Regeling vervallen per 25-05-2017

Brandweerverordening Amsterdam

Geldend van 28-05-1975 t/m 24-05-2017

Intitulé

Brandweerverordening Amsterdam

Inhoud

Art. 1 Gemeentelijke Brandweer

  • 1. Er is een gemeentelijke brandweer ten dienste van de aan Burgemeester en Wethouders inArt. 209, sub n, van de Gemeentewet opgedragen zorg voor het voorkomen, beperken en bestrijden van brand, het beperken van brandgevaar, alsmede het voorkomen en beperken van ongevallen bij brand en al hetgeen daarmee verband houdt. De gemeentelijke brandweer heeft daarnaast tot taak het redden van en het verlenen van hulp aan mens en dier bij brand, brandgevaar, verdrinkingsgevaar of andere omstandigheden die gevaar voor het leven opleveren, alsmede het optreden bij calamiteiten.

  • 2. Onverminderd het bepaalde in het eerste lid wordt door de gemeentelijke brandweer, voor zover de brandweerdienst dit toelaat, hulp verleend op daartoe strekkende verzoeken van de burgerij, een en ander ter beoordeling van de commandant.

Art. 2 Bijstandverlening

Bijstandverlening aan andere gemeenten geschiedt, tenzij een gemeenschappelijke regeling is getroffen of een overeenkomst is gesloten, volgens door Burgemeester en Wethouders vast te stellen richtlijnen.

Art. 3 Beheer

Het beheer van de gemeentelijke brandweer is opgedragen aan Burgemeester en Wethouders. Zij worden hierin bijgestaan door een commissie als bedoeld inArt. 62, tweede lid, van de Gemeentewet.

Art. 4 Samenstelling en rechtspositie

  • 1. De gemeentelijke brandweer wordt gevormd door beroepspersoneel en vrijwillig personeel.

  • 2. De rechtspositieregeling die geldt voor ambtenaren en werknemers op arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht van de gemeente Amsterdam is niet van toepassing op het vrijwillige personeel. Burgemeester en Wethouders stellen voor dit personeel een eigen rechtspositieregeling vast.

  • 3. Het beroepspersoneel dat is ingedeeld in de uitrukdienst kan worden belast met andere werkzaamheden dan die bedoeld inArt. 1, naar door de commandant te stellen regels.

Art. 5 Rangindeling

  • 1. Onderscheiden worden:

  • a. hoofdofficiersrangen;

  • b. subalterne officiersrangen;

  • c. onderofficiersrangen;

  • d. manschappenrangen.

  • De hoofdofficiersrangen zijn: hoofdcommandeur, adjunct-hoofdcommandeur, commandeur 1e klas en commandeur.

  • De subalterne officiersrangen zijn: hoofdbrandmeester 1e klas, hoofdbrandmeester, adjunct-hoofdbrandmeester 1e klas, adjunct-hoofdbrandmeester en adspirant-officier.

  • De onderofficiersrangen zijn: brandmeester, onderbrandmeester en hoofdbrandwacht.

  • De manschappenrangen zijn: hoofdbrandwacht (titulair), brandwacht 1e klas en brandwacht 2e klas.

  • 2. De volgorde van opsomming van de in het eerste lid genoemde rangen is zodanig, dat een eerdergenoemde rang hoger is dan een latergenoemde, met uitzondering van de adspirant-officier, van wie de commandant de plaats binnen de organisatie bepaalt.

Art. 6 Organisatie dagelijkse leiding en commandovoering

  • 1. Aan het hoofd van de gemeentelijke brandweer staat een commandant, aan wie al het overige personeel ondergeschikt is.

  • 2. De organisatie van de brandweer, voor zover niet bij deze verordening geregeld, wordt door Burgemeester en Wethouders vastgesteld.

  • 3. De dagelijkse leiding en de commandovoering over de gemeentelijke brandweer worden opgedragen aan de commandant.

Art. 7 Regeling van werkzaamheden

  • 1. De commandant regelt de werkzaamheden de brandweerzorg betreffende, zulks met inachtneming van het bepaalde in deze verordening en de nader door Burgemeester en Wethouders gegeven regels.

  • 2. De in het eerste lid bedoelde werkzaamheden hebben in elk geval betrekking op de alarmering, het uitrukken, de blussing van brand, de hulpverlening, de bediening en het onderhoud van het materiaal, de consignering, alsmede de wachtdiensten en overige werkzaamheden die verband houden met het voorkomen van brand en het beperken van brandgevaar.

  • 3. Het geven van adviezen en het verstrekken van verklaringen van geen bezwaar ten aanzien van de bij wet of verordening gestelde brandveiligheidseisen geschieden door de commandant.

Art. 8 Inwendige dienst

Met inachtneming van het bepaalde inArt. 7 worden de voorschriften betreffende de inwendige dienst door de commandant vastgesteld en gewijzigd.

Art. 9 Brandbestrijding en hulpverlening

  • 1. Voor de gewone dienstverrichting heeft de hoogst aanwezige brandweerambtenaar het opperbevel bij brand.

  • 2. De bestrijding van brand en het verlenen van hulp aan boord van schepen geschiedt in samenwerking tussen de commandant en de directeur van het Gemeentelijk Havenbedrijf, volgens door Burgemeester en Wethouders vast te stellen regels.

  • 3. De bij de brandbestrijding of hulpverlening hoogste aanwezige bevelvoerder van de brandweer geeft de ter plaatse hoogste aanwezige politiefunctionaris aanwijzingen betreffende het terrein dat dient te worden afgezet.

    Zonder toestemming van de hiervoren bedoelde brandweerambtenaar mogen geen personen tot het afgezette terrein worden toegelaten.

Art. 10 Bedrijfsbrandweren

De commandant bevordert de oprichting en instandhouding van bedrijfsbrandweerkorpsen door daarvoor in aanmerking komende bedrijven en inrichtingen. Hij onderhoudt daartoe regelmatig contact met deze bedrijven en inrichtingen en stelt hen in staat, hun brandweerpersoneel bij de gemeentelijke brandweer te doen opleiden. Hij bevordert tevens de samenwerking tussen de gemeentelijke brandweer en de bedrijfsbrandweren door een zo groot mogelijke coördinatie van hun werkzaamheden. Met betrekking tot de wijze van samenwerking en de aan de opleiding verboden kosten kunnen Burgemeester en Wethouders nadere regels stellen.

Art. 11 Titel

Deze verordening kan worden aangehaald als: Brandweerverordening Amsterdam.

Art. 12 Datum inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op een nader door Burgemeester en Wethouders vast te stellen datum. Op dat tijdstip vervalt de Verordening op de Brandweer, vastgesteld bij raadsbesluit van 6 juli 1955, nr. 682 (Gemeenteblad 1956, afd. 3, volgn. 1), gewijzigd bij raadsbesluit van 12 november 1958, nr. 983 (Gemeenteblad 1959, afd. 3, volgn. 8).