tweede lid, onder b, van deze Verordening;

-wet:

Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015)

-zelfredzaamheid:

in staat zijn tot het uitvoeren van de noodzakelijke algemene dagelijkse levensverrichtingen en het voeren van een gestructureerd huishouden.

Artikel 1.2 Reikwijdte verordening, regeling en beleidsregel

  • 1. Deze verordening is enkel van toepassing op de maatschappelijke ondersteuning ten behoeve van degene die zijn woonplaats heeft in Den Haag, blijkend uit de inschrijving in de basisregistratie personen of uit de concrete feiten en omstandigheden.

  • 2. In afwijking van het eerste lid geldt deze verordening ten aanzien van de maatschappelijke ondersteuning in de vorm van opvang en beschermd wonen, voor iedere ingezetene van Nederland, die zich voor deze ondersteuning tot het college wendt met inachtneming van de door het college bepaalde toegangscriteria.

  • 3. Het college stelt ter uitvoering van deze verordening een regeling vast.

  • 4. Het college kan een beleidsregel vaststellen ten behoeve van een beleidsmatige visie op de uitvoering van de verordening en de regeling.

Artikel 1.3 Inzet van voorzieningen en toegang

  • 1. Het college kan voor de maatschappelijke ondersteuning beschikbaar stellen:

    • a.

      algemene voorzieningen, of

    • b.

      maatwerkvoorzieningen.

  • 2. De verstrekking van algemene voorzieningen en maatwerkvoorzieningen geschiedt binnen de kaders van de wet en de gemeentelijke regelgeving zoals genoemd in artikel 1.2 van de Verordening.

  • 3. De verstrekking van voorzieningen is gericht op het behalen van één of meer door het college vastgestelde, resultaten.

  • 4. Het college bepaalt met inachtneming van de artikelen 2.3.1 tot en met 2.3.5 van de wet bij nadere regeling op welke wijze de cliënt, in samenspraak tussen het college en de cliënt, voor een maatwerkvoorziening, beschermd wonen of opvang in aanmerking komt.

Hoofdstuk 2 Algemene voorzieningen

Artikel 2.1 Algemene voorzieningen en voorzieningen op wijkniveau

  • 1. Het college treft de algemene voorzieningen die naar zijn oordeel bijdragen aan de zelfredzaamheid en participatie van ingezetenen en aan de ondersteuning van mantelzorg en vrijwilligerswerk daarvoor, waaronder in elk geval de in dit hoofdstuk vermelde voorzieningen.

  • 2. Het college draagt zorg voor algemene voorzieningen op wijkniveau die zoveel als mogelijk aansluiten op eigen initiatieven van burgers en omvatten in elk geval de aanwezigheid van de volgende voorzieningen:

    • a.

      informatie en advies;

    • b.

      versterking van de vrijwillige inzet en informele netwerken;

    • c.

      mantelzorgondersteuning;

    • d.

      activering en participatie;

    • e.

      algemeen maatschappelijk werk.

Artikel 2.2 Opvang daklozen

  • 1. Het college zorgt binnen het kader van de opvang voor dak- en thuislozen zonder verblijfsalternatief voor de mogelijkheid van kortdurend onderdak, in elk geval met een slaapplaats inclusief voeding, douche en eventueel andere diensten of faciliteiten gedurende de nacht.

  • 2. Het college kan nadere regels stellen inzake de toegang, aard, inhoud en omvang van de in dit artikel genoemde voorziening.

Artikel 2.3 Opvang

  • 1. Het college draagt zorg voor voltijdverblijf naar aanleiding van een crisissituatie, op voor specifiek dat doel bestemde plekken, voor opvang van cliënten met een beperkte toegangsbeoordeling gedurende maximaal drie aaneengesloten dagen.

  • 2. Het college kan nadere regels stellen inzake de toegang, aard, inhoud en omvang van de in dit artikel genoemde voorziening.

Artikel 2.4 Cliëntondersteuning

  • 1. Het college zorgt ervoor dat een ieder die zich tot het college wendt een beroep kan doen op onafhankelijke en kosteloze cliëntondersteuning, waarbij het belang van de cliënt het uitgangspunt vormt.

  • 2. Het college wijst een cliënt en zijn mantelzorger voor het onderzoek, bedoeld in artikel 2.3.2, eerste lid, van de wet, op de mogelijkheid gebruik te maken van kosteloze cliëntondersteuning.

Artikel 2.5 Compensatieregeling chronisch zieken en gehandicapten

  • 1. Het college verstrekt chronisch zieken en gehandicapten, die als gevolg van een stapeling van zorgkosten een aannemelijk extra financieel nadeel ondervinden, een forfaitaire tegemoetkoming.

  • 2. De tegemoetkoming is inkomensafhankelijk.

  • 3. Het college stelt nadere regels omtrent de hoogte van de in het eerste lid bedoelde tegemoetkoming en de wijze waarop die wordt aangevraagd en verstrekt.

Artikel 2.6 Waardering mantelzorgers

Het college bepaalt in de regeling de aard en omvang van de waardering voor mantelzorgers.

Hoofdstuk 3 Maatwerkvoorzieningen voor ondersteuning bij zelfredzaamheid en participatie

Artikel 3.1 Criteria voor alle maatwerkvoorzieningen

  • 1. Een cliënt komt in aanmerking voor een maatwerkvoorziening ter compensatie van de beperkingen in de zelfredzaamheid of participatie die de cliënt ondervindt, voor zover de cliënt deze beperkingen naar het oordeel van het college niet met gebruikelijke ondersteuning kan verminderen of wegnemen.

  • 2. De maatwerkvoorziening heeft ten doel om voor de cliënt, rekening houdend met de uitkomsten van het onderzoek, de zelfredzaamheid of participatie te bevorderen en dat de cliënt zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kan blijven functioneren.

  • 3. Bij het verstrekken van maatschappelijke ondersteuning stelt het college een passend niveau daarvan vast rekening houdend met de mate van gebruikelijke ondersteuning die bij de cliënt aanwezig is.

  • 4. Het college verstrekt een maatwerkvoorziening slechts indien:

    • a.

      de noodzaak tot maatschappelijke ondersteuning redelijkerwijs niet vermijdbaar was, en

    • b.

      de noodzaak tot maatschappelijke ondersteuning redelijkerwijs niet voorzienbaar was, maar van de cliënt niet verwacht kon worden maatregelen te hebben getroffen die de hulpvraag overbodig maakte, en

    • c.

      de noodzaak tot maatschappelijke ondersteuning blijkt uit een onderzoek waar de cliënt in voldoende mate aan mee heeft gewerkt.

  • 5. Wanneer een maatwerkvoorziening noodzakelijk is ter vervanging van een eerder door het college verstrekte voorziening, verstrekt het college deze niet eerder dan wanneer het eerder verstrekte hulpmiddel technisch is afgeschreven, tenzij:

    • a.

      de eerder verstrekte voorziening verloren is gegaan als gevolg van een omstandigheid die niet aan de cliënt is toe te rekenen;

    • b.

      de cliënt geheel of gedeeltelijk tegemoetkomt in de veroorzaakte kosten, of

    • c.

      de eerder verstrekte voorziening niet langer een oplossing biedt voor de behoefte van de cliënt aan maatschappelijke ondersteuning.

  • 6. Wanneer een maatwerkvoorziening noodzakelijk is, verstrekt het college de goedkoopst compenserende voorziening.

  • 7. Het college kan nadere regels stellen inzake de toegang, aard, inhoud en omvang van de te verstrekken voorziening.

  • 8. Er wordt geen maatwerkvoorziening toegekend voor zover deze wordt gebruikt in het buitenland, tenzij het college hier vooraf schriftelijk toestemming voor verleent.

