Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Breda houdende regels omtrent de nazorgverplichtingen (Gemeenschappelijke regeling nazorg gesloten stortplaatsen Bavel-Dorst en Zevenbergen)

Geldend van 09-07-2021 t/m heden

Intitulé

Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Breda houdende regels omtrent de nazorgverplichtingen (Gemeenschappelijke regeling nazorg gesloten stortplaatsen Bavel-Dorst en Zevenbergen)

De colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten Alphen-Chaam, Altena, Baarle­ Nassau, Breda, Drimmelen, Etten-Leur, Geertruidenberg, Moerdijk, Oosterhout en Zundert,

ieder voor zover hun bevoegdheden betreffende;

overwegende dat de samenwerkende gemeenten hebben uitgesproken dat met het oog op de nazorgverplichtingen van de gemeenten ten aanzien van de Regionale Stortplaats Zevenbergen{RSZ) en van de Afvalstoffenberging Bavel-Dorst, het noodzakelijk is dat de gemeenten blijvend samenwerken;

gelet op de bepalingen van de Wet gemeenschappelijke regelingen

BESLUITEN

de gemeenschappelijke regeling Milieu en Afval Regio Breda te wijzigen in de navolgende Gemeenschappelijke Regeling Nazorg Gesloten Stortplaatsen Bavel-Dorst en Zevenbergen, welke luidt als volgt.

Begripsbepalingen

Artikel 1

Artikel 1.1

Deze regeling verstaat onder:

  • a.

    de regeling deze gemeenschappelijke regeling

  • b.

    een (deelnemende) gemeente de aan deze regeling deelnemende gemeente

  • c.

    openbaar lichaam het openbaar lichaam Nazorg gesloten stortplaatsen Bavel-Dorst en

    Zevenbergen

  • d.

    college college van burgemeester en wethouders van de deelnemende gemeenten

  • e.

    raad gemeenteraad van de deelnemende gemeenten

Artikel 1.2

Waar in deze regeling artikelen van enige wet of andere wettelijke regeling van overeenkomstige toepassing worden verklaard, komen in die artikelen in de plaats van de gemeente, de raad, burgemeester en wethouders en de burgemeester, onderscheidenlijk het openbaar lichaam, het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur en de voorzitter.

Artikel 2

Er is een openbaar lichaam, genaamd 'Nazorg gesloten stortplaatsen Bavel-Dorst en Zevenbergen', gevestigd te Breda. Het gebied van de regeling omvat het grondgebied van de deelnemende gemeenten.

Doel

Artikel 3

Het openbaar lichaam heeft tot doel de belangen van de deelnemende gemeenten te behartigen bij de nazorg van de Regionale Stortplaats Zevenbergen en de Afvalstoffenberging Bavel-Dorst.

Taken en bevoegdheden van het openbaar lichaam

Artikel 4

  • 1. Het zitting nemen in de Bestuursraad van het Provinciaal Nazorgfonds ter waarborging van het toezicht op de doelmatige aanwending van de voor de RSZ betaalde nazorggelden;

  • 2. Het nakomen van de contractuele verplichtingen van de gemeenschappelijke regeling inzake de eindafwerking en nazorg van de gesloten stortplaats Bavel-Dorst en Zevenbergen;

  • 3. Een adequaat beheer voeren over de voor de nazorg beschikbare fondsen/middelen.

Het algemeen bestuur

Artikel 5

5.1

De colleges wijzen uit hun midden een lid van het algemeen bestuur en zijn plaatsvervanger aan. Elk lid van het algemeen bestuur heeft in de vergaderingen van het algemeen bestuur één vaste stem. Als een lid van het algemeen bestuur een gemeente van meer dan 20.000 inwoners vertegenwoordigt, wordt de vaste stem vermeerderd met telkens één stem voor elke 20.000 inwoners of een gedeelte daarvan boven de 20.000 inwoners.

5.2

Een college kan een door hem aangewezen (plaatsvervangend) lid ontslag verlenen als het lid zijn vertrouwen niet meer geniet. Het ontslag wordt enkel verleend nadat dit lid zich heeft kunnen verantwoorden. De artikelen 49 en 50 van de Gemeentewet zijn van toepassing.

Het dagelijks bestuur

Artikel 6

6.1

Het dagelijks bestuur bestaat uit de voorzitter en maximaal vier leden, door en uit het algemeen bestuur aan te wijzen.

6.2

Het dagelijks bestuur heeft in ieder geval de volgende taken en bevoegdheden:

  • a.

    het voorbereiden van al hetgeen het algemeen bestuur ter overweging en beslissing zal worden voorgelegd;

  • b.

    het uitvoeren van de besluiten van het algemeen bestuur;

  • c.

    het beheren van de inkomsten en uitgaven van het openbaar lichaam;

  • d.

    het vertegenwoordigen van de regeling in de bestuursraad als bedoeld in artikel 4.1.

