Subsidieregeling natuur- en landschapsbeheer Zuid-Holland 2013

Geldend van 21-09-2017 t/m heden met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2017

Intitulé

Besluit van Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland van 22 augustus 2017, DOS-2016-0003721, PZH-2017-606818800tot vaststelling van de Subsidieregeling natuur- en landschapsbeheer Zuid-Holland 2013 (Subsidieregeling natuur-en landschapsbeheer Zuid-Holland 2013) (Prov. Blad 2017, 4119)

Gedeputeerde staten van de provincie Zuid-Holland,

gelet op artikel 3 van de Algemene subsidieverordening Zuid-Holland 2013;

Besluiten vast te stellen het volgende besluit:

Subsidieregeling natuur- en landschapsbeheer Zuid-Holland 2013

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1.1 begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • a.

    agrarisch beheerpakket: in bijlage 3, onderdeel B.1, beschreven pakket, zoals nader beschreven in bijlage 9 (de Index Natuur en Landschap Zuid-Holland 2013), alsmede in bijlage 3, onderdeel B.2, beschreven pakket zoals nader omschreven in dat onderdeel;

  • b.

    agrarisch beheertype: in bijlage 3, onderdeel A, tweede kolom, opgenomen beschrijving van een groep agrarische beheerpakketten die eenzelfde doel hebben;

  • c.

    agrarische natuurvereniging: rechtspersoon die zich krachtens haar statuten richt op de ondersteuning en stimulering van agrarisch natuurbeheer;

  • d.

    Asv: algemene subsidieverordening Zuid-Holland 2013;

  • e.

    begunstigde: potentiële subsidieontvanger;

  • f.

    beheereenheid: aaneengesloten oppervlakte landbouwgrond waarop een agrarisch beheerpakket wordt of gaat worden uitgevoerd;

  • g.

    beheerjaar: periode van 365 dagen, dan wel van 366 dagen indien binnen die periode de datum 29 februari valt;

  • h.

    beheerpakket landschap: in bijlage 6, onderdeel B.1, tweede kolom, beschreven pakket zoals nader beschreven in bijlage 9 (de Index Natuur en Landschap Zuid-Holland 2013), alsmede in bijlage 6, onderdeel B.2, tweede kolom beschreven pakket zoals nader beschreven in dat onderdeel, welke niet worden uitgevoerd op een natuurterrein;

  • i.

    collectief agrarisch natuurbeheer: agrarisch natuurbeheer waarover op grond van artikel 2.1, vierde lid, in het natuurbeheerplan nadere voorschriften zijn opgenomen;

  • j.

    collectief beheerplan: plan inzake de coördinatie en afstemming van collectief agrarisch natuurbeheer of collectief landschapsbeheer, opgesteld door een gebiedscoördinator;

  • k.

    collectief landschapsbeheer: landschapsbeheer buiten natuurterreinen waarover op grond van artikel 2.1, vierde lid, in het natuurbeheerplan nadere voorschriften zijn opgenomen;

  • l.

    gebiedscoördinator: rechtspersoon die collectief agrarisch natuurbeheer of collectief landschapsbeheer coördineert en beschikt over een geldig certificaat coördinatie agrarisch natuurbeheer, afgegeven overeenkomstig paragraaf 8.1;

  • m.

    gecertificeerde begunstigde: begunstigde als bedoeld in de artikelen 3.1.3, eerste lid, of 5.1.2.1, eerste lid, die beschikt over een overeenkomstig paragraaf 8.1 afgegeven geldig certificaat natuurbeheer of certificaat samenwerkingsverband natuurbeheer;

  • n.

    herijkte EHS: de herijkte EHS, zoals vastgesteld door Provinciale Staten van Zuid-Holland dd. 11 december 2013, nr. 6643;

  • o.

    landbouwactiviteit: activiteit als bedoeld in artikel 2, onderdeel c, van Verordening (EG) nr. 73/2009 van de Raad van de Europese Unie van 19 januari 2009 tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor regelingen inzake rechtstreekse steunverlening aan landbouwers in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot vaststelling van bepaalde steunregelingen voor landbouwers, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 1290/2005, (EG) nr. 247/2006, (EG) nr. 378/2007 en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1782/2003 (PbEU L 30);

  • p.

    landbouwer: natuurlijke persoon of rechtspersoon die, dan wel een samenwerkingsverband van natuurlijke personen of rechtspersonen dat, een landbouwactiviteit uitoefent;

  • q.

    landbouwgrond: binnen de provincie gelegen stuk grond waarop een landbouwactiviteit wordt uitgevoerd, niet zijnde gronden als bedoeld in onderdeel v, andere gronden met als hoofdfunctie natuur of gronden als bedoeld in artikel 5a van de Beleidsregels Regeling GLB-inkomenssteun 2006 van de minister van Economische Zaken;

  • r.

    landschapsbeheertype: in de eerste kolom van de onderdelen A.1 en B.1 van bijlage 6 opgenomen soort landschap zoals nader beschreven in de Index Natuur en Landschap Zuid-Holland 2013, alsmede in de eerste kolom van de onderdelen A.2 en B.2 van bijlage 6 opgenomen soort landschap zoals nader omschreven in die onderdelen;

  • s.

    landschapselement: in bijlage 6, onderdeel A.1, tweede kolom beschreven element zoals nader beschreven in bijlage 9 (de Index Natuur en Landschap Zuid-Holland 2013), alsmede in bijlage 6, onderdeel A.2, tweede kolom beschreven element zoals nader beschreven in dat onderdeel, welke in stand gehouden wordt op een natuurterrein;

  • t.

    minister: de minister van Economische Zaken;

  • u.

    monitoringsprogramma: door Gedeputeerde Staten vastgesteld meerjarig programma waarin Gedeputeerde Staten beschrijven hoe in de informatievoorziening voor het natuurdomein wordt voorzien.

  • v.

    natuurbeheerplan: plan als bedoeld in artikel 2.1;

  • w.

    natuurbeheertype: in bijlage 1, tweede kolom, opgenomen soort natuur zoals nader beschreven in de bijlage 9 (de Index Natuur en Landschap Zuid-Holland 2013);

  • x.

    natuurterrein: binnen de provincie gelegen grond met als hoofdfunctie natuur, die ingevolge artikel 2.1, tweede lid, onderdeel a, is begrensd, alsmede gronden waarvoor een subsidie functieverandering is verstrekt als bedoeld in de Subsidieregeling kwaliteitsimpuls natuur en landschap Zuid-Holland 2013 of zoals deze regeling luidde voor 1 juli 2013, danwel de terreinen als bedoeld in artikel 5a.1 van deze regeling;

  • y.

    peildatum: 15 mei;

  • z.

    plattelandsontwikkelingsprogramma 2007-2013: Nederlands plattelandsontwikkelingsprogramma als bedoeld in artikel 15 van Verordening (EG) nr. 1698/2005;

  • aa.

    probleemgebied: gebied met een natuurlijke handicap als bedoeld in artikel 36, onderdeel a, onder ii, van Verordening (EG) nr. 1698/2005, dat als zodanig is aangemerkt in het plattelandsontwikkelingsprogramma 2007-2013;

  • bb.

    probleemgebiedensubsidie: subsidie voor de uitoefening van landbouwactiviteiten op landbouwgrond in een probleemgebied;

  • cc.

    recreatiepakket: in bijlage 2 beschreven pakket bestaande uit verplichtingen inzake het mogelijk maken van recreatief gebruik van natuurterreinen;

  • dd.

    subsidie agrarisch natuurbeheer: subsidie voor het uitvoeren van een agrarisch beheerpakket op landbouwgrond;

  • ee.

    subsidie landschapsbeheer: subsidie als bedoeld in artikel 5.1.1.1, eerste lid;

  • ff.

    subsidie natuurbeheer: subsidie voor het instandhouden van een op een natuurterrein aanwezig natuurbeheertype;

  • gg.

    subsidie organisatiekosten: subsidie voor de organisatie van activiteiten die zijn gericht op de ondersteuning en stimulering van agrarisch natuurbeheer;

  • hh.

    Verordening (EG) nr. 1698/2005: Verordening (EG) nr. 1698/2005 van de Raad van de Europese Unie van 20 september 2005 inzake steun voor plattelandsontwikkeling in het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO) (PbEU L 277);

  • ii.

    Verordening (EG) nr. 1974/2006: Verordening (EG) nr. 1974/2006 van de Europese Commissie van 15 december 2006 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1698/2005 van de Raad inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO) (PbEU L 368);

  • jj.

    Verordening (EG) nr. 1975/2006: Verordening (EG) nr. 1975/2006 van de Europese Commissie van 7 december 2006 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1698/2005 van de Raad met betrekking tot de toepassing van controleprocedures en van de randvoorwaarden in het kader van de steunmaatregelen voor plattelandsontwikkeling (PbEU L 368);

  • kk.

    Verordening (EG) nr. 1122/2009: Verordening (EG) nr. 1122/2009 van de Europese Commissie van 30 november 2009 tot vaststelling van bepalingen ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 73/2009 van de Raad wat betreft de randvoorwaarden, de modulatie en het geïntegreerd beheers- en controlesysteem in het kader van de bij die verordening ingestelde regelingen inzake rechtstreekse steunverlening aan landbouwers en ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad wat betreft de randvoorwaarden in het kader van de steunregeling voor de wijnsector.

Artikel 1.2 openstelling

  • 1. Gedeputeerde staten kunnen een of meerdere keren per jaar een openstellingsperiode vaststellen voor het verstrekken van subsidies op grond van deze regeling.

  • 2. In afwijking van artikel 26, eerste lid, van de Asv kan een aanvraag voor subsidie worden ingediend binnen de periode van openstelling.

Artikel 1.3 aanvraagvereisten

  • 1. In aanvulling op artikel 9 van de Asv kunnen gedeputeerde staten:

    • a.

      nadere eisen stellen aan de elektronische indiening van een aanvraag voor subsidie;

    • b.

      nadere technische specificaties vaststellen waaraan de kaarten moeten voldoen die bij de aanvraag voor subsidie gevoegd moeten worden.

  • 2. Door of namens gedeputeerde staten kan een aanvraagformulier worden vastgesteld ten behoeve van aanvragen tot certificering als bedoeld in artikel 8.1.1, eerste lid.

  • 3. Indien een aanvraag wordt ingediend door een gemachtigde, gaat de aanvraag vergeld van een bewijs van machtiging.

Artikel 1.4 uitsluiting begunstigden

  • 1. Subsidie op grond van deze regeling wordt niet verstrekt aan:

    • a.

      publiekrechtelijke rechtspersonen, met uitzondering van Staatsbosbeheer;

    • b.

      rechtspersonen die waterwinning als doelstelling hebben;

    • c.

      privaatrechtelijke rechtspersonen die kennelijk zijn opgericht ten behoeve van het beheer van grond of water, waarvan de eigendom geheel of gedeeltelijk berust bij de rechtspersonen, bedoeld in de onderdelen a en b;

    • d.

      begunstigden ter voldoening aan verplichtingen die op grond van enig ander wettelijk voorschrift zijn voorgeschreven;

    • e.

      begunstigden die zijn aan te merken als een bedrijf in moeilijkheden als bedoeld in de Communautaire richtsnoeren inzake staatssteun voor reddings-en herstructureringssteun aan ondernemingen in moeilijkheden (PbEU 2004/C 244/02).

  • 2. Een subsidie natuurbeheer ingevolge deze regeling wordt niet verstrekt aan begunstigden die het natuurterrein, anders dan als gevolg van een inrichtingsplan als bedoeld in de Wet inrichting landelijk gebied, hebben verkregen van een gemeente, een samenwerkingsverband als bedoeld in de Wet gemeenschappelijke regelingen waaraan in meerderheid gemeenten deelnemen, het Rijksvastgoed- en ontwikkelbedrijf van het ministerie van Financiën, een waterschap of een waterleidingsmaatschappij.

  • 3. In afwijking van het eerste en tweede lid, en behoudens het bepaalde in het vierde en vijfde lid, kan een subsidie natuurbeheer ingevolge deze regeling worden verstrekt aan gemeenten, samenwerkingsverbanden als bedoeld in de Wet gemeenschappelijke regelingen waaraan in meerderheid gemeenten deelnemen, of begunstigden als bedoeld in het tweede lid, voor zover dit in overeenstemming is met de kaart, bedoeld in artikel 2.1, tweede lid, en de toepasselijke bepalingen van de onderhavige regeling.

  • 4. Gemeenten en samenwerkingsverbanden als bedoeld in de Wet gemeenschappelijke regelingen waaraan in meerderheid gemeenten deelnemen komen slechts in aanmerking voor een subsidie natuurbeheer voor zover dezen voor het natuurterrein waarvoor subsidie wordt aangevraagd:

    • a.

      subsidie ontvangen op basis van de Subsidieregeling natuurbeheer 2000 van de minister of de Subsidieregeling natuurbeheer Zuid-Holland, waarbij

    • b.

      de periode waarvoor de in onderdeel a bedoelde subsidie wordt verstrekt op of na 31 december 2010 eindigt, én

    • c.

      de subsidie natuurbeheer die op grond van de onderhavige regeling kan worden verstrekt niet later ingaat dan 1 januari van het kalenderjaar, volgend op het jaar waarin de in onderdeel a bedoelde subsidie eindigt.

  • 5. Een subsidie natuurbeheer die aan begunstigden als bedoeld in het vierde lid wordt verstrekt kan niet vermeerderd worden met de in artikel 3.1.1, tweede lid, bedoelde vergoeding voor de instandhouding van het recreatiepakket.

Artikel 1.5 minimale hoogte subsidie

  • 1. Geen subsidie wordt toegekend als het voorschot dat op grond van de betreffende aanvraag over het eerste kalender- onderscheidenlijk beheerjaar zou kunnen worden verstrekt minder dan €200,- bedraagt.

  • 2. Een probleemgebiedensubsidie wordt niet verstrekt indien het bedrag dat op grond van de betreffende aanvraag zou kunnen worden verstrekt minder dan € 200,- bedraagt.

Artikel 1.6 anti-cumulatie

Indien voor de activiteit waarvoor subsidie wordt aangevraagd reeds eerder subsidie is verstrekt, waardoor het totaal aan subsidie voor de betreffende activiteit meer bedraagt dan:

  • a.

    de werkelijke kosten die de activiteiten met zich brengen;

  • b.

    de maximale vergoeding die op grond van Europese voorschriften mag worden gegeven, of

  • c.

    de maximale vergoeding die op grond van het plattelandsontwikkelingsprogramma 2007-2013 mag worden gegeven,

    wordt de subsidie op grond van deze regeling zoveel lager verstrekt als noodzakelijk is om betaling boven de werkelijke kosten dan wel de hiervoor bedoelde maxima te voorkomen.

Artikel 1.7 niet-subsidiabele activiteiten

  • 1. Subsidie wordt niet verstrekt voor activiteiten als bedoeld in:

    • a.

      hoofdstuk 3, voor zover de subsidie wordt verstrekt voor de instandhouding van van één of meer natuurbeheertypen met de aanduidingen N01.01 tot en met N13.02, als bedoeld in bijlage 1, tweede kolom;

    • b.

      hoofdstuk 3, voor zover de subsidie wordt verstrekt voor de instandhouding van één of meerdere natuurbeheertypen met de aanduidingen N14.01 tot en met N17.04, als bedoeld in bijlage 1, tweede kolom;

    • c.

      paragraaf 4.1, voor zover de subsidie wordt verstrekt voor de uitvoering van één of meerdere agrarische beheerpakketten als bedoeld in bijlage 3, onderdeel B.2, en

    • d.

      afdeling 5.1.2.

Artikel 1.8 bewaren subsidiedocumenten

In aanvulling op de artikelen 18 en 19 van de Asv is een ontvanger van een subsidie verplicht om alle documenten inzake een door hem op grond van deze regeling verstrekte subsidie te bewaren gedurende een periode van ten minste vijf jaar nadat de betreffende subsidie geheel is vastgesteld.

Artikel 1.9 beslistermijn

  • 1. In afwijking van artikel 28 van de Asv beslissen gedeputeerde staten binnen tien weken op een aanvraag, waarbij de beslissing eenmaal met ten hoogste tien weken kan worden verdaagd.

  • 2. In afwijking van het eerste lid beslissen gedeputeerde staten:

    • a.

      binnen tien weken na afloop van een kalender- onderscheidenlijk beheerjaar op aanvragen als bedoeld in de artikelen 4.1.1.6, tweede lid, 4.1.2.4, 4.2.3, 5.1.3.3, tweede lid, en 7.3, waarbij de beslissing eenmaal ten hoogste met tien weken kan worden verdaagd;

    • b.

      uiterlijk op 15 maart op aanvragen als bedoeld in artikel 9.1;

    • c.

      op aanvragen als bedoeld in artikel 8.1.1 binnen tien weken, volgend op de dag waarop de begunstigde voldoet aan de voorwaarden, bedoeld in artikel 8.1.8, waarbij de beslissing eenmaal ten hoogste met tien weken kan worden verdaagd.

Hoofdstuk 2 Natuurbeheerplan

Artikel 2.1 natuurbeheerplan

  • 1.

    Gedeputeerde staten stellen een natuurbeheerplan vast.

  • 2.

    Als onderdeel van het natuurbeheerplan stellen gedeputeerde staten in elk geval een elektronische kaart met een topografische ondergrond vast, waarop is aangeduid:

    • a.

      voor welke natuurterreinen een subsidie natuurbeheer kan worden verstrekt en welk natuurbeheertype op deze natuurterreinen in stand kan worden gehouden;

    • b.

      voor welke landbouwgronden een subsidie agrarisch natuurbeheer kan worden verstrekt en tot welke agrarische beheertypen het op die landbouwgrond uit te voeren agrarische beheerpakket dient te behoren;

    • c.

      voor welke landschapsbeheertypen, landschapselementen of beheerpakketten landschap op welke lokatie een subsidie landschapsbeheer kan worden verstrekt, met dien verstande dat ten aanzien van beheerpakketten landschap ook gebieden aangeduid kunnen worden waarbinnen een subsidie landschapsbeheer als bedoeld in artikel 5.1.1.1., eerste lid, onderdeel b, kan worden verstrekt;

    • d.

      voor welke landbouwgronden een probleemgebiedensubsidie kan worden verstrekt;

  • 3.

    In het natuurbeheerplan kan tevens worden bepaald:

    • a.

      voor welke natuurterreinen, aangewezen overeenkomstig het tweede lid, onderdeel a, subsidieontvangers om de in artikel 3.1.6, derde lid, onderdeel a, genoemde reden zijn vrijgesteld van de verplichting, bedoeld in artikel 3.1.6, eerste lid, onderdeel e;

    • b.

      voor welke natuurterreinen de toeslagen, bedoeld in artikel 3.1.8, tweede lid, kunnen worden verstrekt;

    • c.

      voor welke landbouwgronden of andere gronden met het oog op natuurontwikkeling verwerving als bedoeld in paragraaf 2.3 van de Regeling inrichting landelijk gebied van de minister:

      1° uitsluitend wordt nagestreefd ten behoeve van Staatsbosbeheer of instellingen als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de Regeling subsidies particuliere terreinbeherende natuurbeschermingsorganisaties van de minister, zoals dat artikel tot 1 januari 2008 luidde;

      2° uitsluitend of mede wordt nagestreefd ten behoeve van anderen dan de instellingen of organisaties, bedoeld onder i.

