Permanente link
Naar de actuele versie van de regeling
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR46553
Naar de door u bekeken versie
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR46553/1
Regeling vervallen per 01-01-2010
Richtlijnen bijzondere bijstand Utrecht 2004
Geldend van 01-01-2004 t/m 31-12-2009
Intitulé
Richtlijnen bijzondere bijstand Utrecht 2004Hoofdstuk I. Algemene bepalingen
Artikel 1 Begripsbepalingen
- 1.
In de richtlijnen wordt verstaan onder:
- a.
de wet: de Wet werk en bijstand (WWB);
- b.
de bijstandsnorm: de bijstandsnorm, inclusief de gemeentelijke toeslag, zoals bedoeld in hoofdstuk 3, paragraaf 2 van de wet, inclusief vakantietoeslag;
- c.
de woning: de woning als bedoeld in artikel 3, zesde lid WWB.
- a.
- 2.
De begripsbepalingen van de wet zijn onverkort op deze richtlijnen van toepassing.
Artikel 2 De vorm van de bijstand
- 1.
Bijzondere bijstand wordt verstrekt als een uitkering om niet, tenzij deze richtlijnen anders bepalen.
- 2.
Aan de belanghebbende die eigenaar is van een door hemzelf of zijn gezin bewoonde woning en bijbehorend erf wordt de bijzondere bijstand verstrekt voor zover tegeldemaking, bezwaring of verdere bezwaring van het in de woning met bijbehorend erf gebonden vermogen in redelijkheid niet kan worden verlangd met inachtneming van artikel 50 van de wet.
- 3.
Aan de belanghebbende die eigenaar is van een door hemzelf of zijn gezin bewoonde woning en bijbehorend erf wordt de bijzondere bijstand verleend in de vorm van een geldlening voor zover het vermogen gebonden in de woning of bijbehorend erf hoger is dan het vermogen, bedoeld in artikel 34, tweede lid onder d. van de wet.
Artikel 3 Bijzondere bijstand als geldlening
De bijzondere bijstand, zoals bedoeld in dit hoofdstuk kan in de vorm van een geldlening worden verstrekt indien en voor zover:
- a.
de noodzaak tot bijstandsverlening het gevolg is van tekortschietend besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan, of;
- b.
de belanghebbende de noodzakelijke kosten door bijzondere individuele omstandigheden niet uit eigen middelen kan financieren.
Artikel 4 Geen bijzondere bijstand
Het college kan besluiten in geval van tekortschietend besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan, in het geheel geen bijstand te verlenen.
Hoofdstuk II Toeslagen
Artikel 5 Algemene bepaling toeslagen
- 1.
De in dit hoofdstuk beschreven toeslagen worden verstrekt als periodieke uitkering in aanvulling op de voor de belanghebbende geldende bijstandsnorm.
- 2.
Voor de toepassing van dit hoofdstuk worden het inkomen en het vermogen, voor zover dit niet op grond van de artikelen 31 en 34 van de wet wordt vrijgelaten, volledig in aanmerking genomen.
- 3.
De in dit hoofdstuk beschreven toeslagen kunnen, indien de algemene bijstand wordt verlaagd, over een zelfde periode en met een zelfde percentage worden verlaagd. De hoogte van de toeslag wordt over deze periode herzien en afgestemd (Verordening afstemming bijstand).
Artikel 6 Toeslag voor zelfstandig wonende personen jonger dan 21 jaar
- 1.
Onder toepassing van artikel 12 van de wet worden toeslagen verstrekt voor de noodzakelijke kosten van het zelfstandig wonen voor de volgende gezinssituaties:
- a.
de zelfstandig wonende alleenstaande, jonger dan 21 jaar;
- b.
de zelfstandig wonende alleenstaande ouder, jonger dan 21 jaar;
- c.
het gezin waarvan beide partners jonger dan 21 jaar zijn;
- d.
het gezin waarvan 1 partner jonger is dan 21 jaar.
- a.
- 2.
De noodzaak van het zelfstandig wonen, zoals bedoeld in het eerste lid is aanwezig indien:
- a.
de belanghebbende, aantoonbaar, gedurende een periode langer dan 12 maanden direct voorafgaande aan de aanvraag niet in gezinsverband van zijn ouders heeft gewoond, of;
- b.
de belanghebbende met een partner en/of kind een gezin vormt, of;
- c.
er sprake is van een ernstig verstoorde relatie tussen de belanghebbende en zijn ouders.
- a.
- 3.
De noodzaak van de toeslag, zoals bedoel in artikel 12 is aanwezig indien:
- a.
de middelen van de ouders niet toereikend zijn, of;
- b.
hij redelijkerwijs de onderhoudsplicht van zijn ouders niet ten gelde kan maken.
- a.
- 4.
Bij de beoordeling van de toereikendheid van de middelen van de ouders zoals bedoeld in artikel 12 onder b van de wet worden in aanmerking genomen:
- a.
de draagkracht, berekend naar de methodiek van alimentatienormen, die is gepubliceerd in het “ Tijdschrift voor de rechterlijke macht “(Tremanormen), en;
- b.
het ingevolge artikel 34 van de wet in aanmerking te nemen vermogen.
- a.
- 5.
Een situatie, zoals bedoeld in artikel 12 onder a en b, van de wet wordt aangenomen indien:
- a.
beide ouders overleden zijn, of;
- b.
beide ouders hun hoofdverblijf in het buitenland hebben, of;
- c.
een van de ouders is overleden en de andere ouder in het buitenland woont, of;
- d.
er sprake is van een ernstig verstoorde relatie tussen de belanghebbende en zijn ouders.
- a.
- 6.
De hoogte van de toeslag voor de zelfstandig wonende alleenstaande bedraagt:
• EUR 255,00 wanneer de jongere aantoonbare woonlasten heeft;
• EUR 204,00 minimaal bij het ontbreken van (aantoonbare) woonlasten;
• EUR 127,50 voor een gezin, beide partners jonger dan 21 jaar, waarbij de ene partner een beroep kan doen op de onderhoudsplicht van de ouders;
7.De hoogte van de toeslag voor een zelfstandig wonende alleenstaande ouder bedraagt:
• EUR 345,00 wanneer de jongere aantoonbare woonlasten heeft;
• EUR 276,00 minimaal bij het ontbreken van (aantoonbare) woonlasten.
