Regeling vervallen per 01-01-2020

Vaststelling Regeling ambtseed/ -belofte

Geldend van 01-02-2008 t/m 31-12-2019

Intitulé

Vaststelling Regeling ambtseed/ -belofte

REGELING AMBTSEED / - BELOFTE

HET COLLEGE VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS,

  • -

    gelet op het bepaalde in artikel 15:1 van de Arbeidsvoorwaardenregeling gemeente Den Haag (ARG),

  • -

    mede gelet op het gestelde in artikel 125 Ambtenarenwet juncto artikel 160 Gemeentewet,

  • -

    met instemming van de Commissie voor Georganiseerd Overleg;

Besluit:

Vast te stellen de navolgende Regeling Ambtseed / - belofte, luidende:

Artikel 1

Het mondeling afleggen van de ambtseed (belofte) overeenkomstig het hierbij gevoegde formulier is verplicht voor iedere ambtenaar in de zin van de Arbeidsvoorwaardenregeling gemeente Den Haag.

Artikel 2

De eed (belofte) moet zo spoedig mogelijk na indiensttreding worden afgelegd.

Artikel 3

  • 1 De eed (belofte) wordt door de diensthoofden afgelegd ten overstaan van de gemeentesecretaris, tenzij op basis van een hogere regeling anders is bepaald.

  • 2 Het overige personeel legt de eed (belofte) af ten overstaan van het hoofd van de dienst waar de betreffende ambtenaar werkzaam is, tenzij op basis van een hogere regeling anders is bepaald.

Artikel 4

  • 1. Het afleggen van de eed (belofte) gebeurt als volgt:

    • a.

      de gemeentesecretaris respectievelijk het diensthoofd leest de eedsformule duidelijk voor;

    • b.

      de ambtenaar steekt de twee voorste vingers van zijn rechterhand aaneengesloten op en spreekt de eed of belofte uit;

    • c.

      degene die de eed aflegt, spreekt de woorden: “Zo waarlijk helpe mij God almachtig”;

    • d.

      degene die de belofte aflegt, spreekt de woorden: “Dat verklaar en beloof ik”;

    • e.

      degene die de eed aflegt, onder verwijzing naar een andere godsdienst, spreekt de woorden “Zo waarlijk helpe mij Allah de Erbarmer, de Barmhartige” of Hindoeïstische/Boeddhistische tekst.

  • 2. Het afleggen en afnemen van de eed (belofte) moet staande plaatsvinden. Indien de indiensttredende ambtenaar zich verplicht acht de eed(belofte) op een andere wijze af te leggen, kan het college zich bevoegd achten afwijking van de voorgeschreven vorm toe te staan.

Artikel 5

De te beëdigen ambtenaar is vrij in zijn keuze tussen eed en belofte. Tevoren wordt hem naar zijn keuze gevraagd.

Artikel 6

Aan de eeds(belofte)aflegging, die plaatsvindt in een speciaal daarvoor georganiseerde bijeenkomst, gaat een korte toespraak vooraf, waarin gewezen wordt op de bijzondere verantwoordelijkheid van de gemeente en waarin de bijzondere positie van het personeel van de gemeente en de waarde en inhoud van de eed (belofte) worden toegelicht.

Artikel 7

Naast de mondelinge aflegging van de eed (belofte) moet in tweevoud een formulier volgens bijgaand model worden opgemaakt en ondertekend. Eén exemplaar wordt gevoegd bij de voor aanstelling in vaste of tijdelijke dienst benodigde stukken; het andere wordt uitgereikt aan degene, die de eed (belofte) heeft afgelegd.

Artikel 8

Het in dienst zijnde personeel, dat na indiensttreding maar voor inwerkingtreding van de onderhavige regeling al een eed (belofte) of een schriftelijke verklaring heeft afgelegd, behoeft niet opnieuw een eed (belofte) af te leggen. Aan de aldus eerder afgelegde verklaring wordt gelijke waarde toegekend als aan de op basis van de onderhavige regeling verplichte eed (belofte).

Artikel 9

  • 1 Deze regeling wordt aangehaald als Regeling ambtseed /-belofte en treedt in werking per 1 februari 2008.

  • 2 Met de inwerkingtreding van deze regeling komt de circulaire van 27 augustus 2002 ‘Circulaire ambtseed / belofte met kenmerk BSD/2002.2012 I te vervallen.

Ondertekening

Den Haag, 22 januari 2008

Het college van burgemeester en wethouders,

de secretaris

mw. A.W.H. Bertram

de locoburgemeester

mw. J. Klijnsma

Bijlage bij Regeling ambtseed/-belofte

FORMULE AMBTSEED / -BELOFTE

  • 1

    Ik zweer/verklaar, dat ik voor het verkrijgen van deze dienstbetrekking aan niemand iets heb gegeven of beloofd noch zal geven of beloven.