  • 9. Er wordt geen maatwerkvoorziening toegekend voor zover de aanvraag betrekking heeft op kosten die de cliënt voorafgaand aan het moment van beschikken heeft gemaakt, tenzij:

    • a.

      daarvoor vooraf door het college toestemming is gegeven, of;

    • b.

      het college de noodzaak, adequaatheid en passendheid van de voorziening en de gemaakte kosten achteraf nog kan beoordelen.

Artikel 3.2 Aanvullende criteria voor maatwerkvoorzieningen die verstrekt worden als pgb

  • 1. In aanvulling op artikel 3.1 komt een cliënt in aanmerking voor een pgb indien:

    • a.

      cliënt een verzoek hiertoe indient;

    • b.

      de pgb doelmatig wordt besteed aan door het college vastgestelde resultaten van de voorziening;

    • c.

      het gaat om kosten die niet gemaakt zijn voorafgaand aan de indiening van de aanvraag tenzij daarvoor vooraf door het college toestemming is gegeven, dan wel het college de noodzaak, adequaatheid en passendheid van de voorziening en de gemaakte kosten achteraf nog kan beoordelen;

    • d.

      de ondersteuning die de cliënt met het pgb wenst in te kopen naar het oordeel van het college van voldoende kwaliteit is en in voldoende mate zal bijdragen aan het bereiken van het in het ondersteuningsplan opgenomen resultaat;

    • e.

      de kwaliteit van de in te kopen formele ondersteuning minimaal voldoet aan de eisen die de gemeente stelt aan de gecontracteerde zorgaanbieders die vergelijkbare ondersteuning leveren; en

    • f.

      naar het oordeel van het college op geen enkele manier druk is uitgeoefend op de cliënt om de dienstverlening, in welke vorm dan ook, van deze ondersteunende persoon of organisatie te betrekken.

  • 2. De hoogte van een pgb:

    • a.

      wordt bepaald aan de hand van een door de cliënt opgesteld budgetplan over hoe hij het pgb gaat besteden;

    • b.

      bedraagt niet meer dan de kostprijs van de in de betreffende situatie goedkoopst compenserende voorziening in natura; en

    • c.

      is toereikend om veilige, doelmatige en kwalitatief goede diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen die tot de maatwerkvoorziening behoren, van derden te betrekken, en wordt indien nodig, aangevuld met een vergoeding voor onderhoud en verzekering.

Artikel 4.3, eerste en tweede lid zijn van overeenkomstige toepassing.

  • 3. Een cliënt aan wie een pgb wordt verstrekt, kan maatschappelijke ondersteuning betrekken van een persoon die behoort tot het sociaal netwerk indien:

    • a.

      de maatschappelijke ondersteuning veilig, doeltreffend, doelmatig en cliëntgericht wordt verleend;

    • b.

      deze persoon een lager tarief krijgt betaald voor zijn diensten; en

    • c.

      de diensten van tussenpersonen of belangenbehartigers niet uit het pgb worden betaald.

  • 4. Het college kan de Sociale Verzekeringsbank (SVB) verzoeken de uitbetaling van het pgb geheel of gedeeltelijk op te schorten.

  • 5. Er is sprake van een professionele organisatie wanneer:

    • a.

      de organisatie staat ingeschreven bij de Kamer van Koophandel (KvK) en hieruit blijkt dat de organisatie ondersteuning verleent die aansluit bij de Wmo resultaatgebieden;

    • b.

      de organisatie minimaal twee medewerkers in dienst heeft;

    • c.

      de organisatie en de medewerkers voldoen aan de kwaliteitseisen die gelden voor de ondersteuning die wordt aangeboden door de gecontracteerde aanbieder. De medewerkers ontvangen een salaris dat daarbij past;

    • d.

      de eigenaar en de medewerkers geen eerste- of tweedegraadsfamilielid zijn van degene aan wie ze ondersteuning bieden; en

    • e.

      de organisatie beschikt voor het resultaatgebied dagbesteding of logeren over een locatie die passend is en voor dat doel is ingericht en waar meerdere cliënten tegelijk kunnen verblijven.

  • 6. Er is sprake van een zelfstandige zonder personeel (zzp-er) wanneer:

    • a.

      de zelfstandige staat ingeschreven bij de KvK en hieruit blijkt dat de zelfstandige ondersteuning verleent die aansluit bij de Wmo-resultaatgebieden;

    • b.

      de zelfstandige door de Belastingdienst wordt aangemerkt als een zelfstandig ondernemer;

    • c.

      de zelfstandige voldoet aan de kwaliteitseisen die aan een hulpverlener van een gecontracteerde aanbieder worden gesteld. Hij berekent een tarief dat marktconform is;

    • d.

      de zelfstandige geen eerste- of tweedegraads familielid is van degene aan wie hij ondersteuning biedt; en

    • e.

      de zelfstandige beschikt voor het resultaatgebied dagbesteding of logeren over een locatie waar meerdere cliënten tegelijk kunnen verblijven.

  • 7. Er is sprake van een professionele zorgverlener wanneer:

    • a.

      de zorgverlener is ingeschreven in het register, bedoeld in artikel 3 van de Wet op de beroepen in de individuele Gezondheidszorg (het BIG), voor het uitoefenen van een beroep voor het verlenen van ondersteuning binnen de kaders van resultaatgebieden, zoals bedoeld in artikel 3.9, eerste lid, van deze verordening;

    • b.

      de zorgverlener ondersteuning levert binnen de genoemde resultaatgebieden;

    • c.

      de zorgverlener geen eerste- of tweedegraads familielid is van degene aan wie hij ondersteuning biedt;

    • d.

      de zorgverlener voldoet aan de kwaliteitseisen die aan een hulpverlener van een aanbieder worden gesteld en een tarief berekent dat marktconform is; en

    • e.

      de zorgverlener beschikt voor het resultaatgebied dagbesteding of logeren over een locatie waar meerdere cliënten tegelijk kunnen verblijven.

  • 8. Indien een cliënt een vertegenwoordiger heeft, wordt de vertegenwoordiger alleen geacht de aan het pgb verbonden taken op verantwoorde wijze te kunnen uitvoeren indien:

    • a.

      hij niet tevens uitvoerder is van de ondersteuning die met het pgb wordt ingekocht of een financiële relatie heeft met de uitvoerder van de ondersteuning, tenzij dit gezien de situatie van de cliënt of jeugdige, de aard van de ingekochte ondersteuning en de waarborgen waarmee een verantwoorde besteding en verantwoording van het pgb is omgeven, naar het oordeel van het college passend wordt bevonden;

    • b.

      er sprake is van voldoende nabijheid in de vorm van fysieke aanwezigheid en tijd;

    • c.

      hij eerste of tweedegraads bloed- of aanverwant is van de cliënt, tenzij omstandigheden aanleiding kunnen geven om het beheer te laten uitvoeren door iemand die tot het sociaal netwerk behoort, of hij door de rechtbank is aangesteld als mentor, bewindvoerder of curator;

    • d.

      er geen sprake is van belangenverstrengeling tussen de pgb beheerder en de pgb aanbieder.

  • 9. Het college kan nadere regels stellen inzake de kwaliteit van ondersteuning bij, en tarieven van, de in dit artikel genoemde pgb.

  • 10. Een zorgaanbieder die niet voldoet aan de gestelde kwaliteitseisen van de gemeente zoals geformuleerd in de kwaliteitsformulieren pgb, kan in bepaalde gevallen zorg verlenen tegen informeel tarief.

Artikel 3.2A Weigeringsgronden pgb

  • 1. Het college kan een pgb weigeren te verstrekken indien er sprake is van vastgesteld oneigenlijk gebruik of misbruik.

  • 2. Een pgb kan worden geweigerd als er naar het oordeel van het college twijfels zijn over de integriteit van de zorgaanbieder.