Artikel 7 Toeslag voor de dakloze jongere van 18, 19 of 20 jaar
- 1.
Een toeslag als bedoeld in artikel 12 van de wet wordt verstrekt voor de extra noodzakelijke kosten voor de dakloze jongere van 18,19 of 20 jaar.
- 2.
De hoogte van de toeslag bedraagt EUR 204,00
- 3.
Bij de beoordeling van de toereikendheid van de middelen van de ouders zoals bedoeld in artikel 12 onder b van de wet worden in aanmerking genomen:
- a.
de draagkracht, berekend naar de methodiek van alimentatienormen, die is gepubliceerd in het “Tijdschrift voor de rechterlijke macht ” (Tremanormen), en;
- b.
het ingevolge artikel 34 van de wet in aanmerking te nemen vermogen.
- a.
Artikel 8 Inkomensvoorziening voor personen van 18, 19 of 20 jaar oud, die in een inrichting verblijven
Bij verblijf in een inrichting van een persoon van 18, 19 of 20 jaar wordt een inkomensvoorziening verstrekt van 80 % van de bijstandsnorm, bedoeld in artikel 23 van de wet.
Artikel 9 Woonkostentoeslagen
1.Woonkostentoeslag voor een huurwoning:
a) Indien een woning ( hieronder wordt verstaan de woning zoals bedoeld in artikel 3 WWB) wordt bewoond waarvan de woonkosten niet hoger zijn dan de maximale huurgrens, zoals bedoeld in artikel 13 van de Huursubsidiewet en nog geen aanspraak
op huursubsidie of de vangnetregeling bestaat kan een toeslag worden verstrekt. De toeslag is gelijk aan de huursubsidie die op grond van de Huursubsidiewet in de laagste inkomenscategorie voor de woonkosten zou worden ontvangen.
b) Indien aanspraak op huursubsidie of de vangnetregeling bestaat, berekend naar een inkomen dat voor de aanvang van de bijstandsverlening hoger was dan de laagste inkomenscategorie van de in het eerste lid genoemde tabel, wordt een toeslag verstrekt. De toeslag is gelijk aan het overeenkomstig het eerste lid vastgestelde bedrag, verminderd met de aanspraak op huursubsidie of de vangnetregeling.
2.Woonkostentoeslag bij een woning in eigendom:
Indien een eigen woning (hieronder wordt verstaan de woning zoals bedoeld in artikel 3 WWB) in eigendom wordt bewoond waarvan de woonkosten niet hoger zijn dan de maximale huurgrens, zoals bedoeld in artikel 13 van de Huursubsidiewet wordt een toeslag verstrekt.
Deze toeslag is gelijk aan het bedrag van de huursubsidie die op grond van de Huursubsidiewet in de laagste inkomenscategorie voor overeenkomstige woonkosten van een huurwoning per maand zou kunnen worden ontvangen.
- 3.
Woonkostentoeslag voor woonkosten boven huursubsidiegrens:
- a.
Indien een woning in huur of eigendom wordt bewoond, waarvan de woonkosten hoger zijn dan de maximale huurgrens, zoals bedoeld in artikel 13 van de Huursubsidiewet wordt een toeslag verstrekt voor het bedrag, waarmee de maximale huurgrens wordt overschreden.
- b.
De woonkostentoeslag zoals genoemd onder a. van dit lid wordt verstrekt over een periode van maximaal 1 jaar.
- c.
Aan de hoogte en de duur van de woonkostentoeslag genoemd onder a van dit lid worden voorwaarden verbonden, die strekken tot aanvaarding van goedkopere woonruimte waarbij de lasten minder bedragen dan de maximale huurgrens.
- a.
- 4.
Definitie “woonkosten”:
Onder “woonkosten” wordt in dit artikel verstaan:
- a.
als het om een huurwoning gaat: de op de aanvangsdatum van het lopende huursubsidietijdvak per maand geldende huurprijs als omschreven in artikel 1 onder e van de huursubsidiewet;
- b.
als het om een eigen woning gaat: de tot een bedrag per maand omgerekende som van de hypotheekrente, de in verband met het in eigendom hebben van de woning te betalen zakelijke lasten en een naar omstandigheden vast te stellen bedrag voor onderhoud.
Artikel 10 Inkomensvoorzieningen bij terugval in inkomen
- 1.
Toeslagen voormalig alleenstaande ouders:
- a.
Aan een alleenstaande ouder, van wie het jongste kind niet meer ten laste van de ouder komt, als gevolg waarvan de ouder de bijstandsnorm voor een alleenstaande moet krijgen, kan een garantietoeslag en een overbruggingstoeslag worden verstrekt, berekend volgens de bepalingen in de onderdelen b, c en d van dit artikel, mits het kind tot het huishouden blijft behoren.
- b.
De garantietoeslag bedoeld in het eerste lid wordt, op aanvraag, vastgesteld op het verschil tussen de in overeenkomstige omstandigheden toepasbare bijstandsnorm voor een echtpaar en de som van de inkomsten van de alleenstaande en het kind.
- c.
De overbruggingstoeslag bedoeld in het eerste lid wordt, op aanvraag, vastgesteld op het verschil tussen de door de voormalig alleenstaande ouder genoten inkomsten vermeerderd met de ontvangen kinderbijslag en de som van de inkomsten van de alleenstaande en het kind vermeerderd met de ontvangen kinderbijslag.
- d.
Voor de bepaling van de inkomsten van het kind wordt het bedrag van inkomsten ingevolge de Wet op de Studiefinanciering gesteld op het bedrag van de basisbeurs voor thuiswonenden, vermeerderd met de waarde van de OV-jaarkaart, die met de basisbeurs is verdisconteerd.
- a.
- 2.
Overbruggingsuitkering bij onvoorziene blijvende terugval van inkomsten:
- a.
In uitzonderlijke individuele gevallen wordt er een overbruggingsuitkering verstrekt bij blijvende en onvoorziene terugval van inkomsten.
- b.
De overbruggingsuitkering wordt verstrekt in de vorm van een geldlening.
- a.
