Regeling vervallen per 31-12-2022

Beleidsregels bij uitvoering Participatiewet (deel 2)

Geldend van 01-01-2015 t/m 30-12-2022

Intitulé

Beleidsregels bij uitvoering Participatiewet (deel 2)

Hoofdstuk 1 - Kostenvergoeding vrijwilligerswerk

Hoofdstuk 2 - Stagevergoeding

Hoofdstuk 3 - Woonkosten en Kostendelersnorm (artikel 22a PW)

Hoofdstuk 4 - Vergoeding Peuterspeelzaal – aanpassing beleidsregels ( deel 1)

- Begeleid wonen Prokino en de Veste

- Vrouwenopvang De Lage Flanken Sas van Gent (Emergis)

- Bron van Hoop – van Swindenlaan Terneuzen

- Maatschappelijke opvang/Leger des Heils

Hoofdstuk 5 - WMO voorzieningen en laag inkomen: het Terneuzen-fonds

Hoofdstuk 6 - W+I en WMO: overlap dagbesteding en begeleiding naar werk

Hoofdstuk 7 - Sluitende aanpak bij begeleiding

Hoofdstuk 8 - Vermogen Bijzondere Bijstand

Hoofdstuk 1 Kostenvergoeding vrijwilligerswerk

Bij de uitvoering van de WWB werd aan WWB klanten die vrijwilligerswerk doen, door de gemeente een vergoeding verstrekt op basis van het aantal gewerkte uren. Door de invoering van de tegenprestatie komt deze kostenvergoeding met ingang van 1 januari 2015 (datum invoering Participatiewet) te vervallen. Mensen hebben nu de verplichting naar vermogen onbeloonde maatschappelijk nuttige werkzaamheden te verrichten.

Mensen die vrijwilligerswerk doen kunnen wel van hun werkgever een kostenvergoeding ontvangen (artikel 31, tweede lid onder j).

Eventueel kunnen we op individuele gronden aantoonbare extra kosten vergoeden. Het kan hier alleen om reiskosten gaan. We vergoeden de kosten van openbaar vervoer of € 0,12 per kilometer bij gebruik eigen auto.

Hoofdstuk 2 Stagevergoeding

Er zijn klanten die in het kader van hun traject naar werk of hun plan van aanpak werkervaring opdoen. Dit kan in de vorm van een stage, werkervaringsplaats of iets dergelijks. Er is in ieder geval sprake van werken met behoud van uitkering.

In principe werken klanten maximaal 3 maanden met behoud van uitkering. Deze periode kan om individuele redenen worden verlengd. Bij het werken in het kader van een traject hoort een stagevergoeding. Iemand die in een maand gemiddeld minder dan 20 uur per week werkt krijgt € 37,50 per maand. Iemand die in een maand gemiddeld meer dan 20 uur per week werkt krijgt € 75,00 vergoeding per maand.

Hoofdstuk 3 Woonkosten en Kostendelersnorm (artikel 22a PW)

Als meerderjarige personen een woning delen of dit nu wel of niet met iemand is die recht heeft op bijstand, wordt een berekening losgelaten op de norm.

Er zijn verschillende woonvormen waarbij mensen technisch onder 1 dak wonen maar waarbij de kosten niet gedeeld kunnen worden.

- - Begeleid wonen Prokino en de Veste

Jongeren in Terneuzen kunnen begeleid wonen bij Prokino en in de Veste. Voor deze jongeren geldt dat de uitkering wordt berekend zoals die van een alleenstaande van 21 jaar of ouder (ex. VT). De jongeren bereiden zich voor op zelfstandig wonen en de kosten die zij voor het wonen moeten maken zijn vergelijkbaar met de kosten van een alleenstaande die geen kosten kan delen.

We houden ook rekening met het bepaalde in artikel 12 van de Participatiewet. De norm van een alleenstaande van 21 jaar of ouder geldt ook voor jongeren vanaf 18 jaar die bij Prokino of in de Veste wonen en geen aanspraak kunnen maken op een onderhoudsbijdrage van hun ouders.

- - Vrouwenopvang De Lage Flanken Sas van Gent (Emergis)

Bij de Lage Flanken zijn er meerdere units waar de opgevangen vrouwen zelfstandig wonen. Alle vrouwen die bij de Lage Flanken wonen worden beschouwd als alleenstaanden. Zij ontvangen een uitkering waarop de kostendelersnorm niet van toepassing is. In overeenstemming met de afspraken gemaakt met Emergis en de gemeente Vlissingen zal er een verlaging plaatsvinden op grond van artikel 27 van de Participatiewet ter hoogte van 20% van de gehuwdennorm. Emergis brengt geen huurkosten in rekening. Wel wordt er een vergoeding voor het gebruik van inventaris en voor de energiekosten in rekening gebracht.

- - Bron van Hoop – van Swindenlaan Terneuzen

In dit gebouw wonen de bewoners niet zelfstandig. Er is 24 uur toezicht/begeleiding aanwezig. Er wordt gezamenlijk gegeten en keuken, douches en toiletten worden gezamenlijk gebruikt. Klanten die hier wonen, krijgen de norm voor kostendelers (artikel 22a Participatiewet). Gezien de grote mutatiegraad en het aantal inwoners is er voor gekozen dat we rekenen alsof er continu 6 bewoners zijn (inclusief betrokkene). De norm is 36,6% van de gehuwdennorm.

- - Maatschappelijke opvang/Leger des Heils

Mensen die worden opgevangen in een maatschappelijke opvang in Terneuzen, moeten aantonen dat ze een binding hebben met Terneuzen (oordeel consulent). Zij moeten daarvoor kunnen aantonen dat zij hun domicilie tot een half jaar voorafgaand aan de aanvraag in Zeeuws-Vlaanderen hadden. Als zij dit kunnen aantonen en als ze aan de overige voorwaarden voldoen, is net als bij de bewoners bij Bron van Hoop de norm 36,6 % van de gehuwdennorm van toepassing.