Artikel 3.2B Hoogte en berekening van het pgb

  • 1. Per zorgvorm worden normbedragen voor het pgb vastgesteld. De hoogte van de formele en informele tarieven zijn neergelegd in bijlage I.

  • 2. Uitgangspunt van de berekening van de tarieven betreft de reële prijs van de zorgaanbieders die actief zijn voor de gemeente Den Haag. Daarvoor worden de volgende uitgangspunten gehanteerd:

    • a.

      de te bieden deskundigheid;

    • b.

      het vereiste opleidingsniveau;

    • c.

      of ondersteuning verleend wordt conform professionele of kwaliteitsstandaarden;

    • d.

      of de ondersteuning formeel of informeel wordt verleend.

  • 3. De reële prijs voor de tarieven pgb formeel zijn gebaseerd op de volgende kostprijselementen:

    • a.

      kosten van de beroepskracht: de voor de sector toepasselijke CAO schalen in relatie tot de zwaarte van de functie, inclusief vakantiegeld en eindejaarsuitkering;

    • b.

      kosten voor niet productieve uren van de beroepskrachten als gevolg van verlof, ziekte, scholing, werkoverleg;

    • c.

      werkgeverslasten;

    • d.

      overhead en materiële kosten tot een afslag van 10-15%;

    • e.

      overige kosten, te weten voor verzekeringen;

    • f.

      indexatie van de reële prijs op basis van de CAO index Zorg en Welzijn van het CBS conform de indexatie van de cao-lonen bij de ZiN-kostprijzen.

  • 4. De reële prijs voor de tarieven pgb informeel zijn gebaseerd op de volgende kostprijselementen:

    • a.

      wettelijk minimumloon, inclusief vakantiegeld en eindejaarsuitkering;

    • b.

      kosten voor niet productieve uren van de beroepskrachten als gevolg van verlof en ziekte;

    • c.

      werkgeverslasten bij intensiteiten plus en intensief;

    • d.

      opslag voor zorgzwaarte voor individuele begeleiding;

    • e.

      indexatie van de reële prijs op basis van de CAO index Zorg en Welzijn van het CBS conform de indexatie van de cao-lonen bij de ZiN-kostprijzen.

Artikel 3.2C Hoogte pgb voor een zaak

Indien de verordening geen normbedrag voor een maatwerkvoorziening vermeldt, wordt de hoogte van een pgb voor een zaak vastgesteld op ten hoogste de kostprijs van de zaak die de aanvrager op dat moment zou hebben ontvangen als de zaak in natura zou zijn verstrekt. Hierbij geldt dat:

  • a.

    wanneer de naturaverstrekking een tweedehands voorziening betreft, wordt de kostprijs van die voorziening daarop gebaseerd, met een afschrijvingstermijn gelijk aan de verkorte termijn waarop de zaak technisch is afgeschreven, rekening houdend met onderhoud en verzekering; of

  • b.

    wanneer de naturaverstrekking een nieuwe voorziening betreft, wordt de kostprijs van die voorziening daarop gebaseerd, rekening houdend met een eventueel door de gemeente te ontvangen korting en rekening houdend met onderhoud en verzekering.

Artikel 3.2D Hoogte pgb voor huishoudelijke hulp

Indien de verordening geen normbedrag voor een maatwerkvoorziening vermeldt, wordt de hoogte van een pgb voor huishoudelijke hulp berekend als volgt:

  • a.

    huishoudelijke hulp door een persoon die daarvoor niet opgeleid is, wordt vastgesteld per resultaat op basis van het laagste tarief voor huishoudelijke hulp in natura door een niet daartoe opgeleid persoon werkzaam bij een door de gemeente gecontracteerde instelling; of

  • b.

    huishoudelijke hulp door een persoon die daartoe opgeleid is, of waarvoor bijzondere deskundigheden zijn vereist, wordt per resultaat van een schoon huis vastgesteld op basis van het laagste tarief per resultaat van een schoon huis voor huishoudelijke hulp in natura door een daartoe opgeleide beroepskracht werkzaam bij een door de gemeente gecontracteerde instelling.

Artikel 3.2E Hoogte pgb voor individuele begeleiding

Indien de verordening geen normbedrag voor een maatwerkvoorziening vermeldt, wordt de hoogte van een pgb voor individuele begeleiding berekend als volgt:

  • a.

    individuele begeleiding door een niet daartoe opgeleid persoon wordt vastgesteld per resultaat op basis van het laagste tarief per resultaat; of

  • b.

    individuele begeleiding door een daartoe opgeleid persoon, of waarvoor bijzondere deskundigheden zijn vereist, wordt per resultaat voor individuele begeleiding vastgesteld op basis van het laagste tarief per resultaat voor individuele begeleiding in natura door een daartoe opgeleide beroepskracht werkzaam bij een door de gemeente gecontracteerde instelling.

Artikel 3.2F Hoogte pgb voor dagbesteding

Indien de verordening geen normbedrag voor een maatwerkvoorziening vermeldt, wordt de hoogte van een pgb voor dagbesteding berekend als volgt:

  • a.

    begeleiding groep of dagbesteding met laag intensieve ondersteuning, uitgevoerd door vrijwilligers met ondersteuning van een beroepskracht, wordt per dagdeel of per groep vastgesteld op basis van het laagste tarief per dagdeel of per groep, voor dergelijke begeleiding in natura door een daartoe opgeleide beroepskracht, werkzaam bij een door de gemeente gecontracteerde instelling; of

  • b.

    gespecialiseerde dagbesteding met hoog intensieve ondersteuning uitgevoerd door daartoe opgeleide personen wordt per dagdeel of per groep vastgesteld op basis van het laagste tarief per dagdeel of per groep voor dergelijke begeleiding in natura door daartoe opgeleide beroepskrachten werkzaam bij een door de gemeente gecontracteerde instelling.

Artikel 3.2.G Hoogte pgb logeervoorziening

Indien de verordening geen normbedrag voor een maatwerkvoorziening vermeldt, wordt de hoogte van een pgb voor een logeervoorziening berekend als volgt:

  • a.

    met laag intensieve ondersteuning uitgevoerd door vrijwilligers met ondersteuning van een beroepskracht, of;

  • b.

    met hoog intensieve ondersteuning uitgevoerd door daartoe opgeleide personen, wordt per dagdeel of per resultaat voor kortdurend verblijf- en respijtzorg vastgesteld op basis van het laagste tarief per dagdeel of per resultaat voor kortdurend verblijf- en respijtzorg in natura door een daartoe opgeleide beroepskracht(en) werkzaam bij een door de gemeente gecontracteerde instelling.

Artikel 3.2H Hoogte pgb vervoer

Indien de verordening geen normbedrag voor een maatwerkvoorziening vermeldt, wordt de hoogte van een pgb voor vervoer berekend als volgt:

  • a.

    voor vervoer van en naar dagbesteding wordt de hoogte vastgesteld op basis van het laagst geoffreerde tarief bij een door de gemeente gecontracteerde instelling of een door het college vastgestelde kilometervergoeding, of;

  • b.

    voor vervoer middels taxi en rolstoeltaxi wordt de hoogte vastgesteld op basis op grond van een door het college verricht objectief onderzoek naar markconforme tarieven en uitgaande van een maximaal aantal kilometers per jaar.

Artikel 3.2I Hoogte pgb autoaanpassing

Indien de verordening geen normbedrag voor een maatwerkvoorziening vermeldt, wordt de hoogte van een pgb voor een autoaanpassing vastgesteld op basis van het programma van eisen voor de aanpassing en de laagste kostprijs voor een vergelijkbare aanpassing in natura opgenomen in het door de gemeente gesloten contract met een leverancier van autoaanpassingen.

