Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Gouda houdende regels omtrent subsidie voor kindgebonden financiering peuteropvang en voorschoolse educatie (Subsidieregeling kindgebonden financiering peuteropvang en voorschoolse educatie gemeente Gouda)

Geldend van 01-06-2019 t/m 21-07-2020

Intitulé

Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Gouda houdende regels omtrent subsidie voor kindgebonden financiering peuteropvang en voorschoolse educatie (Subsidieregeling kindgebonden financiering peuteropvang en voorschoolse educatie gemeente Gouda)

Burgemeester en wethouders van Gouda

Gelet op artikel 7 Algemene Subsidieverordening Gouda 2003;

Overwegende dat:

  • -

    aan alle kinderopvangorganisaties in de gemeente Gouda de mogelijkheid wordt geboden om vanaf de inwerkingtreding van deze regeling een subsidieaanvraag in te dienen voor peuteropvang voor het daaropvolgende boekjaar;

  • -

    de gemeente Gouda kwalitatief goede peuteropvang wil bieden;

  • -

    uit de Wet kinderopvang volgt dat de financiële verantwoordelijkheid voor de opvang van peuters van ouders, die niet in aanmerking komen voor de kinderopvangtoeslag, bij de gemeente ligt;

  • -

    door het Rijk en de VNG bestuursafspraken zijn gemaakt om zich gezamenlijk in te zetten voor toegankelijke voorschoolse voorzieningen en een groter bereik van kinderen;

  • -

    de Wet op het primair onderwijs de gemeente de opdracht geeft om de uitvoering van de voorschoolse educatie te financieren;

  • -

    uit de Jeugdwet volgt dat de gemeente de wettelijke taken voor de jeugdhulp uitvoert;

  • -

    kinderen de kans krijgen zich te ontwikkelen (conform de beleidsvisie ‘Gebundelde krachten’);

besluiten vast te stellen: de Subsidieregeling kindgebonden financiering peuteropvang en voorschoolse educatie gemeente Gouda.

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • -

    gecertificeerde voorschoolse voorziening: een voorziening voor peuteropvang die zowel aan de

  • -

    geldende wettelijke eisen, als aan het in Gouda van toepassing zijnde Kwaliteitskader peuteropvang en voorschoolse educatie Gemeente Gouda (bijlage) voldoet;

  • -

    indicatie VVE: een door Jeugdgezondheidszorg afgegeven indicatie dat een peuter aan de voorwaarden voldoet om voor een aanvullend aanbod in aanmerking te komen;

  • -

    KOT: ouders die recht hebben op kinderopvangtoeslag (KOT) op grond van de Wet kinderopvang;

  • -

    KOT-tabel: kinderopvangtoeslagtabel als opgenomen in het Besluit Kinderopvangtoeslag

  • -

    niet-KOT: ouders die geen recht hebben op kinderopvangtoeslag op grond van de Wet kinderopvang;

  • -

    ouder: de bloed- of aanverwant in opgaande lijn of de pleegouder van een kind op wie de kinderopvang betrekking heeft, met dien verstande dat bij de beoordeling of sprake is van pleegouderschap een vergoeding op grond van de Jeugdwet buiten beschouwing blijft;

  • -

    VVE: Voor- en vroegschoolse educatie. Educatieve programma’s met als doel de ontwikkeling van kinderen uit autochtone en allochtone achterstandsgroepen zodanig te stimuleren dat hun kansen op een goede schoolloopbaan en maatschappelijke carrière worden vergroot. De programma’s worden zowel in de peuteropvang aangeboden als in de eerste twee groepen van de basisschool.

Artikel 2. Doelgroep en toepassingsbereik

  • 1.

    Deze subsidieregeling is bedoeld voor ouders die hun peuter een gecertificeerde voorschoolse voorziening laten bezoeken. Een peuter is een kind in de leeftijd van 2 jaar en 3 maanden tot 4 jaar.

  • 2.

    In afwijking van het vorige lid wordt een kind van 4 jaar dat niet direct naar de basisschool kan tot de leeftijd van 4 jaar en 2 maanden ook als peuter beschouwd.

  • 3.

    Het bepaalde in deze subsidieregeling is enkel van toepassing op de verstrekking van subsidies door het college voor de in de artikelen 3 en 3a bedoelde activiteiten.