Hoofdstuk III Individuele verstrekkingen
§ 1 Algemene bepalingen inzake individuele verstrekkingen
Artikel 11 Algemeen
De bijzondere bijstand ingevolge dit hoofdstuk wordt verleend als individuele verstrekking overeenkomstig de in dit hoofdstuk vastgestelde regels rond draagkracht en draagkrachtperiode.
Artikel 12 Draagkrachtruimte en Draagkracht
- 1.
De draagkrachtruimte is het inkomen boven de van toepassing zijnde bijstandsnorm, exclusief vakantiegeld.
- 2.
De draagkracht wordt gevormd door:
- a.
een percentage van de draagkrachtruimte,
- b.
verminderd met de voor rekening van belanghebbende blijvende kosten, zoals genoemd in het zesde lid, gerekend over de draagkrachtperiode,
- c.
vermeerderd met het vermogen op het moment van de aanvraag, voor zover dit niet ingevolge het artikel 34 van de wet worden vrijgelaten.
- a.
- 3.
Voor de toepassing op de verstrekkingen van dit hoofdstuk wordt de langdurigheidstoeslag buiten beschouwing gelaten.
- 4.
Voor de toepassing op de verstrekkingen van dit hoofdstuk wordt de vakantietoeslag buiten beschouwing gelaten.
- 5.
Het inkomen boven de bijstandsnorm wordt verminderd met het buiten beschouwing te laten bedrag van de particuliere oudedagsvoorziening
(artikel 33 lid 5 WWB) en de bedragen van de toeslagen, die op grond van de artikelen 6 en 7 van deze richtlijnen worden verleend, indien belanghebbende uitsluitend op een inkomen uit of op het niveau van de algemene bijstand zou zijn aangewezen.
- 6.
De draagkrachtruimte zoals bedoeld in het tweede lid bedraagt:
- a.
5% voor een inkomen tot en met 110 % van de van toepassing zijnde bijstandsnorm;
- b.
30 % voor een inkomen groter dan 110 % , maar kleiner dan of gelijk aan 200 % van de toepassing zijnde bijstandsnorm;
- c.
100 % voor een inkomen groter dan 200 % van de van toepassing zijnde bijstandsnorm.
- a.
- 7.
De navolgende voor rekening van belanghebbende blijvende kosten worden op de draagkrachtruimte in mindering gebracht:
- a.
kosten voor aanschaffing van duurzame gebruiksgoederen
- a.
(wasmachine, koelkast, gasfornuis, ledikant plus bodem en een matras), waaronder rente en aflossing van noodzakelijk schulden;
- b.
overige kosten die op grond van dit hoofdstuk voor vergoeding in aanmerking kunnen komen;
- c.
de eigen bijdrage thuiszorg.
- 8.
De draagkrachtperiode bedoeld in het eerste lid vangt aan op de eerste dag van de maand, waarin de bijstand wordt aangevraagd en duurt:
- 8.
- a.
twee jaar, indien bijstand wordt gevraagd in de kosten van duurzame gebruiksgoederen en de belanghebbende niet behoort tot een der categorieën, genoemd in het negende lid;
- b.
één jaar in de gevallen, waarin de belanghebbende behoort tot een der categorieën belanghebbenden, genoemd in het negende lid;
- c.
één jaar, gerekend vanaf de eerste dag van de maand, waarin de bijstand wordt aangevraagd in overige gevallen.
- 9.
Als bijzondere categorie belanghebbenden, zoals bedoeld in de leden 6
- 9.
onder a en 8 onder a en b worden aangemerkt:
- a.
gezinnen met een of meer schoolgaande kinderen in de leeftijd van 12 tot en met 17 jaar, die buiten eigen toedoen zijn aangewezen op een inkomen met een maximum van 110 % van de toepasbare bijstandsnorm;
- b.
belanghebbenden van 65 jaar of ouder die zijn aangewezen op een inkomen uit een AOW-uitkering met eventuele aanvullende pensioenof lijfrente-uitkering tot een totaal van maximaal 110 % van de toepasbare bijstandsnorm;
- c.
belanghebbenden die zijn aangewezen op een Waz/Wajongof WAO-uitkering met eventuele aanvullende inkomsten tot een maximum van 110 % van de toepasbare bijstandsnorm;
- d.
belanghebbenden, die gedurende een aaneengesloten periode van minimaal twee jaar buiten eigen toedoen uitsluitend zijn aangewezen op een ander inkomen dan in de voorgaande leden is bedoeld, met een maximum van 110 % van de toepasbare bijstandsnorm.
- 10.
Indien een belanghebbende een uitkering ontvangt als gevolg van artikel 5 van deze richtlijnen, wordt voor “de bijstandsnorm” in dit artikel gelezen: “ de bijstandsnorm, vermeerderd met de toeslag op grond van artikel 5”.
- 10.
§ 2. Kosten, die voor bijzondere bijstand in aanmerking komen
Artikel 13 Medische en paramedische kosten
- 1.
Voor bijstandsverlening komen in ieder geval de volgende medische en paramedische kosten in aanmerking:
- a.
de voor rekening van de belanghebbende komende eigen bijdragen, het eigen aandeel in de kosten van medisch noodzakelijke verstrekkingen of voorzieningen met dien verstande, dat voor de bepaling van de noodzaak, de hoogte, de duur of de frequentie van de bijstandsverlening wordt uitgegaan van de goedkoopst adequate voorziening, of met maximumbedragen wordt gewerkt;
- b.
de voor rekening van de belanghebbende blijvende redelijke kosten van gebruik van een medisch noodzakelijke voorziening of verstrekking;
- c.
extra kosten van een medisch noodzakelijk dieet;
- d.
de tengevolge van langdurige ziekte of handicap ontstane extra kosten van slijtage van kleding en/of beddengoed en bewassing;
- e.
extra kosten voor de vervanging van een garderobe na ongeval of revalidatie;
- f.
extra kosten van verwarming tengevolge van langdurige ziekte of handicap;
- g.
extra kosten van medisch noodzakelijk aangepast schoeisel.
- a.
- 2.