De voorzitter

Artikel 7

7.1

Het algemeen bestuur wijst uit zijn midden een voorzitter aan. De voorzitter van het algemeen bestuur is tevens voorzitter van het dagelijks bestuur Deze roept de vergaderingen van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur bijeen en leidt deze vergaderingen.

7.2

Het dagelijks bestuur kiest uit zijn midden een plaatsvervangend voorzitter, die de voorzitter bij diens afwezigheid vervangt.

7.3

De voorzitter ondertekent de stukken, die van het algemeen bestuur en van het dagelijks bestuur uitgaan.

7.4

De voorzitter vertegenwoordigt het openbaar lichaam in en buiten rechte. Hij kan deze vertegenwoordiging aan een door hem aan te wijzen gemachtigde opdragen.

Inlichtingenplicht

Artikel 8

8.1

Het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur en de voorzitter verstrekken de inlichtingen die worden gevraagd door een of meer leden van de deelnemende raden, tenzij het verstrekken ervan in strijd is met het openbaar belang.

8.2

Een lid van het algemeen bestuur verstrekt de inlichtingen die worden gevraagd door een of meer leden van de raad van de gemeente waarvan hij afkomstig is, tenzij het verstrekken ervan in strijd is met het openbaar belang.

8.3

Een lid van het algemeen bestuur verstrekt de inlichtingen die worden gevraagd door een of meer leden van het college dat hem heeft aangewezen, tenzij het verstrekken ervan in strijd is met het openbaar belang.

8.4

Onverminderd het bepaalde in 8.1 verstrekt het dagelijks bestuur de inlichtingen die worden gevraagd door een of meer leden van het algemeen bestuur dan wel een of meer leden van de deelnemende colleges, tenzij het verstrekken ervan in strijd is met het openbaar belang.

8.5

De in de 8.1 tot en met 8.4 bedoelde inlichtingen worden zo spoedig mogelijk schriftelijk verstrekt, maar in ieder geval binnen 30 dagen nadat het verzoek is ontvangen.

Verantwoording

Artikel 9

9.1

Een lid van het algemeen bestuur is verantwoording schuldig aan het college dat hem als lid heeft aangewezen voor zijn optreden in het algemeen bestuur. Het afleggen van verantwoording vindt plaats op de wijze zoals geregeld in het reglement van orde voor de vergaderingen van het desbetreffende college.

9.2

Een lid van het algemeen bestuur is verantwoording schuldig aan de raad van de gemeente waarvan hij afkomstig is. Het afleggen van verantwoording vindt plaats op de wijze zoals geregeld in het reglement van orde voor de vergaderingen van het college van die gemeente.

9.3

De leden van het dagelijks bestuur zijn, tezamen en ieder afzonderlijk, aan het algemeen bestuur verantwoording schuldig voor hun optreden in het dagelijks bestuur.

Personeel en organisatie

Artikel 10

10.1

De voorzitter, het dagelijks bestuur en het algemeen bestuur worden voor hun taakuitvoering bijgestaan door ambtelijke ondersteuning.

10.2

Deze ondersteuning wordt in de vorm van een dienstverleningsovereenkomst geregeld. De ondersteunende taken worden ondergebracht bij één van de deelnemende gemeenten.

Het openbaar lichaam heeft geen eigen personeel in dienst.

Financiële bepalingen

Artikel 11

Ten aanzien van de organisatie van de administratie en van het beheer van de vermogensvoorwaarden alsmede van de controle daarop zijn de artikelen 212 tot en met 215 van de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing.

Artikel 12

De kosten voor de gemeenten voortvloeiend uit deze regeling worden gedekt uit de renteopbrengsten van de getroffen voorzieningen en indien nodig met een bedrag per inwoner.

Begroting en meerjarenbeleidsplan

Artikel 13

13.1

Het algemeen bestuur stelt vierjaarlijks, bij de aanvang van een nieuwe raadsperiode, een meerjarenbeleidsplan vast waarin de financiële en inhoudelijke vooruitzichten worden uiteengezet. De jaarlijkse begroting dient te passen binnen deze kaders.

13.2

De elementen die in het meerjarenbeleidsplan naar voren dienen te komen, zijn:

  • a.

    de doelen die de gemeenschappelijke regeling zal nastreven en/of prestaties die de gemeenschappelijke regeling de deelnemende gemeente zal leveren;

  • b.

    de kosten die aan de in het vorige lid genoemde doelen voor de gemeenten gezamenlijk en voor elke gemeente afzonderlijk verbonden zullen zijn;

  • c.

    een overzicht van de risico’s van de gemeenschappelijke regeling en een uiteenzetting over de wijze waarop deze risico’s worden beheerst.

