Regeling vervallen per 17-05-2011

Verordening voorzieningen gehandicapten

Geldend van 12-05-2005 t/m 16-05-2011

Intitulé

Verordening voorzieningen gehandicapten

De Raad van de gemeente Enschede, gelezen het voorstel van Burgemeester en Wethouders van 26 november 1996, 1 juli 2001, 15 maart 2005

b e s l u i t

gelet op artikel 2 van de Wet voorzieningen gehandicapten, Stb. 1993, nr. 545, en gelet op artikel 149 van de Gemeentewet, Stb. 1993, 611;

overwegende dat het noodzakelijk is het verstrekken van voorzieningen aan gehandicapten bij verordening te regelen,

vast te stellen de

Gemeenteblad van Enschede

Verordening voorzieningen gehandicapten

AFDELING I ALGEMEEN

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1.1 Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

a voorziening: een woonvoorziening, een vervoersvoorziening of een rolstoelvoorziening, bestaande uit een voorziening in natura of een voorziening in de vorm van een financiële tegemoetkoming;

b (netto-)inkomen:

1 het bruto-inkomen, van de gehandicapte indien de gehandicapte 18 jaar of ouder is en geen echtgenoot/partner heeft in de zin van artikel 1 lid 4 tot en met 7 Wvg;

2 het gezamenlijk bruto-inkomen, van de ouders of pleegouders van de gehandicapte indien de gehandicapte jonger is dan 18 jaar en geen echtgenoot/partner heeft in de zin van artikel 1 lid 4 tot en met 7 Wvg;

3 het gezamenlijk bruto-inkomen, van de gehandicapte en zijn echtgenoot/partner indien de gehandicapte een echtgenoot/partner heeft in de zin van artikel 1 lid 4 tot en met 7 Wvg;

verminderd met de over het bruto-inkomen verschuldigde belasting, sociale verzekeringspremies en pensioenpremies met uitzondering van de procentuele premie voor de verplichte ziekenfondsverzekering;

c woonwagen: voor bewoning bestemd gebouw dat is geplaatst op een standplaats en dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst;

d erkende standplaats: een kavel, bestemd voor het plaatsen van een woonwagen, waarop voorzieningen aanwezig zijn die op het leidingnet van de openbare nutsbedrijven, andere instellingen of van gemeenten kunnen worden aangesloten;

e woonschip: elk vaartuig dat uitsluitend of in hoofdzaak wordt gebezigd als, of te oordelen naar zijn constructie of inrichting uitsluitend of in hoofdzaak bestemd is tot dag- of nachtverblijf van een of meer personen;

f ligplaats: een door de gemeente aangewezen ligplaats welke door een woonschip wordt ingenomen;

g hoofdverblijf: de woonruimte, bestemd en geschikt voor permanente bewoning, waar de gehandicapte zijn vaste woon- en verblijfplaats heeft en in de gemeentelijke basisadministratie staat ingeschreven dan wel zal staan ingeschreven, dan wel het feitelijk woonadres indien de gehandicapte met een briefadres is;

h gemeenschappelijke ruimte: gedeelte(n) van een woongebouw, niet behorende tot de onderscheiden woningen, bestemd en noodzakelijk om de woning van de gehandicapte vanaf de toegang van het woongebouw te bereiken en ruimten die onder het gehuurde vallen en/of waarvan de gehandicapte gebruik moet kunnen maken;

i woningaanpassing: ingreep die gericht is op het opheffen of verminderen van beperkingen die een gehandicapte ondervindt bij het normale gebruik van zijn woonruimte, met dien verstande dat bij ingrepen van bouwkundige, bouwtechnische of woontechnische aard slechts het opheffen of verminderen van ergonomische beperkingen als aanpassing wordt aangemerkt en waarvan de kosten een bedrag van

€ 45.378,-- niet te boven gaan;

j wet of Wvg: Wet voorzieningen gehandicapten;

k besluit: het door Burgemeester en Wethouders op grond van deze verordening vast te stellen Besluit voorzieningen gehandicapten;

l voorziening in de vorm van een financiële tegemoetkoming: een tegemoetkoming in de kosten, welke kan worden afgestemd op het inkomen van de gehandicapte;

m forfaitair bedrag of forfaitaire vergoeding: een financiële tegemoetkoming, bestaande uit een bedrag ineens dat onafhankelijk van het inkomen en onafhankelijk van de werkelijke kosten wordt verstrekt, al dan niet met inachtneming van een inkomensgrens;

n gemaximeerde vergoeding: een financiële tegemoetkoming, bestaande uit een vergoeding in de kosten die tot een vastgesteld maximum wordt verstrekt, al dan niet met inachtneming van een inkomensgrens;

o normbedrag: een forfaitaire of gemaximeerde vergoeding;

p voorziening in natura: een voorziening die in eigendom, huur of bruikleen, respectievelijk, als rechtstreeks uitvloeisel daarvan, wordt verstrekt;

q ergonomische beperking: lichamelijk-functionele beperking.

