Regeling vervallen per 01-01-2021

Beleidsregels bijzondere bijstand en Aalsmeerpas gemeente Aalsmeer

Geldend van 03-11-2018 t/m 31-12-2020

Intitulé

Beleidsregels bijzondere bijstand en Aalsmeerpas gemeente Aalsmeer

Z-2017/022469

Het college van burgemeester en wethouders van Aalsmeer,

gelet op artikelen 35 en 36 van de Participatiewet.

besluit vast te stellen de Beleidsregels bijzondere bijstand en Aalsmeerpas gemeente Aalsmeer.

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1. Begripsomschrijving.

Voor de toepassing van deze beleidsregels wordt verstaan onder:

  • a.

    belanghebbende: de persoon die in aanmerking wenst te komen voor bijzondere bijstand, minimaregelingen en/of de Aalsmeerpas;

  • b.

    college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Aalsmeer;

  • c.

    wet: de Participatiewet;

  • d.

    pensioengerechtigde leeftijd: de leeftijd als bedoeld in artikel 7a, eerste lid van de Algemene ouderdomswet;

  • e.

    minimuminkomen: het inkomen tot en met 110% van de op datum aanvraag geldende bijstandsnorm voor personen met arbeidsperspectief en 125% van de op datum aanvraag geldende bijstandsnorm voor personen zonder arbeidsperspectief;

  • f.

    arbeidsperspectief: belanghebbende heeft arbeidsperspectief indien hij een inkomen ontvangt niet zijnde een (gedeeltelijke) arbeidsongeschiktheidsuitkering, AOW-uitkering of een uitkering op grond van de ziektewet;

  • g.

    bescheiden vermogen: een vermogen van maximaal het in artikel 34, derde lid van de wet genoemde bedragen;

  • h.

    bijzondere bijstand: de bijstand als bedoeld in artikel 35 van de wet;

  • i.

    bijstandsnorm: de norm die op een alleenstaande of gehuwden van toepassing is als bedoeld in artikel 20 eerste lid, artikel 21 of artikel 22 van de wet. Op een alleenstaande ouder is de norm als bedoeld in artikel 20 tweede lid onder b en 21 onder b van de wet van toepassing, verminderd met 10%;

  • j.

    overbrugging: een eenmalige betaling op grond van de wet ten behoeve van levensonderhoud ter overbrugging naar de eerstvolgende (reguliere) betaling van de periodieke uitkering;

  • k.

    reserveringsruimte: mogelijkheid om te reserveren: 6% van de voor belanghebbende toepasselijke bijstandsnorm;

  • l.

    studenten: de persoon die onderwijs volgt waarvoor hij op enig moment tijdens dat onderwijs in aanmerking kan komen voor studiefinanciering op grond van de Wet studiefinanciering 2000 of de persoon die een beroepsopleiding als bedoeld in artikel 7.2.2, eerste lid, onderdelen a tot en met e, van de Wet educatie en beroepsonderwijs in de beroepsbegeleidende leerweg volgt.

  • m.

    WSNP: Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen;

  • n.

    Jeugdsportfonds: maatschappelijke organisatie die een jaarlijkse bijdrage verstrekt aan jongeren uit gezinnen met een laag inkomen voor de contributie van een sportvereniging en eventueel sportkleding en attributen;

  • o.

    Jeugdcultuurfonds: maatschappelijke organisatie die een jaarlijkse bijdrage verstrekt aan jongeren uit gezinnen met een laag inkomen voor culturele activiteiten. Het gaat om contributie en leskosten op het gebied van kunst en cultuur.

  • p.

    Maaltijdvoorziening: het systeem van maaltijdvoorziening zoals dat in de gemeente Aalsmeer wordt uitgevoerd door Zorgcentrum Aelsmeer en in de toekomst wellicht ook door anderen.

Artikel 2. Aanvragen

Het college neemt alleen aanvragen in behandeling wanneer deze zijn ingediend door middel van een door het college beschikbaar gesteld formulier.

Hoofdstuk 2. Individuele bijzondere bijstand

Artikel 3. Voorwaarden, draagkracht en toekenning

  • 1. Voor individuele bijzondere bijstand komt in aanmerking de belanghebbende met:

    • a.

      een minimuminkomen en een bescheiden vermogen, of

    • b.

      een inkomen boven het minimuminkomen en bescheiden vermogen voor zover de kosten zijn draagkracht te boven gaan.

