Beleidsregel van burgemeester en wethouders van Goeree-Overflakkee betreffende lijkzorging van gemeentewege (Beleidsnotitie lijkbezorging van gemeentewege)

Geldend van 30-08-2017 t/m heden

Intitulé

Beleidsnotitie lijkbezorging van gemeentewege

Burgemeester en wethouders respectievelijk de burgemeester van Goeree-Overflakkee, ieder voor zover het hun bevoegdheden betreft;

overwegende dat het gewenst is beleid op te stellen met betrekking tot lijkbezorging door de gemeente;

gelet op de Wet op de lijkbezorging;

b e s l u i t e n:

vast te stellen de Beleidsnotitie lijkbezorging van gemeentewege.

Artikel I

De Beleidsnotitie lijkbezorging van gemeentewege wordt overeenkomstig het bij dit besluit behorende en als zodanig gewaarmerkte document vastgesteld.

Artikel II

Dit besluit treedt in werking op de eerste dag na bekendmaking.

Inhoud

Samenvatting

1. Inleiding

1.1 Welke burgemeester is verantwoordelijk

1.2 Terughoudendheid

2. Het verlenen van de opdracht

2.1 Beleid gemeente Goeree-Overflakkee

3. De keuze voor begrafenis of crematie  

3.1 Beleid gemeente Goeree-Overflakkee

3.1.1 Begraven

3.1.2 Crematie

4. Kosten

4.1 Kostenverhouding begrafenis en crematie

4.2 Nalatenschap

4.2.1. Beleid gemeente Goeree-Overflakkee

4.3 Verhaal

4.3.1 Beleid gemeente Goeree-Overflakkee

4.4 Bijzondere bijstand nabestaanden

5. Binnentreden woning

5.1 Beleid gemeente Goeree-Overflakkee

6. (Sobere) lijkbezorging

6.1 Beleid gemeente Goeree-Overflakkee

Samenvatting

Op grond van de Wet op de lijkbezorging (hierna: Wlb) is, als niemand anders in de lijkbezorging voorziet, de burgemeester verplicht in de lijkbezorging van overleden personen te voorzien. In deze notitie wordt vastgelegd op welke wijze door de burgemeester van Goeree-Overflakkee in voorkomend geval uitvoering gegeven zal worden aan deze taakstelling.

Uitgangspunt is dat de lijkbezorging sober en tegen zo gering mogelijke kosten plaatsvindt met inachtneming van de laatste wens van betrokkene. Voor zover geen wens bekend is tot crematie, zal betrokkene worden begraven. Met het verlenen van opdracht tot lijkbezorging zal terughoudend worden omgegaan. De kosten van de lijkbezorging zullen met inachtneming van de wettelijke mogelijkheden en –beperkingen worden verhaald.

Ten aanzien van lijkbezorging van gemeentewege gelden de volgende beleidsregels (samengevat):

- De wettelijke termijn voor de lijkbezorging wordt, met inachtneming van de Wlb, tot uiterlijk de 14e dag na overlijden verlengd. Lijkbezorging moet derhalve uiterlijk op de 14e dag na overlijden/lijkvinding plaatsvinden.

- De lijkbezorging vindt plaats in de vorm van een begrafenis tenzij de overledene uitdrukkelijk en aantoonbaar heeft aangegeven dat de voorkeur uitgaat naar crematie.

- De gemeente zal in eerste instantie de kosten van de lijkbezorging verhalen op de nalatenschap.

- Om te voorkomen dat oneigenlijk c.q. te snel gebruik gemaakt wordt van gemeentelijke gelden zal alleen in uitzonderlijke situaties afgezien worden van het verhaalsrecht op nabestaanden.

- De lijkbezorging wordt uitgevoerd op basis van de minst kostbare-, doch waardige wijze, ofwel een sobere lijkbezorging.

- Bij de uitvoering van de artikelen 20 tot en met 22 van de Wlb wordt rekening gehouden met het in deze notitie opgenomen beleid. Afwijking daarvan is slechts in uitzonderlijke gevallen mogelijk.