Artikel 1.2 Beperkingen

1 Een voorziening kan slechts worden toegekend voor zover:

a deze, met uitzondering van de voorzieningen van

  • -

    artikel 2.1 onder a, in verbinding met artikel 2.15,

  • -

    artikel 3.1, lid 1 onder a,

  • -

    artikel 4.1 onder a en b, in verbinding met artikel 4.2, derde lid,

    in overwegende mate op het individu is gericht;

    b deze, met uitzondering van de voorziening van artikel 2.1 onder a, in verbinding met artikel 2.15, langdurig noodzakelijk is om diens beperkingen op het gebied van het wonen dan wel zich binnen of buiten de woning verplaatsen op te heffen of te verminderen;

    c deze, met uitzondering van de voorziening van artikel 2.1 onder a, in verbinding met artikel 2.14, in samenhang met de drempel van artikel 2.5, tweede lid onder b, naar objectieve maatstaven gemeten, als de goedkoopst adequate voorziening kan worden aangemerkt dan wel in samenhang met andere voorzieningen tot de goedkoopst adequate oplossing leidt.

2 Geen voorziening wordt toegekend:

a indien de voorziening voor een persoon als de aanvrager algemeen gebruikelijk is;

b voor zover op grond van enige andere wettelijke regeling aanspraak op de voorziening bestaat.

c voor zover de ondervonden ergonomische belemmeringen in de woning voortvloeien uit de aard van de in de woning gebruikte materialen.

Artikel 1.3 Hoogte financiële tegemoetkomingen

1Burgemeester en Wethouders stellen de hoogte van de financiële tegemoetkomingen voor woonvoorzieningen, vervoersvoorzieningen en rolstoelen vast in het in deze verordening in artikel 1.1 onder k genoemde besluit.

Hoofdstuk 2 Woonvoorzieningen

Paragraaf 1 Algemene omschrijving

Artikel 2.1 Type woonvoorzieningen

1 De door Burgemeester en Wethouders te verstrekken woonvoorziening kan bestaan uit een financiële tegemoetkoming in de kosten van:

a verhuizing en inrichting;

b woningaanpassing van bouwkundige, bouwtechnische of woontechnische aard (onroerende woonvoorzieningen), voor zover de kostensoorten door Burgemeester en Wethouders zijn genoemd in de in artikel 7.2, tweede lid, genoemde richtlijnen, tot in dezelfde richtlijnen genoemde maximum bedragen;

c woningaanpassing niet van bouwkundige, bouwtechnische of woontechnische aard (roerende woonvoorzieningen);

d onderhoud, keuring en reparatie van een in het kader van deze verordening, dan wel Beschikking Geldelijke Steun Huisvesting Gehandicapten of Regeling Geldelijke Steun Huisvesting Gehandicapten, verstrekte en in het in artikel 1.1 onder k genoemde besluit genoemde voorziening, mits ten tijde van het onderhoud, de keuring of de reparatie de gehandicapte de woonruimte als hoofdverblijf heeft en bewoont;

e tijdelijke huisvesting;

f huurderving;

g verwijderen van een voorziening in natura (trap- of plateaulift) .

2Burgemeester en Wethouders verstrekken de in het eerste lid onder b en c genoemde voorziening primair in natura. Een tegemoetkoming wordt slechts dan verstrekt indien of voor zover geen voorziening in natura voorhanden is.

Artikel 2.2 Gereedmelding, rechthebbenden en vaststelling en uitbetaling financiële tegemoetkomingen

1 a Na voltooiing van de werkzaamheden in het kader van een voorziening als bedoeld in artikel 2.1 onder b, c en g, maar uiterlijk binnen 1 jaar na het toekennen van een financiële tegemoetkoming, verklaart de woningeigenaar aan Burgemeester en Wethouders dat de bedoelde werkzaamheden zijn voltooid.

b De gereedmelding als bedoeld onder a gaat vergezeld van een verklaring dat bij het treffen van de voorzieningen is voldaan aan de voorwaarden waaronder de financiële tegemoetkoming is verleend.

c De gereedmelding is tevens een verzoek om vaststelling en uitbetaling van de financiële tegemoetkoming.

2 a De tegemoetkoming in de kosten genoemd in artikel 2.1 onder b, d, f en g wordt toegekend en uitbetaald aan de eigenaar van de woonruimte.

b Degene aan wie de financiële tegemoetkoming in de kosten genoemd in artikel 2.1 onder b, c en g wordt uitbetaald, dient gedurende een periode van 5 jaar alle rekeningen en betalingsbewijzen met betrekking tot de werkzaamheden ter controle beschikbaar te houden.