  • 2. Voor individuele bijzondere bijstand, wordt voor de draagkracht meegenomen, tenzij hiervan in deze beleidsregels uitdrukkelijk wordt afgeweken:

    • a.

      30% van het inkomen boven het minimuminkomen, en

    • b.

      het volledige vermogen boven het bescheiden vermogen.

  • 3. Bij de berekening van de draagkracht wordt de eventuele individuele inkomenstoeslag van belanghebbende buiten beschouwing gelaten, tenzij hiervan in deze beleidsregels uitdrukkelijk wordt afgeweken.

  • 4. De draagkracht wordt berekend voor een periode van vierentwintig maanden vanaf de eerste dag van de maand waarin de eerste kosten zijn gemaakt.

  • 5. In afwijking van het vierde lid wordt voor belanghebbenden die minimaal de pensioengerechtigde leeftijd hebben en voor belanghebbenden zonder arbeidsperspectief de draagkracht eenmalig vastgesteld, onder de voorwaarde dat deze personen wijzigingen in het inkomen en vermogen doorgeven.

  • 6. Periodieke bijzondere bijstand wordt toegekend voor een periode van maximaal 12 maanden vanaf de eerste dag van de maand waarin de kosten zijn gemaakt.

  • 7. De berekende jaardraagkracht wordt volledig aangewend.

  • 8. Indien de bijstand voor eenmalige kosten in de vorm van leenbijstand wordt verleend komt de draagkracht tot uitdrukking in de hoogte van het aflossingsbedrag.

  • 9. Bij een wijziging in de vastgestelde financiële situatie tijdens een draagkrachtperiode wordt de vastgestelde draagkracht uit inkomen of vermogen herberekend en getoetst aan het eerste en tweede lid. Indien niet meer wordt voldaan aan deze criteria wordt het recht ingetrokken en beëindigd.

Artikel 4. Voorliggende voorziening

Als voorliggende voorziening als bedoeld in artikel 15 van de wet wordt ook begrepen een minnelijk schuldentraject en als belanghebbende in aanmerking komt voor een vergoeding van het jeugdsportfonds of het jeugdcultuurfonds.

Artikel 5. Oude nota's

Nota’s ouder dan een jaar komen niet voor vergoeding in aanmerking.

Artikel 6. Administratieve drempel

  • 1. Nota's met een totale waarde van minder dan € 50,00 worden niet in behandeling genomen.

  • 2. Indien de belanghebbende binnen 12 maanden na het maken van de eerste kosten niet aan het bedrag uit het eerste lid komt, wordt afgeweken van het eerste lid.

Artikel 7. Vorm bijstand

  • 1. In de gevallen genoemd in artikel 48, tweede lid, van de wet wordt de bijstand in de vorm van een geldlening verstrekt. Indien belanghebbende 75 jaar of ouder is wordt bijzondere bijstand om niet verstrekt.

  • 2. Bijzondere bijstand verstrekt in de vorm van een lening wordt in principe volledig terugbetaald, tenzij dit naar het oordeel van het college niet verenigbaar is met een minnelijk schuldentraject of een traject in de WSNP. Hierbij wordt de voorwaarde gesteld dat het traject niet door toedoen van belanghebbende tussentijds wordt beëindigd.

Artikel 8. Kosten in verband met bevalling en kraamzorg

  • 1. De belanghebbende wordt geacht voor de kosten voor en na de geboorte te reserveren.

  • 2. Indien de belanghebbende niet beschikt over voldoende middelen om tot aanschaf van zaken als bedoeld in het eerste lid over te gaan kan bijzondere bijstand in de vorm van een geldlening.

  • 3. Voor de eigen bijdrage van de kosten van een zwangerschapscursus, de bevalling en de kosten van kraamzorg kan bijzondere bijstand om niet worden verstrekt.

  • 4. Voor de berekening van de draagkracht wordt 100% van het inkomen boven de voor belanghebbende relevante bijstandsnorm meegenomen.

  • 5. Het vermogen boven anderhalf keer de voor belanghebbende relevante bijstandsnorm, wordt volledig als draagkracht aangemerkt.