Onverminderd het bepaalde in artikel 16 van de wet komen de kosten van een medische behandeling door huisarts of specialist en de kosten van opname en behandeling in een ziekenhuis slechts voor bijstandsverlening in aanmerking indien er sprake is van een:
• acute noodsituatie;
• er geen alternatief voor de bijstandsverlening bestaat;
• het niet verlenen van de bijstand ernstige gevolgen heeft voor de gezondheid van de belanghebbende.
Artikel 14 Voorzieningen ter bevordering van het zelfstandig functioneren van 65 plussers of gehandicapten
Voor bijstandsverlening komen in ieder geval de volgende kosten in aanmerking, indien zij noodzakelijk zijn om het zelfstandig functioneren van bejaarden en gehandicapten te bevorderen:
- a.
de kosten van dagopvang van bejaarden;
- b.
de extra kosten verbonden aan de warme maaltijdvoorziening;
- c.
de eigen bijdrage voor gezinsverzorging.
Artikel 15 Kosten in verband met bijzondere sociale, financiële of medische omstandigheden
Voor bijstandsverlening komen in ieder geval de volgende kosten in aanmerking, indien zij noodzakelijk zijn op grond van bijzondere sociale of financiële omstandigheden:
- a.
het aandeel in de kosten van wettelijk verplichte lijkbezorging, dat voor rekening van de belanghebbende komt, gerekend naar de kosten van de goedkoopst adequate voorziening;
- b.
de bijzondere kosten van verhuizing;
- c.
de tengevolge van een noodzakelijke verhuizing ontstane dubbele woonkosten;
- d.
reiskosten binnen Nederland naar een plaats buiten de gemeente Utrecht in verband met opname van een familielid tot en met de tweede graad in een inrichting of detentie;
- e.
reiskosten binnen Nederland naar een plaats buiten de gemeente Utrecht in verband met ziekte van een familielid tot en met de tweede graad;
- f.
de meerkosten van het overblijven van kinderen van alleenstaande ouders die op de basisschool zitten in verband met werk, noodzakelijke opleiding en/of scholing van de alleenstaande
ouder die niet zelf hun kinderen tussen de middag kunnen opvangen;
g.de noodzakelijke kosten van reparatie of vervanging van kachels.
Artikel 16 Duurzame gebruiksgoederen
- 1.
Bijzondere bijstand kan worden verleend voor duurzame gebruiksgoederen te weten: wasmachine, koelkast, gasfornuis, ledikant (inclusief bodem) en matras.
- 2.
Bijstand voor een duurzaam gebruiksgoed wordt slechts één keer in de
10 jaar verleend.
- 3.
Voor zover de categoriale verstrekking (verstrekt in de jaren 1998 tot en met 2003) niet in de noodzakelijke kosten van vervanging van duurzame gebruiksgoederen heeft of had kunnen voorzien, kan bijzondere bijstand worden verleend.
- 4.
Een lening bij de Kredietbank geldt als voorliggende voorziening met betrekking tot de bijstand voor duurzame gebruiksgoederen voor alle zelfstandige huishoudens met en zonder ten laste komende kinderen met een inkomen boven de van toepassing zijnde bijstandsnorm.
Indien een lening bij de Kredietbank niet mogelijk is, kan (leen)bijstand worden verleend tot het bedrag van de noodzakelijke kosten.
- 5.
Een lening bij de Kredietbank geldt als voorliggende voorziening voor de bijstand voor duurzame gebruiksgoederen voor alle zelfstandige huishoudens zonder ten laste komende kinderen die een inkomen hebben tot het niveau van de bijstandsnorm. Indien een lening niet mogelijk is, kan (leen)bijstand worden verleend tot het bedrag van de noodzakelijke kosten.
- 6.
Het restant van de leenbijstand wordt na verloop van drie jaren verleend als bijstand om niet voor zover tot dat tijdstip aan de verplichtingen tot aflossing is voldaan.
- 7.
Indien en voor zover noodzakelijk kan gelet op de bijzondere omstandigheden de bijstand worden verleend om niet.
- 8.
Voor de kosten, waarvoor leenbijstand of bijstand om niet wordt verleend, moeten betaalbewijzen worden overgelegd om de uiteindelijke hoogte van de bijstand vast te kunnen tellen.
- 9.
Geen recht op bijzondere bijstand voor duurzame gebruiksgoederen heeft degene, die onderwijs of een beroepsopleiding, als bedoeld in hoofdstuk II van de Wet op de studiefinanciering of in hoofdstuk III van de Wet tegemoetkoming studiekosten volgt.
- 10.
Vermogen dat in de bijstand wordt vrijgelaten wordt gezien als een voorliggende voorziening.
Artikel 17 Woninginrichting
1.Voor bijstandsverlening komen de noodzakelijke kosten van inrichting van een woning in aanmerking, indien de belanghebbende behoort
tot een van de volgende doelgroepen en feitelijk geen goederen en/of middelen bezit om een woning in te richten:
- a.
mensen, die een verblijfsvergunning hebben gekregen en op basis van de taakstelling huisvesting vluchtelingen voor de eerste maal in Utrecht een woning krijgen;
- b.
mensen, die na afloop van een Voorlopige Vergunning tot Verblijf
(VVTV) in Utrecht een woning betrekken;
- c.
daklozen, die opnieuw een woning betrekken;
- d.
mensen uit een vrouwenopvanghuis, die opnieuw een eigen woning gaan betrekken;
- e.
mensen, die uit een langdurige detentie of (psychiatrische) opname komen en opnieuw een woning betrekken;
- f.
mensen, die hun huis hebben vervuild en waarbij de GG &GD een schoonmaakoperatie heeft uitgevoerd;
- g.
overige mensen, die op grond van individuele omstandigheden aan een van de in a t/m f genoemde groepen kunnen worden gelijkgesteld.
- 2.
De bijstand voor woninginrichting wordt uitgekeerd in de vorm van een uitkering om niet. De hoogte hiervan is forfaitair vastgesteld en afhankelijk van het soort huishouden en het soort woning, dat wordt betrokken.
- 3.
Een reeds eerder verstrekt bedrag aan inrichtingskosten, binnen een periode van 10 jaar, wordt in mindering gebracht op het genoemde bedrag in het tweede lid.
- 4.
De hoogte van de te verstrekken bedragen, zoals genoemd in het tweede lid 2, wordt door het college vastgesteld.