3 De tegemoetkoming in de kosten genoemd in artikel 2.1 onder a, c en e wordt toegekend en uitbetaald aan de hoofdbewoner van de woonruimte.

4 Uitbetaling van een tegemoetkoming, als bedoeld in het tweede en derde lid, geschiedt aan een derde indien deze door de rechthebbende schriftelijk tot ontvangst van de betaling is gemachtigd.

Artikel 2.3 Voorziening in natura; rechthebbende

1 De in artikel 2.1 onder b en c genoemde voorziening in natura wordt in bruikleen verstrekt.

2 De in het vorige lid genoemde voorziening wordt toegekend aan de gehandicapte.

Artikel 2.4 Woon- en verblijfsruimten waarvoor geen woonvoorziening wordt verstrekt

De bepalingen van hoofdstuk 2 zijn niet van toepassing op het treffen van voorzieningen aan hotels, pensions, trekkerswoonwagens, kamerhuur, woningen die niet bestemd en geschikt zijn om het hele jaar door te worden bewoond en specifiek op gehandicapten en ouderen gerichte woongebouwen voor wat betreft

voorzieningen in gemeenschappelijke ruimten of voorzieningen die bij (nieuw)bouw of renovatie zonder noemenswaardige meerkosten meegenomen kunnen worden.

Paragraaf 2 Het primaat van de verhuizing

Artikel 2.5 Verhuizing of woningaanpassing

  • 1

    Een gehandicapte kan voor een woonvoorziening, als genoemd in artikel 2.1 onder a, in aanmerking worden gebracht wanneer aantoonbare beperkingen als gevolg van ziekte of gebrek worden ondervonden, die het normale gebruik van de woning belemmeren en een voorziening langdurig noodzakelijk is om die belemmeringen op te heffen of te verminderen

  • 2

    Een gehandicapte kan voor een woonvoorziening, als genoemd in artikel 2.1 onder b en c, in aanmerking worden gebracht indien de in het eerste lid bedoelde verhuizing

    a niet is te realiseren, of

    b wel is te realiseren maar

    1 de kosten van aanpassing van de te verlaten woning minder dan

    € 3.630,-- bedragen, of

    2 de kosten van aanpassing van de te verlaten woning € 3.630,-- of meer bedragen maar minder dan € 2.269,-- hoger liggen dan de kosten van aanpassing van de beoogde nieuwe woning.

Paragraaf 3 Voorwaarden bij verlening van voorzieningen voor woningaanpassingen

Artikel 2.6 Verzekering van de voorzieningen

1 Burgemeester en Wethouders verlenen slechts een voorziening indien de te plegen woningaanpassingen toereikend worden verzekerd.

2 In de toekenningsbeschikking wordt de verzekeringsplicht, als bedoeld in het eerste lid, als door rechthebbende te vervullen voorwaarde opgenomen.

Artikel 2.7 Hoofdverblijf

1 Burgemeester en Wethouders verlenen slechts een voorziening indien de gehandicapte zijn hoofdverblijf heeft of zal hebben in de woonruimte waaraan de voorziening wordt getroffen.

2 In afwijking van het gestelde in het eerste lid kan een voorziening worden verleend voor het aanpassen van één woonruimte indien de gehandicapte zijn hoofdverblijf heeft in een AWBZ-inrichting.

3 De aanvraag, als bedoeld in het tweede lid, wordt ingediend in de gemeente waar de aan te passen woning staat.

4 De voorziening betreft slechts het bezoekbaar maken van de in het tweede lid bedoelde woonruimte.

5 De financiële tegemoetkoming bedoeld in het tweede lid wordt verleend onder de voorwaarde, dat de gemeente waar de gehandicapte zijn hoofdverblijf heeft, verklaart dat haar niet bekend is dat ten behoeve van de gehandicapte reeds eerder een woning bezoekbaar is gemaakt.

6 Onder het in het vierde lid genoemde bezoekbaar maken van de woonruimte wordt verstaan het, voor de gehandicapte, toegankelijk maken van de woonkamer en het bruikbaar maken van één toilet.

7De financiële tegemoetkoming bedoeld in het tweede lid bedraagt maximaal € 5.000,--

Artikel 2.8 Aanvang werkzaamheden en controle

Burgemeester en Wethouders verlenen slechts een financiële tegemoetkoming indien:

a niet reeds een begin met de werkzaamheden is gemaakt voordat Burgemeester en Wethouders op de aanvraag hebben beschikt;

b de door hen aangewezen personen toegang is verstrekt tot de woonruimte waar de woningaanpassing wordt verricht;

c aan de onder b genoemde personen inzicht wordt geboden in bescheiden en tekeningen welke betrekking hebben op de woningaanpassing;

d de onder b genoemde personen de gelegenheid wordt geboden tot het controleren van de woningaanpassing.