1. Inleiding

Ten aanzien van overledenen kunnen zich vier situaties voordoen waarin de gemeente betrokken wordt bij de lijkbezorging:

a) nabestaanden weigeren in de lijkbezorging te voorzien;

b) nabestaanden kunnen niet in de lijkbezorging voorzien;

c) er zijn (momenteel) geen nabestaanden te vinden;

d) de identiteit van de overledene kan niet worden vastgesteld.

Uitgangspunt van de Wlb is dat de nabestaanden primair verantwoordelijk zijn voor de uitvaart. Verder is het uitgangspunt van de wetgever dat de zorg voor de lijkbezorging niet alleen afhankelijk is van familierechtelijke- en erfrechtelijke betrekkingen, maar ook van de feitelijke betrekkingen. Volgens de wetgever moet duidelijk zijn dat de lijkbezorging geen taak van de overheid is, maar een zaak van zorg voor elkaar.

1.1 Welke burgemeester is verantwoordelijk

Als werkelijk niemand in de lijkbezorging voorziet en daartoe dus geen enkel initiatief ondernomen wordt moet de burgemeester daarvoor zorgdragen. Op dit punt hebben zich in het verleden competentiegeschillen voorgedaan. Er kunnen immers verschillende burgemeesters betrokken zijn: de burgemeester van de (laatste) woonplaats van betrokkene, de burgemeester van de gemeente waar het overlijden heeft plaatsgevonden, en de burgemeester van de gemeente waar het stoffelijk overschot zich bevindt (dit kan immers na het overlijden reeds zijn vervoerd). Jurisprudentie heeft inmiddels vastgesteld, dat de burgemeester van de gemeente waar het stoffelijk overschot zich bevindt op het moment dat duidelijk wordt dat niemand in de lijkbezorging voorziet, verantwoordelijk is. Als het lijk zich in een woning bevindt dan kan de burgemeester of een ambtenaar van politie de woning binnentreden. Zie het tweede lid van artikel 21 Wlb.

1.2 Terughoudendheid

De gemeente dient uiterst terughoudend te zijn in het regelen en verzorgen van de uitvaart. De artikelen 21 en 22 van de Wlb zijn primair bedoeld om de lijkbezorging te regelen van mensen zonder nabestaanden, waarbij niemand in actie kan komen.

Als er wel nabestaanden zijn, rust er op hen naast een financiële plicht ook een morele plicht om de uitvaart te verzorgen. Er bestaat echter voor nabestaanden geen juridische verplichting om een uitvaart te verzorgen. De wetgever geeft in artikel 22 Wlb de burgemeester de mogelijkheid om de kosten van een uitvaart te verhalen op de bloed- en aanverwanten als niemand voor de lijkbezorging zorgdraagt. Dit verhaalsrecht geldt voor  (ex) echtgenoot, ouders, kinderen, aangehuwde kinderen, schoonouders en stiefouders (artikel 1:392-396 BW), zodat de familie dan toch zal moeten betalen. Het verhaalsrecht komt pas in beeld als de gemeente de kosten niet volledig op de nalatenschap kan verhalen.

De artikelen zijn niet bedoeld om financiële problemen van nabestaanden op te lossen. Het is zaak om in een dergelijk geval nabestaanden te manen tot het ondernemen van actie. Deze kan bijvoorbeeld bestaan uit het sluiten van een lening, het houden van een inzameling onder familie en vrienden of het aanvragen van bijzondere bijstand.

Wanneer de nabestaanden bewust geen actie ondernemen moet de gemeente optreden. Omdat een uitvaart altijd (relatieve) haast heeft, is het in sommige gevallen (wanneer het lijk in de openbare ruimte ligt of bij zomers weer in een woning) denkbaar dat met een uitvaartverzorger de afspraak gemaakt wordt dat in eerste instantie alleen de eerste verzorging (weghalen overledene en bewaren in mortuarium) gebeurt en (nog) niet de gehele uitvaart. Er is dan tijd voor het zoeken van en overleg met de nabestaanden. De kosten kunnen in het kader van zaakwaarneming verhaald worden.