    • d.

      voor welke landbouwgronden een probleemgebiedensubsidie als bedoeld in artikel 4.2.10 kan worden verstrekt.

    • 4.

      In het natuurbeheerplan kan in het kader van collectief agrarisch natuurbeheer of collectief landschapsbeheer tevens worden bepaald:

      a. dat voor het uitvoeren van één of meerdere agrarische beheerpakketten of beheerpakketten landschap binnen een in het natuurbeheerplan begrensd gebied alleen subsidie kan worden verstrekt als binnen dat gebied voor ten minste een bepaald aantal hectares subsidie voor die agrarische beheerpakketten of beheerpakketten landschap wordt verstrekt;

      b. welke agrarische beheerpakketten of beheerpakketten landschap binnen het op grond van onderdeel a vastgestelde gebied moeten voorkomen en in welke verhouding die verschillende agrarische beheerpakketten of beheerpakketten landschap aanwezig moeten zijn.

    • 5.

      In gebieden die door gedeputeerde staten op basis van het vierde lid zijn begrensd kunnen geen aanvragen worden ingediend voor het uitvoeren van de overeenkomstig dat lid aangewezen agrarische beheerpakketten of beheerpakketten landschap voor zover deze niet zijn opgenomen in de aanvraag, bedoeld in artikel 9.1.

Hoofdstuk 3 Natuurbeheer

Afdeling 3.1 Algemene bepalingen inzake subsidie natuurbeheer

Artikel 3.1.1 subsidiabele activiteit

  • 1. Gedeputeerde staten kunnen een subsidie natuurbeheer verstrekken.

  • 2. Gedeputeerde staten kunnen een subsidie natuurbeheer verhogen met een vergoeding voor de instandhouding van het recreatiepakket op een natuurterrein.

Artikel 3.1.2 duur subsidie

Een subsidie natuurbeheer wordt verstrekt voor een periode van zes aaneengesloten kalenderjaren, of zoveel langer als op grond van artikel 12.4 vereist is.

Artikel 3.1.3 begunstigden

  • 1.

    Een subsidie natuurbeheer kan worden verstrekt aan:

    • a.

      een natuurlijke persoon of rechtspersoon die bij aanvang van de periode waarvoor subsidie wordt verstrekt zeggenschap heeft over het te voeren beheer van het natuurterrein waarvoor subsidie wordt aangevraagd, krachtens:

    • i.

      eigendom;

    • ii.

      erfpacht;

    • iii.

      recht van beklemming;

    • iv.

      artikel 45 van de Wet inrichting landelijk gebied, of

    • v.

      een plan van tijdelijk gebruik als bedoeld in artikel 189 van de Landinrichtingswet zoals die wet tot 1 januari 2007 gold,

      en voorts gedurende de zes aaneengesloten kalenderjaren waarvoor de subsidie wordt verleend ten minste op de peildatum van ieder kalenderjaar die zeggenschap heeft;

  • b.

    rechtspersoonlijkheid bezittende samenwerkingsverbanden van natuurlijke personen of rechtspersonen als bedoeld in onderdeel a.

  • 2.

    Als een in het eerste lid, onderdeel a, onder i. tot en met v. bedoelde titel is belast met of is afgeleid van een ander recht, kan slechts subsidie worden verstrekt voor zover dat andere recht geen afbreuk doet aan de zeggenschap over het te voeren beheer van het natuurterrein.

  • 3.

    In afwijking van het eerste lid, onderdeel a, en behoudens het bepaalde in artikel 3.2.3, vierde lid, kan aan Staatsbosbeheer een subsidie natuurbeheer worden verstrekt voor natuurterreinen waarvan zij nog geen eigenaar of erfpachter is, indien dit natuurterrein op het moment van aanvragen in Rijksbezit is én Staatsbosbeheer dit natuurterrein vóór 15 augustus 2009 reeds feitelijk in beheer had.

  • 4.

    Als een in het eerste lid bedoelde begunstigde een aanvraag doet voor een oppervlakte van 75 hectare of meer, kan slechts een subsidie natuurbeheer worden verstrekt voor zover de begunstigde een gecertificeerde begunstigde is.

  • 5.

    Voor de bepaling of sprake is van een aanvraag voor een oppervlakte van 75 hectare of meer als bedoeld in het vierde lid, worden alle aanvragen voor een subsidie natuurbeheer en subsidie landschapsbeheer van de begunstigde binnen 1 openstellingsperiode bij elkaar opgeteld.

Artikel 3.1.4 aanvraag subsidie

  • 1. In aanvulling op artikel 1.3 gaat een aanvraag tot verlening van een subsidie natuurbeheer vergezeld van één of meerdere kaarten met een topografische ondergrond, waarop per natuurbeheertype:

    • a.

      de grenzen van de natuurterreinen waarvoor subsidie wordt aangevraagd zijn aangegeven, én

    • b.

      die natuurterreinen zijn genummerd, waarbij met één nummer één aaneengesloten natuurterrein wordt aangeduid.

  • 2. Als een aanvraag tot verlening van een subsidie natuurbeheer tevens een aanvraag tot subsidieverlening ten behoeve van de uitvoering van het recreatiepakket omvat, en de begrenzing van het natuurterrein waarop dat pakket wordt uitgevoerd afwijkt van de begrenzing van het natuurterrein waarvoor ingevolge het eerste lid subsidie wordt aangevraagd, zijn op de in het eerste lid bedoelde kaart tevens deze afwijkende grenzen aangegeven.

Artikel 3.1.5 subsidie vereisten

  • 1. Een subsidie natuurbeheer wordt slechts verstrekt:

    • a.

      als het natuurbeheerplan, zoals dat zes weken voor de openstelling van de betreffende subsidie gold, voorziet in de verstrekking van de betreffende subsidie voor het betreffende natuurterrein;

    • b.

      voor zover de begunstigde in het jaar voorafgaande aan de aanvraag tot subsidieverlening niet met opzet:

    • i.

      een onjuiste aanvraag op grond van de onderhavige regeling heeft ingediend ter verkrijging van een subsidie natuurbeheer of een subsidie landschapsbeheer als bedoeld in artikel 5.1.1.1, eerste lid, onderdeel a;

    • ii.

      een onjuiste aanvraag heeft ingediend ter verkrijging van een subsidie op grond van de Subsidieregeling natuurbeheer Zuid-Holland of de equivalente Subsidieregeling natuurbeheer van een andere provincie, óf

    • iii.

      de subsidieverplichtingen heeft geschonden die zijn verbonden aan de onder i. en ii. bedoelde subsidies, én

    • iv.

      voor zover het in stand te houden natuurbeheertype een aaneengesloten oppervlakte van ten minste 0,01 ha betreft.

  • 2. Een subsidie natuurbeheer wordt niet verstrekt voor een op een natuurterrein aanwezig natuurbeheertype als ten aanzien van dat natuurterrein nog verplichtingen van toepassing zijn op grond van:

    • a.

      de Provinciale Subsidieregeling Natuurbeheer Zuid-Holland;

    • b.

      de Subsidieregeling natuurbeheer 2000 van de minister;

    • c.

      de Regeling stimulering bosuitbreiding op landbouwgronden, of

    • d.

      de Beschikking ter zake van het uit productie nemen van bouwland.

Artikel 3.1.6 subsidieverplichtingen

In aanvulling op de artikelen 18 en 19 van de Asv worden aan de ontvanger van een subsidie natuurbeheer de volgende verplichtingen opgelegd:

  • a.

    zorg te dragen dat alle beheeractiviteiten worden verricht die noodzakelijk zijn voor de instandhouding van het op het natuurterrein aanwezige natuurbeheertype, en dat geen handelingen worden verricht of gedoogd die afbreuk doen aan de instandhouding daarvan;

  • b.

    zorg te dragen dat, voor zover voor het natuurterrein of deel daarvan subsidie wordt verstrekt voor de uitvoering van het recreatiepakket, wordt voldaan aan bijlage 2;

  • c.

    zorg te dragen dat, voor zover de toeslag, bedoeld in artikel 3.1.8, tweede lid, onderdeel b, wordt verstrekt, wordt voldaan aan bijlage 7, onderdeel A;

  • d.

    zorg te dragen dat door of vanwege gedeputeerde staten monitoringswerkzaamheden kunnen worden uitgevoerd op het natuurterrein waarvoor subsidie wordt verstrekt, tenzij de subsidieontvanger een vergoeding ontvangt als bedoeld in artikel 3.2.1;

  • e.

    zorg te dragen dat het natuurterrein ten minste 358 dagen per jaar kosteloos wordt opengesteld en toegankelijk blijft;

  • f.

    zorg te dragen dat op verzoek van gedeputeerde staten inzage wordt gegeven in het uitgevoerde dan wel uit te voeren beheer ten behoeve van de instandhouding van het op het natuurterrein aanwezige natuurbeheertype;

  • g.

    de omstandigheden te melden als gevolg waarvan de subsidieontvanger redelijkerwijs niet kan voldoen aan één of meerdere subsidieverplichtingen, en dit binnen tien werkdagen nadat de subsidieontvanger redelijkerwijs op de hoogte kan zijn van die omstandigheden;

  • h.

    de datum de melden waarop weer aan de subsidieverplichtingen kan worden voldaan, en dit binnen tien werkdagen na de betreffende datum;

  • i.

    zorg te dragen dat een toezichthouder als bedoeld in artikel 5:11 van de Algemene wet bestuursrecht niet wordt verhinderd toezicht te houden op de naleving van de subsidieverplichtingen.

  • 2.

    Een samenwerkingsverband als bedoeld in artikel 3.1.3, eerste lid, onderdeel b, dat het beheer laat uitvoeren door één of meerdere natuurlijke personen of rechtspersonen als bedoeld in artikel 3.1.3, eerste lid, onderdeel a, komt gedurende de zes kalenderjaren met elk van deze natuurlijke personen of rechtspersonen, voor zover deze op de peildatum van één of meerdere van die kalenderjaren de zeggenschap hebben over het beheer, schriftelijk overeen dat:

  • a.

    de natuurlijke persoon of rechtspersoon de verplichtingen naleeft als bedoeld in het eerste lid, onderdelen a tot en met f en i;

  • b.

    de subsidieontvanger aan de natuurlijke persoon of rechtspersoon een vergoeding betaalt voor de door hem of haar nageleefde verplichtingen als bedoeld in het eerste lid, onderdelen a tot en met c en e;

  • c.

    de natuurlijke persoon of rechtspersoon garant staat voor het terugbetalen van de in onderdeel b bedoelde vergoeding, als gedeputeerde staten de subsidie lager vaststellen of geheel of gedeeltelijk wijzigen dan wel intrekken.

  • 3.

    De ontvanger van een subsidie natuurbeheer voor dat betreffende gedeelte van het natuurterrein is vrijgesteld van de verplichting, bedoeld in het eerste lid, onderdeel e , indien:

  • a.

    gehele of gedeeltelijke sluiting van het natuurterrein noodzakelijk is ter voldoening aan de bij of krachtens de Flora- en faunawet gestelde regels voor soortenbescherming of de krachtens de artikelen 10, 10a, 19, 19a en 21 van de Natuurbeschermingswet 1998 voor beschermde natuurmonumenten of Natura-2000-gebieden vastgestelde instandhoudingsdoelstellingen en toegangsbeperkingen;

  • b.

    het natuurterrein door buiten de macht van de subsidieontvanger gelegen oorzaken blijvend geheel of gedeeltelijk niet bereikbaar of naar zijn aard niet begaanbaar is, óf

  • c.

    sluiting van ten hoogste één hectare van het natuurterrein wenselijk is vanwege de bescherming van de persoonlijke levenssfeer.

  • 4..

    Een ontvanger van een subsidie natuurbeheer, niet zijnde een subsidieontvanger die tevens gecertificeerde begunstigde is, stelt gedeputeerde staten binnen tien werkdagen na een sluiting op grond van het derde lid daarvan op de hoogte. Deze verplichting geldt niet voor zover het een natuurterrein betreft dat in het natuurbeheerplan is aangewezen overeenkomstig artikel 2.1, derde lid, onderdeel a.

  • 5.

    Een ontvanger van een subsidie natuurbeheer kan een aanvraag indienen tot ontheffing van de verplichting, bedoeld in het eerste lid, onderdeel e, als hij daarvan om andere redenen dan genoemd in het derde lid wenst te worden ontheven.

  • 6.

    Een melding als bedoeld in het vierde lid en een aanvraag als bedoeld in het vijfde lid gaat vergezeld van een kaart met een topografische ondergrond waarop het niet-opengestelde deel van het natuurterrein is aangegeven.

Artikel 3.1.7 hoogte subsidie

  • 1. Een subsidie natuurbeheer bestaat uit de som van zes jaarvergoedingen, elk behorend bij één van de zes kalenderjaren waarvoor de subsidie wordt verstrekt.

  • 2. Een jaarvergoeding is het product van het op grond van artikel 3.1.8, eerste lid, onderdeel a, voor het desbetreffende beheerjaar en natuurbeheertype vastgestelde tarief, en het aantal hectares waarvoor voor het betreffende natuurbeheertype subsidie wordt verstrekt, eventueel vermeerderd met:

    • a.

      het product van het tarief zoals dat voor het betreffende beheerjaar op grond van artikel 3.1.8, eerste lid, onderdeel b, voor het recreatiepakket is vastgesteld, en het aantal hectares waarop dat pakket wordt uitgevoerd, én

    • b.

      het product van het tarief zoals dat voor het betreffende beheerjaar op grond van artikel 3.1.8, eerste lid, onderdeel d is vastgesteld, en het aantal hectares waarvoor de toeslagen, bedoeld in artikel 3.1.8, tweede lid, onderdelen a en b, worden verstrekt.

  • 3. Het tarief als bedoeld in het tweede lid is voor het eerste kalenderjaar van de in artikel 3.1.2 bedoelde periode het tarief zoals dat op grond van artikel 3.1.8, eerste lid, onderdeel a, is vastgesteld. Voor de resterende vijf kalenderjaren wordt dit tarief jaarlijks opvolgende geïndexeerd met de jaarlijkse inflatiecorrectie van de consumentenindex van het Centraal Bureau voor de Statistiek

  • 4. Na afloop van elk van de eerste vijf kalenderjaren:

    • a.

      beslissen gedeputeerde staten binnen tien weken ambtshalve omtrent de hoogte van de jaarvergoeding die bij het betreffende kalenderjaar behoort, waarbij die beslissing éénmaal met ten hoogste tien weken verdaagd kan worden, én

    • b.

      keren zij de aldus bepaalde jaarvergoeding, binnen zes weken nadat de in onderdeel a bedoelde beslissing op de voorgeschreven wijze bekend is gemaakt, als voorschot uit aan

    • i.

      de natuurlijke persoon of rechtspersoon die op de peildatum van het kalenderjaar waarop de jaarvergoeding betrekking heeft, beschikt over een in artikel 3.1.3, eerste lid, onder i. tot en met v. bedoelde titel, een en ander gelezen in samenhang met de artikelen 3.1.3, tweede lid, en 7.3, eerste lid, óf

    • ii.

      het in artikel 3.1.3, eerste lid, onderdeel b, bedoelde samenwerkingsverband, indien de aanvraag tot subsidieverlening door dat samenwerkingsverband is ingediend.

Artikel 3.1.8 hoogte tarief per kalenderjaar

  • 1. Gedeputeerde staten stellen jaarlijks voor met ingang van het komende kalenderjaar te verlenen subsidies natuurbeheer vast:

    • a.

      de tarieven voor de verschillende natuurbeheertypen, uitgedrukt in een bedrag per hectare;

    • b.

      het tarief voor het recreatiepakket, uitgedrukt in een bedrag per hectare;

    • c.

      de tarieven voor de monitoring van de kwaliteit van de verschillende natuurbeheertypen zoals bedoeld in artikel 3.2.1, uitgedrukt in een bedrag per hectare, én

    • d.

      de tarieven voor de toeslagen, bedoeld in het tweede lid, onderdelen a en b, uitgedrukt in een bedrag per hectare, waarbij gedeputeerde staten al naar gelang het op het betreffende natuurterrein in stand gehouden natuurbeheertype verschillende tarieven kunnen vaststellen voor de toeslag, bedoeld in het tweede lid, onderdeel b.

  • 2. gedeputeerde staten kunnen een subsidie natuurbeheer met ingang van elk kalenderjaar van de in artikel 3.1.2 bedoelde periode:

    • a.

      verhogen met een toeslag voor de instandhouding van een natuurbeheertype op een natuurterrein dat enkel varend kan worden bereikt, voor zover dat qua schaalgrootte, bedrijfsvoering en intensiteit van het beheer noodzakelijk is;

    • b.

      op aanvraag en voor de resterende duur van die periode verhogen met een toeslag als ten behoeve van de instandhouding van een op een natuurterrein aanwezig natuurbeheertype gebruik wordt gemaakt van schaapskuddes.

  • 3. De toeslagen, bedoeld in het tweede lid, kunnen slechts worden verstrekt voor zover gedeputeerde staten dit overeenkomstig artikel 2.1, derde lid, onderdeel b, in het natuurbeheerplan hebben bepaald;

  • 4. De subsidie natuurbeheer wordt voor het betreffende kalenderjaar niet verhoogd met de toeslag, bedoeld in het tweede lid, onderdeel a, indien voor dat kalenderjaar voor het betreffende natuurterrein een vaarvergoeding als bedoeld in artikel 38f van de Regeling GLB-inkomststeun 2006 van de minister wordt verstrekt.

Artikel 3.1.9 beschikking tot subsidieverlening

Een beschikking tot verlening van een subsidie natuurbeheer vermeldt in elk geval:

  • a.

    het natuurbeheertype waarvoor subsidie wordt verleend;

  • b.

    de hoogte van de subsidie;

  • c.

    dat gedeputeerde staten gedurende de periode waarvoor de subsidie wordt verstrekt een nadere uitwerking kunnen geven van de in artikel 3.1.6, eerste lid, onderdeel a, bedoelde beheeractiviteiten die noodzakelijk zijn voor de instandhouding van het natuurbeheertype, en in voorkomend geval

  • d.

    of een toeslag wordt verstrekt als bedoeld in artikel 3.1.8, tweede lid, onderdelen a en b.