Artikel 2.9 (Vervallen)

Paragraaf 4 Beperking in de verlening van onroerende woonvoorzieningen

Artikel 2.10 Aantal vierkante meters bouwen/grond en verharden van paden en terrassen

1 Voor zover het treffen van aanpassingen, als bedoeld in artikel 2.1, onder b, betreft het aan-/bijbouwen aan of uitbouwen/uitbreiden van bestaande woningen, dan wel het aan-/bijbouwen aan of groter bouwen van nieuw te bouwen woningen, dan zonder de aanpassingen nodig zou zijn, kan een financiële tegemoetkoming worden verleend, inclusief voor de te verwerven grond, voor ten hoogste het aantal vierkante meters per vertrek zoals wordt vastgesteld in het in artikel 1.1 onder k genoemde besluit.

2 Burgemeester en Wethouders kunnen tevens een financiële tegemoetkoming verlenen voor het verharden van nieuwe, of het aanpassen van de verharding van bestaande, paden en terrassen voor ten hoogste het aantal vierkante meters zoals wordt vastgesteld in het in het eerste lid genoemde besluit.

Artikel 2.11 Woningaanpassingen van gemeenschappelijke ruimten

Burgemeester en Wethouders kunnen een voorziening verlenen voor de volgende woningaanpassingen van een gemeenschappelijke ruimte indien zonder deze woningaanpassingen de woonruimte voor de gehandicapte, die in deze woonruimte zijn hoofdverblijf heeft, ontoegankelijk blijft:

a het verbreden van toegangsdeuren;

b het aanbrengen van elektrische deuropeners;

c aanleg van een hellingbaan van de openbare weg naar de toegang van het gebouw (mits de woningen in het woongebouw te bereiken zijn met een rolstoel);

d drempelhulpen of vlonders;

e het aanbrengen van een extra trapleuning bij een portiekwoning;

f een opstelplaats voor een rolstoel bij de toegangsdeur van het woongebouw;

g het aanbrengen van een plateaulift.

Paragraaf 5 Aanpassingen van woonwagens en woonschepen

Artikel 2.12 Nadere voorwaarden woonwagens

1 Burgemeester en Wethouders verlenen slechts een voorziening voor de aanpassing van een woonwagen indien:

a de woonwagen ten tijde van de indiening van de aanvraag voor een woonvoorziening, binnen de gemeente op een erkende standplaats staat of zal worden geplaatst, en

b de hoofdbewoner op grond van de Woonwagenwet in het bezit is van een verklaring dat hij gerechtigd is tot bewoning van een woonwagen.

Artikel 2.13 Maximale tegemoetkoming aanpassingskosten woonwagens en woonschepen

1 De voor een tegemoetkoming in aanmerking komende aanpassingskosten van een woonwagen of een woonschip bedragen maximaal € 6.807,--.

2 Indien de technische levensduur van de woonwagen of het woonschip minder dan vijf jaar is of de standplaats van de woonwagen binnen vijf jaar voor opheffing in aanmerking komt of het woonschip niet tenminste nog vijf jaar op de ligplaats mag liggen, bedragen de voor een tegemoetkoming in aanmerking komende aanpassingskosten maximaal € 908,--.

Paragraaf 6 Verhuis- en inrichtingskosten

Artikel 2.14 Nadere voorwaarden verhuis- en inrichtingskosten

Burgemeester en Wethouders verlenen slechts een financiële tegemoetkoming in de verhuis- en inrichtingskosten als bedoeld onder artikel 2.1 onder a indien:

a de gehandicapte niet voor het eerst zelfstandig gaat wonen, tenzij deze vanwege de zwaarte van de handicap voor het realiseren van de verhuizing en inrichting volledig op de hulp van derden is aangewezen;

b de gehandicapte verhuist vanuit en naar een woonruimte die bestemd en geschikt is om het hele jaar door te worden bewoond;

c de gehandicapte niet verhuist naar een AWBZ-inrichting;

d in de te verlaten woonruimte - die moet zijn gelegen in de gemeente Enschede - aantoonbare beperkingen als gevolg van ziekte of gebrek worden ondervonden, die het normale gebruik van de woning belemmeren en een voorziening langdurig noodzakelijk is om die belemmeringen op te heffen of te verminderen, tenzij het een ADL-woning betreft;

e de gehandicapte niet verhuisd op een moment dat op basis van leeftijd, gezinssituatie of woonsituatie de verhuizing ook zonder handicap algemeen gebruikelijk geacht zou zijn.