2. Het verlenen van de opdracht

De gemeente (i.c. de burgemeester) is wettelijk verplicht om (artikel 21 en 22 Wlb) een uitvaart te verzorgen als niemand anders hier zorg voor draagt. De gemeente betaalt dan ook de uitvaartondernemer die een en ander uitvoert en heeft het wettelijk recht om de kosten te verhalen op de nalatenschap en op de nabestaanden (o.a. echtgenoot, kinderen). Het principe van de Wlb is dat:

1. de gemeente in het belang van de volksgezondheid en de openbare orde zorgt dat de overledene “bezorgd” wordt;

2. dat de kosten niet door de belastingbetaler worden gedragen.

De gemeente hoeft dan ook niet onmiddellijk de bovenbedoelde verplichting tot het (laten) verzorgen van een uitvaart op zich te nemen. Alleen als na het zoeken van nabestaanden en na (maximaal) vijf werkdagen duidelijk is dat niemand anders iets doet, moet de gemeente invulling geven aan haar wettelijke plicht.

Genoemde periode van vijf werkdagen kan door de burgemeester worden verlengd, nadat daarover een arts is gehoord. Dit betreft de burgemeester van de gemeente waarin het lijk zich bevindt op het moment dat duidelijk wordt dat niemand voor de lijkbezorging zorg kan of wil dragen. Hierover wordt opgemerkt dat uitstel, zeker wanneer de zoektocht naar nabestaanden nog niet afgerond is, dan wel dat nabestaanden (nog) niet bereid zijn de lijkbezorging te regelen, voor de gemeente geen nadeel hoeft te betekenen. Enig uitstel kan er namelijk toe leiden dat alsnog iemand anders (wordt gevonden die) de verantwoordelijkheid op zich neemt (en dus ook zorg draagt voor betaling).

2.1 Beleid gemeente Goeree-Overflakkee

Gelet op het vorenstaande wordt als regel gehanteerd dat de burgemeester, gehoord een arts, uitstel verleent van de verplichting tot lijkbezorging op uiterlijk de zesde werkdag na overlijden. Het uitstel wordt verleend voor de duur van (maximaal) vijf werkdagen. De lijkbezorging vindt uiterlijk op de elfde werkdag na overlijden plaats, maar nooit later dan de vijftiende dag na overlijden, of de dag van aantreffen van het stoffelijk overschot.

3. De keuze voor begrafenis of crematie

De burgemeester is verplicht om bij de keuze begraven of cremeren rekening te houden met een eerder uitgesproken wens van een overledene (artikel 18 Wlb). Concreet betekent dit, dat de burgemeester in principe voor begraven kiest, tenzij er een codicil of testament is waarin de wens tot crematie of ontleding ten behoeve van de wetenschap is opgenomen. Let wel: het gaat hier om de wens van de overledene en dus niet de wens van de nabestaanden.

Ook houdt de burgemeester rekening met eventuele niet uitgesproken wensen tot de lijkbezorging. Bijvoorbeeld wanneer de overledene aanhanger is van een religie die crematies voorstaat dan zal een crematie worden verzorgd. De burgemeester zal zich in de keuze: begraven of cremeren, altijd laten leiden door het uitgangspunt dat in alle gevallen begraven wordt, tenzij door schriftelijke stukken, de religie of een uitgesproken levenswijze van de overledene duidelijk is dat zijn laatste wens anders is.

Ten slotte schrijft de wet voor (artikel 21, vierde lid, Wlb) dat, indien de identiteit van de overledene niet kan worden vastgesteld, er altijd begraven moet worden.

3.1 Beleid gemeente Goeree-Overflakkee

3.1.1 Begraven

De overledene wordt begraven omdat deze wijze van lijkbezorging, ten opzichte van cremeren, gezien de aard en cultuur van onze gemeente de voorkeur heeft. Dit belang weegt zwaarder dan het financiële aspect: cremeren is goedkoper dan begraven.

Bij begraven geldt dat de meest goedkope manier wordt gehanteerd. De overledene wordt begraven in een zogenoemd algemeen graf. De gemeente blijft rechthebbende van het graf.

Op het graf mag geen grafmonument geplaatst worden. Pas na betaling van de kosten van de begrafenis door nabestaanden wordt dit toegestaan. De nabestaanden worden dan immers rechthebbende op het graf.