Artikel 3.2J Hoogte pgb verhuiskosten

Indien de verordening geen normbedrag voor een maatwerkvoorziening vermeldt, wordt de hoogte van een pgb voor de verhuiskosten vastgesteld op basis van:

  • a.

    de omvang van de verhuizing;

  • b.

    de keuze van de cliënt om al dan niet gebruik te maken van een erkende verhuizer, en

  • c.

    de laagste kostprijs van een verhuizing in natura opgenomen in het door de gemeente gesloten contract met een verhuizer.

Artikel 3.2K Hoogte pgb woonaanpassing

Indien de verordening geen normbedrag voor een maatwerkvoorziening vermeldt, wordt de hoogte van een pgb voor een woonaanpassing vastgesteld op basis van:

  • a.

    de omvang van de aanpassing;

  • b.

    het programma van eisen voor de aanpassing;

  • c.

    de keuze van de cliënt om al dan niet gebruik te maken van een erkende aannemer, en

  • d.

    de laagste kostprijs voor het toegankelijk maken van een woning opgenomen in het door de gemeente gesloten contract met een erkende aannemer.

Artikel 3.3 De inhoud van het besluit voor een maatwerkvoorziening in natura en pgb

  • 1. Het ondersteuningsplan (natura) of budgetplan (pgb) maakt een vast onderdeel uit van het te nemen besluit voor een maatwerkvoorziening.

  • 2. Het college vermeldt in het besluit tot verstrekking van een maatwerkvoorziening in natura minimaal:

    • a.

      of de maatwerkvoorziening in natura of als pgb wordt verstrekt;

    • b.

      voldoende bepaalbaar en concreet wat het beoogd resultaat van de voorziening is en hoe en op welke wijze de cliënt met de ondersteuning ten behoeve van zelfredzaamheid en participatie wordt gecompenseerd;

    • c.

      de ingangsdatum en duur van de voorziening;

    • d.

      wanneer er sprake is van een eigen bijdrage.

  • 3. De ingangsdatum van een maatwerkvoorziening als bedoeld in het tweede lid is gelijk aan de datum van het daartoe strekkende besluit tenzij door het college anders gemotiveerd en bepaald.

  • 4. In aanvulling op het tweede lid vermeldt het college in een besluit voor een maatwerkvoorziening als pgb tevens:

    • a.

      voor welke individuele voorziening en resultaten het pgb moet worden aangewend;

    • b.

      welke kwaliteitseisen gelden voor de besteding van het pgb;

    • c.

      wat de hoogte van het pgb is en hoe dit is berekend;

    • d.

      wat de duur is van de verstrekking;

    • e.

      wat de wijze van verantwoording is van de besteding van het pgb.

Artikel 3.4 Logeren

  • 1. In aanvulling op artikel 3.1 komt een cliënt gedurende maximaal twee dagen per week in aanmerking voor logeren, indien:

    • a.

      de cliënt aangewezen is op ondersteuning met permanent toezicht, permanente zorg of ongeregelde zorg; en

    • b.

      de mantelzorger tijdelijk ontlast moet worden en de cliënt niet in zijn sociale omgeving kan logeren.

  • 2. Logeren kan maximaal 104 dagen per jaar worden ingezet. Dagen mogen twee keer per jaar worden opgespaard tot een maximum van 21 aaneengesloten dagen. In bijzondere gevallen, bijvoorbeeld bij ziekte van de mantelzorger, mag deze periode eenmalig worden verlengd met nog eens 21 dagen.

  • 3. Het college kan nadere regels stellen inzake de toegang, aard, inhoud en omvang van de in dit artikel genoemde maatwerkvoorziening.

Artikel 3.5 Voorzieningen voor zintuiglijk beperkten

  • 1. In aanvulling op artikel 3.1 komt een cliënt in aanmerking voor het inschakelen van een doventolk in de privésituatie als de cliënt doof, doofblind of zeer slechthorend is.

  • 2. In aanvulling op artikel 3.1 komt een cliënt in aanmerking voor gespecialiseerd maatschappelijke ondersteuning indien de cliënt doof, zeer slechthorend, doofblind of blind is.

  • 3. Het college kan nadere regels stellen inzake de toegang, aard, inhoud en omvang van de in dit artikel genoemde maatwerkvoorzieningen.

Artikel 3.6 Vervoersvoorziening

  • 1. In aanvulling op artikel 3.1 komt een cliënt in aanmerking voor een vervoersvoorziening of het aanpassen van een eigen vervoermiddel, wanneer de cliënt niet of onvoldoende gebruik kan maken van een algemene voorziening voor vervoer.

  • 2. De raad bepaalt de maximum normbedragen voor de kosten van vervoersvoorzieningen in de vorm van een pgb in bijlage II.

  • 3. Het college kan nadere regels stellen inzake de toegang, aard, inhoud en omvang van de in dit artikel genoemde maatwerkvoorzieningen.

  • 4. Indien de cliënt de voorziening “Ondersteuning en wonen” minimaal één dagdeel op een andere locatie dan de eigen woning ontvangt, omvat deze tevens het noodzakelijk vervoer van en naar deze locatie wanneer de cliënt zich niet zelfstandig of met behulp van het sociale netwerk kan verplaatsen.

Artikel 3.7 Woningaanpassing

  • 1. In aanvulling op artikel 3.1 komt een cliënt in aanmerking voor een woningaanpassing wanneer deze langdurig noodzakelijk is en een verhuizing niet de goedkoopst compenserende voorziening is of naar het oordeel van het college niet gevergd kan worden.

  • 2. De voorziening wordt slechts verstrekt indien:

    • a.

      de cliënt zijn hoofdverblijf heeft of zal hebben in de woonruimte waaraan de voorziening wordt getroffen, of

    • b.

      de cliënt zijn hoofdverblijf in een erkende zorginstelling heeft en de voorziening noodzakelijk is voor het logeerbaar maken van een andere woonruimte dan waar de cliënt met beperkingen zijn hoofdverblijf heeft.

  • 3. Het college kan nadere regels stellen inzake de toegang, aard, inhoud en omvang van de in dit artikel genoemde maatwerkvoorziening.

  • 4. Het college kan een persoon die geen beperking of probleem heeft, vragen om te verhuizen en aan deze persoon een verhuiskostenvergoeding verstrekken.

  • 5. Een woonvoorziening voor het aanpassen of onderhouden van een gemeenschappelijke ruimte in een wooncomplex is niet mogelijk als dat wooncomplex specifiek is bestemd voor de huisvesting van senioren of personen met een beperking.

Artikel 3.8 Rolstoel en sporthulpmiddelen

  • 1. In aanvulling op artikel 3.1 komt een cliënt in aanmerking voor een rolstoel als het voor hem overwegend noodzakelijk is om zich zittend of liggend te verplaatsen.

  • 2. In aanvulling op artikel 3.1 komt een cliënt in aanmerking voor een sporthulpmiddel als voor hem als gevolg van een zware of matige beperking overwegend noodzakelijk is om te sporten met gebruikmaking van een sporthulpmiddel.

  • 3. Het college kan nadere regels stellen inzake de toegang, aard, inhoud en omvang van de in dit artikel genoemde maatwerkvoorzieningen.

Artikel 3.9 Ondersteuning en wonen

  • 1. In aanvulling op artikel 3.1 komt een cliënt in aanmerking voor een MWA in geval de cliënt matige of zware beperkingen heeft op het gebied van:

    • a.

      het voeren van een huishouden;

    • b.

      sociaal en persoonlijk functioneren;

    • c.

      zelfzorg en gezondheid;

    • d.

      dagbesteding;

    • e.

      financiën;

    • f.

      bereik- en beschikbaarheid;

    • g.

      wonen (plus en intensief).