Artikel 9. Inkomensafhankelijke bijdragen

  • 1. Een eigen bijdrage komt in beginsel niet voor bijzondere bijstandsverlening in aanmerking.

  • 2. Het eerste lid geldt niet voor de eigen bijdrage in de kosten voor rechtsbijstand. Een diagnosedocument van het Juridisch Loket, waaruit blijkt dat de gewenste rechtsbijstand door een advocaat noodzakelijk is, dan wel een toevoeging van de Raad van Rechtsbijstand gelden als bewijs van noodzaak.

  • 3. Van het eerste lid kan worden afgeweken indien er sprake is van twee of meer eigen bijdragen en dit leidt tot stapeling in zorgkosten.

Artikel 10. Verhuis- en inrichtingskosten

  • 1. De kosten die gemoeid zijn met verhuis- en inrichtingskosten behoren tot de algemene kosten van het bestaan en komen niet in aanmerking voor bijzondere bijstand, tenzij de noodzaak van verhuizen is vastgesteld.

  • 2. De noodzaak om te verhuizen staat in ieder geval vast als:

    • a.

      er sprake is van een verplichte verhuizing in verband met hoge woonkosten;

    • b.

      er sprake is van een verhuizing ter bevordering van het langer zelfstandig wonen;

    • c.

      de verhuizing plaats vindt op basis van een woonurgentie op basis van sociale of medische gronden; of

    • d.

      er sprake is van in plaatsing van personen die in het kader van de vreemdelingenwet als vluchtelingen zijn toegelaten in Nederland dan wel over een verblijfsvergunning beschikken.

  • 3. Als sprake van een noodzakelijke verhuizing wordt bijzondere bijstand om niet verstrekt bij verhuiskosten en kosten van stoffering, conform de normen van Nibud.

  • 4. Als sprake van een noodzakelijke verhuizing wordt bijzondere bijstand in de vorm van een lening verstrekt bij de overige inrichtingskosten, conform de normen van Nibud.

  • 5. In afwijking van het derde lid wordt, wanneer er sprake is van een situatie als bedoeld in artikel 48, tweede lid, onder a, b of c van de wet, voor deze kosten bijzondere bijstand in de vorm van een lening verstrekt.

  • 6. Voor de berekening van de draagkracht wordt 100% van het inkomen boven de voor belanghebbende relevante bijstandsnorm meegenomen.

  • 7. Het vermogen boven anderhalf keer de voor belanghebbende relevante bijstandsnorm, wordt volledig als draagkracht aangemerkt.

Artikel 11. Duurzame gebruiksgoederen

  • 1. De kosten die gemoeid zijn met de aanschaf en de vervanging van duurzame gebruiksgoederen, als bedoeld in artikel 51, eerste lid, van de wet, worden verstrekt in de vorm van een lening.

  • 2. Indien er sprake is van dringende redenen kan de bijzondere bijstand om niet worden verleend.

  • 3. Voor de berekening van de draagkracht wordt 100% van het inkomen boven de voor belanghebbende relevante bijstandsnorm meegenomen.

  • 4. Het vermogen boven anderhalf keer de voor belanghebbende relevante bijstandsnorm, wordt volledig als draagkracht aangemerkt.

Artikel 12. Woonkostentoeslag

  • 1. Het college kan een woonkostentoeslag verlenen bij een:

    • a.

      huurwoning, waarvan de huurlasten beneden de maximale huurgrens van de Huurtoeslag liggen;

    • b.

      huurwoning, waarvan de huurlasten boven de maximale huurgrens voor de Huurtoeslag liggen; of

    • c.

      koopwoning.

  • 2. De hoogte van het bedrag bijstand is afhankelijk van de huurprijs of hypotheekrente plus aanverwante kosten koopwoning en wordt in aanvang vastgesteld overeenkomstig de berekening huurtoeslag tot de maximale huurgrens, aangevuld voor 100% boven diezelfde grens tot het vastgestelde bedrag rekenhuur of woonlasten eigen woning.

  • 3. Een woonkostentoeslag als bedoeld in het eerste lid wordt voor een periode van 6 maanden verleend en kan met maximaal 6 maanden worden verlengd.