Artikel 3.1.10 ambtshalve vaststellen

  • 1. In afwijking van artikel 23 van de Asv stellen gedeputeerde staten stellen binnen tien weken na afloop van de zes aaneengesloten kalenderjaren waarvoor de subsidie natuurbeheer is verstrekt, die subsidie ambtshalve vast.

  • 2. De vaststelling, bedoeld in het eerste lid, kan éénmaal met ten hoogste tien weken worden verdaagd.

Afdeling 3.2 Bijzondere bepalingen inzake subsidie natuurbeheer aan gecertificeerde begunstigden

Artikel 3.2.1 subsidiabele activiteit

Gedeputeerde staten kunnen een subsidie natuurbeheer voor een gecertificeerde begunstigde verhogen met een vergoeding voor de monitoring van de kwaliteit van het op een natuurterrein aanwezige natuurbeheertype.

Artikel 3.2.2 aanvraag subsidie

  • 1.

    In afwijking van artikel 3.1.4, het eerste en tweede lid gaat een aanvraag tot verlening van een subsidie natuurbeheer van een gecertificeerde begunstigde vergezeld van:

  • a.

    een lijst van oppervlaktes per natuurbeheertype waarvoor de subsidie wordtaangevraagd;

  • b.

    de totale oppervlakte waarvoor de gecertificeerde begunstigde een vergoeding wil ontvangen voor de uitvoering van het recreatiepakket;

  • c.

    een lijst van oppervlaktes per natuurbeheertype waarvoor de gecertificeerde begunstigde een vergoeding wil ontvangen voor het verrichten van activiteiten op het gebied van monitoring van de kwaliteit van het op dat natuurterrein aanwezige natuurbeheertype, én

  • d.

    één of meerdere elektronische kaarten met een topografische ondergrond, met daarop de buitengrenzen van de natuurterreinen waarvoor in het kader van de subsidie natuurbeheer een vergoeding wordt aangevraagd ten behoeve van:

    i. de instandhouding van één of meerdere natuurbeheertypen, én

    ii. het uitvoeren van het recreatiepakket.

2.De oppervlaktes, bedoeld in het eerste lid, onderdelen b en c, kunnen niet groter zijn dan de som van de oppervlaktes, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a.

Artikel 3.2.3 subsidieverplichtingen

  • 1. In aanvulling op de artikelen 18 en 19 van de Asv en artikel 3.1.6 is de subsidieontvanger die tevens gecertificeerde begunstigde is, verplicht om zorg te dragen dat, voor zover subsidie wordt verstrekt voor de monitoring van de kwaliteit van een op een natuurterrein aanwezig natuurbeheertype, deze monitoring wordt verricht overeenkomstig het door gedeputeerde staten vastgestelde monitoringsprogramma.

  • 2. In afwijking van artikel 3.1.6, eerste lid, onderdelen g en h kan een subsidieontvanger die tevens gecertificeerde begunstigde is, éénmaal per kalenderjaar maar uiterlijk op 31 oktober bij gedeputeerde staten melden ten aanzien van welke natuurterreinen en landschapselementen niet voldaan wordt aan één of meerdere subsidieverplichtingen.

  • 3. Indien sprake is van een begunstigde als bedoeld in artikel 3.1.3, vierde lid, kan de subsidie worden verleend onder de voorwaarde dat binnen een termijn van drie maanden na de datum van bekendmaking van de beschikking tot subsidieverlening de bij de subsidieverlening behorende uitvoeringsovereenkomst, zoals bedoeld in artikel 4:36 van de Algemene wet bestuursrecht en die onderdeel uitmaakt van deze beschikking, wordt gesloten.

Artikel 3.2.4 hoogte subsidie

Als de in artikel 3.2.1 bedoelde vergoeding voor monitoring van de kwaliteit van een op een natuurterrein aanwezig natuurbeheertype wordt verstrekt, wordt de jaarvergoeding als bedoeld in artikel 3.1.7, tweede lid, vermeerderd met het product van het tarief zoals dat voor het betreffende beheerjaar op grond van artikel 3.1.8, eerste lid, onderdeel c is vastgesteld, en het aantal hectares waarop in het kader van de subsidie natuurbeheer monitoringswerkzaamheden worden uitgevoerd.

Artikel 3.2.5 subsidievaststelling

  • 1. Gedeputeerde staten kunnen besluiten dat bij tussentijdse wijzigingen geen toepassing wordt gegeven aan hoofdstuk 7.

  • 2. Bij toepassing van het eerste lid:

    • a.

      is artikel 3.1.10 niet van toepassing en dient de gecertificeerde begunstigde binnen tien weken na afloop van de zes aaneengesloten kalenderjaren waarvoor de subsidie natuurbeheer is verstrekt, een verzoek tot vaststelling in;

    • b.

      maken Gedeputeerde staten en de gecertificeerde begunstigde in de overeenkomst als bedoeld in artikel 5.1.2a.3, derde lid nadere afspraken over de wijze waarop wijzigingen in areaal gedurende de looptijd worden bijgehouden, zodanig dat het inzicht als bedoeld in het derde lid verschaft kan worden.

  • 3. Indien het uiteindelijke beheer van de oppervlaktes per natuurbeheertype afwijkt van de opgave die bij de subsidieaanvraag is gedaan, bevat het verzoek om vaststelling in ieder geval de wijzigingen die in die oppervlaktes per natuurbeheertype hebben plaatsgevonden en de datum waarop die wijzigingen plaatsvonden.

Artikel 3.2.6 toepasselijkheid afdeling 3.1

De bepalingen van afdeling 3.1 zijn van overeenkomstige toepassing voor zover uit de bepalingen van de onderhavige afdeling niet anders voortvloeit.

Hoofdstuk 4 Agrarisch natuurbeheer

Paragraaf 4.1 Subsidie agrarisch natuurbeheer

Afdeling 4.1.1 Algemene bepalingen inzake subsidie agrarisch natuurbeheer

Artikel 4.1.1.1 subsidiabele activiteit

Gedeputeerde staten kunnen een subsidie agrarisch natuurbeheer verstrekken.

Artikel 4.1.1.2 duur subsidie

Een subsidie agrarisch natuurbeheer wordt verstrekt voor een periode van zes aaneengesloten beheerjaren, of zoveel langer als op grond van artikel 12.4 vereist is.

Artikel 4.1.1.3 begunstigden

  • 1. Een subsidie agrarisch natuurbeheer kan worden verstrekt aan een landbouwer die de landbouwgrond waarvoor subsidie wordt aangevraagd bij aanvang van de subsidie beheert krachtens een zakelijk recht of een persoonlijk recht, en voorts gedurende de zes aaneengesloten beheerjaren waarvoor de subsidie wordt verleend ten minste op de peildatum van ieder beheerjaar die landbouwgrond beheert krachtens een zakelijk of persoonlijk recht.

  • 2. Als een in het eerste lid bedoeld zakelijk of persoonlijk recht is belast met of is afgeleid van een ander recht, kan slechts subsidie worden verstrekt voor zover dat andere recht geen afbreuk doet aan de mogelijkheid het beheer uit te voeren.

Artikel 4.1.1.4 aanvraag subsidie

1.In aanvulling op artikel 1.3 gaat een aanvraag tot verlening van een subsidie natuurbeheer vergezeld van een kaart met een topografische ondergrond waarop de grenzen van de beheereenheden waarvoor subsidie wordt aangevraagd én een nummering van die beheereenheden zijn aangegeven.

Artikel 4.1.1.5 subsidie vereisten

1. Een subsidie natuurbeheer wordt slechts verstrekt:

    • a.

      als het natuurbeheerplan, zoals dat zes weken voor de openstelling van de mogelijkheid tot het doen van een aanvraag voor de betreffende subsidie gold, voorziet in de verstrekking van de betreffende subsidie voor de betreffende landbouwgrond;

    • b.

      als is voldaan aan de instapeisen die gelden voor het agrarisch beheerpakket waarvoor de subsidie wordt aangevraagd, én

    • c.

      voor zover door de begunstigde in het jaar voorafgaande aan de aanvraag tot subsidieverlening niet met opzet:

      i. een onjuiste aanvraag op grond van de onderhavige regeling heeft ingediend ter verkrijging van een subsidie agrarisch natuurbeheer of een subsidie landschapsbeheer als bedoeld in artikel 5.1.1.1, eerste lid, onderdeel b;

      ii. een onjuiste aanvraag heeft ingediend ter verkrijging van een subsidie op grond van de Subsidieregeling agrarisch natuurbeheer Zuid-Holland of de equivalente Subsidieregeling agrarisch natuurbeheer van een andere provincie, óf

      iii. de subsidieverplichtingen heeft geschonden die zijn verbonden aan de onder i. en ii. bedoelde subsidies.

  • 2.

    Een subsidie natuurbeheer wordt niet verstrekt voor landbouwgrond waarop nog verplichtingen van toepassing zijn op grond van:

    • a.

      de Subsidieregeling agrarisch natuurbeheer Zuid-Holland;

    • b.

      de Subsidieregeling agrarisch natuurbeheer van de minister;

    • c.

      de Regeling stimulering bosuitbreiding op landbouwgronden, of

    • d.

      de Beschikking ter zake van het uit productie nemen van bouwland.

  • 3.

    In afwijking van het tweede lid, onderdeel a, kan een subsidie agrarisch natuurbeheer worden verstrekt voor de uitvoering van een agrarisch beheerpakket, opgenomen in bijlage 3, onderdeel B.1, onder de aanduiding:

    • a.

      A01.01.01 tot en met A01.01.06, indien op de betreffende beheereenheid reeds een beheerspakket in stand wordt gehouden als bedoeld in:

      i. de bijlage 28c van de Subsidieregeling agrarisch natuurbeheer Zuid-Holland, zoals die bijlagen tot 1 januari 2008 luidden, of

      ii. type A van bijlage 28c van de Subsidieregeling agrarisch natuurbeheer Zuid-Holland, zoals die bijlage tussen 1 januari 2008 en 1 januari 2010 luidde;

  • b.A01.03.01, indien op de betreffende beheereenheid reeds een beheerspakket in stand wordt gehouden als bedoeld in de bijlagen 16 tot en met 18 van de Subsidieregeling agrarisch natuurbeheer Zuid-Holland, zoals die bijlagen tot 1 januari 2010 luidden;

Artikel 4.1.1.6 (subsidieverplichtingen)

  • 1.

    In aanvulling op de artikelen 18 en 19 van de Asv worden aan de ontvanger van een subsidie agrarisch natuurbeheer de volgende verplichtingen opgelegd:

  • a.

    zorg te dragen dat wordt voldaan aan de voorwaarden en verplichtingen die behoren bij het agrarische beheerpakket waarvoor subsidie wordt verstrekt;

  • b.
    • zorg te dragen dat op de landbouwgrond waarvoor subsidie wordt verstrekt en op zijn gehele bedrijf wordt voldaan aan de voorschriften, opgenomen in:

      i. artikel 3 van en de bijlagen 1 en 2 bij de Regeling GLB-inkomenssteun 2006, én

      ii. bijlage 2 van de Beleidsregels verlagen subsidie POP2;

  • c.

    zorgt te dragen voor dat door of vanwege gedeputeerde staten monitoringswerkzaamheden kunnen worden uitgevoerd op de landbouwgrond waarvoor subsidie wordt verstrekt;

  • d.

    de omstandigheden te melden als gevolg waarvan de subsidieontvanger redelijkerwijs niet kan voldoen aan één of meerdere subsidieverplichtingen, en dit binnen tien werkdagen nadat de subsidieontvanger redelijkerwijs op de hoogte kan zijn van die omstandigheden;

  • e.

    de datum te melden waarop weer aan de subsidieverplichtingen kan worden voldaan, en doet dit binnen tien werkdagen na de betreffende datum, én

  • f.

    zorg te dragen voor dat een toezichthouder als bedoeld in artikel 5:11 van de Algemene wet bestuursrecht niet wordt verhinderd toezicht te houden op de naleving van de subsidieverplichtingen.

  • 2.

    Een ontvanger van een subsidie agrarisch natuurbeheer dient uiterlijk op de peildatum van ieder beheerjaar, middels een ter uitvoering van artikel 8, eerste lid, van Verordening (EG) nr. 1975/2006 vastgesteld aanvraagformulier, bij gedeputeerde staten een aanvraag in tot betaling van de jaarvergoeding voor dat beheerjaar, waarbij de artikelen 7 en 8 van verordening (EG) nr. 1975/2006:

  • a.

    van toepassing zijn voor zover subsidie wordt verstrekt voor de agrarische beheerpakketten, opgenomen in bijlage 3, onderdeel B.1, en

  • b.

    van overeenkomstige toepassing zijn voor zover subsidie wordt verstrekt voor de agrarische beheerpakketten, opgenomen in bijlage 3, onderdeel B.2.

  • 3.

    In een geval als bedoeld in artikel 7.3, tweede lid, rust de in het tweede lid van het onderhavige artikel bedoelde verplichting op die derde voor zover deze het beheer heeft overgenomen.

  • 4.

    De in het tweede lid bedoelde aanvraag maakt deel uit van de verzamelaanvraag, bedoeld in artikel 55 van de Regeling GLB-inkomenssteun 2006 van de minister.

Artikel 4.1.1.7 hoogte subsidie

  • 1. Een subsidie agrarisch natuurbeheer bestaat uit de som van zes jaarvergoedingen, elk behorend bij één van de zes beheerjaren waarvoor de subsidie wordt verstrekt.

  • 2. Een jaarvergoeding is het product van het op grond van artikel 4.1.1.8, eerste lid, voor het desbetreffende beheerjaar en agrarisch beheerpakket vastgestelde tarief, en het aantal hectares waarvoor voor het betreffende agrarische beheerpakket subsidie wordt verstrekt.

  • 3. Na afloop van elk van de eerste vijf beheerjaren:

    • a.

      beslissen gedeputeerde staten binnen de in artikel 1.6, tweede lid, onderdeel a, genoemde termijn omtrent de hoogte van de jaarvergoeding die bij het betreffende beheerjaar behoort, én

    • b.

      keren zij de aldus bepaalde jaarvergoeding, binnen zes weken nadat de in onderdeel a bedoelde beslissing op de voorgeschreven wijze bekend is gemaakt, als voorschot uit aan de landbouwer die op de peildatum van het beheerjaar waarop de jaarvergoeding betrekking heeft, beschikt over het in artikel 4.1.1.3 bedoelde zakelijk of persoonlijk recht.

Artikel 4.1.1.8 hoogte tarief per beheerjaar

Gedeputeerde staten stellen jaarlijks voor reeds verleende subsidies voor agrarisch natuurbeheer de tarieven voor de verschillende agrarische beheerpakketten of varianten daarvan vast, uitgedrukt in een bedrag per hectare.

Artikel 4.1.1.9 beschikking tot subsidieverlening

Een beschikking tot verlening van een subsidie agrarisch natuurbeheer vermeldt in elk geval:

  • a.

    het agrarische beheerpakket waarvoor subsidie wordt verleend;

  • b.

    de hoogte van de jaarvergoeding die behoort bij het eerste beheerjaar;

  • c.

    of een subsidie wordt verstrekt in het kader van de uitvoering van het Plattelandsontwikkelingsprogramma en of die subsidie gedeeltelijk wordt gefinancierd met Europese middelen.

Artikel 4.1.1.10 ambtshalve vaststelling

  • 1. In afwijking van artikel 23 van de Asv stellen gedeputeerde staten stellen binnen tien weken na afloop van de zes aaneengesloten beheerjaren waarvoor de subsidie agrarisch natuurbeheer is verstrekt, die subsidie ambtshalve vast.

  • 2. De vaststelling, bedoeld in het eerste lid, kan éénmaal met ten hoogste tien weken worden verdaagd.

  • 3. De vaststelling, bedoeld in het eerste lid, omvat tevens de beslissing op de aanvraag, bedoeld in artikel 4.1.1.6, tweede lid, voor zover die aanvraag betrekking heeft op het zesde en laatste beheerjaar.

Afdeling 4.1.2 Bijzondere bepalingen inzake collectief agrarisch natuurbeheer

Artikel 4.1.2.1 (subsidieaanvraag collectief agrarisch natuurbeheer)

1. Een begunstigde die een aanvraag tot verlening van een subsidie agrarisch natuurbeheer in het kader van collectief agrarisch natuurbeheer indient, geeft in die aanvraag per gebied, bedoeld in artikel 2.1, vierde lid, onderdeel a, waar hij wenst deel te nemen aan collectief agrarisch natuurbeheer, aan:

a. de minimum- onderscheidenlijk maximumoppervlakte waarop hij gedurende de periode, bedoeld in artikel 4.1.1.2, voornemens is één of meerdere agrarische beheerpakketten in het kader van collectief agrarisch natuurbeheer uit te voeren, waarbij:

i. de minimumoppervlakte niet kleiner kan zijn dan de minimumoppervlakte van het betreffende agrarische beheerpakket, én

ii. de maximumoppervlakte niet groter kan zijn dan de totale oppervlakte van de landbouwgronden die tot zijn bedrijf behoren.

b. binnen welk gebied de in onderdeel a bedoelde oppervlaktes zijn gelegen.

2. Een aanvraag als bedoeld in het eerste lid hoeft niet te worden ingediend indien de begunstigdein hetzelfde collectief gebied reeds deelneemt aan collectief landschapsbeheer en:

a. de totale oppervlakte waarmee de begunstigde in het kader van collectief agrarisch natuurbeheer én collectief landschapsbeheer wenst deel te nemen kleiner of gelijk is aan de maximale oppervlakte, bedoeld in artikel 5.1.4.4, onderdeel a, óf

b. de totale oppervlakte waarmee de begunstigde in het kader van collectief agrarisch natuurbeheer én collectief landschapsbeheer wenst deel te nemen groter is dan de maximale oppervlakte, bedoeld in artikel 5.1.4.4, onderdeel a, maar de begunstigde overeenkomstig artikel 7.5, eerste en zevende lid, een aanvraag indient tot verhoging van die maximale oppervlakte.

3. In de gevallen, bedoeld in het tweede lid, wordt de beschikking tot subsidieverlening als bedoeld in artikel 5.1.4.4, met ingang van het beheerjaar waarin de begunstigde voor het eerst in het betreffende collectief gebied deelneemt aan collectief agrarisch natuurbeheer en voor de resterende duur van de in artikel 5.1.1.2 bedoelde periode, aangemerkt als de goedkeuring om in dat gebied tevens deel te nemen aan collectief agrarisch natuurbeheer, en als zodanig ambtshalve door gedeputeerde staten aangepast.

4. Artikel 4.1.1.4 is niet van toepassing op een aanvraag als bedoeld in het eerste lid.

Artikel 4.1.2.1a ecologische overbrugbaarheid

1. Indien een begunstigde in het kader van collectief agrarisch natuurbeheer één of meerdere agrarische beheerpakketten met de aanduiding A01.01.01 tot en met A01.03.01 uitvoert, gelden de instapeisen met betrekking tot de minimumomvang van de beheereenheid niet voor zover er sprake is van ecologische overbrugbaarheid.