Artikel 2.15 Vrijmaking aangepaste woning

1 Burgemeester en Wethouders kunnen een financiële tegemoetkoming verstrekken aan een persoon die op verzoek van, of met instemming van de gemeente Enschede verhuist uit een, voor meer dan € 6.807,-- aangepaste woning, die daardoor vrijkomt voor een gehandicapte.

2 Een aanvraag voor een financiële tegemoetkoming als bedoeld in het eerste lid moet worden ingediend voordat de verhuizing heeft plaatsgevonden.

Paragraaf 7 Kosten in verband met tijdelijke huisvesting

Artikel 2.16 Nadere voorwaarden tijdelijke huisvesting

1 Burgemeester en Wethouders kunnen een financiële tegemoetkoming in de kosten van tijdelijke huisvesting verlenen die door de hoofdbewoner moeten worden gemaakt in verband met het aanpassen van:

a zijn huidige woonruimte:

b de door de hoofdbewoner nog te betrekken woonruimte;

de financiële tegemoetkoming als bedoeld onder a en b wordt verleend uitsluitend voor de periode, dat de aan te passen woonruimte ten gevolge van het realiseren van de woningaanpassing niet kan worden bewoond en de hoofdbewoner als gevolg daarvan voor dubbele woonlasten komt te staan.

2 Burgemeester en Wethouders verlenen uitsluitend een financiële tegemoetkoming in de kosten van tijdelijke huisvesting als:

a de hoofdbewoner redelijkerwijs niet kan voorkomen dat hij deze dubbele woonlasten heeft, en

b de tijdelijke huisvesting minimaal een maand duurt, en indien deze kosten gemaakt worden in verband met het

1 tijdelijk betrekken of langer moeten aanhouden van zelfstandige woonruimte, of

2 tijdelijk betrekken of langer moeten aanhouden van niet-zelfstandige woonruimte.

3 Burgemeester en Wethouders verlenen maximaal zes maanden een financiële tegemoetkoming in de kosten van tijdelijke huisvesting, als bedoeld in het eerste lid.

4 Burgemeester en Wethouders verlenen een financiële tegemoetkoming in uitsluitend de kale huurkosten.

Paragraaf 8 Kosten in verband met huurderving

Artikel 2.17 Nadere voorwaarden huurderving i.v.m. huurbeëindiging

1 In geval van huurbeëindiging van een aangepaste woonruimte, die voor meer dan € 6.807,-- is aangepast, kunnen Burgemeester en Wethouders voor de duur van maximaal vijf maanden een financiële tegemoetkoming verlenen aan de eigenaar van de woning in verband met derving van de kale huur-inkomsten, waarbij de eerste maand huurderving niet voor een financiële tegemoetkoming in aanmerking komt.

2 Burgemeester en Wethouders verlenen slechts een financiële tegemoetkoming in de kosten van huurderving, als bedoeld in het eerste lid, indien het leeg komen van de woning vooraf bij de gemeente is gemeld.

Artikel 2.18 Huurderving tijdens woningaanpassing

Gedurende de termijn dat aanpassing van een woning plaatsvindt, kunnen Burgemeester en Wethouders voor de duur van maximaal vijf maanden een financiële tegemoetkoming verlenen aan de eigenaar van een woning in verband met derving van de kale huurinkomsten, waarbij de eerste maand huurderving niet voor een financiële tegemoetkoming in aanmerking komt.

Artikel 2.19 Verwijderen van een voorziening in natura (trap- of plateaulift)

Burgemeester en Wethouders kunnen een financiële tegemoetkoming verlenen in het verwijderen van een in bruikleen verstrekte trap- of plateaulift, indien het verwijderen van deze naturavoorziening op verzoek van of met instemming van de gemeente plaatsvindt.

Hoofdstuk 3 Vervoersvoorzieningen

Artikel 3.1 Algemene omschrijving

1 De door Burgemeester en Wethouders te verstrekken vervoersvoorziening kan bestaan uit:

a een collectief systeem van vraagafhankelijk al dan niet openbaar vervoer, bestaande uit:

vervoer, tegen een door Burgemeester en Wethouders in het in artikel 1.1 onder k genoemde besluit vastgesteld tarief, binnen de gemeentegrenzen waarbij toegelaten begeleiders tegen een in hetzelfde besluit vastgesteld vervoerstarief, mogen meereizen dan wel, indien een gehandicapte in het bezit is van een legitimatiebewijs voor kosteloze begeleiding, of indien deze door Burgemeester en Wethouders is geïndiceerd voor begeleiding, een begeleider gratis mag meereizen;

b een financiële tegemoetkoming, bestaande uit een forfaitair bedrag, in de kosten van overig vervoer buiten de gemeentegrenzen;

c een voorziening in natura in de vorm van:

1 een al dan niet aangepaste auto;

2 een al dan niet aangepaste gesloten buitenwagen;