- 2.
Artikel 18 Voorzieningen ten behoeve van de bevordering van de uitstroom of de beëindiging of vermindering van de bijstandsuitkering
1.Voor bijstandsverlening komen in aanmerking de voor rekening van de belanghebbende komende noodzakelijke kosten van kinderopvang
die voor deelname aan reïntegratietrajecten, zoals bedoeld in artikel 7
WWB, dan wel voor de deelname aan algemeen geaccepteerde arbeid noodzakelijk is.
2.Voor bijstandsverlening komen in aanmerking de voor rekening van de belanghebbende blijvende kosten in verband met het voeren van een gerechtelijke procedure, die in het kader van de aan de bijstand verbonden verplichtingen wordt gevoerd, voorzover deze kosten niet op de tegenpartij kunnen worden verhaald. Hierbij geldt dat de noodzaak in beginsel kan worden aangenomen, indien een toevoeging is verstrekt op grond van de Wet op de rechtsbijstand (Wrb). Voldoet de gerechtelijke procedure niet aan bovengenoemde eisen, dan kan, rekening houdend met de aard van het geschil, toch tot bijstandsverlening worden overgegaan. Een aanvraag om bijstand in deze kosten moet in beginsel zijn ingediend, voordat met een gerechtelijke procedure wordt gestart.
Artikel 19 Toeslagen voor ziektekostenpremie en verzekeringspremie
Een toeslag wordt verstrekt voor de noodzakelijke premies van:
- 1.
particuliere ziektekostenverzekering tot het niveau van een basispakketverzekering ingevolge de Ziekenfondswet onder aftrek van het bedrag van de nominale premie ingevolge de Ziekenfondswet, indien de belanghebbende niet voor een ziekenfondsverzekering in aanmerking komt;
- 2.
een particuliere arbeidsongeschiktheidsverzekering voor zelfstandigen.
Hoofdstuk IV. Schuldhulpverlening
§ 1. Algemene bepalingen
Artikel 20.
- 1.
Bij zeer dringende redenen wordt bijstand verleend ter gedeeltelijke of volledige aflossing van een schuldenlast, die niet het gevolg is van het uitoefenen van een bedrijf of beroep als zelfstandige, naar de regels van dit hoofdstuk, indien en voor zover:
- a.
de belanghebbende tengevolge van de schuldenlast niet kan voorzien in de noodzakelijke kosten van het bestaan en;
- b.
de schuldenlast niet is ontstaan tengevolge van een tekortschietend besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan.
- a.
- 2.
Zeer dringende redenen, zoals bedoeld in lid 1 worden aanwezig geacht indien:
- a.
de schuldenlast niet kan worden afgelost binnen een periode van drie jaar, met inzet van een aflossingscapaciteit ter grootte van: 6% van de bijstandsnorm, vermeerderd met het inkomen boven de bijstandsnorm en het vermogen;
- b.
tengevolge van schulden inzake huur of energielasten huisuitzetting of afsluiting van nutsvoorzieningen dreigt en deze omstandigheid voor de belanghebbende onredelijk bezwarend is.
- a.
Artikel 21 Uitsluitingsgronden en beperking
- 1.
Bijstandsverlening als bedoeld in dit hoofdstuk is uitgesloten indien de belanghebbende in de vijf jaar voorafgaand aan de aanvraag verwijtbaar onjuiste of onvolledige inlichtingen heeft verstrekt, waardoor aan belanghebbende ten onrechte een sociale uitkering of voorziening is verstrekt.
- 2.
De bijstand ingevolge dit hoofdstuk wordt slechts verstrekt voor het bedrag van de schulden, die resteren na een minnelijke schuldsanering overeenkomstig de richtlijnen van de Nederlandse Vereniging van VolksKrediet (NVVK).
- 3.
Bijstand op grond van dit hoofdstuk wordt slechts één maal toegekend.
Artikel 22 Tekortschietend besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan
1.Bij de besluitvorming over de toekenning van de bijstand ingevolge dit hoofdstuk wordt beoordeeld in hoeverre de belanghebbende bij het ontstaan van de schulden tekort is geschoten in de verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan.
Bij deze beoordeling wordt in ieder geval betrokken de mate waarin de volgende factoren hebben bijgedragen aan het ontstaan van de schuldenlast:
- a.
een onvoorziene terugval van inkomen in het verleden;
- b.
medische, sociale of psychische factoren;
- c.
de verhouding tussen inkomsten en vaste lasten en het ontbreken van perspectief op verbetering daarvan.
- 2.
Geen bijstand voor schulden wordt verleend indien de belanghebbende door het aangaan of doen ontstaan van de schulden onder toepassing van de criteria genoemd in het eerste lid blijk heeft gegeven van een tekortschietend besef van verantwoordelijkheid voor de voorzieningen in het bestaan, dan wel schulden zijn ontstaan tengevolge van verwijtbare gedragingen van belang-hebbende.
- 2.
§ 2 De vorm en hoogte van de bijstand
Artikel 23 Gebrek aan middelen in het verleden
De bijstand wordt als een uitkering om niet verstrekt, indien en voor zover:
- a.
de schuldenlast is ontstaan tengevolge van een aantoonbaar gebrek aan middelen of bijzondere omstandigheden in de drie jaar voorafgaand aan de aanvraag en;
- b.
in de omstandigheden genoemd onder a bijstand mogelijk zou zijn geweest en;
- c.
de omstandigheden genoemd onder a niet aan de belanghebbende zijn te wijten.
Artikel 24 Bijstand in de vorm van borgtocht
De bijstand wordt verstrekt in de vorm van borgtocht in de gevallen
genoemd in artikel 15, onder a van deze richtlijnen, indien de belanghebbende de schuldenlast naar de normen van artikel 15 onder a, zelf kan aflos-
sen en de borgstelling noodzakelijk is om een krediet van de Gemeentelijke
Kredietbank te verkrijgen.
Artikel 25 Bijstand in de vorm van een aanvulling op de bijstandsnorm
- 1.