  • 2. Het college onderscheidt bij de toekenning van een maatwerkarrangement de intensiteiten Basis, Plus en Intensief.

  • 3. Het college kan in aanvulling op de gepubliceerde aanbestedingsdocumenten nadere regels stellen inzake de toegang, aard, inhoud en omvang van de in dit artikel genoemde maatwerkvoorzieningen.

  • 4. In aanvulling op de resultaatgebieden uit het eerste lid zijn er twee categorieën:

    • a.

      een forfaitaire periode van maximaal 3 maanden om aan het begin van de ondersteuning de basisvoorwaarden op orde te maken voor stabilisatie, de ondersteuningsbehoefte in kaart te brengen en toe te leiden naar passende ondersteuning, hulp en zorg;

    • b.

      een waakvlam van maximaal 4 maanden na afloop van de ondersteuning om cliënt stabiel te houden en terugval te voorkomen.

  • 5. Bij jongeren van 16 tot 23 jaar maakt het college op grond van het afwegingskader 16-23 de afweging of specialistische jeugdhulp of ondersteuning vanuit het MWA het meest passend is voor de jongere.

Artikel 3.10 Opvang

  • 1. In aanvulling op artikel 3.1 komt een cliënt met een licht verstandelijke beperking, die geen recht heeft op zorg als bedoeld in de Wet langdurige zorg of van wie dat recht nog niet vastgesteld kan worden en te maken heeft met een crisissituatie in aanmerking voor voltijdverblijf met begeleiding, gericht op het zich weer op eigen kracht kunnen handhaven in de samenleving.

  • 2. In aanvulling op artikel 3.1 komt een slachtoffer van huiselijk geweld en de cliënt van wie de veiligheid in het geding is in aanmerking voor opvang met begeleiding.

  • 3. Het college kan nadere regels stellen inzake de toegang, aard, inhoud en omvang van de in dit artikel genoemde maatwerkvoorzieningen.

Artikel 3.11 Beschermd wonen

  • 1. In aanvulling op artikel 3.1 en 3.9 komt een cliënt in aanmerking voor een maatwerkvoorziening beschermd wonen, anders dan in verband met risico’s voor zijn veiligheid als gevolg van huiselijk geweld, indien:

    • a.

      de cliënt niet in staat is zich op eigen kracht te handhaven in de samenleving als gevolg van:

      1◦. een psychiatrische aandoening;

      2◦. een (lichte) verstandelijke beperking;

      3◦. een onveilige en instabiele thuissituatie en het doorbrengen van een jeugd in de residentiële jeugdhulp in combinatie met een gebrekkig sociaal netwerk;

    • b.

      de cliënt een beperkte zelfredzaamheid heeft;

    • c.

      er voor de cliënt sprake is van de noodzaak tot bescherming van zichzelf of zijn omgeving; en

    • d.

      de cliënt niet beschikt over alternatieven die de noodzaak voor beschermd wonen kunnen opheffen.

  • 2. Het college verbindt aan de maatwerkvoorziening de voorwaarden die noodzakelijk zijn voor het behalen van het beoogde resultaat. Deze voorwaarden hebben in ieder geval betrekking op:

    • a.

      de medewerking van de cliënt aan de verduidelijking van de ondersteuningsbehoefte;

    • b.

      de medewerking van de cliënt aan de uitvoering van de maatwerkvoorziening, en

    • c.

      het naleven van de cliënt van de leef- en gedragsregels binnen de maatwerkvoorziening.

  • 3. Het college kan nadere regels stellen inzake de toegang, aard, inhoud en omvang van de in dit artikel genoemde maatwerkvoorziening.

Hoofdstuk 4 Eigen bijdrage en kostprijzen

Artikel 4.1 De eigen bijdrage in de kosten van algemene voorzieningen

  • 1. De aanbieder van een algemene voorziening, niet zijnde cliëntondersteuning, kan aan de cliënt een bijdrage vragen ter gehele of gedeeltelijke compensatie van de algemeen gebruikelijke kosten die de cliënt uitspaart doordat deze onderdeel uitmaken van de algemene voorziening, dan wel ter vergroting van de betrokkenheid bij de voorziening, voor zover dat tussen college en aanbieder is afgesproken.

  • 2. De bijdrage is inkomensonafhankelijk. Het college kan korting geven aan door hem aan te wijzen groepen.

  • 3. Voor de opvang van daklozen geldt dat:

    • a.

      geen eigen bijdrage is verschuldigd gedurende de periode dat de winterregeling in de nachtopvang van kracht is;

    • b.

      de cliënt is vrijgesteld van de eigen bijdrage voor de nachtopvang, zolang cliënt nog niet over een inkomen beschikt, omdat de aanvraag voor een bijstandsuitkering nog niet is afgehandeld en er nog geen voorschot is verstrekt.

Artikel 4.2 De eigen bijdrage in de kosten van maatwerkvoorzieningen

  • 1. Een cliënt is een eigen bijdrage verschuldigd voor de volgende maatwerkvoorzieningen:

    • a.

      de maatwerkvoorziening vervoersvoorziening;

    • b.

      de maatwerkvoorziening woningaanpassing;

    • c.

      de maatwerkvoorziening ondersteuning, resultaatgebied: ‘het voeren van een huishouden’;

    • d.

      de maatwerkvoorziening opvang, met uitzondering van de opvang voor licht verstandelijk beperkten als bedoeld in artikel 3.10, eerste lid.

  • 2. De eigen bijdrage is slechts verschuldigd zolang de client van de maatwerkvoorziening gebruik maakt of gedurende de periode waarvoor het pgb wordt verstrekt

  • 3. Het eerste lid geldt niet voor cliënten die:

    • a.

      een inkomen hebben dat minder is dan 130% van het sociaal minimum;

    • b.

      een partner hebben en een van beiden nog niet in de leeftijd bereikt heeft waarop aanspraak bestaat op een uitkering op grond van de Algemene Ouderdomswet;

    • c.

      een eigen bijdrage betalen voor opvang, beschermd wonen of zorg vanuit de Wet langdurige zorg; of

  • 4. De bijdrage voor een voorziening ten behoeve van een woningaanpassing voor een minderjarige cliënt is verschuldigd door:

    • a.

      de onderhoudsplichtige ouders, daaronder begrepen degene tegen wie een op artikel 394 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek gegrond verzoek is toegewezen; en

    • b.

      degene die anders dan als ouder samen met de ouder het gezag uitoefent over een cliënt.

Artikel 4.2A De eigen bijdrage bij maatwerkvoorziening vervoersvoorziening

  • 1. De hoogte van de eigen bijdrage voor de maatwerkvoorziening vervoersvoorziening, als bedoeld in artikel 3.6, is gelijk aan het bedrag overeenkomstig artikel 2.1.4a van de wet.

  • 2. De inwoner betaalt de eigen bijdrage totdat de vervoersvoorziening wordt ingeleverd.

  • 3. Als de vervoersvoorziening is verstrekt in de vorm van een pgb, is de eigen bijdrage maximaal de kostprijs van de voorziening en wordt de eigen bijdrage niet langer betaald dan de afschrijvingstermijn van zeven jaar.

  • 4. Voor het collectief aanvullend vervoer is de eigen bijdrage € 28,- per jaar.

Artikel 4.2B De eigen bijdrage bij maatwerkvoorziening woningaanpassing

  • 1. De hoogte van de eigen bijdrage voor de maatwerkvoorziening woningaanpassing, als bedoeld in artikel 3.7, bedraagt het bedrag overeenkomstig met artikel 2.1.4a van de wet.

  • 2. De inwoner betaalt de eigen bijdrage totdat de woningaanpassing wordt ingeleverd.