De gemeente bepaalt de begraafplaats en het tijdstip van de begrafenis. Nabestaanden worden hiervan op de hoogte gebracht. Als de overledene naar het oordeel van de burgemeester binding had met één van de andere kernen binnen de gemeente Goeree-Overflakkee kan hier rekening mee worden gehouden. De opvattingen van nabestaanden zijn hierbij overigens niet doorslaggevend.

3.1.2 Crematie

Wanneer wordt overgegaan tot crematie dan geldt ook hier dat de meest goedkope manier wordt gehanteerd.

De overledene wordt in één van de dichtstbijzijnde crematoria gecremeerd. Nabestaanden worden op de hoogte gebracht van de plaats en tijd waarop de crematie plaatsvindt.

De as wordt na de wettelijke wachttijd van 1 maand vrijgegeven door het crematorium en verstrooid op het terrein van het crematorium. Willen nabestaanden een asbus, dan moeten zij binnen de hiervoor genoemde termijn eerst de openstaande rekening van de uitvaart voldoen.

4. Kosten

4.1 Kostenverhouding begrafenis en crematie

Bij een uitvaart op kosten van de gemeente is het uitgangpunt dat dit enerzijds op waardige en piëteitsvolle wijze plaatsvindt, en anderzijds voor zo laag mogelijke kosten. Er wordt immers een beroep gedaan op gemeenschapsgeld. Dit houdt onder andere in, dat geen geld wordt verstrekt voor een advertentie of drukwerk, en evenmin voor een spreker of voor verstrekking van consumpties.

Wanneer gekozen wordt voor een begrafenis dan betreft dit een begrafenis op één van de algemene begraafplaatsen binnen de gemeente, in een algemeen graf. De kosten hiervan bedragen afgerond

€ 1.600,00 (prijspeil 2017). Ook vindt geen plechtigheid plaats.

Wanneer gekozen wordt voor crematie dan betreft dit een crematie in één van de dichtstbijzijnde crematoria zonder bijeenkomst of plechtigheid. In vaktermen wordt dit een “technische crematie” genoemd. De kosten hiervan bedragen afgerond € 750,- (prijspeil 2017).

Overigens wordt, desgewenst, éénmalig gelegenheid geboden aan nabestaanden om in het uitvaartcentrum afscheid te nemen van de overledene.

In beide gevallen komen hier echter nog diverse kosten bij. Te denken valt aan de kosten van de forensisch arts, de zogenaamde laatste zorg, huur van het mortuarium, de uitvaartkist en het overbrengen van het stoffelijk overschot.

Bovendien brengt de uitvaartverzorger kosten in rekening voor het regelen, verzorgen en uitvoeren van de uitvaart. In het geval van een begrafenis wordt als extra kosten het dragersloon in rekening gebracht (gemiddeld € 300,00).

Samenvattend bedragen de totale kosten van een begrafenis  ca. € 3.600,00, van een crematie gemiddeld € 2.450,00, (beide prijspeil 2017). Vooraf dient de uitvaartverzorger een kostenopzet te overleggen, waarin de kosten van de werkzaamheden worden gespecificeerd.

4.2 Nalatenschap

De gemeente moet de kosten van de begrafenis in eerste instantie verhalen op de bij de overledene gevonden goederen of gelden, de eventuele uitvaartverzekering en vervolgens de nalatenschap. De inboedel en de goederen die in de woning van de overledene gevonden worden (zie ook hoofdstuk 5), worden geacht tot de nalatenschap te behoren, tenzij blijkt of in redelijkheid aangenomen kan worden dat zij aan anderen toebehoren.

In de meeste gevallen zal de overledene een gehuurde woning achterlaten en een inboedel die vrijwel niets opbrengt. Vaak zijn de kosten om de goederen te gelde te maken hoger dan de verwachte opbrengsten. In dergelijke gevallen onderneemt de gemeente geen tot weinig actie. Dit zal in de meeste gevallen zo zijn.

Mocht er wel sprake zijn van een (enigszins) waardevolle boedel dan kan de gemeente die (laten) verkopen om de kosten van de begrafenis te kunnen verrekenen. De boedel maakt immers deel uit van de nalatenschap. Bij een waardevollere boedel (naar schatting meer dan € 2500,--) is het aan te bevelen om een notaris in te schakelen die een uitgebreid nabestaandenonderzoek (tot de zesde graad) kan doen en die eventueel door tussenkomst van belanghebbenden (schuldeisers) of het Openbaar Ministerie bij de rechtbank een vereffenaar (voorheen curator) kan laten aanwijzen.