De bijstand wordt verstrekt in de vorm van een maandelijkse aanvulling om niet op de bijstandsnorm indien en voor zover de aflossingscapaciteit, zoals omschreven in artikel 21, tweede lid onder a van deze richtlijnen onvoldoende ruimte biedt om de maandelijks verschuldigde rente en aflossingen te voldoen.
- 2.
De bijstand genoemd in het eerste lid wordt verstrekt voor een periode van maximaal drie jaar.
- 3.
De aanvullende uitkering bedraagt maximaal drie keer de aflossingscapaciteit of 18% van de bijstandsnorm inclusief vakantietoeslag over een periode van drie jaar.
Artikel 26 De aan de bijstandsverlening verbonden verplichtingen
Aan de bijstand, die wordt verleend op grond van dit hoofdstuk worden voor de belanghebbende de volgende verplichtingen verbonden:
- 1.
er mogen geen nieuwe schulden gemaakt worden;
- 2.
de Kredietbank Utrecht dient gemachtigd te worden de schulden af te handelen, waaronder begrepen het voeren van onderhandelingen met schuldeisers en het aanbieden van schuldsanering of -bemiddeling;
- 3.
zich aan de met de Kredietbank Utrecht en de schuldeisers overeengekomen betalingsverplichtingen te houden. Aan de uitkering kan de voorwaarde worden verbonden, inkomsten geheel of gedeeltelijk aan de Kredietbank Utrecht te cederen;
- 4.
inspanningen verrichten die strekken tot beëindiging of vermindering van niet noodzakelijke lasten of tot verkoop of ten gelde maken van goederen of andere vermogensbestanddelen; een hulpverleningscontract af te sluiten en na te komen met een maatschappelijk werker van het Maatschappelijk Werk van Sociale Zaken & Werkgelegenheid of een maatschappelijk werker van een door de gemeente Utrecht daartoe aangewezen instelling van het Algemeen Maatschappelijk Werk.
Artikel 27 De gevolgen van het niet nakomen van de aan de uitkering verbonden verplichtingen
Indien de belanghebbende de aan de bijstandsverlening ingevolge dit hoofdstuk verbonden verplichtingen niet nakomt, worden die bijstandsverlening
en de door het Bureau Schuldenregeling uitgevoerde schuldhulpverlening onmiddellijk beëindigd.
Artikel 28 Advisering
De bijstand ingevolge dit hoofdstuk wordt slechts verstrekt op advies van een medewerker van een daartoe aangewezen instelling van algemeen maatschappelijk werk of een medewerker van de afdeling Maatschappelijk Werk van Sociale Zaken & Werkgelegenheid.
Hoofdstuk V Woonlastenfonds
Artikel 29 Begripsbepalingen
- 1.
De regeling, zoals beschreven in dit hoofdstuk, verstaat onder:
- a.
rechthebbende:
- a.
Persoon die als huurder van een zelfstandige woning
• 18 jaar of ouder is; en
• huursubsidie, een bijdrage op grond van de Regeling bijdrage huurlasten of een woonkostentoeslag voor huurders ontvangt; en
• als rechthebbende met alle eventuele medebewoners ingeschreven staat in de Gemeentelijke Basisadministratie (GBA) op het adres waarvoor subsidie aangevraagd of ontvangen wordt.
b.huishouden:
De rechthebbende en alle eventuele medebewoners die ingeschreven staan op het adres waarvoor huursubsidie aangevraagd wordt.
c.inkomen:
Het voor de huursubsidie van toepassing zijnde rekeninkomen tot een voor het Woonlastenfonds bepaalde maximale hoogte.
d.huur:
Het deel van de huur voor een zelfstandige woning dat in aanmerking komt voor huursubsidie (rekenhuur).
e.huurquotum:
Het deel van het inkomen dat besteed wordt aan de rekenhuur na aftrek van huursubsidie (normhuur).
2.Met uitzondering van de inkomenstabellen voor de huursubsidie zijn
de bepalingen en voorschriften van het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer die van toepassing zijn
voor de huursubsidie, eveneens van toepassing op het Utrechts
Woonlastenfonds.
Artikel 30 Categorieën die in aanmerking komen
Met inachtneming van de bepalingen genoemd in artikel 27 komen voor een vergoeding in aanmerking:
• eenpersoonshuishoudens met een rekeninkomen van de huursubsidietabel niet hoger dan EUR 12.225,00 als zij jonger dan 65 jaar zijn;
• meerpersoonshuishoudens met een rekeninkomen van de huursubsidietabel niet hoger dan EUR 16.125,00 als zij jonger dan 65 jaar zijn;
• eenpersoonsouderenhuishoudens met een rekeninkomen van de huursubsidietabel niet hoger dan EUR 11.900,00 als zij 65 jaar of ouder zijn;
• meerpersoonsouderenhuishoudens met een rekeninkomen van de huursubsidietabel niet hoger dan EUR 15.4500 als zij 65 jaar of ouder zijn.
Artikel 31. Huurquotum
1.Het huurquotum voor het Woonlastenfonds voor zelfstandige woningen in Utrecht is in de benoemde inkomenscategorieën bepaald op:
• 18% van het rekeninkomen voor eenpersoonshuishoudens onder
65 jaar
• 19 % van het rekeninkomen voor eenpersoonsouderenhuishoudens;
• 20 % van het rekeninkomen voor meerpersoonshuishoudens; en
• 21% van het rekeninkomen voor meerpersoonsouderenhuishoudens.
2.Als de rekenhuur na aftrek van de huursubsidie meer is dan het quotum voor het Woonlastenfonds, wordt het verschil uitgekeerd door middel van een bijdrage uit het Utrechts Woonlastenfonds. De bijdrage wordt berekend op de wijze zoals in artikel 41 is aangegeven.
Artikel 32 Voorliggende voorzieningen
De huursubsidie (inclusief de Vangnetregeling) en de woonkostentoeslag voor huurders zijn de voorliggende voorzieningen waarop het Woonlastenfonds aansluit.
Artikel 33 Woonlastenfonds als aanvullende regeling
- 1.
De bijdrage is uitsluitend bestemd voor huurders van zelfstandige woonruimten.
- 2.
De bijdrage is bedoeld als aanvulling op de huursubsidie en de woonkostentoeslag voor huurders en is alleen bestemd voor huishoudens die huursubsidie en/of een woonkostentoeslag voor huurders.