  • 3. Als de woningaanpassing aard- en nagelvast is aangebracht, is de eigen bijdrage maximaal de kostprijs van de voorziening en wordt de eigen bijdrage niet langer betaald dan de afschrijvingstermijn van tien jaar.

Artikel 4.2C De eigen bijdrage bij overige maatwerkvoorzieningen

  • 1. De hoogte van de eigen bijdrage voor de maatwerkvoorziening sporthulpmiddel, als bedoeld in artikel 3.8, derde lid, bedraagt het bedrag overeenkomstig met artikel 2.1.4a van de wet. De eigen bijdrage is maximaal de kostprijs van de voorziening en wordt niet langer betaald dan de afschrijvingstermijn van drie jaar.

  • 2. De hoogte van de eigen bijdrage voor de maatwerkvoorziening ondersteuning, resultaatgebied: ‘het voeren van een huishouden’, als bedoeld in artikel 3.9, bedraagt het bedrag overeenkomstig met artikel 2.4.1a van de wet.

  • 3. Voor de eigen bijdrage voor de maatwerkvoorziening opvang als bedoeld in artikel 3.10 geldt dat de inning van de eigen bijdrage plaatsvindt door de instelling waar de cliënt verblijft.

Artikel 4.3 Voorschriften voor het bepalen van een redelijke kostprijs van voorzieningen

  • 1. De kostprijs van een voorziening wordt door het college als volgt bepaald:

    • a.

      door een aanbesteding;

    • b.

      na een consultatie in de markt;

    • c.

      in overleg met de aanbieder;

    • d.

      in een door het college te verrichten onderzoek door een deskundige.

  • 2. De kostprijsberekening van voorzieningen wordt door het college gebaseerd op objectieve gegevens waarbij deze berekening ten grondslag wordt gelegd aan het kostprijsbesluit.

  • 3. Ter waarborging van een goede verhouding tussen de prijs voor de levering van een voorziening en de eisen die worden gesteld aan de kwaliteit van diezelfde voorziening houdt het college bij de vaststelling van de tarieven die het hanteert voor door derden te leveren diensten, rekening met:

    • a.

      de aard en omvang van de te verrichten taken of te behalen resultaten van de maatschappelijke ondersteuning;

    • b.

      de voor de sector toepasselijke CAO-schalen in relatie tot de zwaarte van de functie;

    • c.

      een redelijke toeslag voor overheadkosten;

    • d.

      een voor de sector reële mate van non-productiviteit van het personeel als gevolg van verlof, ziekte, scholing en werkoverleg;

    • e.

      kosten voor bijscholing van het personeel;

    • f.

      de marktprijs van de voorziening, en

    • g.

      de eventuele extra taken die in verband met de voorziening van de leverancier worden gevraagd, zoals:

      1o. aanmeten, leveren en plaatsen van de voorziening;

      2o. instructie over het gebruik van de voorziening;

      3o. onderhoud van de voorziening, en

      4°. verplichte deelname in bepaalde samenwerkingsverbanden.

  • 4. Voor de waarborging van een reëel prijsniveau met de kostprijselementen zoals bedoeld in het derde lid stelt het college bij het aanbesteden of het aangaan van diensten van derden, een reële kostprijs vast als ondergrens.

Hoofdstuk 5 Kwaliteit van dienstverlening

Artikel 5.1 Kwaliteitseisen maatschappelijke ondersteuning

  • 1. Aanbieders zorgen voor een goede kwaliteit van voorzieningen, eisen met betrekking tot de deskundigheid van aanbieders daaronder begrepen, door:

    • a.

      het afstemmen van voorzieningen op de persoonlijke situatie van de cliënt;

    • b.

      het afstemmen van voorzieningen op andere vormen van zorg;

    • c.

      erop toe te zien dat beroepskrachten tijdens hun werkzaamheden in het kader van het leveren van voorzieningen handelen in overeenstemming met de professionele standaard;

    • d.

      de inzet van deskundig personeel;

    • e.

      de aanwezigheid van een eerstverantwoordelijke ondersteuner als aanspreekpunt voor de cliënt en zijn directe omgeving;

    • f.

      een integraal ondersteuningsplan per cliënt;

    • g.

      rapportages over resultaten;

    • h.

      het meten van de ervaring van cliënten als regulier onderdeel van de afgesproken ondersteuning, en

    • i.

      zicht op de prestaties en stimulans tot verbetering van de dienstverlening.

  • 2. Het college betrekt en borgt bij het aangaan van zorgovereenkomsten of goedkeuren van pgb- zorgovereenkomsten de kwaliteitsaspecten zoals genoemd in het eerste lid door dit in afspraken op te nemen in de betreffende zorgovereenkomst en stelt indien nodig hierin nadere voorwaarden.

  • 3. Het college kan nadere eisen stellen aan de kwaliteit van voorzieningen, eisen met betrekking tot de deskundigheid van aanbieders daaronder begrepen door dit in afspraken op te nemen in de betreffende overeenkomst met de zorgaanbieder.

  • 4. Het college ziet toe op de naleving van deze eisen door periodieke overleggen met de aanbieders, een jaarlijks cliëntervaringsonderzoek, en het zonodig in overleg met de cliënt ter plaatse controleren van de geleverde voorzieningen.

Artikel 5.2 Kwaliteitssysteem en herziening

  • 1. Het college onderzoekt uit het oogpunt van kwaliteit en doelmatigheid van de geleverde ondersteuning, periodiek de bestedingen van voorzieningen in pgb en in natura.

  • 2. Het college heroverweegt uit het oogpunt van kwaliteit, doelmatigheid en rechtmatigheid, periodiek de genomen besluiten voor het toekennen van de maatwerkvoorzieningen in pgb en in natura.

  • 3. Het college stelt gelet op het eerste en tweede lid een plan van aanpak vast dat een nadere invulling geeft aan:

    • a.

      het monitoren en controleren van de kwaliteit van zorg;

    • b.

      het overleg tussen alle betrokken partijen over de monitoring van resultaten;

    • c.

      het controleren en periodiek herzien van een percentage van de maatwerkvoorzieningen in pgb en in natura aan de hand van signalen en de gestelde prioriteiten.

Hoofdstuk 6 Herzien en intrekken van besluiten

Artikel 6.1 Nieuwe feiten en omstandigheden

  • 1. Onverminderd artikel 2.3.8 van de wet doet een cliënt aan het college op verzoek of onverwijld uit eigen beweging mededeling van alle feiten en omstandigheden, waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze aanleiding kunnen zijn tot heroverweging van een beslissing als bedoeld in artikel 2.3.5 of 2.3.6 van de wet.

  • 2. Het college kan een besluit als bedoeld in artikel 2.3.5 of 2.3.6 van de wet herzien dan wel intrekken indien:

    • a.

      de cliënt onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een ander besluit zou hebben geleid;

    • b.

      de cliënt niet langer op maatschappelijke ondersteuning is aangewezen;

    • c.

      het college de maatschappelijke ondersteuning niet meer toereikend acht;

    • d.

      de cliënt niet voldoet aan de aan de maatschappelijke ondersteuning verbonden voorwaarden;

    • e.

      de cliënt de maatschappelijke ondersteuning niet of onvoldoende gebruikt;

    • f.

      de cliënt de maatschappelijke ondersteuning voor een ander doel of anderszins oneigenlijk gebruikt.

  • 3. Een besluit tot verlening van een pgb kan worden ingetrokken als het college van oordeel is dat het pgb binnen zestig dagen na uitbetaling niet is aangewend voor de bekostiging van de maatwerkvoorziening waarvoor de verlening heeft plaatsgevonden.