2. Van ecologische overbrugbaarheid als bedoeld in het eerste lid is sprake indien voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

a. de zelfstandig te kleine beheereenheid ligt op maximaal 10 meter van een andere beheereenheid waarop hetzelfde agrarisch beheertype wordt uitgevoerd, waarbij:

i. de gezamenlijke oppervlakte groter of gelijk is aan de minimumoppervlakte die behoort bij het agrarisch beheerpakket dat op de zelfstandig te kleine beheereenheid wordt uitgevoerd, én,

ii. de andere beheereenheid is gelegen binnen hetzelfde collectief gebied als de zelfstandig te kleine beheereenheid;

b.de afstand tussen beide beheereenheden is voor de weidevogels, akkervogels, ganzen of hamsters, en in het bijzonder de jongen van de genoemde diersoorten te overbruggen.

Artikel 4.1.2.2 aanvullende subsidieverplichting
  • 1. In aanvulling op artikel 4.1.1.6 is een ontvanger van een subsidie agrarisch natuurbeheer in het kader van collectief agrarisch natuurbeheer gehouden:

    • a.

      elk beheerjaar het beheer uit te voeren overeenkomstig het door gedeputeerde staten vastgestelde collectief beheerplan zoals dat 14 dagen vóór de datum waarop in het desbetreffende beheerjaar de in artikel 4.1.1.6, tweede lid, bedoelde aanvraag op zijn vroegst kan worden ingediend, luidt;

    • b.

      de gebiedscoördinator tijdig op de hoogte te stellen van wijzigingen en intrekkingen als bedoeld in de artikelen 7.1 tot en met 7.6 en 7.8, tweede lid, voor zover deze relevant zijn voor het collectief beheerplan;

    • c.

      vanaf het moment dat hij een agrarisch beheerpakket of variant daarvan uitvoert met de aanduiding A01.01.05, A01.02.01 of A02.01.01 tot en met A02.02.03, dat agrarisch beheerpakket gedurende elk beheerjaar van de dan nog resterende periode, bedoeld in artikel 4.1.1.2, op dezelfde lokatie en met dezelfde omvang uit te blijven voeren.

  • 2. De verplichting, bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, geldt niet indien de varianten c en d van het agrarisch beheerpakket met de aanduiding A01.02.01 voor het derde of vierde jaar wordt uitgevoerd en roulatie op grond van de aan dat agrarisch beheerpakket verbonden voorwaarden is toegestaan.

Artikel 4.1.2.3 beschikking tot subsidieverlening

Een beschikking tot verlening van een subsidie agrarisch natuurbeheer in het kader van collectief agrarisch natuurbeheer vermeldt in elk geval:

  • a.

    per gebied, bedoeld in artikel 2.1, vierde lid, onderdeel a, de minimale en maximale oppervlakte waarvoor subsidie wordt respectievelijk kan worden verleend;

  • b.

    dat de subsidieontvanger elk beheerjaar gehouden is het beheer uit te voeren overeenkomstig het in artikel 9.2 bedoelde collectief beheerplan zoals dat 14 dagen vóór de datum waarop in het desbetreffende beheerjaar de in artikel 4.1.1.6, tweede lid, bedoelde aanvraag op zijn vroegst kan worden ingediend, luidt;

  • c.

    of een subsidie wordt verstrekt in het kader van de uitvoering van het Plattelandsontwikkelingsprogramma en of die subsidie gedeeltelijk wordt gefinancierd met Europese middelen.

Artikel 4.1.2.4 aanvullende toeslag collectief agrarisch natuurbeheer
  • 1. Gedeputeerde staten kunnen in een beheerjaar op aanvraag een aanvullende toeslag als bedoeld in de onderscheiden subonderdelen van bijlage 7, onderdeel C verlenen aan landbouwers die in het betreffende beheerjaar deelnemen aan collectief agrarisch natuurbeheer voor zover voldaan wordt aan de in het betreffende subonderdeel van die bijlage opgenomen voorschriften;

  • 2. Aanvragen als bedoeld in het eerste lid worden namens de betreffende landbouwer ingediend door de in het gebied waarin de betreffende beheereenheid is gelegen werkzame gebiedscoördinator, en gaan vergezeld van een door hem opgesteld advies met betrekking tot de noodzaak tot het verstrekken van de toeslag en de hoogte daarvan, waarbij tevens door de gebiedscoördinator wordt verklaard dat hij, in elk geval op het moment van indienen van de betreffende aanvraag, heeft vastgesteld dat de landbouwer voldoet aan de aan de toeslag verbonden eisen.

  • 3. Op aanvragen als bedoeld in het eerste lid is artikel 1.3, eerste lid, niet van toepassing voor zover dat artikel bepaalt dat aanvragen slechts kunnen worden ingediend als gedeputeerde staten een openstellingsperiode hebben vastgesteld voor de indiening van aanvragen, met dien verstande dat een in het eerste lid van het onderhavige artikel bedoelde aanvraag die betrekking heeft op:

    • a.

      de toeslagen, bedoeld in bijlage 7, onderdeel C, subonderdelen 1 en 2, niet eerder kan worden ingediend dan na afloop van de periode waarin in dat beheerjaar aan de aan het betreffende agrarische beheerpakket verbonden beheereisen dient te worden voldaan indien niet om de toeslag zou zijn verzocht;

    • b.

      de toeslag, bedoeld in bijlage 7, onderdeel C, subonderdeel 3, wordt ingediend als onderdeel van het collectief beheerplan, bedoeld in artikel 9.1;

    • c.

      de toeslag, bedoeld in bijlage 7, onderdeel C, subonderdeel 4, niet eerder kan worden ingediend dan 1 oktober van het beheerjaar waarin de ruige stalmest is uitgereden.

  • 4. Artikel 1.6, tweede lid, onderdeel a, is van toepassing en de artikelen 1.4 en 1.5, met uitzondering van het tweede lid van dat artikel, zijn van overeenkomstige toepassing.

  • 5. Gedeputeerde staten kunnen verschillende tarieven vaststellen voor de toeslag, bedoeld in bijlage 7, onderdeel C, subonderdeel 4, al naar gelang het uitrijden van de ruige stalmest geschiedt op landbouwgronden die enkel varend bereikt kunnen worden of op andere landbouwgronden.

  • 6. Gedeputeerde staten keren de toeslag overeenkomstig artikel 4.1.1.7, derde lid, onderdeel b, tegelijkertijd uit met de in dat onderdeel bedoelde jaarvergoeding.

Artikel 4.1.2.5 toepasselijkheid afdeling 4.1.1

De bepalingen van afdeling 4.1.1 zijn van overeenkomstige toepassing voor zover uit de bepalingen van de onderhavige afdeling niet anders voortvloeit.

Paragraaf 4.2 Probleemgebiedensubsidie

Artikel 4.2.1 subsidiabele activiteit

Gedeputeerde staten kunnen een probleemgebiedensubsidie verstrekken.

Artikel 4.2.2 duur subsidie

Een probleemgebiedensubsidie wordt verstrekt voor een kalenderjaar.

Artikel 4.2.3 begunstigde
  • 1. Een probleemgebiedensubsidie wordt verstrekt aan een landbouwer die de landbouwgrond waarvoor subsidie wordt aangevraagd op de peildatum van een kalenderjaar beheert krachtens een zakelijk of persoonlijk recht.

  • 2. Als een in het eerste lid bedoeld zakelijk of persoonlijk recht is belast met of is afgeleid van een ander recht, kan slechts subsidie worden verstrekt voor zover dat andere recht geen afbreuk doet aan de mogelijkheid het beheer uit te voeren.

Artikel 4.2.4 aanvraag vereiste
  • 1. Een aanvraag tot vaststelling en tevens uitbetaling van een probleemgebiedensubsidie wordt uiterlijk op de peildatum van het betreffende kalenderjaar ingediend middels een ter uitvoering van artikel 8, eerste lid, van Verordening (EG) nr. 1975/2006 vastgesteld aanvraagformulier, waarbij de artikelen 7 en 8 van Verordening (EG) nr. 1975/2006 van toepassing zijn.

  • 2. De in het eerste lid bedoelde aanvraag maakt deel uit van de verzamelaanvraag, bedoeld in artikel 55 van de Regeling GLB-inkomenssteun 2006 van de minister.

Artikel 4.2.5 subsidie vereisten
  • 1.

    Een probleemgebiedensubsidie wordt slechts verstrekt:

    • a.

      als het natuurbeheerplan zoals dat zes weken voor de openstelling van de mogelijkheid tot het doen van een aanvraag voor de betreffende subsidie gold, voorziet in de verstrekking van de probleemgebiedensubsidie op de betreffende landbouwgrond;

    • b.

      voor zover de begunstigde voor de landbouwgrond waarvoor een probleemgebiedensubsidie is aangevraagd, op de peildatum tevens een subsidie agrarisch natuurbeheer op grond van de onderhavige regeling, of een subsidie voor de instandhouding van een beheerspakket, bedoeld in de bijlagen 6 tot en met 28f van de Subsidieregeling agrarisch natuurbeheer Zuid-Holland, ontvangt, én

    • c.

      voor zover de begunstigde in het jaar voorafgaande aan de aanvraag tot subsidieverstrekking niet met opzet:

      i. een onjuiste aanvraag heeft ingediend ter verkrijging van een probleemgebiedensubsidie op grond van de onderhavige regeling, de Subsidieregeling agrarisch natuurbeheer Zuid-Holland of de equivalente Subsidieregeling agrarisch natuurbeheer van een andere provincie, óf

      ii. de subsidieverplichtingen heeft geschonden die zijn verbonden aan de onder i. bedoelde subsidies.

  • 2.

    Een probleemgebiedensubsidie wordt niet verstrekt voor landbouwgrond waarvoor een vergelijkbare subsidie wordt ontvangen op grond van de Subsidieregeling agrarisch natuurbeheer van de minister zoals die regeling tot 1 januari 2007 gold.

  • 3.

    Een probleemgebiedensubsidie als bedoeld in het eerste lid kan slechts worden verstrekt als aan de begunstigde in het betreffende kalenderjaar voor de desbetreffende landbouwgrond niet reeds een probleemgebiedensubsidie als bedoeld in artikel 4.2.10 wordt verstrekt.

Artikel 4.2.6 subsidieverplichtingen
  • 1. In aanvulling op de artikelen 18 en 19 van de Asv worden aan de ontvanger van een probleemgebiedensubsidie de volgende verplichtingen opgelegd:

    • a.

      zorg te dragen voor dat gedurende het gehele kalenderjaar op de landbouwgrond waarvoor de subsidie wordt verstrekt en op zijn gehele bedrijf wordt voldaan aan de voorschriften, opgenomen in artikel 3 van en de bijlagen 1 en 2 bij de Regeling GLB-inkomenssteun 2006;

    • b.

      zijn landbouwactiviteiten gedurende ten minste vijf jaar voort te zetten, te rekenen vanaf de eerste betaling die hij ontvangt in het kader van het Plattelandsontwikkelingsprogramma 2007-2013 voor het uitoefenen van een landbouwactiviteit in een probleemgebied;

    • c.

      zorg te dragen voor dat geen werkzaamheden worden verricht die een wijziging tot gevolg hebben van de topografische kavel- en perceelsstructuur, het microreliëf, de bodemstructuur of het bodemprofiel;

    • d.

      zorg te dragen voor dat geen werkzaamheden worden verricht die een wijziging tot gevolg hebben van de begreppeling of de detailontwatering, of leiden tot verlaging van de grondwaterstand dan wel slootwaterpeilen;

    • e.

      de omstandigheden te melden als gevolg waarvan redelijkerwijs niet kan worden voldaan aan één of meerdere subsidieverplichtingen, en dit binnen tien werkdagen nadat de subsidieontvanger redelijkerwijs op de hoogte kan zijn van die omstandigheden;

    • f.

      meldt aan gedeputeerde staten de datum waarop weer aan de subsidieverplichtingen kan worden voldaan, en doet dit binnen tien werkdagen na de betreffende datum, én

    • g.

      zorg te dragen voor dat een toezichthouder als bedoeld in artikel 5:11 van de Algemene wet bestuursrecht niet wordt verhinderd toezicht te houden op de naleving van de subsidieverplichtingen.

Artikel 4.2.7 hoogte subsidie

Een probleemgebiedensubsidie bestaat uit het product van het op grond van artikel 4.2.8, eerste lid, voor het desbetreffende kalenderjaar vastgestelde tarief, en het aantal hectares waarvoor de subsidie wordt verstrekt.

Artikel 4.2.8 hoogte tarief per kalenderjaar

Gedeputeerde staten stellen jaarlijks voor met ingang van het komende kalenderjaar te verstrekken probleemgebiedensubsidies het tarief per hectare vast.

Artikel 4.2.9 subsidievaststelling
  • 1. In afwijking van artikel 23 van de Asv stellen gedeputeerde staten stellen binnentien weken na afloop van het kalenderjaar de probleemgebiedensubsidie vast.

  • 2. De vaststelling, bedoeld in het eerste lid, kan éénmaal met ten hoogste tien weken worden verdaagd.

Artikel 4.2.10 ontkoppelde probleemgebiedensubsidie
  • 1. Gedeputeerde staten kunnen op aanvraag een probleem-gebiedensubsidie verstrekken voor landbouwgronden die overeenkomstig artikel 2.1, derde lid, onderdeel d, zijn begrensd, waarbij het, in afwijking van artikel 4.2.5, eerste lid, onderdeel b, niet vereist is dat de begunstigde voor die landbouwgrond tevens een subsidie agrarisch natuurbeheer of een subsidie voor de instandhouding van een beheerspakket als bedoeld in die bepaling ontvangt.

  • 2. De bepalingen van deze paragraaf zijn, met uitzondering van artikel 4.2.5, eerste lid, onderdeel b, van overeenkomstige toepassing op een probleemgebiedensubsidie als bedoeld in het eerste lid.

  • 3. Gedeputeerde staten kunnen nadere voorwaarden verbinden aan een probleemgebiedensubsidie als bedoeld in het eerste lid.

Hoofdstuk 5 Landschapsbeheer

Afdeling 5.1.1 Algemene bepalingen inzake subsidies landschapsbeheer

Artikel 5.1.1.1 subsidiabele activiteit

  • 1. Gedeputeerde staten kunnen een subsidie landschapsbeheer verstrekken:

    • a.

      voor de instandhouding van een landschapselement door begunstigden als bedoeld in artikel 5.1.2.1;

    • b.

      voor de uitvoering van een beheerpakket landschap door begunstigden als bedoeld in artikel 5.1.3.1.

  • 2. In afwijking van het eerste lid, onderdeel a, kunnen gedeputeerde staten bepalen dat een subsidie landschapsbeheer als bedoeld in dat onderdeel, voor bepaalde, in bijlage 6, onderdelen A.1 of A.2, opgenomen landschapselementen slechts verstrekt kan worden aan gecertificeerde begunstigden, of juist niet verstrekt kunnen worden aan dergelijke begunstigden.

Artikel 5.1.1.2 duur subsidie

Een subsidie landschapsbeheer wordt verstrekt voor de duur van zes aaneengesloten kalenderjaren, of zoveel langer als op grond van artikel 12.4 vereist is.

Artikel 5.1.1.3 subsidievereisten

  • 1.

    Een subsidie landschapsbeheer wordt slechts verstrekt als het natuurbeheerplan, zoals dat zes weken voor de openstelling van de mogelijkheid tot doen van een aanvraag voor de betreffende gold, voorziet in de verstrekking van de betreffende subsidie.

  • 2.

    Een subsidie landschapsbeheer wordt niet verstrekt als de in artikel 5.1.1.1, eerste lid, onderdeel a onderscheidenlijk onderdeel b, bedoelde begunstigde in het jaar voorafgaande aan de aanvraag tot subsidieverlening met opzet:

    • a.

      een onjuiste aanvraag op grond van de onderhavige regeling heeft ingediend ter verkrijging van een subsidie natuurbeheer, een subsidie agrarisch natuurbeheer of een subsidie landschapsbeheer;

    • b.

      een onjuiste aanvraag heeft ingediend ter verkrijging van een subsidie op grond van de Subsidieregeling natuurbeheer Zuid-Holland of de equivalente Subsidieregeling natuurbeheer van een andere provincie;

    • c.

      een onjuiste aanvraag heeft ingediend ter verkrijging van een subsidie op grond van de Subsidieregeling agrarisch natuurbeheer Zuid-Holland of de equivalente Subsidieregeling agrarisch natuurbeheer van een andere provincie, óf

    • d.

      de subsidieverplichtingen heeft geschonden die zijn verbonden aan de in de onderdelen a tot en met c bedoelde subsidies.

  • 3.

    Een subsidie landschapsbeheer wordt evenmin verstrekt voor de instandhouding van een landschapselement of voor het uitvoeren van een beheerpakket landschap:

    • a.

      waarop nog verplichtingen van toepassing zijn op grond van:

    • i.

      de Provinciale Subsidieregeling agrarisch natuurbeheer Zuid-Holland;

  • ii. de Subsidieregeling agrarisch natuurbeheer van de minister;

  • iii. de Provinciale Subsidieregeling Natuurbeheer Zuid-Holland;

  • iv. de Subsidieregeling natuurbeheer 2000 van de minister;

  • v.de Regeling stimulering bosuitbreiding op landbouwgronden, of

  • vi. de Beschikking terzake het uit productie nemen van bouwland.

  • b.voor zover dat is gelegen op een erf.

Artikel 5.1.1.4 subsidieverplichtingen die de subsidieperiode overschrijden

Als ten behoeve van de instandhouding van een landschapselement of voor het uitvoeren van een beheerpakket landschap verplichtingen zijn opgenomen met betrekking tot de cyclus van knippen, scheren, snoeien dan wel af- of terugzetten, behoren die verplichtingen slechts tot de subsidieverplichtingen indien dat knippen, scheren, snoeien dan wel af- of terugzetten op basis van de betreffende cyclus valt binnen de periode waarvoor die subsidie wordt verstrekt.

Afdeling 5.1.2 Algemene bepalingen inzake subsidie landschapsbeheer binnen natuurterreinen

Artikel 5.1.2.1 begunstigden

  • 1.

    Een subsidie landschapsbeheer als bedoeld in artikel 5.1.1.1, eerste lid, onderdeel a, kan worden verstrekt aan:

    • a.

      een natuurlijke persoon of rechtspersoon die bij aanvang van de periode waarvoor subsidie wordt verstrekt zeggenschap heeft over het te voeren beheer van een op een natuurterrein gelegen landschapselement waarvoor subsidie wordt aangevraagd, krachtens:

      i. eigendom;

      ii. erfpacht;

      iii. recht van beklemming;

      iv. artikel 45 van de Wet inrichting landelijk gebied, of

      v. een plan van tijdelijk gebruik als bedoeld in artikel 189 van de Landinrichtingswet zoals die wet tot 1 januari 2007 gold,

      en voorts gedurende de zes aaneengesloten kalenderjaren waarvoor de subsidie wordt verleend ten minste op de peildatum van ieder kalenderjaar die zeggenschap heeft;

  • b.

    rechtspersoonlijkheid bezittende samenwerkingsverbanden van natuurlijke personen of rechtspersonen als bedoeld in onderdeel a.