  • 4. Voor de berekening van de draagkracht wordt 100% van het inkomen boven de voor belanghebbende relevante bijstandsnorm meegenomen.

  • 5. Het vermogen boven anderhalf keer de voor belanghebbende relevante bijstandsnorm, wordt volledig als draagkracht aangemerkt.

Artikel 13. Doorbetaling vaste lasten wegens verblijf in een Wlz-instelling

  • 1. Indien de noodzaak van doorbetaling van de vaste lasten is geïndiceerd, kan bijzondere bijstand om niet worden verleend voor de verschuldigde huur en het vastrecht van de nutsvoorzieningen.

  • 2. Voor de berekening van de draagkracht wordt 100% van het inkomen boven de voor belanghebbende relevante bijstandsnorm als bedoeld in artikel 23 van de wet meegenomen.

  • 3. Het vermogen boven anderhalf keer de voor belanghebbende relevante bijstandsnorm, wordt volledig als draagkracht aangemerkt.

Artikel 14. Bijzondere bijstand bij een gedwongen opname in een psychiatrisch ziekenhuis

  • 1. Indien de belanghebbende gedwongen is opgenomen in een psychiatrisch ziekenhuis kan bijzondere bijstand om niet worden verleend voor de persoonlijke uitgaven, de verschuldigde huur en het vastrecht van de nutsvoorzieningen.

  • 2. De hoogte van de bijzondere bijstand voor persoonlijke uitgaven is gelijk aan in artikel 23 van de wet genoemde normbedragen.

  • 3. Voor de berekening van de draagkracht wordt 100% van het inkomen boven de voor belanghebbende relevante bijstandsnorm als bedoeld in de artikel 23 van de wet meegenomen.

  • 4. Het vermogen boven anderhalf keer de voor belanghebbende relevante bijstandsnorm, wordt volledig als draagkracht aangemerkt.

Artikel 15. Overbruggingskosten

  • 1. Indien een belanghebbende de periode tot het tijdstip van uitbetaling van de eerste uitkering niet zelf kan overbruggen, kan een eenmalige betaling op grond van de wet plaatsvinden ten behoeve van levensonderhoud ter overbrugging naar de eerstvolgende (reguliere) betaling van de periodieke uitkering.

  • 2. De hoogte van de bijstand wordt gebaseerd op de van toepassing zijnde bijstandsnorm waarop in mindering zijn gebracht:

    • a.

      de nog aanwezige middelen;

    • b.

      de eventueel reeds betaalde vaste lasten; en

    • c.

      de volledige reserveringsruimte in de norm.

  • 3. De overbruggingstoeslag wordt in de vorm van bijstand om niet verleend.

  • 4. Voor de berekening van de draagkracht wordt 100% van het inkomen boven de voor belanghebbende relevante bijstandsnorm meegenomen.

  • 5. Het vermogen boven anderhalf keer de voor belanghebbende relevante bijstandsnorm, wordt volledig als draagkracht aangemerkt.

Artikel 16. Schulden

Bijstandsverlening voor schulden kan slechts in de vorm van een geldlening plaatsvinden in geval van zeer dringende redenen.

Artikel 17. Jongerentoeslag

De bijzondere bijstand van de alleenstaande of gehuwde jongere als bedoeld in artikel 12 van de wet, bedraagt het verschil tussen de toepasselijke landelijke bijstandsnorm voor personen jonger dan 21 jaar, exclusief vakantiegeld, en de bijstandsnorm voor personen van 21 jaar, exclusief vakantiegeld.

Artikel 18. Kosten bewindvoerder

De belanghebbende gesteld onder curatele of onder bewind, niet zijnde WSNP, kan in aanmerking komen voor de salariskosten van curator of bewindvoerder.

Hoofdstuk 3. Minimaregelingen

Artikel 19. Kosten gehandicaptenparkeerkaart

Het college vergoedt op aanvraag, voor belanghebbenden met een minimuminkomen de kosten voor een gehandicaptenparkeerkaart en de bijbehorende medische keuring.