Artikel 6.2 Terugvordering

  • 1. Als het college een besluit op grond van artikel 6.1, tweede lid, onder a, heeft ingetrokken en de verstrekking van de onjuiste of onvolledige gegevens door de cliënt opzettelijk heeft plaatsgevonden, kan het college van de cliënt en degene die daaraan opzettelijk zijn medewerking heeft verleend, geheel of gedeeltelijk de geldswaarde vorderen van de ten onrechte genoten maatwerkvoorziening of het ten onrechte genoten pgb.

  • 2. Ingeval het recht op een in eigendom verstrekte voorziening is ingetrokken, kan deze voorziening worden teruggevorderd.

  • 3. Ingeval het recht op een in bruikleen verstrekte voorziening is ingetrokken, kan deze voorziening worden teruggevorderd.

Hoofdstuk 7 Overige bepalingen

Artikel 7.1 Meldingsregeling calamiteiten en geweld

  • 1. Het college neemt in contracten met zorgaanbieders op dat iedere calamiteit en vorm van geweld die bij het verlenen van maatschappelijke ondersteuning heeft plaatsgevonden, onverwijld gemeld wordt aan de toezichthouder, onverminderd de verantwoordelijkheid van de aanbieder om passende maatregelen te treffen ter zake van de melding en van het voorkomen van meldingen in de toekomst.

  • 2. Het college kan nadere regels stellen met inachtneming van dit artikel.

Artikel 7.2 Klachtregeling en medezeggenschap

  • 1. Het college neemt in de contracten en subsidieafspraken met zorgaanbieders op dat de aanbieders een effectieve en laagdrempelige klachtregeling moeten hebben voor de behandeling van klachten van cliënten ten aanzien van gedragingen van de aanbieder jegens een cliënt.

  • 2. Het college neemt in de afspraken met aanbieders van een maatwerkvoorziening op dat de aanbieders een regeling voor medezeggenschap moeten hebben, waarvan de uitgangspunten aansluiten bij de Wet medezeggenschap cliënten zorginstellingen. De medezeggenschap ziet in ieder geval op voorgenomen besluiten die voor de cliënten van belang zijn.

  • 3. Het college initieert periodieke overleggen met de zorgaanbieders en de cliëntenraden, en houdt een jaarlijks cliëntervaringsonderzoek.

  • 4. Het college kan één of meerdere van de in het eerste en tweede lid genoemde eisen buiten toepassing laten indien deze eis niet proportioneel is in relatie tot de omvang van de organisatie van de aanbieder of de aard of omvang van de opdracht.

  • 5. Het college kan nadere regels stellen met inachtneming van dit artikel.

  • 6. Het college behandelt klachten van cliënten, onder wie jeugdigen, ouders of pleegouders, die betrekking hebben op meldingen en afhandeling van aanvragen als bedoeld in deze verordening, overeenkomstig de bepalingen uit het hoofdstuk Klachtafhandeling van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

Artikel 7.3 Betrekken van ingezetenen bij het beleid

  • 1. Het college stelt ingezetenen, waaronder in ieder geval cliënten of hun vertegenwoordigers, vroegtijdig in de gelegenheid voorstellen voor het beleid betreffende maatschappelijke ondersteuning te doen, gevraagd en ongevraagd advies uit te brengen bij de besluitvorming over de verordening, regeling en beleidsregel maatschappelijke ondersteuning, en voorziet hen van ondersteuning om hun rol effectief te kunnen vervullen.

  • 2. Het college zorgt ervoor dat ingezetenen, waaronder in ieder geval cliënten of hun vertegenwoordigers, kunnen deelnemen aan periodiek overleg, waarbij zij onderwerpen voor de agenda kunnen aanmelden, en dat zij worden voorzien van de voor een adequate deelname aan het overleg benodigde informatie.

  • 3. Het college stelt nadere regels vast ter uitvoering van het eerste en tweede lid.

Hoofdstuk 8 Slotbepalingen

Artikel 8.1 Hardheidsclausule

Het college kan in zeer bijzondere gevallen een artikel of artikelen van deze verordening buiten toepassing laten of daarvan afwijken gelet op het belang van de cliënt, voor zover toepassing ervan zal leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard.

Artikel 8.2 Indexering

Jaarlijks kunnen de vastgestelde pgb bedragen worden geïndexeerd. Hierbij geldt dat de met de gecontracteerde zorgaanbieders gemaakte afspraken over indexatie van de maatwerkvoorzieningen van zorg in natura van overeenkomstige toepassing zijn.

Artikel 8.3 Intrekking oude verordening en overgangsrecht

  • 1. De Verordening maatschappelijk ondersteuning gemeente Den Haag 2015 wordt ingetrokken.

  • 2. Een cliënt houdt recht op de verstrekte maatschappelijke ondersteuning op grond van de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Den Haag 2015, totdat het college een nieuw besluit heeft genomen.

  • 3. De Verordening maatschappelijk ondersteuning gemeente Den Haag 2015 blijft van toepassing op aanvragen en bezwaarschriften die vóór de dag van inwerkingtreding van deze verordening zijn ingediend, indien dit voor de belanghebbende gunstiger is.

Artikel 8.4 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2018.

  • 2. Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening maatschappelijke ondersteuning Den Haag 2018.

Ondertekening

Aldus besloten in de openbare raadsvergadering van 14 december 2017
De griffier, Ineke Seuren en de voorzitter, Pauline Krikke

Bijlage I

De formele en informele tarieven 2023 en 2024 voor het verstrekken van een pgb zoals bedoeld in artikel 3.2B

Vanaf 1 januari 2023 t/m 30 juni 2023 - de tarieven voor pgb maatwerkarrangementen bedragen per resultaatgebied, per maand in euro:

PGB FORMEEL MWA 2023

23 jaar en ouder.

Resultaatgebieden

Start

Basis

Plus

Intensief

Voeren van een huishouden

-

298,46

394,65

626,00

Sociaal & persoonlijk functioneren

-

320,20

716,32

1202,16

Zelfzorg & gezondheid

-

174,80

368,27

614,35

Dagbesteding

216,51

434,49

654,07

1250,31

Financiën

-

229,75

459,03

765,19

Bereik- & beschikbaarheid

-

160,25

290,31

544,72

Wonen

-

-

440,36

2369,12

Waakvlam

48,07 per maand

 

Kindzorg

28,91 per uur

 

Logeren

79,53 per dag

 

PGB INFORMEEL MWA 2023

23 jaar en ouder.

Resultaatgebieden

Basis

Plus

Intensief

Voeren van een huishouden

166,00

263,06

383,32

Sociaal & persoonlijk functioneren

166,22

432,91

652,05

Zelfzorg & gezondheid

92,09

227,18

341,02

Dagbesteding

-

-

-

Financiën

-

-

-

Bereik- & beschikbaarheid

67,82-

140,56

257,70

Wonen

187,42

-

-

Kindzorg

16,28 per uur

 
 
 

Logeren

44,96 per dag

 
 
 

PGB FORMEEL MWA 2023

16 tot 23 jaar.

Resultaatgebieden

Start

Basis

Plus

Intensief

Voeren van een huishouden 1)

-

298,46

394,65

626,00

Sociaal & persoonlijk functioneren

-

399,45

830,89

1290,49

Zelfzorg & gezondheid

-

220,65

444,37

673,30

Dagbesteding

241,23

484,17

727,17

1316,35

Financiën

-

283,58

527,94

811,88

Bereik- & beschikbaarheid

-

162,81 -

294,95

553,42

Wonen

 
 

440,36

2369,12

Wonen 16-17 jaar 2)

 
 

1622,10

 

Wonen 16 tot 23 jaar

 
 
 

2369,12

Wonen 18 tot 23 jaar

-

-

440,36

 
 
 
 
 
 
 

Logeren

79,53 per dag

 
 
 
 

1: Het resultaatgebied Voeren van een huishouden geldt voor cliënten vanaf 18 jaar.