3 een open elektrische buitenwagen (zgn. scoot(er)mobiel uitsluitend bedoeld voor vervoer buitenshuis);

4 een ander verplaatsingsmiddel;

d een tegemoetkoming in de kosten van:

1 aanpassing van een eigen auto;

2 gebruik van een in natura verstrekte auto;

3 gebruik van een taxi of een eigen auto, waarbij Burgemeester en Wethouders zowel toekenning als hoogte afhankelijk kunnen stellen van de leeftijd van de gehandicapte;

4 gebruik van een rolstoeltaxi, waarbij Burgemeester en Wethouders zowel toekenning als hoogte afhankelijk kunnen stellen van de leeftijd van de gehandicapte;

5 aanpassing aan een ander verplaatsingsmiddel;

6 noodzakelijke begeleiding bij vervoer;

7 gebruik van een in natura verstrekte gesloten buitenwagen.

2 De individuele vervoersvoorzieningen als bedoeld in het eerste lid onder c 1 tot en met c 4, worden in bruikleen verstrekt.

Artikel 3.2 Het recht op een vervoersvoorziening

1 Een gehandicapte kan voor een vervoersvoorziening, als bedoeld in artikel 3.1, lid 1 onder a, in aanmerking worden gebracht wanneer aantoonbare beperkingen als gevolg van ziekte of gebrek

a het gebruik van het openbaar vervoer of

b het bereiken van het openbaar vervoer

onmogelijk maken.

2 Een gehandicapte kan voor een vervoersvoorziening als bedoeld in artikel 3.1, lid 1 onder b, uitsluitend in aanmerking worden gebracht indien

a wordt voldaan aan het in het eerste lid gestelde en

b er sprake is van dusdanige wezenlijke - uitsluitend door persoonlijk bezoek te handhaven - wederkerige contacten, dat anders bij het wegvallen daarvan de gehandicapte in een sociaal isolement geraakt en

c indien aantoonbare beperkingen als gevolg van ziekte of gebrek het gebruik van het vervoerssysteem van de landelijke Ketenkaart (als voorliggende voorziening) onmogelijk maken, dan wel dit vervoerssysteem (nog) niet aanwezig is.

3 Een gehandicapte kan voor een vervoersvoorziening, als bedoeld in artikel 3.1, lid 1 onder c 1, c 2, d 1 tot en met d 4, d 6 en d 7, in aanmerking worden gebracht indien aantoonbare beperkingen als gevolg van ziekte of gebrek het gebruik van een collectief vervoerssysteem, als bedoeld in artikel 3.1, lid 1 onder a, onmogelijk maken.

4 Voor de in artikel 3.1, lid 1 onder c 3, c 4 en d 5 genoemde voorzieningen geldt dat zij:

a in aanvulling op het gebruik van het collectief vervoerssysteem, als bedoeld in artikel 3.1, lid 1 onder a of

b in aanvulling op een tegemoetkoming in de kosten van gebruik van een taxi of eigen auto, als bedoeld onder artikel 3.1, lid 1 onder d 3,

kunnen worden verstrekt.

5 Voor de in artikel 3.1, lid 1 onder d 6, genoemde voorziening geldt dat deze in aanvulling op het gebruik van het collectief vervoerssysteem, als bedoeld in artikel 3.1, lid 1 onder a, kan worden verstrekt.

6 Voor zover de behoeften van echtgenoten/partners niet samenvallen wordt niet meer dan anderhalf maal een enkele voorziening toegekend.

Artikel 3.3 Inkomensgrens en beperkingen in de verlening van vervoersvoorzieningen

1 Indien het inkomen, als bedoeld in artikel 1.1 onder b, hoger is dan 1,5 x het norminkomen worden geen vervoersvoorzieningen, als bedoeld in artikel 3.1 lid 1 onder b, c 1, c 2, d 2 tot en met d 4, d 6 en

d 7 verstrekt.

2 a Burgemeester en Wethouders verlenen slechts een vervoersvoorziening als bedoeld in artikel 3.1, lid 1 onder d 1 indien deze toereikend wordt verzekerd.

b In de toekenningsbeschikking wordt de verzekeringsplicht als bedoeld onder a, als een door rechthebbende te vervullen voorwaarde opgenomen.

Hoofdstuk 4 Rolstoelvoorzieningen

Artikel 4.1 Algemene omschrijving

Een door Burgemeester en Wethouders te verstrekken rolstoelvoorziening kan bestaan uit:

a een handbewogen of elektrisch bewogen (duw)rolstoel voor verplaatsing binnen of binnen en buiten, dan wel een aanpassing daaraan;

b een sportrolstoel;

c onderhoud en reparaties aan voorzieningen als genoemd onder a.