Artikel 3. Activiteiten

  • 1. Subsidie kan voor ouders van peuters van twee jaar en drie maanden tot tweeënhalf jaar worden verstrekt voor maximaal 96 uur peuteropvang gedurende de periode van drie maanden.

  • 2. In afwijking van het eerste lid kan voor ouders van peuters van twee jaar en drie maanden tot tweeënhalf jaar met een indicatie VVE voor maximaal 192 uur peuteropvang subsidie worden verstrekt gedurende de periode van drie maanden. Dit is inclusief een aanvullend aanbod van maximaal 96 uur gedurende de periode van drie maanden.

  • 3. Subsidie kan voor ouders van peuters van tweeënhalf jaar tot vier jaar worden verstrekt voor maximaal 480 uur peuteropvang gedurende de periode van anderhalf jaar.

  • 4. In afwijking van het derde lid kan voor ouders van peuters van tweeënhalf jaar tot vier jaar met een indicatie VVE voor maximaal 960 uur peuteropvang subsidie worden verstrekt gedurende de periode van anderhalf jaar. Dit is inclusief een aanvullend aanbod van maximaal 480 uur gedurende de periode van anderhalf jaar.

  • 5. Indien artikel 2, tweede lid, van toepassing is wordt het aantal te subsidiëren uren peuteropvang evenredig verhoogd voor de periode dat een kind langer op de peuteropvang verblijft.

  • 6. De uren peuteropvang voor peuters (KOT en niet-KOT) met een indicatie VVE, die worden aangeboden náást de eerste 8 uur per week peuteropvang, gelden als aanvullend aanbod.

Artikel 3a. Pilot 2019 met 16 uur voorschoolse educatie

  • 1.

    In 2019 kan subsidie voor ouders van peuters worden verstrekt voor maximaal 8 uur per week peuteropvang.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid kan voor ouders van peuters met een indicatie VVE voor maximaal 16 uur per week subsidie worden verstrekt. Dit is inclusief een aanvullend aanbod van maximaal 8 uur per week.

  • 3.

    De uren peuteropvang voor peuters (KOT en niet-KOT) met een indicatie VVE, die worden aangeboden náást de eerste 8 uur per week peuteropvang, gelden als aanvullend aanbod

Artikel 3b. Pilot 2019 met 3 x 5,5 uur voorschoolse educatie per week

[vervallen]

Artikel 4. Subsidieaanvrager en aanvraagtermijn

  • 1. De subsidie voor de ouders wordt aangevraagd door de aanbieder van de gecertificeerde voorschoolse voorziening.

  • 2. Voor subsidie komen in aanmerking de ouders van een peuter.

  • 3. Een aanvraag om subsidie wordt met behulp van het daartoe vastgestelde aanvraagformulier ingediend bij het college.

  • 4. Een aanvraag om subsidie wordt uiterlijk 15 oktober ingediend voorafgaand aan het jaar waarop de aanvraag betrekking heeft.

  • 5. Als er na 15 oktober aanvragen worden ingediend, worden deze alleen in behandeling genomen als er budget over is.

  • 6. De aanvrager bepaalt, aan de hand van door de ouders te verstrekken actuele inkomensgegevens, welke ouders in aanmerking komen voor subsidie.

Artikel 5. Hoogte van de subsidie

  • 1. De subsidie bestaat uit een bijdrage per geplaatste peuter en wordt berekend op basis van de kostprijs per uur van de peuteropvang.

  • 2. De kostprijs is:

    • a.

      de landelijk vastgestelde maximale uurprijs dagopvang zoals bepaald in het Besluit kinderopvangtoeslag vermeerderd met de door het college vastgestelde opslag per uur voor extra voorbereidings- en evaluatietijd en het verplicht gestelde kwaliteitskader;

    • b.

      de door het college vastgestelde opslag per uur bedraagt in 2019: € 1,48.

    • c.

      de door het college vastgestelde opslag per uur bedraagt vanaf 2020 € 1,50.

  • 3. De subsidie voor ouders van peuters (niet-KOT) bestaat uit twee componenten:

    • a.

      een aanvulling op de inkomensafhankelijke ouderbijdrage tot de landelijk vastgestelde maximale uurprijs dagopvang, en;

    • b.

      een door het college vastgestelde opslag per uur voor extra voorbereidings- en evaluatietijd en het verplicht gestelde kwaliteitskader.