- 3.
Als de bijdrage uitsluitend een aanvulling op de woonkostentoeslag is, zijn de regels woonkostentoeslag voor huurders van toepassing. Indien de rechthebbende zowel huursubsidie als een woonkostentoeslag voor huurders heeft, zijn de bepalingen voor de woonkostentoeslag van toepassing.
Artikel 34 Aanvraag
De bijdrage uit het Utrechts Woonlastenfonds wordt behandeld in aansluiting op de toekenning Huursubsidie of de vangnetregeling door het ministerie
van Volkshuisvesting en Ruimtelijke ordening, door WoningNet of gelijktijdig met de aanvraag voor een woonkostentoeslag voor huurders bij WoningNet.
Artikel 35 Benodigde bewijsstukken
De aanvrager is verplicht alle voor het vaststellen van het recht op een bijdrage noodzakelijke gegevens en bewijsstukken te verstrekken. Vanaf 1 juli
2002 is dit de beslissing huursubsidie 2002/2003 van het ministerie van
Volkshuisvesting en ruimtelijke Ordening die een huishouden ontvangt,
en de inkomens-verklaring 2002 van de Belastingdienst. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij controle gegevens omtrent inkomen en samenstelling van het huishouden op te vragen bij de Belastingdienst, de Sociale Verzekeringsbank en GBA.
Artikel 36. Beschikking
De bijdrage uit het Woonlastenfonds wordt berekend op basis van de definitieve berekening huursubsidie en/of vangnetregeling, woonkostentoeslag. De benodigde gegevens worden opgevraagd bij het huursubsidie-informatiepunt van het ministerie van Vrom. Door middel van het ondertekenen van het aanvraagformulier geeft de aanvrager hier toestemming voor.
Artikel 37 Controle
Controle vindt plaats op basis van de definitieve beslissing van de huursubsidie, Vangnetregeling, woonkostentoeslag, waarvan de bijdrage woonlastenfonds afhankelijk is.
Artikel 38 Wijziging bijdrage Woonlastenfonds
De bijdrage Woonlastenfonds is afhankelijk van de huursubsidie, de vangnetregeling en/of de woonkosten-toeslag voor huurders. Bij wijzigingen in de berekening en/of na de beslissing huursubsidie of de vangnet-regeling door Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening of de woonkostentoeslag voor huurders, wijzigt de bijdrage uit het Woonlastenfonds eveneens.
Wijzigingen in de rekenhuur of het inkomen zijn eveneens van invloed op de bijdrage Woonlastenfonds.
Artikel 39 Wijziging wetgeving of richtlijnen
Bij wijzigingen of jaarlijkse bijstellingen van de Huursubsidiewet, wijzigingen in de Vangnetregeling, de woonkostentoeslag voor huurders of de Algemene bijstandswet kunnen de uitgangspunten voor het Woonlastenfonds eveneens gewijzigd worden.
Artikel 40 Terugbetaling
De rechthebbende is verplicht te veel ontvangen bijdragen uit het Woonlastenfonds terug te betalen. De bepalingen van de Algemene bijstandswet zijn van toepassing.
Artikel 41 Bezwaar
1.Indien de rechthebbende om gemotiveerde redenen het niet eens is met de beslissing bijdrage woonlastenfonds kan rechthebbende bezwaar indienen tegen de berekening van de bijdrage uit het
Woonlastenfonds wordt dit bezwaar in samenhang met de berekening van de huursubsidie , de Vangnetregeling en/ of de woonkostentoeslag voor huurders gezien, waarvan de bijdrage afhankelijk is.
- 2.
De belanghebbende moet het gemotiveerde bezwaarschrift binnen zes weken na de beslissing bijdrage woonlastenfonds het bezwaar indienen bij burgemeester en wethouders van Utrecht.
- 3.
het bezwaarschrift moet de volgende gegevens bevatten:
- -
naam en adres van huurder/belanghebbende;
- -
leeftijd en gezinssamenstelling;
- -
reden van het bezwaar;
- -
beslissing huursubsidie van het ministerie van VROM en
- -
beslissing bijdrage Woonlastenfonds van Woningnet.
- -
- 4.
Op de behandeling van bezwaarschriften is de Verordening behandeling bezwaaren beroepschriften van toepassing.
Artikel 42 Betalingen
- 1.
De bijdrage Woonlastenfonds wordt (indien mogelijk) maandelijks betaald aan de huurder via Woningnet. Indien maandelijkse betalingen niet mogelijk zijn om administratieve of organisatorische redenen, wordt de bijdrage periodiek uitbetaald (per kwartaal/ maximaal per half jaar). Aanvragers worden daarvan op de hoogte gesteld.
- 2.
Als de bijdrage Woonlastenfonds een aanvulling betreft op de woonkostentoeslag voor huurders wordt de bijdrage gelijktijdig met de woonkostentoeslag voor huurders voor huurders uitbetaald volgens bovenstaande systematiek.
- 3.
Er is geen bezwaar mogelijk tegen de termijn van uitbetaling indien de reden van het uitblijven van betaling gelegen is in de administratieve handelingen van de uitkeringsinstantie voor de huursubsidie (ministerie Vrom) of nalatigeheid van de aanvrager en/of rechthebbende. Dit hangt samen met het feit dat de hoogte van de bijdrage uit het woonlastenfonds afhankelijk is van de huursubsidie (en/of vangnetregeling)
- 4.
Er worden geen bevoorschottingen op de bijdragen Woonlastenfonds verstrekt.
Artikel 43 Vaststellen bijdrage.
De bijdragen uit het Woonlastenfonds als bedoeld in artikel 29, tweede lid worden als volgt berekend:
1.Definitie tabel:
Tabel A: eenpersoonshuishoudens
Tabel B: meerpersoonshuishoudens
Tabel C: eenpersoonsouderenhuishoudens
Tabel D: meerpersoonsouderenhuishoudens
2.Vaststellen rekeninkomen:
Tabel A: als het jaarinkomen lager is dan EUR 12.225,00 is het rekeninkomen EUR 12.225,00.
Tabel B: als het jaarinkomen lager is dan EUR 15.625,00 is het rekeninkomen EUR 15.625,00.