Artikel 20. Aalsmeerpas

  • 1. Het college verstrekt op aanvraag een Aalsmeerpas aan de belanghebbenden:

    • a.

      met een inkomen tot en met 125% van de geldende (relevante) bijstandsnorm en een bescheiden vermogen, niet zijnde een student; of

    • b.

      in een minnelijke traject of de WSNP; of

    • c.

      student zijn en zelfstandig een huishouding voeren; of

    • d.

      student zijn en inwonend bij ouders met een minimum inkomen; en

    • e.

      die behoren tot de kring der rechthebbende voor bijstand, bedoeld in artikel 11 van de wet; en

    • f.

      die hun hoofdverblijf hebben in Aalsmeer.

  • 2. De Aalsmeerpas is maximaal twee jaar geldig vanaf datum toekenning, voor de houder van de Aalsmeerpas vanaf de pensioengerechtigde leeftijd is deze onbeperkt geldig.

Artikel 21. Maaltijdvoorziening

  • 1. Het college verstrekt € 3,- korting per maaltijd aan een inwoner die voor 1 januari 2019 de maaltijdvoorziening heeft aangevraagd en die over een inkomen beschikt tussen de 100 en 125% van de relevante bijstandsnorm.

  • 2. Het college verstrekt € 3,- korting per maaltijd aan een inwoner die na 1 januari 2019 de maaltijdvoorziening heeft aangevraagd, die over een inkomen beschikt tussen de 100 en 125% van de relevante bijstandsnorm en die over een geldige Aalsmeerpas beschikt.

  • 3. Het college verstrekt een korting van € 1 per maaltijd aan een inwoner die over een inkomen beschikt tussen de 125 en 150% van de relevante bijstandsnorm.

Artikel 22. Declaratiefonds ouderen

  • 1. Personen vanaf de pensioengerechtigde leeftijd met een inkomen tot en met 110% van de geldende (relevante) bijstandsnorm komen op aanvraag in aanmerking voor de vergoeding van kosten die in relatie staan tot sociale activiteiten en maatschappelijke participatie.

  • 2. De hoogte van de vergoeding voor het bevorderen van maatschappelijke participatie van ouderen bedraagt maximaal € 121,00 per persoon per 12 maanden.

  • 3. Het is niet mogelijk over voorgaande jaren een aanvraag in te dienen zoals bedoeld in het eerste lid.

Artikel 23. Regeling voor schoolgaande kinderen van 4 tot 18 jaar

  • 1. (een) ouder(s) met een inkomen tot en met 125% van de (relevante) geldende bijstandsnorm, een bescheiden vermogen en met één of meer ten laste komende, schoolgaande kinderen van 4 tot 18 jaar komen op aanvraag in aanmerking voor een tegemoetkoming in kosten in verband met maatschappelijke participatie en ontwikkeling.

  • 2. De hoogte van de tegemoetkoming van kosten voor sociale of educatieve activiteiten in verband met maatschappelijke participatie van kinderen bedraagt:

    • a.

      een tegemoetkoming op aanvraag in de ouder bijdrage voor schoolkosten van € 75,00 per kind per 12 maanden voor kinderen op de basisschool en € 150,00 per kind per 12 maanden voor kinderen op de middelbare school;

    • b.

      een tegemoetkoming op aanvraag in overige extra kosten die bijdragen aan de participatie en ontwikkeling van kinderen op en rondom school van maximaal € 75,00 per kind per 12 maanden.

  • 3. Het is niet mogelijk over voorgaande jaren een aanvraag in te dienen zoals bedoeld in het eerste lid.

Artikel 24. Zwemregeling voor kinderen van 5 tot 18 jaar

  • 1. Het college verstrekt op aanvraag een zwempakket voor het behalen van zwemdiploma A.

  • 2. Ouder(s) met een of meer ten laste komende kinderen in de leeftijd 5 tot 18 jaar en met een inkomen tot 125% van de (relevante) bijstandsnorm en een bescheiden vermogen komen voor deze regeling in aanmerking.

  • 3. Het zwempakket bestaat uit de benodigde zwemlessen, een EasySwim-pakje, de inschrijfkosten en de kosten voor het zwemdiploma.

  • 4. Wanneer voorafgaand aan de aanvraag met zwemlessen voor het behalen van zwemdiploma A gestart is bestaat het zwempakket uit de resterende benodigde zwemlessen en de kosten van het zwemdiploma.