  • 4. De subsidie voor ouders van peuters (KOT) bestaat uit de door het college vastgestelde opslag per uur voor extra voorbereidings- en evaluatietijd en het verplicht gestelde kwaliteitskader.

  • 5. In afwijking van het derde en vierde lid hoeven ouders die een toekenningsbeschikking op grond van de Verordening bevordering maatschappelijke participatie Gouda 2017 kunnen overleggen, geen ouderbijdrage te betalen voor de eerste 8 uur peuteropvang per week.

  • 6. In afwijking van het derde en vierde lid bestaat de subsidie voor het aanvullend aanbod voor ouders van peuters (KOT en niet-KOT) met een indicatie VVE uit de volgende componenten:

    • a.

      de landelijk vastgestelde maximale uurprijs dagopvang, en;

    • b.

      een door het college vastgestelde opslag per uur voor extra voorbereidings- en evaluatietijd en het verplicht gestelde kwaliteitskader.

Artikel 6. Subsidieduur

  • 1.

    De subsidie gaat in op de eerste of de vijftiende van de maand waarin de peuter eenpeuteropvangplaats bezet.

  • 2.

    De subsidie eindigt met ingang van de datum waarop de peuter om welke reden dan ook depeuteropvang verlaat.

Artikel 7. Weigeringsgronden

  • 1. Onverminderd de artikelen 4:25, tweede lid, en 4:35 van de Algemene wet bestuursrecht kan het college de subsidie weigeren:

    • a.

      als de aanvraag niet voldoet aan regels die zijn gesteld om voor subsidie in aanmerking te komen;

    • b.

      als niet wordt voldaan aan het verplicht gestelde kwaliteitskader;

    • c.

      als de subsidieverstrekking in strijd zou zijn met een wettelijk voorschrift.

Artikel 8. Verplichtingen

  • 1. De aanvrager brengt de subsidie in mindering op het door ouders van de peuters te betalen uurtarief voor het gebruik van een peuteropvangplaats.

  • 2. De aanvrager stuurt het college uiterlijk op 1 augustus een digitale halfjaarrapportage met de volgende informatie (peildatum 1 juli):

    • a.

      totaal aantal bereikte kinderen;

    • b.

      aantal ingeschreven peuters met een indicatie;

    • c.

      aantallen kindplaatsen: peuteropvang en aanvullend aanbod;

    • d.

      aantal bereikte peuters met een indicatie VVE;

  • 3. De aanvrager voldoet, behalve aan de kwaliteitseisen die gelden op grond van de Wet Kinderopvang, aan het als bijlage bijgevoegde Kwaliteitskader peuteropvang en voorschoolse educatie Gemeente Gouda.

Artikel 9. Verantwoording

  • 1. Een aanvraag tot subsidievaststelling wordt met behulp van het daartoe vastgestelde aanvraagformulier uiterlijk op 1 maart van het op het subsidietijdvak volgende jaar ingediend bij het college;

  • 2. Voor het indienen van de accountantsverklaring kan uitstel worden verleend tot 15 mei van het op het subsidietijdvak volgende jaar.

Artikel 10. Controle

3.Het college is bevoegd steekproefsgewijs de juistheid van de aangeleverde gegevens ten behoeve van de halfjaarrapportage en ten behoeve van de verantwoording te controleren in de administratie van de aanvrager. De aanvrager verleent hieraan haar volledige medewerking.

Artikel 11. Inwerkingtreding

Deze subsidieregeling treedt één dag na bekendmaking in werking.

Artikel 12. Overgangsrecht

De wijzigingen 2019, met uitzondering van de wijzigingen met betrekking tot de artikelen 3a en 3b, zijn voor het eerst van toepassing op subsidies voor activiteiten die in het jaar 2020 worden uitgevoerd.

Artikel 13. Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als ‘Subsidieregeling kindgebonden financiering peuteropvang en voorschoolse educatie gemeente Gouda’.