  • 2

    Ik zweer/beloof, dat ik van niemand enige belofte, gunst of geschenk zal aannemen om in mijn dienstbetrekking iets te doen of na te laten.

  • 3

    Ik zweer/beloof, dat ik mijn plicht nauwgezet en ijverig zal vervullen en de mij verstrekte opdrachten naar beste vermogen zal volbrengen.

  • 4

    Ik zweer/beloof, dat ik zaken, waarvan ik door mijn ambt kennis draag en die mij als geheim zijn toevertrouwd of waarvan ik het vertrouwelijk karakter moet begrijpen, niet zal openbaren aan anderen, dan aan hen, aan wie ik volgens de wet of ambtshalve tot mededeling verplicht ben.

Eed: “Zo waarlijk helpe mij God almachtig”, of“

“Zo waarlijk helpe Allah de Erbarmer, de Barmhartige”, of andere godsdienstige verwijzing (bv Hindoeïstisch / Boedistisch)

Belofte: “Dit verklaar en beloof ik”

VERKLARING

Op ......................................................................................200.. werd ten overstaan van de gemeentesecretaris/diensthoofd ........................................................................................1 door ........................................................................................................................................2 bovenstaande eed/belofte afgelegd, ten bewijze waarvan deze verklaring is opgemaakt en ondertekend.

Den Haag, .................................................... .................... 200..

Handtekening van degene, Handtekening, van degene, ten die de eed/belofte heeft afgelegd overstaan van wie de eed/belofte is afgelegd

Toelichting

  • 1

    Een integere overheid Een integere overheid is noodzakelijk voor het goed functioneren van het openbaar bestuur. De burger moet erop kunnen vertrouwen dat de overheid betrouwbaar en zorgvuldig is. In tal van wetten (Ambtenarenwet, Algemene wet bestuursrecht, Wetboek van Strafrecht e.a.) en andere regelingen (Arbeidsvoorwaardenreglement, Beroepscode Haagse gemeenteambtenaren, dienstspecifieke regelingen) staan integriteitsnormen geformuleerd. Deze normen zijn vaak ruim geformuleerd en geven weinig houvast aan de individuele werknemer voor concrete situaties. Het is om die reden erg belangrijk over deze integriteitsnormen gedurende de ambtelijke loopbaan open te communiceren en daarmee te starten zodra de medewerker bij de gemeente in dienst treedt.

  • 2

    De ambtseed/belofte In artikel 125 quinquies Ambtenarenwet is bepaald dat de gemeente de verplichting heeft om de ambtenaren bij hun indiensttreding de eed of belofte te laten afleggen. In artikel 15:1:2 Arbeidsvoorwaardenregeling gemeente Den Haag is deze verplichting geregeld. Dit artikel luidt als volgt:

    “De ambtenaar is verplicht de eed of belofte af te leggen die bij wet, bij instructie of bij besluit van het college is voorgeschreven”.

Uitgangspunt van deze regeling is, dat iedere ambtenaar in de zin van de Arbeidsvoorwaardenregeling gemeente Den Haag verplicht is mondeling de eed of belofte af te leggen. De diensthoofden leggen de eed of belofte af ten overstaan van de gemeentesecretaris; het overige personeel legt de eed of belofte af ten overstaan van het diensthoofd, waar men werkzaam is. Deze vorm van de eeds(belofte)aflegging waarborgt dat de betrokkene kennisneemt van het gewicht daarvan en dat deze zich vanaf indiensttreding bewust is van zijn bijzondere positie als “publieke functionaris”.

Alle ambtenaren dienen te verklaren en beloven zich te houden aan de tekst van de uitgesproken ambtseed, dan wel dit te zweren met verwijzing naar hun godsdienst, en zich hierdoor persoonlijk verbinden aan die eed. Nieuw is dat ook naar andere godsdiensten dan de Christelijke kan worden verwezen, omdat hiermee niet langer kan worden volstaan. Daarvoor zijn de gemeente Den Haag en haar ambtenaren te multicultureel. Moslims kunnen er bijvoorbeeld voor kiezen om de eed af te leggen met de woorden “zo waarlijk helpe mij Allah de Erbarmer, de Barmhartige”.

Er wordt aan een godsdienstige verwijzing overigens geen enkele inhoudelijke morele autoriteit toegekend. Dit betekent dat een ambtenaar bijvoorbeeld niet kan zeggen dat een deel van de artikelen van de eed op hem niet van toepassing is omdat dit niet zou stroken met zijn geloofsovertuiging (waarbij hij naar de eed heeft verwezen).


Noot
1

in te vullen voorletters, naam en functie van degene, ten overstaan van wie de eed of belofte is afgelegd;

Noot
2

in te vullen de voorletters, naam en functie van degene, die de eed of belofte aflegt.