Artikel 4.2 Het recht op een (sport)rolstoelvoorziening

1 Een gehandicapte kan voor een rolstoelvoorziening in aanmerking worden gebracht wanneer aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek dagelijks zittend verplaatsen in en om de woning noodzakelijk maken en hulpmiddelen die verstrekt worden op grond van de Algemene wet bijzondere ziektekosten een onvoldoende oplossing bieden.

2 In tegenstelling tot het gestelde in het eerste lid kan een gehandicapte in aanmerking worden gebracht voor een sportrolstoelvoorziening indien hij zonder sportrolstoel niet in staat is tot sportbeoefening.

3 Primair worden (sport)rolstoelvoorzieningen waar mogelijk via pools ter beschikking gesteld en komt toekenning van een individuele (sport)rolstoelvoorziening eerst in aanmerking indien genoemde voorliggende voorziening niet aanwezig is of daarvan door aanvrager geen gebruik kan worden gemaakt.

Artikel 4.3 Aard van de voorziening

1 De individuele rolstoelvoorzieningen, als bedoeld in artikel 4.1 onder a, worden in bruikleen verstrekt.

2 In tegenstelling tot het gestelde in het eerste lid vindt de verstrekking van een sportrolstoelvoorziening, als bedoeld in artikel 4.1 onder b, plaats in de vorm van een financiële tegemoetkoming waarmee voor een periode van minimaal drie jaar een sportrolstoel kan worden aangeschaft en onderhouden.

3 De rolstoelvoorziening, als bedoeld in artikel 4.1 onder c, wordt in natura verstrekt.

AFDELING II PROCEDURES

Hoofdstuk 5 Het verkrijgen van een voorziening

Artikel 5.1 Aanvraagprocedure

1 Een aanvraag voor een voorziening dient te worden ingediend door middel van een door Burgemeester en Wethouders beschikbaar gesteld formulier.

2 Burgemeester en Wethouders beslissen omtrent een aanvraag voor:

a een vervoersvoorziening binnen 8 weken na de dag waarop zij de aanvraag hebben ontvangen;

b een rolstoelvoorziening binnen 16 weken na de dag waarop zij de aanvraag hebben ontvangen;

c een woonvoorziening binnen 32 weken na de dag waarop zij de aanvraag hebben ontvangen.

3 De in het voorgaande lid bedoelde termijn wordt met 6 weken verlengd, indien een (medisch) advies van derden wordt gevraagd.

Artikel 5.2 Gronden voor weigering

Burgemeester en Wethouders kunnen de gevraagde voorzieningen in ieder geval weigeren:

a indien op grond van de verstrekte gegevens het recht op een voorziening niet kan worden vastgesteld;

b voor zover de gevraagde voorziening een financiële tegemoetkoming betreft kosten die de aanvrager heeft gemaakt voordat op de aanvraag is beslist;

c indien een middel als waarop de aanvraag betrekking heeft reeds eerder krachtens deze verordening is vergoed of verstrekt en de normale afschrijvingsduur voor dat middel nog niet is verstreken tenzij het eerder vergoede of verstrekte middel geheel of gedeeltelijk verloren is gegaan als gevolg van omstandigheden die niet aan rechthebbende, of andere belanghebbenden, zijn toe te rekenen.

Artikel 5.3 Eisen aan de beschikking

1 Indien een financiële tegemoetkoming wordt verleend, wordt in de beschikking vermeld op welke kosten de tegemoetkoming betrekking heeft.

2 Indien een periodieke tegemoetkoming wordt verleend, wordt in de beschikking tevens vermeld: de geldigheidsduur, de uitkeringsmaatstaf, alsmede de voorschriften waaraan de rechthebbende dient te voldoen alvorens tot uitbetaling van de tegemoetkoming kan worden overgegaan.

Hoofdstuk 6 Verplichtingen en bevoegdheden van belanghebbenden en van Burgemeester en Wethouders

Artikel 6.1 Inlichtingen, onderzoek, advies

1 Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd om, voor zover dit van belang kan zijn voor de beoordeling van het recht op een voorziening, belanghebbenden:

a op te roepen in persoon te verschijnen op een door Burgemeester en Wethouders te bepalen plaats en tijdstip en hen te ondervragen en/of onderzoeken;

b op een door Burgemeester en Wethouders te bepalen plaats en tijdstip hen door een of meer daartoe aangewezen deskundigen te doen ondervragen en/of onderzoeken.

2 Burgemeester en Wethouders vragen de in het zesde lid genoemde instantie om advies indien:

a het handelt om een aanvraag van een gehandicapte die nog niet eerder een aanvraag heeft ingediend in het kader van deze regeling en de voorziening naar verwachting een bedrag van € 1.135,-- te boven zal gaan;

b de aanvraag betrekking heeft op ten minste twee van de drie terreinen woonvoorzieningen, vervoersvoorzieningen en rolstoelen;

c de gevraagde voorziening om medische redenen wordt afgewezen;

d Burgemeester en Wethouders dat overigens gewenst vinden.