Aldus besloten in de vergadering van 19 september 2017

Burgemeester en wethouders voornoemd,

Bijlage 1 toelichting op de Subsidieregeling kindgebonden financiering peuteropvang en voorschoolse educatie gemeente Gouda

Algemeen

De gemeente is wettelijk verplicht om onderwijsachterstandenbeleid te maken en uit te voeren, in overleg met de besturen van scholen en kinderopvang. Het rijk verstrekt hiertoe een specifieke uitkering. Voor- en vroegschoolse educatie is onderdeel van het onderwijsachterstandenbeleid.

 

Op grond van art.168a Wet op het primair onderwijs verstrekken burgemeester en wethouders de middelen die de gemeente als specifieke uitkering van het rijk ontvangt aan de rechtspersonen die daarvoor in aanmerking komen. Teneinde deze middelen op transparante wijze te verstrekken is de Subsidieregeling kindgebonden financiering peuteropvang en voorschoolse educatie opgesteld. De subsidieregeling kan gezien worden als een nadere uitwerking van een deel van het gemeentelijke onderwijsachterstandenbeleid.

 

Daarnaast heeft de gemeente een financiële verantwoordelijkheid voor ouders van peuters die geen recht hebben op kinderopvangtoeslag. De subsidieregeling kan tevens gezien worden als een nadere uitwerking hiervan.

Kinderopvangorganisaties moeten er op toezien dat ouders niet onterecht kinderopvangtoeslag aanvragen voor het aanvullend gratis aanbod voor doelgroepkinderen. Als hiervoor kinderopvangtoeslag wordt aangevraagd, moeten ouders dat later terugbetalen. Kinderopvangorganisaties moeten hiervoor de factuur aan ouders aanpassen.

 Artikelsgewijs

Toelichting Artikel 2

De subsidieregeling is van toepassing op gecertificeerde voorschoolse voorzieningen. Dat is een voorziening voor peuteropvang die zowel aan de geldende wettelijke eisen, als aan het in Gouda van toepassing zijnde kwaliteitskader (bijlage 2) voldoet.

 

Toelichting Artikel 4, lid 2

Het aanvraagformulier is op de website van de gemeente Gouda te vinden (bij het subsidieloket). Bij voorkeur wordt de aanvraag digitaal ingediend.

 

Toelichting Artikel 4, lid 4

Normaal gesproken worden subsidieaanvragen voor het daaropvolgende jaar na de indieningsdatum van 15 oktober niet meer in behandeling genomen. Mocht het echter in het budget passen, dan is het wel mogelijk om gaandeweg het lopende jaar nieuwe subsidieaanvragen in te dienen.

 

Toelichting Artikel 5, lid 1 t/m 6

De gecertificeerde voorschoolse voorziening die de peuteropvang biedt, vraagt subsidie aan voor het verwachte aantal peuters, onderverdeeld in vier categorieën. De subsidie wordt vooraf toegekend en achteraf verrekend met het werkelijke aantal peuters per categorie dat geplaatst is geweest. De subsidie per categorie is gebaseerd op de kostprijs per uur. Hierin zit een opslag per uur verwerkt om de kosten te dekken voor extra voorbereidings- en evaluatietijd en om te voldoen aan het verplichte gestelde kwaliteitskader.

         

Bij de subsidiebevoorschotting wordt uitgegaan van een gemiddelde eigen bijdrage voor ouders die geen recht hebben op KOT (op basis van een modaal inkomen). Aan het einde van het jaar vindt eventueel verrekening plaats.

 

Toelichting Artikel 10

De controle van de administratie (steekproefsgewijs). Het betreft alleen de administratie van de subsidie gerelateerde zaken (de onderliggende stukken). Die gegevens kunnen worden opgevraagd om te controleren.

Bijlage 2 Kwaliteitskader peuteropvang en voorschoolse educatie gemeente Gouda

Kwaliteitskader peuteropvang en voorschoolse educatie gemeente Gouda

 

Omschrijving  

 

Wet- en regelgeving:  

Voldoen aan de Wet Kinderopvang, Besluit basisvoorwaarden voorschoolse educatie; Wet Innovatie en Kwaliteit Kinderopvang en aanverwante regelgeving.

