Regeling vervallen per 24-08-2019

Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Breda houdende regels omtrent omgevingsrecht Besluit Verklaring van geen bedenkingen

Geldend van 03-07-2014 t/m 23-08-2019

Intitulé

Besluit Verklaring van geen bedenkingen

I. ALGEMEEN

Op 1 oktober 2010 is de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) in werking getreden. De inwerkingtreding van de Wabo heeft onder andere een verandering tot gevolg voor de manier waarop ruimtelijke activiteiten, zoals bouwprojecten, die strijdig zijn met het bestemmingsplan toch mogelijk kunnen worden gemaakt. De instrumenten daartoe in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) zijn vervallen en zijn in de Wabo teruggekeerd onder een andere naam, en op sommige aspecten met andere procedurevoorschriften.

De Wabo kent onder andere de mogelijkheid van “binnenplanse afwijking“ (artikel 2.12, lid 1, sub a onder 1° Wabo) en “buitenplanse afwijking“ (artikel 2.12, lid 1, sub a onder 2° Wabo).

Voor strijdige activiteiten die niet middels de bovengenoemde binnenplanse- of buitenplanse afwijking mogelijk gemaakt kunnen worden, heeft het college de mogelijkheid een afwijking van het bestemmingsplan toe te staan indien de activiteit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening en deze gebaseerd is op een “goede ruimtelijke onderbouwing” (artikel 2.12, lid 1, sub a, onder 3° Wabo).

Voor dit afwijkingsbesluit is in principe een “verklaring van geen bedenkingen”(vvgb) vereist van de gemeenteraad (artikel 6.5 van het Besluit omgevingsrecht (Bor)). Wanneer de raad geen vvgb afgeeft, kan het college de gevraagde omgevingsvergunning niet verlenen en dient deze te worden geweigerd.

Artikel 6.5 Bor geeft in het derde lid de mogelijkheid aan de gemeenteraad tot het aanwijzen van categorieën van gevallen waarin een verklaring van geen bedenkingen niet is vereist.

Wet- en regelgeving

Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo)

Artikel 2.1.

  • 1. Het is verboden zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, zoor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit:

    • a.

      het bouwen van een bouwwerk,

    • b.

      het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, in gevallen waarin dat bij een bestemmingsplan, beheersverordening, exploitatieplan of voorbereidingsbesluit is bepaald,

    • c.

      het gebruik van gronden of bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan, een beheersverordening, exploitatieplan, de regels gesteld krachtens artikel 4.1, derde lid, of 4.3, derde lid, van de Wet ruimtelijke ordening of een voorbereidingsbesluit voor zover toepassing is gegeven aan artikel 3.7, vierde lid, tweede volzin, van die wet,

Artikel 2.12

  • 1. Voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, kan de omgevingsvergunning slechts worden verleend:

    • a.

      Indien de activiteit in strijd is met het bestemmingsplan of de beheersverordening:

      1°. met toepassing van de in het bestemmingsplan of de beheersverordening opgenomen regels inzake afwijking,

      2°. in de bij algemene maatregel van bestuur aangewezen gevallen, of

      3°. indien de activiteit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening en de motivering van het besluit een goede ruimtelijke onderbouwing bevat.

    ……

    ……

    Besluit omgevingsrecht (Bor)

    Artikel 6.5. Afwijken bestemmingsplan of beheersverordening

    • 1.

      Voor zover een aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de wet, wordt de omgevingsvergunning, waarbij met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 3°, van de wet wordt afgeweken van het bestemmingsplan of de beheersverordening, niet verleend dan nadat de gemeenteraad van de gemeente waar het project geheel of in hoofdzaak zal worden of wordt uitgevoerd, heeft verklaard dat hij daartegen geen bedenkingen heeft, tenzij artikel 3.2, aanhef en onder b, van dit besluit of artikel 3.36 van de Wet ruimtelijke ordening van toepassing is.

    • 2.

      De verklaring kan slechts worden geweigerd in het belang van een goede ruimtelijke ordening.

    • 3.

      De gemeenteraad kan categorieën gevallen aanwijzen waarin een verklaring niet is vereist.

    • 4.

      …….

    Besluit “algemene verklaring van geen bedenkingen”

    Het vaststellen van een besluit “categorieën van gevallen ex artikel 6.5. Bor” (Besluit “algemene verklaring van geen bedenkingen”) geeft het college in de eerste plaats de mogelijkheid binnen de geldende termijnen te kunnen beslissen op een ingekomen verzoek tot afwijking.

    Ten tweede zal het vaststellen van het besluit “algemene verklaring van geen bedenkingen” zorgen voor verminderde regeldruk en voor vermindering van de werkdruk bij de raadscommissie en raad.