3 De adviezen dienen te worden opgesteld met gebruikmaking van de volgende soorten van kennis:

a medische, op het niveau van een arts;

b sociale;

c ergonomische;

d technische.

4 Bij een volgende aanvraag voor een voorziening hebben Burgemeester en Wethouders de bevoegdheid opnieuw advies te vragen.

5Belanghebbenden zijn verplicht aan Burgemeester en Wethouders of de in het zesde lid genoemde

adviesinstantie die gegevens te (doen) verschaffen die noodzakelijk zijn voor de beoordeling van de aanvraag.

6 Het Centrum Indicatiestelling Zorg wordt hierbij aangewezen als lokale, alleen bevoegde, uitvoerder van de

Wvg-indicatieadvisering.

Artikel 6.2 Wijzigingen in de situatie

Belanghebbenden zijn verplicht aan Burgemeester en Wethouders mededeling te doen van feiten en omstandigheden, waarvan redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze van invloed kunnen zijn op het recht op de voorziening.

Artikel 6.3 Intrekking van een besluit tot verlening van een voorziening

1 Burgemeester en Wethouders kunnen een beschikking, genomen op grond van deze verordening geheel of gedeeltelijk intrekken indien:

a niet is voldaan aan de voorwaarden gesteld bij of krachtens deze verordening;

b op grond van gegevens beschikt is en gebleken is dat de gegevens zodanig onjuist waren dat, waren de juiste gegevens bekend geweest, een andere beslissing zou zijn genomen.

2 Een besluit tot verlening van een voorziening welke bestaat uit het verlenen van een financiële tegemoetkoming, kan worden ingetrokken indien blijkt dat de tegemoetkoming binnen zes maanden na de uitbetaling niet is aangewend voor de bekostiging van datgene waarvoor deze was verleend.

Artikel 6.4 Terugvordering van een voorziening

1 Ingeval een voorziening is ingetrokken, kunnen Burgemeester en Wethouders deze geheel of gedeeltelijk terugvorderen.

2 Terugvordering geschiedt op grond van de artikelen van het Burgerlijk Wetboek inzake onverschuldigde betaling, en aanverwante artikelen.

3 Tot terugvordering kan eerst worden overgegaan nadat het besluit tot intrekking van een voorziening onherroepelijk is geworden.

AFDELING III SLOT

Hoofdstuk 7 Slotbepalingen

Artikel 7.1 Hardheidsclausule

  • 1

    Burgemeester en Wethouders kunnen in bijzondere gevallen ten gunste van belanghebbenden afwijken van de bepalingen in deze verordening indien toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

  • 2

    Voorafgaande aan de toepassing van het eerste lid kunnen Burgemeester en Wethouders advies vragen

  • 3

    Indien een bouwkundige woningaanpassing het bedrag van € 45.378,-- te boven gaat, het orgaan bedoeld in artikel 9a van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten de noodzaak van deze aanpassing heeft vastgesteld en weigering van deze voorziening gelet op het belang dat de wet beoogt te beschermen zou leiden tot onbillijkheden van overwegende aard, kunnen burgemeester en wethouders ondanks het gestelde in artikel 1.1 onder i besluiten tot verstrekking van deze voorziening.

Artikel 7.2 Beslissing Burgemeester en Wethouders in gevallen waarin de verordening niet voorziet; richtlijnen; mandatering

1 In gevallen waarin deze verordening niet voorziet, beslissen Burgemeester en Wethouders.

2 Burgemeester en Wethouders stellen richtlijnen vast welke bij de gemeentelijke beslissingen inzake het verstrekken van voorzieningen tot

leidraad dienen.

3 a Burgemeester en Wethouders zijn gemachtigd het nemen van beslissingen te mandateren aan gemeenteambtenaren en aan derden, zulks onder nader door Burgemeester en Wethouders te stellen regels.

b De mandatering kan zich niet uitstrekken tot het beslissen op bezwaarschriften en om (hoger) beroep in te stellen.

Artikel 7.3 Indexering

Burgemeester en Wethouders kunnen jaarlijks per 1 januari de in het kader van deze verordening geldende bedragen verhogen of verlagen conform de ontwikkelingen van de prijsindex volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek.

Artikel 7.4 Evaluatie gemeentelijk beleid en bijstelling verordening

Het door de gemeente gevoerde beleid wordt regelmatig geëvalueerd en indien een evaluatie daar aanleiding toe geeft, wordt de verordening aangepast.

Artikel 7.5 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als Verordening voorzieningen gehandicapten.