  • 5. Het zwempakket wordt per kind verstrekt.

  • 6. Het zwempakket wordt in natura door het kind afgenomen bij zwembad De Waterlelie.

  • 7. Het zwempakket kan niet met terugwerkende kracht worden verstrekt.

Artikel 25. Computerregeling voor schoolgaande kinderen

  • 1. Het college verstrekt op aanvraag een tegemoetkoming in de kosten van een computer of laptop, printer en toebehoren aan (een) ouder(s) met een inkomen tot en met 125% van de (relevante) geldende bijstandsnorm , een bescheiden vermogen en met één of meer ten laste komende, kinderen in de leeftijd van 4 tot 18 jaar.

  • 2. In afwijking van het eerste lid wordt geen tegemoetkoming verstrekt als de belanghebbende binnen 48 maanden voorafgaand aan de aanvraag een tegemoetkoming in de kosten van een computer of laptop, plus printer en toebehoren op grond van de bijzondere bijstand heeft ontvangen.

  • 3. De hoogte van de tegemoetkoming voor de computerregeling bedraagt een tegemoetkoming in de kosten van een computer of laptop, plus printer en toebehoren, van maximaal € 300,00 per huishouden per 48 maanden.

Artikel 26. Collectieve ziektekostenverzekering voor minima

  • 1. Het college stelt collectieve ziektekostenverzekeringen beschikbaar aan belanghebbenden met een inkomen tot en met 110% van de relevante bijstandsnorm en een bescheiden vermogen.

  • 2. Studenten zijn uitgesloten van de verzekering.

  • 3. De collectieve ziektekostenverzekering bestaat uit een basisverzekering, een aanvullende verzekering en een gemeentepakket. De collectieve ziektekostenverzekering kan alleen als totaalpakket worden afgesloten.

  • 4. Op de premie voor de basisverzekering en de aanvullende verzekering wordt de collectiviteitkorting in mindering gebracht. De resterende netto premie komt voor rekening van de verzekerde. De premie voor het gemeentepakket komt voor rekening van de gemeente.

  • 5. Deelname aan de collectieve ziektekostenverzekering is slechts mogelijk vanaf 1 januari van ieder kalenderjaar.

  • 6. In afwijking van het zesde lid is deelname aan de collectieve verzekering per eerste van de volgende kalendermaand mogelijk indien belanghebbende is verzekerd bij de verzekeraar die de collectieve ziektekostenverzekering uitvoert.

  • 7. Indien niet meer voldaan wordt aan de voorwaarden van de collectieve ziektekostenverzekering wordt de verzekering per de eerste van de volgende kalendermaand omgezet in een basisverzekering en aanvullende verzekering. Op dat moment vervalt het gemeentepakket.

Hoofdstuk 8. Slotbepalingen

Artikel 27. Terugvordering

Invordering en terugvordering vinden plaats op de wijze zoals in de beleidsregels terugvordering en verhaal gemeente Aalsmeer en diens eventuele rechtsopvolgers is bepaald.

Artikel 28. Onvoorziene situaties

In alle gevallen waarin deze beleidsregels niet voorzien of toepassing daarvan niet overeenkomt met de bedoeling van deze regels, beslist het college.

Artikel 29. Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de belanghebbende afwijken van de bepalingen in de beleidsregels, indien strikte toepassing ervan tot onbillijkheden van overwegende aard zou leiden.

Artikel 30. Overgangsrecht

Beschikkingen afgegeven voor het inwerkingstreden van deze beleidsregels blijven onverkort van kracht tot de einddatum die in de beschikking staat aangegeven.

Artikel 31. Citeertitel en inwerkingtreding

  • 1. Deze beleidsregels treden met terugwerkende kracht per 1 mei in werking en worden aangehaald als "Beleidsregels bijzondere bijstand en Aalsmeerpas gemeente Aalsmeer".

  • 2. Op het tijdstip genoemd in het eerste lid wordt de "Beleidsregels bijzondere bijstand en Aalsmeerpas gemeente Aalsmeer", zoals vastgesteld in de vergadering van burgemeester en wethouders van op 7 maart 2017, ingetrokken.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de vergadering van 9 mei 2017.
De secretaris,
mr. F.L. Romkema
De voorzitter,
J.J. Nobel