Tabel C: als het jaarinkomen lager is dan EUR 12.225,00 is het rekeninkomen EUR 12.225,00.
Tabel D: als het jaarinkomen lager is dan EUR 15.300,00 is het rekeninkomen EUR 15.300,00.
In alle andere gevallen is het rekeninkomen het jaarinkomen voor de huursubsidie.
Indien de rechthebbende uitsluitend een woonkostentoeslag voor huurders ontvangt, wordt het inkomen voor de woonkostentoeslag voor huurders door Sociale Zaken &
Werkgelegenheid vastgesteld. In aanvulling hierop is dit inkomen eveneens van toepassing voor het Woonlastenfonds.
3.Vaststellen huurquotum woonlastenfonds:
Tabel A: het huurquotum wordt vastgesteld op 18% van het rekeninkomen.
Tabel B: het huurquotum wordt vastgesteld op 20 % van het rekeninkomen.
Tabel C: het huurquotum wordt vastgesteld op 19 % van het rekeninkomen.
Tabel D: het huurquotum wordt vastgesteld op 21% van het rekeninkomen.
4.Vaststellen rekenhuur:
De rekenhuur wordt vastgesteld op de nettohuur en het deel van de kosten dat voor huursubsidie in aanmerking komt:
• maandelijkse kosten voor het in bedrijf zijn van lift-, ventilatie-, hydrofooren alarminstallaties, en van verlichting van de door huurder met anderen gemeenschappelijk gebruikte ruimten tot een in de huursubsidiewet bepaald maximum.
• maandelijkse schoonmaakkosten van de lift en andere gemeenschappelijke ruimten tot een in de huursubsidiewet bepaald maximum.
• maandelijkse kapitaalen onderhoudskosten voor dienstruimten en gemeenschappelijke recreatieruimten tot een in de huursubsidiewet bepaald maximum.
5.Vaststellen verschil:
De bijdrage van het Woonlastenfonds is het verschil tussen de rekenhuur na aftrek van de huursubsidie en het huurquotum.
6.Vaststellen bijdrage Woonlastenfonds: Er wordt geen bijdrage toegekend als:
Tabel A: het jaarinkomen hoger is dan EUR 12.225,00.
Tabel B: het jaarinkomen hoger is dan EUR 16.125,00.
Tabel C: het jaarinkomen hoger is dan EUR 12.225,00.
Tabel D: het jaarinkomen hoger is dan EUR 15.450,00.
7.Tussentijdse berekeningen:
Bij alle tussentijdse berekeningen wordt uitgegaan van de werkelijke bedragen (niet afgerond). Zodra het eindbedrag berekend is, wordt afgerond naar de gulden erboven.
8.Bijdragen tussen EUR 0 en EUR 4,54:
Indien de berekende bijdrage minder dan EUR 4,54 is, wordt de bijdrage vastgesteld op EUR 4,54.
9.Bijdrage Woonlastenfonds boven maximale huurgrens
Bij een rekenhuur boven EUR 585,24 per maand wordt geen bijdrage uit het Woonlastenfonds verstrekt, tenzij het gaat om een specifieke ouderenwoning of een aangepaste woning voor mensen met een handicap.
Deze huishoudens kunnen een woonkostentoeslag voor huurders aanvragen bij Woningnet. Indien zij daarvoor in aanmerking komen,
is in aanvulling daarop een bijdrage uit het Woonlastenfonds mogelijk voor de groepen die tot bovengenoemde inkomenscategorieën van het Woonlastenfonds behoren. Als het huishouden bestaat uit personen onder de 23 jaar mag de rekenhuur niet hoger zijn danEUR 317, 03 per jaar.
10.Wijziging bedragen:
10. De in dit hoofdstuk genoemde bedragen en percentages kunnen door burgemeester en wethouders jaarlijks gewijzigd worden.
Artikel 44 Nadere regels ter uitvoering
De uitvoering van deze regeling wordt opgedragen aan WoningNet. Burgemeester en wethouders kunnen ter uitvoering nadere regels stellen.
Artikel 45
De Richtlijnen Woonlastenfonds maken deel uit van de Richtlijnen Bijzondere Bijstand Utrecht 2002-2003 en na vaststelling per 1 januari 2003, van de Richtlijnen 2003-2004. De bepalingen van de hoofdstukken I tot en met IV in de Richtlijnen bijzondere bijstand zijn hierop niet van toepassing.
Hoofdstuk VI Slotbepalingen
Artikel 46 Hardheidsclausule
- 1.
Aan een persoon die geen recht op bijstand heeft, kunnen burgemeester en wethouders, gelet op alle omstandigheden, in afwijking van het vorenstaande bijstand verlenen indien zeer dringende redenen daartoe noodzaken.
- 2.
Het eerste lid is niet van toepassing op andere vreemdelingen dan die, bedoeld in artikel 11, tweede en derde lid van de wet.
Artikel 47 Citeertitel
Deze richtlijnen kunnen worden aangehaald onder de titel: Richtlijnen
Bijzondere Bijstand Utrecht 2004.
Artikel 48. Inwerkingtreding
- 1.
De Richtlijnen Bijzondere Bijstand Utrecht zoals vastgesteld door de raad op 28 januari 2003 komen te vervallen.
- 2.
De Richtlijnen Bijzondere Bijstand Utrecht 2004 treden in werking op
1 januari 2004.
Aldus vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders in zijn vergadering van 30 maart 2004.
De secretaris, De burgemeester,
Drs. M.J.C. Heeremans Mr. A.H. Brouwer-Korf
Bekendmakingheeftplaatsgevondenop26mei2004.
Dezerichtlijnenzijninwerkinggetredenop1januari2004.
Ziet u een fout in deze regeling?
Bent u van mening dat de inhoud niet juist is? Neem dan contact op met de organisatie die de regelgeving heeft gepubliceerd. Deze organisatie is namelijk zelf verantwoordelijk voor de inhoud van de regelgeving. De naam van de organisatie ziet u bovenaan de regelgeving. De contactgegevens van de organisatie kunt u hier opzoeken: organisaties.overheid.nl.
Werkt de website of een link niet goed? Stuur dan een e-mail naar regelgeving@overheid.nl