  • 2.

    Als een in het eerste lid, onderdeel a, onder i. tot en met v. bedoelde titel is belast met of is afgeleid van een ander recht, kan slechts een subsidie landschapsbeheer als bedoeld in artikel 5.1.1.1, eerste lid, onderdeel a, worden verstrekt voor zover dat andere recht geen afbreuk doet aan de zeggenschap over het te voeren beheer van het landschapselement.

  • 3.

    In afwijking van het eerste lid, onderdeel a, en behoudens het bepaalde in artikel 5.1.2a.3, vierde lid, kan aan Staatsbosbeheer een subsidie landschapsbeheer als bedoeld in artikel 5.1.1.1, eerste lid, onderdeel a, worden verstrekt voor landschapselementen waarvan zij nog geen eigenaar of erfpachter is, mits deze landschapselementen op het moment van aanvragen in Rijksbezit zijn én Staatsbosbeheer deze landschapselementen vóór 15 augustus 2009 reeds feitelijk in beheer had.

  • 4.

    Als een in het eerste lid bedoelde begunstigde een aanvraag doet voor een oppervlakte van 75 hectare of meer, kan slechts een subsidie landschapsbeheer als bedoeld in artikel 5.1.1.1, eerste lid, onderdeel a, worden verstrekt voor zover de begunstigde een gecertificeerde begunstigde is.

  • 5.

    Voor de bepaling of sprake is van een aanvraag voor een oppervlakte van 75 hectare of meer als bedoeld in het vierde lid, worden alle aanvragen voor een subsidie natuurbeheer en subsidie landschapsbeheer van de begunstigde binnen 1 openstellingsperiode bij elkaar opgeteld.

Artikel 5.1.2.2 aanvraag vereiste

In aanvulling op artikel 1.3 gaat een aanvraag tot verlening van een subsidie landschapsbeheer als bedoeld in artikel 5.1.1.1, eerste lid, onderdeel a, vergezeld van een kaart met een topografische ondergrond, waarop de landschapselementen waarvoor subsidie wordt gevraagd en een nummering van die landschapselementen zijn aangegeven.

Artikel 5.1.2.3 subsidieverplichtingen

  • 1. In aanvulling op de artikelen 18 en 19 van de Asv worden aan de ontvanger van een subsidie landschapsbeheer als bedoeld in artikel 5.1.1.1, eerste lid, onderdeel a, de volgende verplichtingen opgelegd:

    • a.

      zorg te dragen voor dat het alle beheeractiviteiten worden verricht die noodzakelijk zijn voor de instandhouding van het landschapselement, en dat geen handelingen worden verricht en gedoogd die daaraan afbreuk doen;

    • b.

      zorg te dragen voor dat door of vanwege gedeputeerde staten monitoringswerkzaamheden kunnen worden uitgevoerd met betrekking tot de landschapselementen waarvoor de subsidie wordt verstrekt, tenzij de subsidieontvanger een vergoeding ontvangt als bedoeld in artikel 5.1.2a.1;

    • c.

      zorg te dragen voor dat op verzoek van gedeputeerde staten inzage wordt gegeven in het uitgevoerde dan wel uit te voeren beheer ten behoeve van de landschapselementen;

    • d.

      de omstandigheden te melden als gevolg waarvan de subsidieontvanger redelijkerwijs niet kan voldoen aan één of meerdere subsidieverplichtingen, en dit binnen tien werkdagen nadat de subsidieontvanger redelijkerwijs op de hoogte kan zijn van die omstandigheden;e. meldt aan gedeputeerde staten de datum waarop weer aan de subsidieverplichtingen kan worden voldaan, en dit binnen tien werkdagen na de betreffende datum, én

    • f.

      zorg te dragen voor dat een toezichthouder als bedoeld in artikel 5:11 van de Algemene wet bestuursrecht niet wordt verhinderd toezicht te houden op de naleving van de subsidieverplichtingen.

  • 2. Een samenwerkingsverband als bedoeld in artikel 5.1.2.1, eerste lid, onderdeel b, dat het beheer laat uitvoeren door één of meerdere natuurlijke personen of rechtspersonen als bedoeld in artikel 5.1.2.1, eerste lid, onderdeel a, komt gedurende de zes kalenderjaren met elk van deze natuurlijke personen of rechtspersonen, voor zover deze op de peildatum van één of meerdere van die kalenderjaren de zeggenschap hebben over het beheer, schriftelijk overeen dat:

    • a.

      de natuurlijke persoon of rechtspersoon de verplichtingen naleeft, bedoeld in het eerste lid, onderdelen a tot en met c en f;

    • b.

      de subsidieontvanger aan de natuurlijke persoon of rechtspersoon een vergoeding betaalt voor de door hem of haar nageleefde verplichtingen, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a;

    • c.

      de natuurlijke persoon of rechtspersoon garant staat voor het terugbetalen van de in onderdeel b bedoelde vergoeding, als gedeputeerde staten de subsidie lager vaststellen of geheel of gedeeltelijk wijzigen dan wel intrekken.

Artikel 5.1.2.4 hoogte subsidie

  • 1.

    Een subsidie landschapsbeheer als bedoeld in artikel 5.1.1.1, eerste lid, onderdeel a, bedraagt de som van zes jaarvergoedingen, elk behorend bij één van de zes kalenderjaren waarvoor de subsidie wordt verstrekt.

  • 2.

    Een jaarvergoeding is het product van het tarief zoals dat voor het desbetreffende kalenderjaar op grond van artikel 5.1.2.5, eerste lid, onderdeel a, voor het desbetreffende landschapselement is vastgesteld, en het aantal hectares, meters of stuks waarvoor voor dat betreffende landschapselement subsidie wordt verstrekt.

  • 3.

    Na afloop van elk van de eerste vijf kalenderjaren:

    • a.

      beslissen gedeputeerde staten binnen tien weken ambtshalve omtrent de hoogte van de jaarvergoeding die bij het betreffende kalenderjaar behoort, waarbij die beslissing éénmaal met ten hoogste tien weken verdaagd kan worden, én

    • b.

      keren zij de aldus bepaalde jaarvergoeding, binnen zes weken nadat de in onderdeel a bedoelde beslissing op de voorgeschreven wijze bekend is gemaakt, als voorschot uit aan:

      i. de natuurlijke persoon of rechtspersoon die op de peildatum van het kalenderjaar waarop de jaarvergoeding betrekking heeft, beschikt over een in artikel 5.1.2.1, eerste lid, onder i. tot en met v. bedoelde titel, een en ander gelezen in samenhang met de artikelen 5.1.2.1, tweede lid, en 7.3, eerste lid, óf

      ii. het in artikel 5.1.2.1, eerste lid, onderdeel b, bedoelde samenwerkingsverband, indien de aanvraag tot subsidieverlening door dat samenwerkingsverband is ingediend.

Artikel 5.1.2.5 hoogte tarief per kalenderjaar

  • 1. Gedeputeerde staten stellen jaarlijks voor met ingang van het komende kalenderjaar te verlenen subsidies landschapsbeheer als bedoeld in artikel 5.1.1.1, eerste lid, onderdeel a, vast:

    • a.

      de tarieven voor de verschillende landschapselementen, uitgedrukt in een bedrag per hectare, meter of stuks;

    • b.

      de tarieven voor de monitoring van de kwaliteit van de verschillende landschapselementen zoals bedoeld in artikel 5.1.2a.1, uitgedrukt in een bedrag per hectare, meter of stuks.

Artikel 5.1.2.6 beschikking tot subsidieverlening

Een beschikking tot verlening van een subsidie landschapsbeheer als bedoeld in artikel 5.1.1.1, eerste lid, onderdeel a, vermeldt in elk geval:

  • a.

    het landschapselement waarvoor subsidie wordt verleend;

  • b.

    de hoogte van de subsidie, én

  • c.

    dat gedeputeerde staten gedurende de periode waarvoor de subsidie wordt verstrekt een nadere uitwerking kunnen geven van de in artikel 5.1.2.3 bedoelde beheeractiviteiten die noodzakelijk zijn voor de instandhouding van het landschapselement.

Artikel 5.1.2.7 ambtshalve vaststellen

  • 1. In afwijking van artikel 23 van de Asv stellen gedeputeerde staten stellen binnen tien weken na afloop van de zes aaneengesloten kalenderjaren waarvoor de subsidie landschapsbeheer als bedoeld in artikel 5.1.1.1, eerste lid, onderdeel a, is verstrekt, die subsidie ambtshalve vast.

  • 2. De vaststelling, bedoeld in het eerste lid, kan éénmaal met ten hoogste tien weken worden verdaagd.

Afdeling 5.1.2a Bijzondere bepalingen inzake subsidie landschapsbeheer binnen natuurterreinen voor gecertificeerde begunstigden

Artikel 5.1.2a.1 subsidiabele activiteit

Gedeputeerde staten kunnen een subsidie landschapsbeheer voor de instandhouding van een landschapselement voor een gecertificeerde begunstigde verhogen met een vergoeding voor de monitoring van de kwaliteit van landschapselementen.

Artikel 5.1.2a.2 aanvraag vereiste

In aanvulling op artikel 1.3 gaat een aanvraag van een gecertificeerde begunstigde tot verlening van een subsidie landschapsbeheer als bedoeld in artikel 5.1.1.1, eerste lid, onderdeel a, vergezeld van:

  • a.

    een lijst van oppervlaktes, meters of aantallen per soort landschapselement waarvoor de subsidie wordt aangevraagd;

  • b.

    één of meerdere elektronische kaarten met een topografische ondergrond, met daarop de buitengrenzen van de natuurterreinen waarop de landschapselementen zijn gelegen waarvoor de subsidie wordt aangevraagd, én

  • c.

    een lijst van oppervlaktes, onderscheidenlijk meters of stuks, per landschapselement waarvoor de gecertificeerde begunstigde een vergoeding wil ontvangen voor het verrichten van activiteiten op het gebied van monitoring van de kwaliteit van landschapselementen.

Artikel 5.1.2a.3 subsidie verplichtingen

  • 1. In aanvulling op artikel 5.1.2.3 draagt de subsidie ontvanger die tevens gecertificeerde begunstigde is er tevens zorg voor dat, voor zover subsidie wordt verstrekt voor de monitoring van de kwaliteit van landschapselementen, deze monitoring wordt verricht overeenkomstig het door gedeputeerde staten vastgestelde monitoringsprogramma.

  • 2. In afwijking van artikel 5.1.2.3, eerste lid, onderdelen d en e, kan een ontvanger van een subsidie landschapsbeheer als bedoeld in artikel 5.1.1.1, eerste lid, onderdeel a, die tevens gecertificeerde begunstigde is, éénmaal per kalenderjaar maar uiterlijk op 31 oktober bij gedeputeerde staten melden ten aanzien van welke landschapselementen niet voldaan wordt aan één of meerdere subsidieverplichtingen.

  • 3. Indien sprake is van een begunstigde als bedoeld in artikel 5.1.2.1 vierde lid kan de subsidie worden verleend onder de voorwaarde dat binnen een termijn van drie maanden na de datum van bekendmaking van de beschikking tot subsidieverlening de bij de subsidieverlening behorende uitvoeringsovereenkomst, zoals bedoeld in artikel 4:36 van de Algemene wet bestuursrecht en die onderdeel uitmaakt van deze beschikking, wordt gesloten.

  • 4. Indien aan Staatsbosbeheer subsidie wordt verleend op grond van artikel 5.1.2.1, derde lid, heeft Staatsbosbeheer de verplichting dit natuurterrein alsnog in eigendom te verwerven of in erfpacht te verkrijgen voor 1 januari 2015.

  • 5. Indien een subsidie wordt verstrekt door toepassing van artikel 12.5, eerste lid, wordt de subsidie verleend onder de voorwaarde dat voor 1 januari 2015 de subsidieontvanger alsnog het certificaat natuurbeheer verkrijgt.

Artikel 5.1.2a.4 hoogte subsidie

Als de in artikel 5.1.2a.1 bedoelde vergoeding voor de monitoring van de kwaliteit van landschapselementen wordt verstrekt, wordt de jaarvergoeding als bedoeld in artikel 5.1.2.4, tweede lid, vermeerderd met het product van het tarief zoals dat voor het betreffende beheerjaar op grond van artikel 5.1.2.5, eerste lid, onderdeel b is vastgesteld, en het aantal hectares, meters of stuks waarop in het kader van de subsidie landschapsbeheer monitoringswerkzaamheden worden uitgevoerd.

Artikel 5.1.2a.5 subsidievaststelling

  • 1. Gedeputeerde Staten kunnen besluiten dat bij tussentijdse wijzigingen geen toepassing wordt gegeven aan hoofdstuk 7.

  • 2. Bij toepassing van het eerste lid:

    • a.

      is artikel 5.1.2.7 niet van toepassing en dient de gecertificeerde begunstigde binnen tien weken na afloop van de zes aaneengesloten kalenderjaren waarvoor de subsidie landschapsbeheer als bedoeld in artikel 5.1.1.1, eerste lid, onderdeel a, is verstrekt, een verzoek tot vaststelling in;

    • b.

      maken gedeputeerde staten in de overeenkomst als bedoeld in artikel 5.1.2a.3, derde lid nadere afspraken over de wijze waarop wijzigingen in areaal gedurende de looptijd worden bijgehouden, zodanig dat het inzicht als bedoeld in het derde lid verschaft kan worden.

  • 3. Indien het uiteindelijke beheer van de oppervlaktes, onderscheidenlijk meters of stuks, per soort landschapselement afwijkt van de opgave die bij de subsidieaanvraag is gedaan, bevat het verzoek om vaststelling in ieder geval de wijzigingen die in die oppervlaktes, onderscheidenlijk meters of stuks per soort landschapselement hebben plaatsgevonden en de datum waarop die wijzigingen plaatsvonden.

Artikel 5.1.2a.6 toepasselijkheid afdeling 5.1.1 en 5.1.2

De bepalingen van de afdelingen 5.1.1 en 5.1.2 zijn van overeenkomstige toepassing voor zover uit de bepalingen van de onderhavige afdeling niet anders voortvloeit.

Afdeling 5.1.3 Algemene bepalingen inzake subsidie landschapsbeheer buiten natuurterreinen

Artikel 5.1.3.1 begunstigden

  • 1. Een subsidie landschapsbeheer als bedoeld in artikel 5.1.1.1, eerste lid, onderdeel b, kan worden verstrekt aan een landbouwer die de grond waarop hij het beheerpakket landschap uitvoert of zal uitvoeren bij aanvang van de subsidie beheert krachtens een zakelijk recht of een persoonlijk recht, en voorts gedurende de zes aaneengesloten kalenderjaren waarvoor de subsidie wordt verleend ten minste op de peildatum van ieder kalenderjaar die grond beheert krachtens een zakelijk of persoonlijk recht.

  • 2. Als een in het eerste lid bedoeld zakelijk of persoonlijk recht is belast met of is afgeleid van een ander recht, kan slechts een subsidie landschapsbeheer als bedoeld in artikel 5.1.1.1, eerste lid, onderdeel b, worden verstrekt voor zover dat andere recht geen afbreuk doet aan de mogelijkheid het beheer uit te voeren.

Artikel 5.1.3.2 aanvraag vereiste

In aanvulling op artikel 1.3 gaat aanvraag tot verlening van een subsidie landschapsbeheer als bedoeld in artikel 5.1.1.1, eerste lid, onderdeel b, vergezeld van een kaart met een topografische ondergrond, waarop de grond waarop het beheerpakket landschap wordt uitgevoerd en een nummering van die gronden zijn aangegeven.

Artikel 5.1.3.2a aanvullend subsidie vereiste

Onverminderd het bepaalde in artikel 5.1.1.3 kan een subsidie landschapsbeheer als bedoeld in artikel 5.1.1.1, eerste lid, onderdeel b, slechts worden verstrekt indien is voldaan aan de instapeisen die behoren bij het betreffende beheerpakket landschap.

Artikel 5.1.3.3 subsidieverplichtingen

  • 1. In aanvulling op de artikelen 18 en 19 van de Asv worden aan de ontvanger van een landschapsbeheer als bedoeld in artikel 5.1.1.1, eerste lid, onderdeel b, de volgende verplichtingen opgelegd:

    • a.

      zorg te dragen voor dat wordt voldaan aan de beheereisen die behoren bij het beheerpakket landschap waarvoor de subsidie wordt verstrekt, en dat geen handelingen worden verricht of gedoogd die daaraan afbreuk doen;

    • b.

      zorg te dragen voor dat ten aanzien van de grond waarop het beheerpakket landschap wordt uitgevoerd en op zijn gehele bedrijf wordt voldaan aan de voorschriften, opgenomen in:

    • i.

      artikel 3 van en de bijlagen 1 en 2 bij de Regeling GLB-inkomenssteun 2006, én

      ii. bijlage 2 van de Beleidsregels verlagen subsidie POP2;

    • c.

      zorg te dragen voor dat door of vanwege gedeputeerde staten monitoringswerkzaamheden kunnen worden uitgevoerd met betrekking tot de grond waarop het beheerpakket landschap wordt uitgevoerd;

    • d.

      de omstandigheden te melden als gevolg waarvan de subsidieontvanger redelijkerwijs niet kan voldoen aan één of meerdere subsidieverplichtingen, en doet dit binnen tien werkdagen nadat de subsidieontvanger redelijkerwijs op de hoogte kan zijn van die omstandigheden;

    • e.

      de datum te melden waarop weer aan de subsidieverplichtingen kan worden voldaan, en doet dit binnen tien werkdagen na de betreffende datum, én

    • f.

      zorg te dragen voor dat een toezichthouder als bedoeld in artikel 5:11 van de Algemene wet bestuursrecht niet wordt verhinderd toezicht te houden op de naleving van de subsidieverplichtingen.

  • 2. Een ontvanger van een subsidie landschapsbeheer als bedoeld in artikel 5.1.1.1, eerste lid, onderdeel b, dient uiterlijk op de peildatum van ieder kalenderjaar, middels een ter uitvoering van artikel 8, eerste lid, van Verordening (EG) nr. 1975/2006 vastgesteld aanvraagformulier, bij gedeputeerde staten een aanvraag in tot betaling van de jaarvergoeding voor dat kalenderjaar, waarbij de artikelen 7 en 8 van verordening (EG) nr. 1975/2006 van overeenkomstige toepassing zijn.