4.2.1 Beleid gemeente Goeree-Overflakkee

De gemeente zal in eerste instantie de kosten van de begrafenis/crematie verhalen op de nalatenschap.

4.3 Verhaal

Is de nalatenschap onvoldoende om de kosten te dekken (de erfgenamen kunnen allemaal voor hun respectievelijke erfdeel worden aangesproken) dan heeft de gemeente een verhaalsrecht op bloed- en aanverwanten, die tot het verstrekken van levensonderhoud aan de overledene verplicht zouden zijn geweest.

Verhaal is dan mogelijk op de (ex) echtgen(o)t(e), ouders, wettige en natuurlijke kinderen, aangetrouwde kinderen, schoon- en stiefouders) als bedoeld in artikel 22 Wlb juncto 1:392-396 BW. Als er een (gewezen) echtgeno(o)t(e) of (gewezen) geregistreerd partner is, dan is die als eerste gehouden de kosten te betalen (artikel 1:392 BW). De andere nabestaanden zijn ieder voor een deel verantwoordelijk voor de kosten. Dit afhankelijk van hun draagkracht en de verhouding van elk van de onderhoudsplichtigen tot de onderhoudsgerechtigde.

Bij verhaal moeten maatschappelijke opvattingen meegewogen worden, het verhaal moet dus wel redelijk zijn (voorbeeld: verhaal van kosten op de ex-partner van 30 jaar geleden is niet redelijk). Verder moet nadrukkelijk in ogenschouw worden genomen dat kostenverhaal aanzienlijk veel tijd (en geld) kan vergen. Per geval zal moeten worden bekeken of het de moeite waard zal zijn en de kosten van het kostenverhaal niet onevenredig hoog zullen zijn.

Vaak wordt het verlof tot begraving of crematie door een begrafenisondernemer – namens een familielid die de opdracht voor de begraving of crematie geeft – aangevraagd. In dat geval betekent dat voor de uitvaartondernemer dat de opdrachtgever verantwoordelijk is voor de kosten. Het is niet zo dat iemand wel opdracht kan geven en dat de uitvaartondernemer later de rekening bij de gemeente deponeert. Het probleem, namelijk het bezorgen van het lijk is niet meer aan de orde. De opdrachtgever is zelf verantwoordelijk, ook financieel!

4.3.1 Beleid gemeente Goeree-Overflakkee

Het principe van de Wlb is dat de kosten niet door de belastingbetaler worden gedragen, maar verhaald worden. Kostenverhaal is echter geen verplichting maar een bevoegdheid (van het college). Om te voorkomen dat oneigenlijk c.q. te snel gebruik gemaakt wordt van gemeentelijke gelden zal alleen in uitzonderlijke situaties afgezien worden van het verhaalsrecht. Daarbij kunnen persoonlijke omstandigheden en gebeurtenissen in het verleden factoren van overweging zijn. Ook zullen de kosten van het verhaal zelf zwaar meewegen.

4.4 Bijzondere bijstand nabestaanden

Wanneer nabestaanden niet voldoende middelen hebben, kunnen ze (voor hun deel) een beroep doen op de bijzondere bijstand. Voor de bijzondere bijstand maakt iedere gemeente echter een eigen beleid. Het kan dus zo zijn dat inwoners van Goeree-Overflakkee wel op basis van het gemeentelijk beleid een beroep kunnen doen op bijzondere bijstand en inwoners van andere gemeenten niet.

5. Binnentreden woning

Als de lijkbezorging wordt belemmerd doordat het lijk zich in een woning bevindt dan kan op grond van artikel 21 Wlb, tweede lid de woning worden binnengetreden. Voor het binnentreden van de woning van de overledene terwijl het lijk buiten de woning gevonden is, ontbreekt in de Wlb een wettelijke titel.