 

Aanbod peuteropvang:  

Peuteropvang is een kortdurende voorschoolse voorziening voor alle peuters van 2 – 4 jaar. Voor de leeftijdsgroep van 2 jaar en 3 maanden – 4 jaar is de “Subsidieregeling kindgebonden financiering peuteropvang en voorschoolse educatie gemeente Gouda” van kracht.

De locatie waar peuteropvang wordt aangeboden staat geregistreerd in het landelijk register kinderopvang met vermelding van aanbod voorschoolse educatie.

Peuteropvang is een voorziening waar peuters in groepsverband (horizontale groepen) in hun ontwikkeling worden gestimuleerd door middel van activiteiten gericht op spelen, ontmoeten en ontwikkelen. De voorziening heeft een vroegtijdige signaleringsfunctie. Er is zoveel mogelijk sprake van gemengde groepen: kinderen met en zonder indicatie VVE* spelen en ontwikkelen zich gezamenlijk in een groep. Het streven is een 50/50 verdeling.

De aanbieder van peuteropvang biedt ouders ondersteuning bij opvoed- en ontwikkelingsvragen en werkt hierin samen met o.a. JGZ, CJG, Voorleesexpress, Spel aan huis en sociaal team.

Het betreft een basisaanbod voor peuters van 2 jaar en 3 maanden tot 4 jaar.

Voor peuters met een indicatie VVE* is er een aanvullend aanbod.

 

Inhoudelijk aanbod:  

De gemeente heeft een brede verantwoordelijkheid in het sociale domein. Er zijn twee doelstellingen in de beleidsnota sociaal domein ‘Gebundelde krachten’ vastgesteld die van toepassing zijn op kinderen in de voorschoolse periode:

    • Kinderen en jongeren groeien gezond en veilig op en krijgen de kans zich te ontwikkelen;

    • Inwoners vinden hulp en ondersteuning dichtbij, in de buurt.

De volgende uitganspunten om de ontwikkeling te borgen worden hierbij gehanteerd:

    • Doorgaande leer- en ontwikkelingslijn met basisonderwijs;

    • Zoveel mogelijk een kindvolgsysteem gebruiken dat aansluit bij het basisonderwijs waar de samenwerking mee is;

    • Overdracht naar het basisonderwijs (als ouders daar toestemming voor geven) Warme overdracht indien dit nodig wordt geacht;

    • Goede aansluiting op de zorgstructuur in Gouda (JGZ, CJG, sociaal teams) en aansluiting bij 1G1P besprekingen wanneer dat nodig is;

    • Deelname aan werkgroep VVE en VVE-overleggen;

 

    • Afstemming met het VVE-punt;

    • VVE- coördinator aanwezig (aanspreekpunt; monitoring en evaluatie kwaliteit VVE)

    • Aanbod VVE programma met een door het NJI erkend VVE programma;

    • De pedagogisch medewerkers zijn geschoold in een door het NJI erkend VVE programma;

    • De pedagogisch medewerkers op de groep hebben aantoonbaar tenminste niveau 3F op de onderdelen mondelinge taalvaardigheid en lezen;

    • De aanbieder zorgt voor continuïteit van de pedagogisch medewerkers op de groepen;

    • Indicatiestelling VVE* door Jeugdarts of Jeugdverpleegkundige van het Consultatiebureau.

 

Monitoring:

Bereidheid om informatie aan te leveren voor kwalitatieve monitoring.

* Indicatie VVE

Een kind valt onder de doelgroep VVE als:

    • Het opleidingsniveau van de vader en van de moeder niet hoger is dan basisonderwijs tot en met vmbo g/t diploma;

    • De moeder niet in Nederland is geboren;

    • De moeder hier relatief kort verblijft (1 – 10 jaar) ;

    • De ouders in de schuldsanering zitten;

 

en/of

  • Kind heeft een taalachterstand, vastgesteld door JGZ of kinderopvangorganisatie. In samenwerking met de JGZ-logopedist wordt vervolgens vastgesteld of die achterstand veroorzaakt wordt door een stoornis bij het kind (taalontwikkelingsstoornis) of door onvoldoende taalaanbod uit de omgeving (blootstellingsachterstand).

    Behalve naar taalachterstand wordt voor de indicatie VVE ook gekeken naar een eventuele achterstand wat betreft rekenen, motoriek en/of sociaal-emotionele ontwikkeling.