Hoofdstuk 4 Vergoeding Peuterspeelzaal – aanpassing beleidsregels ( deel 1)

Het is belangrijk dat kleine kinderen geen achterstand in hun ontwikkeling hebben wanneer ze naar de basisschool gaan. Peuters leren veel van de vaardigheden die ze nodig hebben op de basisschool spelenderwijs op de peuterspeelzaal. De ouderbijdrage die gevraagd wordt (voor maximaal 2 dagdelen per week) door de peuterspeelzaal, kan vergoed worden via de bijzondere bijstand.

Bewijsstukken

Nota peuterspeelzaal.

Hoogte bijzondere bijstand

Vergoeding van de eigen bijdrage tot een maximum van € 140,00 per jaar (als het goed is kan er door de peuterspeelzalen niet meer in rekening worden gebracht). De bijzondere bijstand wordt voor de periode van 2 schooljaren toegekend. De vergoeding stopt eerder als het kind niet langer naar de peuterspeelzaal gaat.

Voorwaarden

Een vergoeding voor de peuterspeelzaal wordt niet in combinatie met een vergoeding voor meer dan twee dagdelen kinderopvang verstrekt. De

Hoofdstuk 5 WMO voorzieningen en laag inkomen: het Terneuzen-fonds

Het Terneuzen-fonds is van toepassing als klanten op basis van meerdere wetten een beroep doen op de gemeente. Als iemand een beroep doet op ondersteuning uit de WMO en vanuit de Participatiewet inkomensondersteuning heeft of bekend is bij schuldhulpverlening.

Beleiduitgangspunt bij de WMO is dat wat iemand zelf kan regelen/organiseren, maar ook wat “normaal” is, niet wordt vergoed door de WMO. Richtlijn voor WMO consulenten is hierbij dat zaken die minder dan €200 euro kosten in principe door de klant zelf aangeschaft moeten worden. Het gaat bijvoorbeeld om voorzieningen die eerder onder de zorgverzekering vielen (een rollator) en die nu niet (meer) voor een WMOmaatwerkvoorziening in aanmerking komen.

Het is niet wenselijk dat deze maatwerkvoorzieningen vanuit de WMO worden verstrekt. Als gevolg van de WMO 2015 kan en mag er geen inkomens en vermogenstoets gedaan worden. Als je besluit iemand met een laag inkomen te ondersteunen met een maatwerkvoorziening die noodzakelijk is maar door iemand zelf zou moeten worden betaald, mag dezelfde voorziening aan iemand met een royaal inkomen of vermogen niet geweigerd worden. Het gevaar bestaat dat bij verstrekkingen om die redenen een precedentwerking optreedt.

Op basis van de inschatting van de consulent WMO over de noodzakelijkheid van de maatwerkvoorzieningen waar iemand normaal gezien geen vergoeding voor kan krijgen via de WMO wordt een vergoeding verstrekt uit het Terneuzen-fonds verstrekt. Mensen met een inkomen tot 110% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm die een WMO voorziening nodig hebben maar deze niet kunnen betalen, kunnen een vergoeding krijgen uit het Terneuzen-fonds.

Het Terneuzen-fonds heeft een plafond van in totaal € 10.000 per jaar. Dit budget wordt beheerd door de teamleider Zorg, Werk en Inkomen.

Hoofdstuk 6 W+I en WMO: overlap dagbesteding en begeleiding naar werk

Bij een verzoek om dagbesteding/begeleiding van een persoon met een beperking, of een herbeoordeling is het van belang dat eventuele arbeidscapaciteit of loonwaarde wordt benut.

Bij de verlenging en herbeoordeling van PGB’s van personen beneden de pensioengerechtigde leeftijd spreken de arbeidsdeskundige van het WSP (Werkservicepunt) en de consulent WMO samen de klant en beoordelen de werkcapaciteit en de benodigde voorzieningen voor dagbesteding. Omdat mensen in 2015 recht hebben op verlenging van hun PGB gaat het om een inventarisatie met als doel in de loop van 2015 voorzieningen in te kunnen richten waar behoefte aan is in 2016.

Bij vooraf in te schatten zeer ernstige beperkingen of hoge leeftijd is dit niet aan de orde.

Eventueel kan met instemming van de klant al arbeidsmatige dagbesteding worden aangeboden.

Hoofdstuk 7 Sluitende aanpak bij begeleiding

Als een consulent W&I of medewerker van het WSP een klant heeft waarbij naast een traject richting werk ook WMO zorg nodig is (vastgelegd in een integraal afgestemd plan van aanpak), draagt de consulent WMO zorg voor de afhandeling van benodigde beschikkingen zonder opnieuw intake/indicatiegesprekken te voeren. Omgekeerd geldt dezelfde procedure.

Hoofdstuk 8 Vermogen Bijzondere Bijstand

Tot op heden wordt opgebouwd vermogen tijdens de bijstand voor alle vormen van bijstand buiten beschouwing gelaten. Dit vermogen kan ontstaan door te sparen ten tijde van de bijstand of door toename van de waarde van de eigen woning.

Als een klant tijdens de bijstandsperiode vermogen heeft opgebouwd wordt dit bij het verlenen van algemene bijstand (levensonderhoud) gehandhaafd. Bij het verlenen van bijzondere bijstand wordt het opgebouwde vermogen niet buiten beschouwing gelaten als het vermogen de omvang heeft van twee maal het bedrag genoemd in artikel 34 van de Participatiewet.