    Categorieën van gevallen ex artikel 6.5, lid 3 van het Besluit omgevingsrecht

    (algemene verklaring van geen bedenkingen).

    Een verklaring van geen bedenkingen is niet vereist indien voldaan wordt aan de volgende randvoorwaarden:

    • I

      ALGEMENE VOORWAARDEN

    De aanvraag om een omgevingsvergunning:

     

    • 1.

      moet voldoen aan het vereiste van een goede ruimtelijke onderbouwing;

    • 2.

      mag niet in strijd zijn met ruimtelijk gemeentelijk, provinciaal of rijksbeleid;

    • 3.

      mag niet strijdig zijn met relevante wet- en regelgeving;

      

    • II.

      SPECIFIEKE VOORWAARDEN

    Op gronden gelegen in het grondgebied van de gemeente Breda is, in afwijking van de gegeven bestemming en/of bijbehorende planregel, onder toepassing van artikel 6.5, lid 3 van het Bor een verklaring van geen bedenkingen (vvgb) niet vereist voor de volgende initiatieven:

    A. voorzover gelegen in het stedelijk gebied*

    • 1.

      Het oprichten, wijzigen of uitbreiden van een bouwwerk, geen gebouw zijnde tot een hoogte van maximaal 25 m;

    • 2.

      Het realiseren van maximaal 20 woningen of zorggerelateerde woningen en/of studenteneenheden, met inbegrip van bijgebouwen, met een bouwhoogte van maximaal 10 meter;

    • 3.

      Het oprichten, wijzigen of uitbreiden alsmede het gebruiken van een gebouw, inclusief gevelwijzigingen, niet zijnde woningen of zorggerelateerde woningen en/of studenteneenheden, met een maximum van 2.000 m² bvo (conform NEN 2580);

    • 4.

      Het wijzigen van het gebruik van onbebouwde gronden, niet ten behoeve van bouwen;

    • 5.

      Het oprichten, wijzigen of uitbreiden van een bouwwerk ten behoeve van infrastructurele of openbare voorzieningen als bedoeld in artikel 2, onderdeel 18 onder a, van bijlage 2 van het Besluit omgevingsrecht;

    • 6.

      De aanleg of aanpassing van een weg of parkeer-, water- en/of groenvoorzieningen;

    • 7.

      In afwijking van het gestelde onder lid II sub A: voor locaties gelegen in het buitengebied het oprichten van een gebouw specifiek bedoeld voor het bouwen van carnavalswagens met een hoogte van maximaal 10 meter en een oppervlakte van maximaal 500 m² mogelijk te maken, mits voldaan wordt aan de Landschapsinvesteringsregeling Breda.

    *voor de meest recente versie zie: www.provincie.nl

    B. voor het gehele grondgebied van de gemeente

     

    • 1.

      Het oprichten van een gebouw bedoeld voor het bouwen van carnavalswagens met een hoogte van maximaal 10 meter en een oppervlakte van maximaal 500 m2, mits voldaan wordt aan de Landschapsinvesteringsregeling Breda.

    • 2.

      Het wijzigen van het gebruik van bestaande gebouwen ten behoeve van het bouwen van carnavalswagens met een (gebruiks)oppervlakte van maximaal 500 m2 eventueel in samenhang met inpandige wijzigingen.

    • III.

      OVERIG

      Een verklaring van geen bedenkingen is eveneens niet vereist voor aanvragen waarvoor reeds een ontwerpbestemmingsplan ter inzage is gelegd, waaraan de aanvraag voldoet.

    • IV.

      EXPLOITATIEPLAN

      Indien een aanvraag past binnen deze algemene verklaring van geen bedenkingen wordt de bevoegdheid met betrekking tot het al dan niet benodigd zijn en het vaststellen van een exploitatieplan gedelegeerd aan het college van burgemeester en wethouders.

    • V.

      PROCEDURE

    • 1.

      Het ingekomen verzoek wordt bij de start van de tervisielegging hiervan voor een periode van 6 weken, eveneens ter visie gelegd voor de leden van de commissie Ruimte;

    • 2.

      Indien 3 fracties of meer dit kenbaar maken, kan het verzoek ter bespreking geagendeerd worden in de (eerstvolgende) vergadering van de commissie Ruimte;

    • 3.

      De uitkomsten van de bespreking worden aan de wethouder meegegeven bij de behandeling van het verzoek in het college.

    •  

    • VI.

      EVALUATIE

      Dit voorstel zal een jaar na inwerkingtreding met de raad worden geëvalueerd.