  • 3. In een geval als bedoeld in artikel 7.3, tweede lid, rust de in het tweede lid van het onderhavige artikel bedoelde verplichting op die derde voor zover deze het beheer heeft overgenomen.4. De in het tweede lid bedoelde aanvraag maakt deel uit van de verzamelaanvraag, bedoeld in artikel 55 van de Regeling GLB-inkomenssteun 2006 van de minister.

Artikel 5.1.3.4 hoogte subsidie

  • 1. Een subsidie landschapsbeheer als bedoeld in artikel 5.1.1.1, eerste lid, onderdeel b, bedraagt de som van zes jaarvergoedingen, elk behorend bij één van de zes kalenderjaren waarvoor de subsidie wordt verstrekt.

  • 2. Een jaarvergoeding is het product van het tarief zoals dat voor het eerste kalenderjaar van de in artikel 5.1.1.2 bedoelde periode op grond van artikel 5.1.3.5, eerste lid, voor het desbetreffende beheerpakket landschap is vastgesteld, en het aantal hectares, meters of stuks waarvoor voor dat betreffende beheerpakket landschap subsidie wordt verstrekt.

  • 3. Na afloop van elk van de eerste vijf kalenderjaren:

    • a.

      beslissen gedeputeerde staten binnen de in artikel 1.6, tweede lid, onderdeel a, genoemde termijn omtrent de hoogte van de jaarvergoeding die bij het betreffende kalenderjaar behoort, én

    • b.

      keren zij de aldus bepaalde jaarvergoeding, binnen zes weken nadat de in onderdeel a bedoelde beslissing op de voorgeschreven wijze bekend is gemaakt, als voorschot uit aan de landbouwer die op de peildatum van het kalenderjaar waarop de jaarvergoeding betrekking heeft, beschikt over het in artikel 5.1.3.1 bedoelde zakelijk of persoonlijk recht.

Artikel 5.1.3.5 hoogte tarief per kalenderjaar

Gedeputeerde staten stellen jaarlijks voor met ingang van het komende kalenderjaar te verlenen subsidies landschapsbeheer als bedoeld in artikel 5.1.1.1, eerste lid, onderdeel b, de tarieven voor de verschillende beheerpakketten landschap vast, uitgedrukt in een bedrag per hectare, meter of stuk.

Artikel 5.1.3.6 beschikking tot subsidieverlening

Een beschikking tot verlening van een subsidie landschapsbeheer als bedoeld in artikel 5.1.1.1, eerste lid, onderdeel b, vermeldt in elk geval:

  • a.

    het beheerpakket landschap waarvoor subsidie wordt verleend, én

  • b.

    de hoogte van de subsidie.

Artikel 5.1.3.7 ambtshalve vaststelling

  • 1. In afwijking van artikel 23 van de Asv stellen gedeputeerde staten stellen binnen tien weken na afloop van de zes aaneengesloten kalenderjaren waarvoor de subsidie landschapsbeheer als bedoeld in artikel 5.1.1.1, eerste lid, onderdeel b, is verstrekt, die subsidie ambtshalve vast.

  • 2. De vaststelling, bedoeld in het eerste lid, kan éénmaal met ten hoogste tien weken worden verdaagd.

  • 3. De vaststelling, bedoeld in het eerste lid, omvat ook de beslissing op de aanvraag, bedoeld in artikel 5.1.3.3, tweede lid, voor zover die aanvraag betrekking heeft op het zesde en laatste kalenderjaar.

Afdeling 5.1.4 Bijzondere bepalingen inzake collectief landschapsbeheer

Artikel 5.1.4.1 toepasselijkheid onderhavige afdeling

Deze afdeling is niet van toepassing op subsidies landschapsbeheer als bedoeld in artikel 5.1.1.1, eerste lid, onderdeel a.

Artikel 5.1.4.2 subsidieaanvraag collectief landschapsbeheer

1. Een begunstigde die een aanvraag tot verlening van een subsidie landschapsbeheer in het kader van collectief landschapsbeheer indient, geeft in die aanvraag per gebied, bedoeld in artikel 2.1, vierde lid, onderdeel a, waar hij wenst deel te nemen aan collectief landschapsbeheer, aan:

  • a.
    • de minimum- onderscheidenlijk maximumoppervlakte aangegeven waarop de begunstigde gedurende de periode, bedoeld in artikel 5.1.1.2, voornemens is één of meerdere beheerpakketten landschap in het kader van collectief landschapbeheer uit te voeren, waarbij:

      i. de minimumoppervlakte niet kleiner kan zijn dan de minimumoppervlakte van het betreffende beheerpakket landschap, én

      ii. de maximumoppervlakte niet groter kan zijn dan de totale oppervlakte van de beheerpakketten landschap die tot zijn bedrijf behoren.

  • b.

    binnen welk gebied de in onderdeel a bedoelde oppervlaktes zijn gelegen.

  • 2.

    Een aanvraag als bedoeld in het eerste lid hoeft niet te worden ingediend indien de begunstigde in hetzelfde collectief gebied reeds deelneemt aan collectief agrarisch natuurbeheer en:

  • a.

    de totale oppervlakte waarmee de begunstigde in het kader van collectief agrarisch natuurbeheer én collectief landschapsbeheer wenst deel te nemen kleiner of gelijk is aan de maximale oppervlakte, bedoeld in artikel 4.1.2.3, onderdeel a, óf

  • b.

    de totale oppervlakte waarmee de begunstigde in het kader van collectief agrarisch natuurbeheer én collectief landschapsbeheer wenst deel te nemen groter is dan de maximale oppervlakte, bedoeld in artikel 4.1.2.3, onderdeel a, maar de begunstigde overeenkomstig artikel 7.5, eerste en zesde lid, een aanvraag indient tot verhoging van die maximale oppervlakte.

  • 3.

    In de gevallen, bedoeld in het tweede lid, wordt de beschikking tot subsidieverlening als bedoeld in artikel 4.1.2.3, met ingang van het kalenderjaar waarin de begunstigde voor het eerst deelneemt aan collectief landschapsbeheer en voor de resterende duur van de in artikel 4.1.1.2 bedoelde periode, aangemerkt als de goedkeuring om in dat gebied tevens deel te nemen aan collectief landschapsbeheer, en als zodanig ambtshalve door gedeputeerde staten aangepast.

  • 4.

    Artikel 5.1.3.2 is niet van toepassing op een aanvraag als bedoeld in het eerste lid.

Artikel 5.1.4.3 aanvullende subsidieverplichting

In aanvulling op artikel 5.1.3.3 is een ontvanger van een subsidie landschapsbeheer in het kader van collectief landschapsbeheer gehouden:

  • a.

    elk beheerjaar het beheer uit te voeren overeenkomstig het door gedeputeerde staten vastgestelde collectief beheerplan zoals dat 14 dagen vóór de datum waarop in het desbetreffende beheerjaar de in artikel 5.1.3.3, tweede lid, bedoelde aanvraag op zijn vroegst kan worden ingediend, luidt;

  • b.

    de gebiedscoördinator tijdig op de hoogte te stellen van wijzigingen en intrekkingen als bedoeld in de artikelen 7.1 tot en met 7.6 en 7.8, tweede lid, voor zover deze relevant zijn voor het collectief beheerplan;

  • c.

    vanaf het moment dat de subsidieontvanger een beheerpakket landschap of variant daarvan uitvoert, dat beheerpakket landschap gedurende elk beheerjaar van de dan nog resterende periode, bedoeld in artikel 5.1.1.2, op dezelfde lokatie en met dezelfde omvang uit te blijven voeren.

Artikel 5.1.4.4 beschikking tot subsidieverlening

Een beschikking tot verlening van een subsidie landschapsbeheer in het kader van collectief landschapsbeheer vermeldt in elk geval:

  • a.

    per gebied, bedoeld in artikel 2.1, vierde lid, onderdeel a, de minimale en maximale oppervlakte waarvoor subsidie wordt respectievelijk kan worden verleend;

  • b.

    de wijze waarop de tarieven worden berekend;

  • c.

    dat de subsidieontvanger elk beheerjaar gehouden is het beheer uit te voeren overeenkomstig het in artikel 9.2 bedoelde collectief beheerplan zoals dat 14 dagen vóór de datum waarop in het desbetreffende beheerjaar de in artikel 5.1.3.3, tweede lid, bedoelde aanvraag op zijn vroegst kan worden ingediend, luidt;

  • d.

    of een subsidie wordt verstrekt in het kader van de uitvoering van het Plattelandsontwikkelingsprogramma en of die subsidie gedeeltelijk wordt gefinancierd met Europese middelen.

Artikel 5.1.4.5 toepasselijkheid afdelingen 5.1.1 en 5.1.3

De bepalingen van de afdelingen 5.1.1 en 5.1.3 zijn van overeenkomstige toepassing voor zover uit de bepalingen van de onderhavige afdeling niet anders voortvloeit.

Hoofdstuk 6 Natuur- en landschapsbeheer buiten de EHS

Artikel 6.1. voorwaarden voor toekenning van subsidies natuur- en landschapsbeheer ten behoeve van natuurterreinen buiten de EHS

1. Een natuurterrein dat gelegen is buiten de EHS kan in aanmerking komen voor subsidie als bedoeld in artikel 3.1.1, eerste lid en artikel 5.1.1.1 eerste lid, wanneer wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a.

    het bestaande natuurterrein ligt buiten de begrenzing van de herijkte EHS ;

  • b.

    voor het natuurterrein wordt een provinciale subsidie of een Rijksbijdrage voor beheer EHS ontvangen of loopt de subsidie af in de periode tussen 30 december 2010 en 31 december 2014;

  • c.

    het terrein grenst direct aan een bestaand of nog te realiseren EHS-natuurterrein;

  • d.

    het direct aangrenzende bestaande of nog te realiseren EHS-natuurterrein heeft een aaneengesloten oppervlakte van tenminste 50 ha én het terrein buiten de EHS dat wordt toegevoegd heeft een totale omvang van minimaal 10 ha;

  • e.

    er dient aan tenminste een van de volgende twee voorwaarden te worden voldaan:

    i. er is sprake van dezelfde natuurbeheertypen conform de index Natuur- en Landschap;

    ii. Het beoogd terrein is van groot belang voor soorten die zijn opgenomen in bijlage 10 bij deze regeling.

2. De subsidie als bedoeld in het eerste lid kan worden verstrekt ten behoeve van:

    • a.

      het beheer op de terreinen waarvoor door of namens de provincie een subsidie is verstrekt voor beheer van natuur en landschap in de jaren 2007-2013 en deze subsidie afloopt in de periode tussen 30 december 2010 en 31 december 2014;

    • b.

      het beheer op de terreinen waarvoor door of namens de provincie een subsidie/vergoeding is verstrekt voor inrichting, verwerving of functieverandering;

    • c.

      terreinen waarvan het beheer berust bij Staatsbosbeheer.

Hoofdstuk 7 Wijziging en intrekking

Artikel 7.1 overmacht

  • 1. Een ontvanger van een subsidie natuurbeheer of een subsidie landschapsbeheer als bedoeld in artikel 5.1.1.1, eerste lid, onderdeel a, kan, indien sprake is van overmacht of uitzonderlijke omstandigheden, een aanvraag indienen tot wijziging of intrekking van de betreffende beschikking tot subsidieverlening vanaf het moment dat de overmacht zich voordoet of de uitzonderlijke omstandigheden zich voordoen.

  • 2. Een ontvanger van een subsidie agrarisch natuurbeheer, probleemgebiedensubsidie of subsidie landschapsbeheer als bedoeld in artikel 5.1.1.1, eerste lid, onderdeel b, kan, als sprake is van overmacht of uitzonderlijke omstandigheden als bedoeld in artikel 47, eerste lid, van Verordening (EG) nr. 1974/2006, een aanvraag indienen tot wijziging of intrekking van de betreffende beschikking tot subsidieverlening vanaf het moment dat de overmacht zich voordoet of de uitzonderlijke omstandigheden zich voordoen.

  • 3. Gedeputeerde staten kunnen een aanvraag als bedoeld in het eerste en tweede lid honoreren en de betreffende subsidie naar evenredigheid vaststellen, als de overmacht of uitzonderlijke omstandigheden van dien aard is, respectievelijk zijn, dat het doel van de betreffende subsidie niet of niet meer kan worden behaald.

  • 4. In afwijking van het derde lid kunnen gedeputeerde staten een aanvraag als bedoeld in het eerste en tweede lid afwijzen en de betreffende subsidie ongewijzigd voortzetten als de overmacht of uitzonderlijke omstandigheden van dien aard is, respectievelijk zijn, dat het doel van de betreffende subsidie alsnog kan worden behaald en de ontvanger van de betreffende subsidie zich ertoe bereid heeft verklaard de subsidieverplichtingen weer na te zullen leven zodra de overmacht is, respectievelijk de uitzonderlijke omstandigheden zijn, geëindigd.

Artikel 7.2 overlijden subsidieontvanger

  • 1. Als een ontvanger van een subsidie natuurbeheer, een subsidie agrarisch natuurbeheer of een subsidie landschapsbeheer overlijdt, kan diens rechtsopvolger onder algemene titel binnen 24 weken na het overlijden een aanvraag indienen tot wijziging van de betreffende beschikking tot subsidieverlening, inhoudende de overname van de rechten en verplichtingen die zijn verbonden aan de desbetreffende subsidie voor de resterende periode waarvoor zij wordt verstrekt.

  • 2. Gedeputeerde staten trekken de beschikking tot subsidieverlening met ingang van de datum van het overlijden in en stellen de subsidie ambtshalve naar evenredigheid vast als er binnen de in het eerste lid genoemde termijn geen aanvraag als bedoeld in dat lid is ingediend.

  • 3. Gedeputeerde staten kunnen een beschikking tot subsidieverlening overeenkomstig het eerste lid wijzigen als de rechtsopvolger aangemerkt kan worden als begunstigde voor de betreffende subsidie, tenzij de oorspronkelijke subsidieontvanger een gecertificeerde begunstigde was en de rechtsopvolger dit niet is.

  • 4. Gedeputeerde staten kunnen, in afwijking van de artikelen 3.1.7, 3.1.10, 4.1.1.7, 4.1.1.10, 4.1.2.4, 4.2.9, 5.1.2.4, 5.1.2.7, 5.1.3.4 en 5.1.3.7, de verstrekking dan wel betaling van een jaarvergoeding of de vaststelling van een subsidie opschorten tot vier weken na de dag waarop de termijn, genoemd in het eerste lid, is verstreken.

Artikel 7.3 overdracht aan andere beheerder

  • 1. Als een ontvanger van een subsidie natuurbeheer of subsidie landschapsbeheer als bedoeld in artikel 5.1.1.1, eerste lid, onderdeel a, de zeggenschap over het beheer overdraagt aan een derde, waardoor hij op de peildatum van een kalenderjaar niet kan worden aangemerkt als begunstigde, dan kan hij tezamen met die derde een aanvraag indienen tot wijziging van de betreffende beschikking tot subsidieverlening, inhoudende de gehele of gedeeltelijke overname door die derde van de rechten en verplichtingen die zijn verbonden aan de desbetreffende subsidie voor de resterende periode waarvoor zij wordt verstrekt.

  • 2. Als een ontvanger van een subsidie agrarisch natuurbeheer of een subsidie landschapsbeheer als bedoeld in artikel 5.1.1.1, eerste lid, onderdeel b, het beheer overdraagt aan een derde, waardoor hij op de peildatum van een beheerjaar respectievelijk kalenderjaar niet kan worden aangemerkt als begunstigde, dan kan hij tezamen met die derde een aanvraag indienen tot wijziging van de betreffende beschikking tot subsidieverlening, inhoudende de gehele of gedeeltelijke overname door die derde van de rechten en verplichtingen die zijn verbonden aan de desbetreffende subsidie voor de resterende periode waarvoor zij wordt verstrekt.

  • 3. Een aanvraag als bedoeld in het eerste lid wordt uiterlijk 15 augustus van het betreffende kalenderjaar gedaan.

  • 4. Een aanvraag als bedoeld in het tweede lid wordt uiterlijk op de peildatum van het betreffende beheerjaar respectievelijk kalenderjaar gedaan.

  • 5. Gedeputeerde staten kunnen een beschikking tot subsidieverlening overeenkomstig het eerste of tweede lid wijzigen als de derde aangemerkt kan worden als begunstigde voor de betreffende subsidie, tenzij de oorspronkelijke subsidieontvanger een gecertificeerde begunstigde was en de derde dit niet is.

  • 6. Onverminderd het vijfde lid honoreren gedeputeerde staten een aanvraag als bedoeld in het eerste lid niet met betrekking tot het gedeelte van een subsidie natuurbeheer dat ziet op de toeslag, bedoeld in artikel 3.1.8, tweede lid, onderdeel b, voor zover de derde niet in staat is de aan die toeslag verbonden verplichtingen na te leven, maar stellen zij ambtshalve het betreffende deel van de subsidie naar evenredigheid vast.

  • 7. Onverminderd het vijfde lid honoreren gedeputeerde staten, indien er sprake is van een gedeeltelijke overdracht van een natuurterrein, een landschapselement, een beheereenheid of een beheerpakket landschap, een aanvraag als bedoeld in het eerste of tweede lid slechts indien zowel het overgedragen deel als het resterende deel voldoen aan de eisen van het desbetreffende natuurbeheertype of landschapselement, onderscheidenlijk de instapeisen van het desbetreffende agrarisch beheerpakket of beheerpakket landschap.

  • 8. Een wijziging van een beschikking tot subsidieverlening als bedoeld in het vijfde lid treedt in werking met ingang van het kalenderjaar respectievelijk beheerjaar waarin de derde op de peildatum als begunstigde aangemerkt kan worden.

Artikel 7.3a aanvullende voorwaarden overdracht collectief beheer

  • 1. Gedeputeerde staten kunnen een aanvraag als bedoeld in artikel 7.3, tweede lid, die betrekking heeft op een subsidie agrarisch natuurbeheer in het kader van collectief agrarisch natuurbeheer of een subsidie landschapsbeheer in het kader van collectief landschapsbeheer, slechts goedkeuren indien deze vergezeld gaat van:

    • a.

      een aanvraag als bedoeld in artikel 4.1.2.1, eerste lid, onderscheidenlijk artikel 5.1.4.2, eerste lid, indien de derde in het betreffende collectief gebied nog niet deelneemt aan collectief agrarisch natuurbeheer onderscheidenlijk collectief landschapsbeheer, tenzij het de gehele overdracht betreft van al het collectief agrarisch natuurbeheer en collectief landschapsbeheer dat de subsidieontvanger in het betreffende beheerjaar in het betreffende collectief gebied dient uit te voeren;

    • b.

      een aanvraag tot verhoging van de maximale oppervlakte als bedoeld in artikel 4.1.2.3, onderdeel a, onderscheidenlijk artikel 5.1.4.4, onderdeel a, indien de derde in het betreffende collectiefgebied reeds deelneemt aan collectief agrarisch natuurbeheer onderscheidenlijk artikel collectief landschapsbeheer en door de overdracht deze maximale oppervlakte wordt overschreden.