2: Voor 16 en 17 jarigen zijn in het Wonen plus tarief ook de hotelmatige en huisvestingskosten meegenomen.

PGB INFORMEEL MWA 2023

16 tot 23 jaar.

Resultaatgebieden

Start

Basis

Plus

Intensief

Voeren van een huishouden 1)

 

166,00

263,06

383,32

Sociaal & persoonlijk functioneren

 

165,89

432,08

664,34

Zelfzorg & gezondheid

 

91,64

231,07

346,62

Dagbesteding

 

-

-

-

Financiën

 

-

-

-

Bereik en beschikbaarheid

 

67,82

140,56

257,50

Wonen

187,42

 

-

-

1: Het resultaatgebied Voeren van een huishouden geldt voor cliënten vanaf 18 jaar.

Per 1 juli 2023 -de tarieven voor pgb maatwerkarrangementen bedragen per resultaatgebied, per maand in euro:

PGB FORMEEL MWA 2023

23 jaar en ouder.

Resultaatgebieden

Start

Basis

Plus

Intensief

Voeren van een huishouden

-

299,67

396,25

628,53

Sociaal & persoonlijk functioneren

-

321,49

719,21

1207,01

Zelfzorg & gezondheid

-

175,51

369,76

616,83

Dagbesteding

217,38

436,25

656,71

1255,36

Financiën

-

230,68

460,88

768,28

Bereik- & beschikbaarheid

-

160,9

291,48

546,91

Wonen

-

 

442,13

2378,68

Waakvlam

48,27 per maand

 

Kindzorg

29,03 per uur

 

Logeren

79,85 per dag

 

PGB INFORMEEL MWA 2023

23 jaar en ouder.

Resultaatgebieden

Basis

Plus

Intensief

Voeren van een huishouden

166,00

263,06

383,32

Sociaal & persoonlijk functioneren

166,22

432,91

652,05

Zelfzorg & gezondheid

92,09

227,18

341,02

Dagbesteding

-

-

-

Financiën

-

-

-

Bereik- & beschikbaarheid

67,82

140,56

257,70

Wonen

187,42

-

-

Kindzorg

16,28 per uur

 
 
 

Logeren

44,96 per dag

 
 
 

PGB FORMEEL MWA 2023

16 tot 23 jaar.

Resultaatgebieden

Start

Basis

Plus

Intensief

Voeren van een huishouden 1)

-

299,67

396,25

628,53

Sociaal & persoonlijk functioneren

-

401,06

834,25

1295,69

Zelfzorg & gezondheid

-

221,54

446,16

676,02

Dagbesteding

242,2

486,13

730,1

1321,66

Financiën

-

284,73

530,07

815,16

Bereik- & beschikbaarheid

-

163,47

296,14

553,42

Wonen

 
 
 
 

Wonen 16-17 jaar 2)

 

1628,64

1628,64

 

Wonen 16 tot 23 jaar

 
 
 
 

Wonen 18 tot 23 jaar

-

 

442,13

2378,68

 
 
 
 
 
 

Logeren

79,85 per dag

 
 
 
 

1: Het resultaatgebied Voeren van een huishouden geldt voor cliënten vanaf 18 jaar.

2: Voor 16 en 17 jarigen zijn in het Wonen plus tarief ook de hotelmatige en huisvestingskosten meegenomen.

PGB INFORMEEL MWA 2023

16 tot 23 jaar.

Resultaatgebieden

Start

Basis

Plus

Intensief

Voeren van een huishouden 1)

 

166,00

263,06

383,32

Sociaal & persoonlijk functioneren

 

166,22

423,91

652,02

Zelfzorg & gezondheid

 

92,09

227,18

341,02

Dagbesteding

 

-

-

-

Financiën

 

-

-

-

Bereik en beschikbaarheid

 

67,82

140,56

257,70

Wonen

 

187,42

-

-

1: Het resultaatgebied Voeren van een huishouden geldt voor cliënten vanaf 18 jaar.

Vanaf 1 januari 2024 - de tarieven voor pgb maatwerkarrangementen bedragen per resultaatgebied, per maand in euro:

PGB FORMEEL MWA 2023

23 jaar en ouder.

Resultaatgebieden

Start

Basis

Plus

Intensief

Voeren van een huishouden

-

329,97

436,31

692,07

Sociaal & persoonlijk functioneren

-

353,99

791,92

1329,04

Zelfzorg & gezondheid

-

193,25

407,14

679,19

Dagbesteding

228,53

458,63

690,40

1319,76

Financiën

-

254,00

507,47

845,95

Bereik- & beschikbaarheid

-

169,15

306,43

574,97

Wonen

-

-

486,83

2500,71

Waakvlam

53,15

per maand

 

Kindzorg

31,96

per uur

 

Logeren

83,95

per dag

 

PGB INFORMEEL MWA 2023

23 jaar en ouder.

Resultaatgebieden

Basis

Plus

Intensief

Voeren van een huishouden

172,23

272,92

397,69

Sociaal & persoonlijk functioneren

172,45

439,81

676,50

Zelfzorg & gezondheid

95,54

235,70

353,81

Dagbesteding

-

-

-

Financiën

-

-

-

Bereik- & beschikbaarheid

70,36

145,83

267,36

Wonen

194,45

-

-

Kindzorg

16,89

Per uur

 
 
 

Logeren

46,65

Per dag

 
 
 

PGB FORMEEL MWA 2023

16 tot 23 jaar.

Resultaatgebieden

Start

Basis

Plus

Intensief

Voeren van een huishouden 1)

-

 
 
 

Sociaal & persoonlijk functioneren

-

441,61

918,59

1426,68

Zelfzorg & gezondheid

-

243,94

491,27

744,37

Dagbesteding

254,62

511,07

767,55

1389,46

Financiën

-

313,52

583,66

897,57

Bereik- & beschikbaarheid

-

171,86

311,33

584,17

Wonen

 
 
 
 

Wonen 16-17 jaar 2)

 
 

1.734,21

 

Wonen 16 tot 23 jaar

 
 
 

2500,71

Wonen 18 tot 23 jaar

-

-

486,83

 
 
 
 
 
 
 

Logeren

per dag

 
 
 
 

1: Het resultaatgebied Voeren van een huishouden geldt voor cliënten vanaf 18 jaar.  

2: Voor 16 en 17 jarigen zijn in het Wonen plus tarief ook de hotelmatige en huisvestingskosten meegenomen.  

PGB INFORMEEL MWA 2023

16 tot 23 jaar.

Resultaatgebieden

Start

Basis

Plus

Intensief

 

Voeren van een huishouden 1)

 
 
 
 
 

Sociaal & persoonlijk functioneren

 

172,11

448,28

689,25

 

Zelfzorg & gezondheid

 

95,08

239,74

359,62

 

Dagbesteding

 

-

-

-

 

Financiën

 

-

-

-

 

Bereik en beschikbaarheid

 
 
 
 
 

Wonen

 
 

-

-

 

1: Het resultaatgebied Voeren van een huishouden geldt voor cliënten vanaf 18 jaar.  

Bijlage II De maximale normbedragen vervoersvoorzieningen pgb als bedoeld in artikel 3.6, tweede lid

De hoogte van de normbedragen voor een pgb vervoer aan de hand van de intensiteit basis, plus en intensief per 4 weken is:

Intensiteit

Kilometers

PGB-bedrag per 4 weken (naar boven afgerond op hele euro’s)

 

(per week)

(per 4 weken)

Per jaar (4 weken x 13 perioden)

 

Basis

tot 20

tot 80

1.040 (80x13)

16

Plus

20-40

80-160

2.080 (160x13)

31

Intensief

40-60

160-240

3.120 (240x13)

46