Ingeval van concreet gevaar voor de openbare orde/veiligheid kan de burgemeester op grond van zijn bevoegdheid volgend uit artikel 172 Gemeentewet optreden. Een algemene titel tot binnentreden van de woning van de overledene is daarmee (eveneens) niet gegeven. De bepaling ziet nadrukkelijk op een specifieke bevoegdheid die pas mag worden gebruikt ingeval van direct, aanwijsbaar gevaar voor de openbare orde en/of veiligheid.

Het ontruimen van de woning, het opzeggen van gas, water en elektriciteit, het opzeggen van de huur en het inleveren van de sleutel is geen primaire taak voor de gemeente. De gemeentelijke inzet ten aanzien van een zogenoemde onbeheerde nalatenschap dient bij voorkeur beperkt te blijven. Voor al deze zaken geldt dat aan de bestuursorganen van de gemeente geen bevoegdheden zijn toegekend.

5.1 Beleid gemeente Goeree-Overflakkee:

De gemeente Goeree-Overflakkee hanteert als uitgangspunt dat de woning van de overledene slechts zelfstandig wordt betreden ingeval het lijk zich daarin bevindt. In andere gevallen zal de woning niet anders dan met toestemming van- en tevens vergezeld van een nabestaande (bijv. partner, familie, kennis), die in het bezit is van de sleutel van de woning, worden betreden.

Voor werkzaamheden als het afsluiten van nutsvoorzieningen, opzeggen van de huur, ontruimen van de woning en dergelijke geeft de gemeente geen opdracht. Veelal zal er een nabestaande zijn die deze taak op zich neemt.

Alleen als zich een situatie voordoet waarbij concreet gevaar voor de openbare/orde veiligheid bestaat en niemand anders bereid en in staat blijkt hierin direct op adequate wijze te voorzien zal de burgemeester met gebruikmaking van de op grond van artikel 172 Gemeentewet gegeven bevoegdheid hierin (laten) voorzien.

6. (Sobere) lijkbezorging

De Wlb stelt geen specifieke eisen aan de (gemeentelijke) lijkbezorging. De feitelijke praktijk in Nederland is dat de gemeente een crematie of begrafenis verzorgt op basis van de minst kostbare-, doch acceptabele wijze, ofwel een sobere lijkbezorging.

6.1 Beleid gemeente Goeree-Overflakkee

De volgende zaken worden van gemeentewege betaald. In uitzonderlijke gevallen kan hier (in overleg met de burgemeester) van afgeweken worden.

Uitvaartverzorging

- werkzaamheden uitvaartverzorger

- overbrengen overledene van plaats van overlijden naar plaats van opbaren

- huur “bewaarplaats” / mortuarium in uitvaartcentrum (geen rouwkamer)

- het afleggen en kisten van de overledene (zogenaamde laatste zorg)  

- een eenvoudige kist

- verzorgen benodigde formaliteiten

- rouwauto op de dag van de uitvaart

- kosten van forensisch arts

- kosten van een executeur- testamentair (notaris), wanneer het voor de lijkbezorging noodzakelijk is deze opdracht te verstrekken

Bij begraven

- Begraving in een algemeen graf op werkdagen zonder gebruik van verdere lokaliteiten / faciliteiten.

- Begraving vindt plaats op een algemene begraafplaats.

Bij crematie

- Cremeren zonder gebruik van verdere lokaliteiten / faciliteiten in het dichtstbijzijnde crematorium

- Asverstrooiing op het terrein van het crematorium.

- De asbus wordt alleen na betaling van het gehele bedrag van de uitvaart aan de nabestaanden beschikbaar gesteld. Deze betaling moet binnen een maand na de crematie worden voldaan.

Bij de uitvoering van de artikelen 20 tot en met 22 van de Wlb wordt rekening gehouden met het in deze notitie opgenomen beleid. Afwijking daarvan is slechts in uitzonderlijke gevallen mogelijk.

Ondertekening

Aldus vastgesteld op 8 augustus 2017 door
burgemeester en wethouders van Goeree-Overflakkee,
secretaris, burgemeester,
W.M. van Esch mr. A. Grootenboer-Dubbelman
Aldus vastgesteld op 8 augustus 2017 door de
burgemeester van Goeree-Overflakkee,
mr. A. Grootenboer-Dubbelman