  • 2. In zoverre in afwijking van het bepaalde in artikel 7.3, tweede lid, bestrijkt de aanvraag, bedoeld in:

    • a.

      het eerste lid, onderdeel a, van het onderhavige artikel, een geheel nieuwe periode van zes aaneengesloten beheerjaren, waarbij die periode aanvangt met ingang van het beheerjaar waarin de derde op de peildatum als begunstigde aangemerkt kan worden;

    • b.

      het eerste lid, onderdeel b, van het onderhavige artikel, de resterende periode waarvoor aan die derde subsidie is verleend op basis van de door hem voor het betreffende collectief gebied ingediende aanvraag als bedoeld in artikel 4.1.2.1, eerste lid, onderscheidenlijk artikel 5.1.4.2, eerste lid, waarbij die resterende periode aanvangt met ingang van het beheerjaar waarin de derde op de peildatum als begunstigde aangemerkt kan worden.

  • 3. Op aanvragen als bedoeld in het eerste lid, onderdelen a en b, is artikel 1.3, eerste lid niet van toepassing. Onverminderd de eerste volzin van dit artikellid wordt een aanvraag als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, niet gehonoreerd indien deze ná 15 mei 2015 is ingediend.

  • 4. Indien de subsidieontvanger als gevolg van de door gedeputeerde staten goedgekeurde overdracht niet langer beschikt over voldoende oppervlakte om met ten minste de minimumoppervlakte, bedoeld in artikel 4.1.2.3, onderdeel a, onderscheidenlijk artikel 5.1.4.4, onderdeel a, te blijven deelnemen aan collectief agrarisch natuurbeheer onderscheidenlijk collectief landschapsbeheer, dan wordt de hiervoor bedoelde minimumoppervlakte, met ingang van het beheerjaar waarin de derde op de peildatum als begunstigde aangemerkt kan worden, verlaagd tot de oppervlakte die wordt gevormd door de goedgekeurde overgedragen oppervlakte in mindering te brengen op de oppervlakte die de subsidieontvanger op grond van het in artikel 4.1.2.3, onderdeel b, onderscheidenlijk artikel 5.1.4.4, onderdeel c, bedoelde collectief beheerplan in het betreffende beheerjaar diende te beheren.

Artikel 7.4 overdracht aan Staatsbosbeheer, TBO of BBL

  • 1. Een ontvanger van een subsidie natuurbeheer, een subsidie agrarisch natuurbeheer of een subsidie landschapsbeheer kan, als hij de zeggenschap over het beheer of het beheer geheel of gedeeltelijk overdraagt aan Staatsbosbeheer, het Bureau beheer landbouwgronden of een instelling als bedoeld in artikel 3, eerste en tweede lid, van de Regeling subsidies particuliere terreinbeherende natuurbeschermingsorganisaties zoals dat artikel tot 1 januari 2008 luidde, een aanvraag indienen tot gehele of gedeeltelijke intrekking van de beschikking tot subsidieverlening en de naar evenredigheid gehele of gedeeltelijke voortijdige vaststelling van die subsidie.

  • 2. Gedeputeerde staten kunnen een beschikking tot subsidieverlening inzake agrarisch natuurbeheer of landschapsbeheer als bedoeld in artikel 5.1.1.1, eerste lid, onderdeel b, naar aanleiding van een aanvraag als bedoeld in het eerste lid met ingang van de datum van overdracht slechts geheel of gedeeltelijk intrekken en naar evenredigheid vaststellen, als voldaan is aan de voorwaarde, bedoeld in artikel 44, tweede lid, onderdeel c, van Verordening (EG) nr. 1974/2006.

Artikel 7.5 wijziging subsidie ivm vergroting areaal

  • 1.

    Een ontvanger van een subsidie natuurbeheer, een subsidie agrarisch natuurbeheer of een subsidie landschapsbeheer kan éénmaal per kalenderjaar onderscheidenlijk beheerjaar een aanvraag indienen tot wijziging van de beschikking tot subsidieverlening met ingang van het volgend kalenderjaar of beheerjaar, gericht op de vergroting van het areaal waarvoor subsidie wordt verstrekt.

  • 2.

    Gedeputeerde Staten kunnen een beschikking tot verlening van een subsidie natuurbeheer naar aanleiding van een aanvraag als bedoeld in het eerste lid wijzigen als die wijziging leidt tot een verhoging van de jaarvergoeding van ten minste €50,- per kalenderjaar. De artikelen 1.3, eerste lid, 3.1.3, 3.1.4 en 3.1.5 zijn van overeenkomstige toepassing.

  • 3.

    Gedeputeerde staten kunnen een beschikking tot verlening van een subsidie agrarisch natuurbeheer naar aanleiding van een aanvraag als bedoeld in het eerste lid wijzigen als:

    • a.

      de vergroting niet meer dan twee hectare bedraagt en evenmin meer dan 10% van het areaal landbouwgrond waarvoor de aanvrager al subsidie ontvangt, én

    • b.

      de wijziging leidt tot een verhoging van de jaarbetaling van ten minste €50,- per kalenderjaar.

De artikelen 1.3, eerste lid, 4.1.1.3, 4.1.1.4 en 4.1.1.5 zijn van overeenkomstige toepassing, met uitzondering van de in de agrarische beheerpakketten opgenomen eis ten aanzien van de minimale oppervlakte van de beheereenheid voor zover het areaal landbouwgrond waarop de aanvraag tot wijziging ziet grenst aan landbouwgrond waarvoor de aanvrager al subsidie ontvangt, én op de beide aldus aanééngrenzende arealen eenzelfde agrarisch beheerpakket zal worden uitgevoerd.

4. Gedeputeerde staten kunnen een beschikking tot verlening van een subsidie landschapsbeheer als bedoeld in artikel 5.1.1.1, eerste lid, onderdeel a, naar aanleiding van een aanvraag als bedoeld in het eerste lid wijzigen als die wijziging leidt tot een verhoging van de jaarvergoeding van ten minste €50,- per kalenderjaar. De artikelen 1.3, eerste lid, 5.1.1.3, 5.1.2.1, en 5.1.2.2 zijn van overeenkomstige toepassing.

5. Gedeputeerde Staten kunnen een beschikking tot subsidieverlening inzake landschapsbeheer als bedoeld in artikel 5.1.1.1, eerste lid, onderdeel b, naar aanleiding van een aanvraag als bedoeld in het eerste lid wijzigen als:

    • a.

      de vergroting niet meer dan twee hectare bedraagt en evenmin meer dan 10% bedraagt van het aantal hectares, meters of stuks waarvoor de aanvrager al subsidie ontvangt, én

    • b.

      de wijziging leidt tot een verhoging van de jaarvergoeding van ten minste €50,- per kalenderjaar.

De artikelen 1.3, eerste lid, 5.1.1.3, 5.1.3.1 en 5.1.3.2 zijn van overeenkomstige toepassing, met uitzondering van de in de beheerpakketten landschap opgenomen eis ten aanzien van de minimale omvang, mits het beheerpakket landschap waarop de aanvraag tot wijziging ziet grenst aan een beheerpakket landschap waarvoor de aanvrager al subsidie ontvangt én de beide aldus aanééngrenzende beheerpakketten landschap identiek zijn.

6. Als een in het eerste lid bedoelde aanvraag betrekking heeft op het vergroten van het areaal waarvoor een subsidie agrarisch natuurbeheer in het kader van collectief agrarisch wordt verstrekt: a. is het derde lid, onderdeel a, niet van toepassing en artikel 4.1.1.4 niet van overeenkomstige toepassing; b. is er slechts sprake van een aanvraag als bedoeld in het onderhavige artikel voor zover de extra oppervlakte de maximale oppervlakte, bedoeld in artikel 4.1.2.3, onderdeel a, voor het betreffende gebied overschrijdt.

7. Als een in het eerste lid bedoelde aanvraag betrekking heeft op het vergroten van het areaal waarvoor een subsidie landschapsbeheer in het kader van collectief landschapsbeheer wordt verstrekt:

    • a.

      is het vijfde lid, onderdeel a, niet van toepassing en artikel 5.1.3.2 niet van overeenkomstige toepassing;

    • b.

      is er slechts sprake van een aanvraag als bedoeld in het onderhavige artikel voor zover de extra oppervlakte de maximale oppervlakte, bedoeld in artikel 5.1.4.4, onderdeel a, voor het betreffende gebied overschrijdt.

8. In afwijking van de artikelen 3.1.7, tweede lid, 5.1.2.4, tweede lid en 5.1.3.5, eerste lid wordt, indien gedeputeerde staten de beschikking tot subsidieverlening op grond van een in het eerste lid van het onderhavige artikel bedoelde aanvraag wijzigen, de uit die wijziging voortvloeiende verhoging van de subsidie en jaarvergoedingen gebaseerd op de tarieven die golden in het kalender- respectievelijk beheerjaar waarin de aanvraag is ingediend zoals die luidde vóórdat voor het eerst een aanvraag tot wijziging van de betreffende beschikking tot subsidieverlening als bedoeld in het eerste lid is ingediend.

Artikel 7.5a

  • 1. Een aanvraag als bedoeld in artikel 7.5, eerste lid, tot vergroting van het areaal waarvoor een subsidie natuurbeheer of een subsidie landschapsbeheer als bedoeld in artikel 5.1.1.1, eerste lid, onderdeel a, wordt verstrekt, welke wordt ingediend door een aanvrager als bedoeld in artikel3.1.3, eerste lid, onderdeel b onderscheidenlijk artikel 5.1.2.1, eerste lid, onderdeel b, én vergezeld gaat van een verzoek van een ontvanger van één of meer in de aanhef bedoelde subsidies tot intrekking van de aan hem verleende subsidies voor de terreinen waarop die aanvraag betrekking heeft, wordt niet gehonoreerd indien:

    • a.

      die aanvraag en het verzoek tot intrekking niet alle natuurterreinen en landschapselementen omvat waarvoor aan de in de aanhef bedoelde subsidieontvanger subsidie wordt verstrekt;

    • b.

      die aanvraag ertoe zou leiden dat in totaal minder dan 6 aaneengesloten jaren subsidie voor het desbetreffende terrein onderscheidenlijk landschapselement kan worden verleend;

    • c.

      de in de aanhef bedoelde subsidieontvanger een gecertificeerde begunstigde is en de in de aanhef bedoelde aanvrager dit niet is.

  • 2. Ingeval van intrekking uit hoofde van het eerste lid worden alle subsidies naar evenredigheidverleend en vastgesteld voor het verstreken gedeelte van het tijdvak, bedoeld in artikel 3.1.2 respectievelijk artikel 5.1.1.2, waarvoor de betreffende subsidies zijn verstrekt.

  • 3. Onverminderd het eerste lid honoreren gedeputeerde staten een aanvraag als bedoeld in het eerste lid niet met betrekking tot het gedeelte van een of meer subsidies natuurbeheer dat ziet op de toeslag, bedoeld in artikel 3.1.8, tweede lid, onderdeel b, voor zover het samenwerkingsverband niet in staat is de aan die toeslag verbonden verplichtingen na te leven, maar stellen zij ambtshalve het betreffende deel van respectievelijke subsidies naar evenredigheid vast voor het verstreken gedeelte van het tijdvak.

  • 4. Een wijziging van een beschikking tot subsidieverlening als bedoeld in het eerste lid treedt inwerking met ingang van het kalenderjaar waarin het samenwerkingsverband op de peildatum als begunstigde aangemerkt kan worden.

Artikel 7.6 wijziging subsidie ivm verkleining

  • 1. Een ontvanger van een subsidie natuurbeheer of een subsidie landschapsbeheer als bedoeld in artikel 5.1.1.1, eerste lid, onderdeel a, kan een aanvraag tot gehele of gedeeltelijke intrekking van de beschikking tot subsidieverlening en de naar evenredigheid gehele of gedeeltelijke voortijdige vaststelling van die subsidie indienen met het oog op de verkleining van het areaal waarvoor de subsidie wordt verstrekt, als die verkleining het gevolg is van de realisatie van een werk van algemene nutte.

  • 2. Een ontvanger van een subsidie agrarisch natuurbeheer, een probleemgebiedensubsidie of een subsidie landschapsbeheer als bedoeld in artikel 5.1.1.1, eerste lid, onderdeel b, kan een aanvraag tot gehele of gedeeltelijke intrekking van de beschikking tot subsidieverlening en de naar evenredigheid gehele of gedeeltelijke voortijdige vaststelling van die subsidie indienen, als hij als gevolg van omstandigheden als bedoeld in artikel 45, vierde lid, van Verordening (EG) nr. 1974/2006 de subsidieverplichtingen niet langer kan nakomen.

  • 3. Gedeputeerde staten trekken de desbetreffende subsidie voor het betreffende deel in en stellen haar naar evenredigheid vast als voldaan is aan de voorwaarden, bedoeld in het eerste onderscheidenlijk tweede lid.

Artikel 7.7 beëindiging subsidie natuurbeheer ivm wijziging natuurbeheertype

  • 1. Een ontvanger van een subsidie natuurbeheer kan een aanvraag indienen tot gehele of gedeeltelijke intrekking van de beschikking tot subsidieverlening en de naar evenredigheid gehele of gedeeltelijke voortijdige vaststelling van die subsidie, als hij op het natuurterrein of deel daarvan waarvoor hij de subsidie ontvangt, maatregelen treft die zijn gericht op een wijziging van het op dat natuurterrein in stand te houden natuurbeheertype.

  • 2. Gedeputeerde staten kunnen de beschikking tot subsidieverlening naar aanleiding van een aanvraag als bedoeld in het eerste lid intrekken vanaf het moment dat de maatregelen, bedoeld in het eerste lid, van start gaan, en de subsidie naar evenredigheid geheel of gedeeltelijk vaststellen, als:

    • a.

      de wijziging van het natuurbeheertype op grond van het natuurbeheerplan is toegestaan;

    • b.

      de wijziging van het natuurbeheertype gericht is op een versterkte bescherming van de natuur, én

    • c.

      de subsidieontvanger schriftelijk verklaart ten minste zes jaar na afronding van de inrichtingsmaatregelen, bedoeld in artikel 11 van de Subsidieregeling kwaliteitsimpuls natuur en landschap Zuid-Holland, beheer gericht op de instandhouding van het gewijzigde natuurbeheertype te blijven voeren. Deze verplichting vervalt voor zover hij voor die gewijzigde instandhouding een subsidie natuurbeheer op grond van de onderhavige regeling heeft aangevraagd en ontvangt. De hiervóór bedoelde subsidieaanvraag wordt ingediend in de eerstvolgende openstellingsperiode na het indienen van de aanvraag tot subsidievaststelling, bedoeld in artikel 14c van de Subsidieregeling kwaliteitsimpuls natuur en landschap Zuid-Holland.

  • 3. Indien een subsidieontvanger subsidie ontvangt op grond van een aanvraag als bedoeld in het tweede lid, onderdeel c, tweede volzin, en de beschikking tot subsidieverlening wordt ingetrokken omdat de subsidieontvanger toerekenbaar niet voldaan heeft aan de subsidieverplichtingen, dan is voor de resterende periode de in het tweede lid, onderdeel c, eerste volzin, bedoelde instandhoudingsplicht weer van toepassing tot de termijn van zes jaar na afronding van de inrichtingsmaatregelen is verstreken.

Artikel 7.8 wijziging baseline

  • 1. Gedeputeerde staten kunnen een beschikking tot verlening van een subsidie agrarisch natuurbeheer of een subsidie landschapsbeheer als bedoeld in artikel 5.1.1.1, eerste lid, onderdeel b, wijzigen als dit ingevolge artikel 46 van Verordening (EG) nr. 1974/2006 noodzakelijk is.

  • 2. Gedeputeerde staten kunnen een beschikking tot verlening van een subsidie agrarisch natuurbeheer of een subsidie landschapsbeheer als bedoeld in artikel 5.1.1.1, eerste lid, onderdeel b, intrekken met ingang van het moment waarop zich de situatie als bedoeld in artikel 46 van Verordening (EG) nr. 1974/2006 voordoet en de subsidie naar evenredigheid ambtshalve vaststellen als de subsidieontvanger een wijziging ingevolge het eerste lid niet aanvaardt.

Artikel 7.9 (wijziging activiteiten organisatiekosten )

  • 1. Een ontvanger van een subsidie organisatiekosten kan jaarlijks een aanvraag indienen tot wijziging van de beschikking tot subsidieverlening.

  • 2. De aanvraag tot wijziging van een beschikking tot subsidieverlening als bedoeld in het eerste lid wordt ingediend uiterlijk op 31 oktober voorafgaande aan het kalenderjaar waarvoor de wijziging wordt aangevraagd.

  • 3. De aanvraag tot wijziging van een beschikking tot subsidieverlening als bedoeld in het eerste lid gaat vergezeld van:

    • a.

      een onderbouwing van de wijziging;

    • b.

      een gewijzigd activiteitenplan, én

    • c.

      een gewijzigde begroting.

Artikel 7.10 verlagen “min”

  • 1. Gedeputeerde staten kunnen ambtshalve de minimale oppervlakte, bedoeld in de artikelen 4.1.2.3, onderdeel a, en 5.1.4.4, onderdeel a, verlagen.

  • 2. De in het eerste lid bedoelde verlaging gaat in met ingang van het beheerjaar waarin de subsidieontvanger niet langer voldoet aan de minimale oppervlakte, bedoeld in de artikelen 4.1.2.3, onderdeel a, en 5.1.4.4, onderdeel a.

  • 3. Gedeputeerde staten maken geen gebruik van de in het eerste lid bedoelde bevoegdheid indien de verlaging ertoe zou leiden dat de minimale oppervlakte kleiner wordt dan de minimumoppervlakte die behoort bij het agrarisch beheerpakket onderscheidenlijk beheerpakket landschap met de kleinste omvang dat de subsidieontvanger in het betreffende beheerjaar behoorde uit te voeren.

Hoofdstuk 8 Certificering

Paragraaf 8.1 Certificering

Artikel 8.1.1 (bevoegdheid tot certificering)

  • 1. Gedeputeerde staten kunnen op aanvraag afgeven:

    • a.

      een certificaat natuurbeheer;

    • b.

      een certificaat samenwerkingsverband natuurbeheer;

    • c.

      een certificaat coördinatie agrarisch natuurbeheer.

  • 2. Een aanvraag als bedoeld in het eerste lid wordt ingediend bij de in artikel 8.1.7 bedoelde stichting.

Artikel 8.1.2 wie kunnen worden gecertificeerd

  • 1. Voor een certificaat natuurbeheer komen in aanmerking begunstigden als bedoeld in de artikelen 3.1.3, eerste lid, onderdeel a, en 5.1.2.1, eerste lid, onderdeel a.

  • 2. Onverminderd de verdere bepalingen in deze paragraaf komen begunstigden als bedoeld in het eerste lid slechts in aanmerking voor een certificaat natuurbeheer indien:

    • a.

      zij in totaal ten minste 5 hectare natuurterrein of landschapselementen binnen natuurterrein beheren, óf

    • b.

      de in artikel 8.1.2a bedoelde aanvraag vergezeld gaat van een kwaliteitshandboek volgens het model van de Federatie Particulier Grondbezit.

  • 3. Voor een certificaat samenwerkingsverband natuurbeheer komen in aanmerking begunstigden als bedoeld in de artikelen 3.1.3, eerste lid, onderdeel b, en 5.1.2.1, eerste lid, onderdeel b.

  • 4. Onverminderd de verdere bepalingen in deze paragraaf komen begunstigden als bedoeld in het derde lid slechts in aanmerking voor een certificaat samenwerkingsverband natuurbeheer indien:

    • a.

      de in de artikelen 3.1.3, eerste lid, onderdeel b, en 5.1.2.1, eerste lid, onderdeel b, bedoelde natuurlijke personen of rechtspersonen in totaal ten minste 5 hectare natuurterrein of landschapselementen binnen natuurterrein beheren, óf

    • b.

      de in artikel 8.1.2a bedoelde aanvraag vergezeld gaat van een kwaliteitshandboek volgens het model van de Federatie Particulier Grondbezit.

  • 5. Voor een certificaat coördinatie agrarisch natuurbeheer komen in aanmerking rechtspersonen.

Artikel 8.1.2a aanvraag certificering

Een aanvraag tot verlening van een certificaat als bedoeld in artikel 8.1.1 gaat vergezeld van:

  • a.

    naam en adresgegevens van de aanvrager;

  • b.

    een kwaliteitshandboek van de aanvrager, met daarin een beschrijving van de elementen uit de bedrijfsvoering zoals beschreven in het Programma van Eisen Kwaliteitshandboek Natuurbeheer.

Artikel 8.1.3 certificeringsvoorwaarden

Gedeputeerde staten kunnen een in artikel 8.1.1, eerste lid, bedoeld certificaat afgeven als is voldaan aan de voorwaarden, opgenomen in het corresponderende onderdeel van het Programma van Eisen Kwaliteitshandboek Natuurbeheer, zoals dat door Gedeputeerde Staten is vastgesteld en gepubliceerd in het Provinciaal Blad.

Artikel 8.1.4 aan certificering verbonden verplichtingen

Een houder van een in artikel 8.1.1, eerste lid, bedoeld certificaat:

  • a.

    draagt er zorg voor dat hij blijft voldoen aan de certificeringsvoorwaarden die behoren bij het aan hem afgegeven certificaat;

  • b.

    draagt er zorg voor dat door of vanwege Gedeputeerde Staten audits kunnen worden uitgevoerd in het kader van de naleving van de certificeringsvoorwaarden.

Artikel 8.1.5 schorsing en intrekking certificaat

  • 1. Gedeputeerde staten kunnen het certificaat voor een door hen te bepalen termijn schorsen als de houder van het certificaat niet voldoet aan één of meerdere certificeringsvoorwaarden.

  • 2. Gedeputeerde staten kunnen het certificaat intrekken als:

    • a.

      na afloop van de schorsingstermijn, bedoeld in het eerste lid, blijkt dat de houder van het certificaat nog steeds niet voldoet aan de betreffende certificeringsvoorwaarde;

    • b.

      blijkt dat binnen een periode van 52 weken na afloop van de schorsingstermijn, bedoeld in het eerste lid, de houder van het certificaat opnieuw niet voldoet aan de betreffende certificeringsvoorwaarde;

    • c.

      de houder van het certificaat opzettelijk een onjuiste aanvraag heeft ingediend ter verkrijging van een subsidie, bedoeld in de artikelen 3.1.1, 5.1.1.1, eerste lid, onderdeel a, of 6.1, of willens en wetens heeft meegewerkt aan het indienen van een onjuiste aanvraag ter verkrijging door een landbouwer van een in artikel 4.1.2.4 bedoelde toeslag.

  • 3. De certificering wordt niet geschorst of ingetrokken als het niet voldoen aan de betreffende certificeringsvoorwaarde het gevolg is van overmacht of uitzonderlijke omstandigheden.

Artikel 8.1.6 rechtsgevolgen intrekken certificaat

  • 1.

    Als Gedeputeerde staten een certificaat natuurbeheer of een certificaat samenwerkingsverband natuurbeheer intrekken dat is afgegeven aan:

    • a.

      een natuurlijke persoon of een rechtspersoon die, respectievelijk

    • b.

      een samenwerkingsverband dat,

een subsidie natuurbeheer of een subsidie landschapsbeheer als bedoeld in artikel 5.1.1.1, eerste lid, onderdeel a, ontvangt, wordt met ingang van de datum van intrekking van het certificaat de beschikking dan wel de beschikkingen tot verlening van die subsidie of subsidies ingetrokken, waarbij die subsidie of subsidies naar evenredigheid worden vastgesteld.

  • 2.

    Het bepaalde in het eerste lid vindt geen toepassing als de voormalig gecertificeerde begunstigde binnen acht weken na de datum van intrekking van het certificaat verzoekt de betreffende subsidieverlening met ingang van die datum te wijzigen in een subsidieverlening op basis van de rechten en plichten zoals die voor niet-gecertificeerde begunstigden gelden, mits de subsidieverlening waarop het wijzigingsverzoek ziet een oppervlakte betreft van minder dan 75 hectare.

  • 3.

    Als Gedeputeerde Staten een certificaat coördinatie agrarisch natuurbeheer intrekken, draagt de voormalig gebiedscoördinator zijn werkzaamheden en de daarop betrekking hebbende stukken in goede orde over aan een door Gedeputeerde Staten aangewezen gebiedscoördinator of ambtenaar.

Artikel 8.1.7 mandaat Stichting

  • 1. Besluiten tot het afgeven, schorsen of intrekken van een in artikel 8.1.1, eerste lid, bedoeld certificaat worden namens Gedeputeerde Staten genomen door het bestuur van de Stichting Certificering Subsidiestelsel Natuur- en Landschapsbeheer.

  • 2. In afwijking van artikel 11.1 wordt het toezicht op de naleving van de aan het betreffende certificaat verbonden certificeringsvoorwaarden namens Gedeputeerde Staten uitgeoefend door het bestuur van de Stichting Certificering Subsidiestelsel Natuur- en Landschapsbeheer.

Hoofdstuk 9 Collectief beheerplan

Artikel 9.1 aanvraag vaststelling collectief beheerplan of wijziging daarvan

Een gebiedscoördinator kan bij gedeputeerde staten een aanvraag indienen tot vaststelling van:

  • a.

    een collectief beheerplan;

  • b.

    een wijziging van een op grond van artikel 9.2 vastgesteld collectief beheerplan.

Artikel 9.2 goedkeuring collectief beheerplan of wijziging daarvan

  • 1.

    Gedeputeerde staten kunnen een collectief beheerplan dan wel een wijziging van een op grond van dit artikel vastgesteld collectief beheerplan vaststellen als:

    • a.

      de aanvraag tot vaststelling is ingediend door een gebiedscoördinator die het beheer in het betreffende gebied coördineert;

    • b.

      de aanvraag tot vaststelling uiterlijk op 15 december voorafgaand aan een beheerjaar is ingediend;

    • c.

      het collectief beheerplan dan wel de wijziging van een op grond van dit artikel vastgesteld collectief beheerplan past binnen het natuurbeheerplan zoals dat zes weken vóór indiening van de in artikel 9.1 bedoelde aanvraag geldt, én

    • d.

      het collectief beheerplan dan wel de wijziging van een op grond van dit artikel vastgesteld collectief beheerplan voldoet aan de eisen, bedoeld in bijlage 5, onderdeel A respectievelijk onderdeel B.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid, onderdeel b, kan een aanvraag als bedoeld in het eerste lid tot uiterlijk 1 februari van een beheerjaar worden aangepast, voor zover in die aangepaste aanvraag in vergelijking tot de in het eerste lid bedoelde aanvraag:

    • a.

      geen nieuwe begunstigden zijn opgenomen, tenzij:

      i. het een geval van overdracht van een subsidie als bedoeld in artikel 7.3, tweede lid, betreft, én

      ii. de overgedragen subsidie werd verstrekt in het kader van collectief agrarisch natuurbeheer onderscheidenlijk collectief landschapsbeheer;

  • b.

    geen vergrotingen van het areaal als bedoeld in artikel 7.5, derde lid, zijn opgenomen die de maximale oppervlakte, bedoeld in artikel 4.1.2.3, onderdeel a, overstijgen.

  • 3.

    Onverminderd het bepaalde in het tweede lid dient een aanpassing als bedoeld in dat lid in overeenstemming te zijn met de eisen, bedoeld in bijlage 5, onderdeel A respectievelijk onderdeel B.4. Voor zover gedeputeerde staten de kaarten, bedoeld in bijlage 5, onderdeel A respectievelijk onderdeel B, goedkeuren, leggen zij dat vast door middel van een elektronische kaart.

  • 4.

    Gedeputeerde staten kunnen afwijken van het bepaalde in het eerste lid, onderdelen c en d, onderscheidenlijk het derde lid.

Hoofdstuk 10 Verlaging jaarvergoeding en subsidies

Artikel 10.1 niet-naleving subsidieverplichtingen)

  • 1.

    Als een ontvanger van een subsidie natuurbeheer of een subsidie landschapsbeheer als bedoeld in artikel 5.1.1.1, eerste lid, onderdeel a, niet voldoet aan de aan de betreffende subsidie verbonden verplichtingen, verlagen gedeputeerde staten de jaarvergoeding, bedoeld in de artikelen 3.1.7, tweede lid en 5.1.2.4, tweede lid..

  • 2.

    Als een ontvanger van een subsidie agrarisch natuurbeheer, een aanvullende toeslag als bedoeld in artikel 4.1.2.4, eerste lid, een probleemgebiedensubsidie of een subsidie landschapsbeheer als bedoeld in artikel 5.1.1.1, eerste lid, onderdeel b, niet voldoet aan de aan de betreffende subsidie of toeslag verbonden verplichtingen, niet zijnde de in artikel 10.2 bedoelde verplichtingen, verlagen gedeputeerde staten:

    • a.

      de jaarvergoeding, bedoeld in de artikelen 4.1.1.7, tweede lid, en 5.1.3.4, tweede lid;

    • b.

      de aanvullende toeslag, bedoeld in artikel 4.1.2.4, eerste lid;

    • c.

      het bedrag dat ingevolge artikel 4.2.9 wordt vastgesteld, overeenkomstig:

      i. artikel 16 van Verordening (EG) nr. 1975/2006 indien de omvang van het uitgevoerde agrarisch beheerpakket, het uitgevoerde beheerpakket landschap of de oppervlakte van de landbouwgrond waarop wordt voldaan aan de voorwaarden die zijn verbonden aan een de toeslag, bedoeld in artikel 4.1.2.4, eerste lid, of een probleemgebiedensubsidie, kleiner is dan de omvang waarvoor die subsidie of toeslag is verleend;

      ii. artikel 18 van Verordening 1975/2006 en, voor zover ruimte resteert voor de toepassing daarvan, de Beleidsregels verlagen subsidie POP2, indien de niet-naleving een andere verplichting betreft als bedoeld onder i. of in artikel 10.2,

voor zover het een in de aanhef bedoelde subsidie betreft die gedeeltelijk wordt gefinancierd met Europese middelen.

3.De in het tweede lid, onder i. en ii. genoemde artikelen en beleidsregels zijn van overeenkomstige toepassing op subsidies als bedoeld in de aanhef van het tweede lid die niet geheel of gedeeltelijk worden gefinancierd met Europese middelen.

Artikel 10.2 niet-naleving randvoorwaarden

  • 1.

    Gedeputeerde Staten verlagen:

    • a.

      de jaarvergoeding, bedoeld in de artikelen 4.1.1.7, tweede lid, en 5.1.3.4, tweede lid;

    • b.

      de aanvullende toeslag, bedoeld in artikel 4.1.2.4, eerste lid;

    • c.

      het bedrag dat ingevolge artikel 4.2.9 wordt vastgesteld,

overeenkomstig artikel 23 van Verordening (EG) nr. 1975/2006 en, voor zover ruimte resteert voor de toepassing daarvan, de Beleidsregels Regeling GLB-inkomenssteun 2006, als de ontvanger van een subsidie agrarisch natuurbeheer, een aanvullende toeslag als bedoeld in artikel 4.1.2.4, eerste lid, een probleemgebiedensubsidie of een subsidie landschapsbeheer als bedoeld in artikel 5.1.1.1, eerste lid, onderdeel b, in dat beheerjaar of kalenderjaar niet voldoet aan de verplichtingen, bedoeld in respectievelijk artikel 4.1.1.6, eerste lid, onderdeel b, de onderscheiden subonderdelen van bijlage 7, onderdeel C, artikel 4.2.6, onderdeel a, of artikel 5.1.3.3, eerste lid, onderdeel b.

2.Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op een subsidie agrarisch natuurbeheer, een probleemgebiedensubsidie of een subsidie landschapsbeheer als bedoeld in artikel 5.1.1.1, eerste lid, onderdeel b, die niet gedeeltelijk worden gefinancierd met Europese middelen, voor zover niet is voldaan aan de verplichtingen, bedoeld in artikel 4.1.1.6, eerste lid, onderdeel b, respectievelijk artikel 4.2.6, onderdeel a, of artikel 5.1.3.3, eerste lid, onderdeel b.

Artikel 10.3 niet-nalevingen en overdracht

  • 1. Als een subsidie natuurbeheer of een subsidie landschapsbeheer als bedoeld in artikel 5.1.1.1, eerste lid, onderdeel a, overeenkomstig artikel 7.3, eerste lid, is overgedragen aan een derde, wordt de jaarvergoeding die wordt uitgekeerd aan die derde ook verlaagd als aan de verplichting niet is voldaan door de oorspronkelijke subsidieontvanger.

  • 2. Als een subsidie agrarisch natuurbeheer of een subsidie landschapsbeheer als bedoeld in artikel 5.1.1.1, eerste lid, onderdeel b, overeenkomstig artikel 7.3, tweede lid, is overgedragen aan een derde, wordt de jaarvergoeding die wordt uitgekeerd aan die derde ook verlaagd als aan de verplichting niet is voldaan door de oorspronkelijke subsidieontvanger.

  • 3. Als een ontvanger van een probleemgebiedensubsidie de landbouwgrond waarvoor hij die subsidie ontvangt ná de peildatum overdraagt aan een derde, worden door die derde in dat kalenderjaar begane schendingen van de aan de probleemgebiedensubsidie verbonden verplichtingen toegerekend aan de subsidieontvanger.

Artikel 10.4 (gevolgen niet-nalevingen voor de subsidievaststelling)

Bij de vaststelling van de subsidies, bedoeld in de artikelen 10.1 en 10.2, houden gedeputeerde staten rekening met verlagingen die ingevolge die artikelen zijn opgelegd.

Hoofdstuk 11 Controle

Artikel 11.1 (toezicht op naleving subsidieverplichtingen)

  • 1. Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze regeling zijn de bij besluit van gedeputeerde staten aangewezen ambtenaren belast.

  • 2. Van een besluit als bedoeld in het eerste lid wordt mededeling gedaan door plaatsing in het Provinciaal Blad.

Hoofdstuk 12 Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 12.1 ruige stalmest

Een ontvanger van een subsidie agrarisch natuurbeheer die in aanmerking wenst te komen voor de toeslag ruige stalmest, bedoeld in artikel 4.1.1.8, tweede lid, dient daartoe met ingang van 1 januari 2014 te voldoen aan de voorwaarden, opgenomen in bijlage 7, onderdeel C, subonderdeel 4.  

Artikel 12.2 goedkeuring Europese Commissie

  • 1. Subsidies of voorschotten daarop worden verstrekt onder het voorbehoud van goedkeuring van de Commissie van de Europese Gemeenschappen.

  • 2. De beslissing tot verstrekking van een subsidie of een voorschot daarop kan worden ingetrokken of gewijzigd ter verkrijging van de goedkeuring van de Commissie van de Europese Gemeenschappen voor de onderhavige regeling, of wegens het uitblijven daarvan.

Artikel 12.3 inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking de dag na de datum van uitgifte van het Provinciaal Blad waarin zij wordt geplaatst met terugwerkende kracht tot en met 1 januari 2017.

Artikel 12.4 citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling Natuur- en Landschapsbeheer Zuid-Holland 2013. 

Den Haag, 22 augustus 2017

Drs. J.H. de Baas, secretaris

Drs. J. Smit, voorzitter

Bijlagen behorende bij de Subsidieregeling Natuur- en Landschapsbeheer Zuid-Holland 2013 

Toelichting

De subsidieverlening voor het realiseren en beheren van (agrarische) natuur en landschapselementen in Zuid-Holland vindt plaats op basis van het landelijke Subsidiestelsel Natuur en Landschap (SNL). Om subsidie te kunnen verstrekken voor nieuwe verplichtingen per 2014 hebben PS op 6 november 2013 de hoofdsubsidieplafonds vastgesteld. GS hebben op basis daarvan deelsubsidieplafonds, tarieven en aanvraagperioden vastgesteld, deze zijn opgenomen in het Openstellingsbesluit SNL 2014. De voorwaarden voor subsidietoekenning natuurbeheer buiten de EHS waren ten tijde van het Openstellingsbesluit SNL 2014 nog niet uitgewerkt.

In het Manifestakkoord is afgesproken dat subsidie natuurbeheer buiten de EHS wordt gecontinueerd voor: 1) gebieden waarvoor nu ook subsidie wordt ontvangen; 2) gebieden die bijdragen aan de robuuste werking van de EHS; 3) gebieden die bijdragen aan het soortenbeleid.

Subsidieaanvragers dienen exact en op tijd te weten welke voorwaarden van toepassing zijn in 2014 voor aanvragen natuurbeheer buiten de EHS. GS hebben daarop de subsidievoorwaarden voor het beheer van natuur en landschap buiten de EHS nader uitgewerkt en vastgesteld. Bij onderzoek door de griffie is gebleken dat het de bevoegdheid van PS is een besluit te nemen over de aanvulling van de SNL met een apart hoofdstuk voor Natuur- en landschapsbeheer buiten de EHS. Derhalve hebben GS een gewijzigd voorstel van GS aan PS ten behoeve van de aanvulling van de SNL voorbereid. Deze wijziging van de SNL wordt benut om de definitie van natuurgebied te actualiseren gelet op het provinciaal besluit over de herijkte EHS in december 2013.

2) Wat willen we bereiken? Realisering en beheer van natuur in Zuid-Holland.Wat gaan we daarvoor doen? Financiering van (agrarisch) natuurbeheer en het realiseren van natuur op particuliere landbouwgrond.