13.3

Jaarlijks vóór 1 februari zendt het dagelijks bestuur aan de raden van de deelnemende gemeenten een brief met daarin de algemene financiële en beleidsmatige kaders. In deze brief zijn de door de deelnemende gemeenten gegeven richtlijnen verwerkt. Daarnaast bevat de kaderbrief kort de belangrijkste opgaven voor het komende jaar. Voorstellen voor nieuw beleid, die niet door de deelnemende gemeenten zijn opgenomen in de richtlijnen, worden in deze kaderbrief gedaan en expliciet vermeld als nieuw beleid.

13.4

Jaarlijks uiterlijk 15 april, zendt het dagelijks bestuur de ontwerpbegroting voor het volgende begrotingsjaar, vergezeld van een toelichting, aan de leden van het algemeen bestuur en de raden van de deelnemende gemeenten met het verzoek aan de raden om hun zienswijze over de ontwerpbegroting naar voren te brengen. De raden sturen hun zienswijzen vóór 1 juli naar het dagelijks bestuur.

13.5

Op wijzigingen van de begroting zijn voorgaande bepalingen zo mogelijk van overeenkomstige toepassing, tenzij de wijzigingen geen invloed hebben op de hoogte van de gemeentelijke bijdragen.

Jaarrekening en verslag

Artikel 14

14.1

Het dagelijks bestuur zendt jaarlijks vóór 15 april de voorlopige jaarrekening aan het algemeen bestuur en aan de colleges en raden van de deelnemende gemeenten. Bij deze voorlopige jaarrekening worden eveneens de volgende bescheiden overgelegd: het jaarverslag, de berekening van de door de gemeenten te betalen bijdragen en de accountantsverklaring.

14.2

Het resultaat van de jaarrekening vloeit terug naar de deelnemende gemeenten. Hiervan kan worden afgeweken middels een voorstel tot resultaatsbestemming dat aan het algemeen bestuur wordt voorgelegd.

14.3

Het algemeen bestuur stelt de jaarrekening vóór 1 juli vast. Het besluit tot vaststelling van de jaarrekening strekt – voor zover het daarin opgenomen ontvangsten en uitgaven betreft – het dagelijks bestuur tot décharge, behoudens later in rechte gebleken valsheid in bewijsstukken en andere onregelmatigheden.

Toetreding

Artikel 15

Het is voor niet-deelnemende gemeenten niet mogelijk om toe te treden tot deze regeling.

Uittreding

Artikel 16

16.1

Een deelnemende gemeente kan uittreden door toezending aan het algemeen bestuur van een daartoe strekkend besluit van de onderscheiden bestuursorganen van de gemeente. Er geldt een opzegtermijn van een kalenderjaar.

16.2

Het dagelijks bestuur doet een voorstel aan de raden van de deelnemende gemeenten over de financiële verplichtingen alsook over de overige gevolgen van de uittreding. Tenminste twee/derde van het aantal gemeenten dient daarmee in te stemmen.

16.3

De uittreding treedt in werking op de eerste dag na die van bekendmaking in de Staatscourant door het daartoe bevoegde gemeentebestuur, tenzij het besluit een latere datum aangeeft.

Wijziging

Artikel 17

17.1

Zowel het dagelijks bestuur als de colleges kunnen aan het algemeen bestuur voorstellen doen inzake wijziging van de regeling.

17.2

Indien het algemeen bestuur van de regeling het wenselijk acht, doet het dagelijks bestuur het door het algemeen bestuur vastgestelde voorstel toekomen aan de colleges.

17.3

Een wijziging is tot stand gekomen, wanneer de colleges van tenminste drie/vierde van het aantal deelnemende gemeenten zich voor hebben verklaard.

17.4

De wijziging treedt in werking op de eerste dag na die van bekendmaking in de Staatscourant door het daartoe bevoegde gemeentebestuur, tenzij het besluit een latere datum aangeeft.

Opheffing

Artikel 18

18.1

De regeling wordt opgeheven wanneer de colleges van tenminste drie/vierde van het aantal deelnemende gemeenten daartoe besluiten.

18.2

De opheffing treedt in werking op de eerste dag na die van bekendmaking in de Staatscourant door het daartoe bevoegde gemeentebestuur, tenzij het besluit een latere datum aangeeft.

18.3

In geval van opheffing van de regeling besluit het algemeen bestuur tot liquidatie en stelt daarvoor de nodige regels. Hierbij kan van een of meer bepalingen van de regeling worden afgeweken.

18.4

Het liquidatieplan wordt door het algemeen bestuur, de raden van de deelnemende gemeenten gehoord, vastgesteld; het liquidatieplan wordt ter kennisneming toegestuurd aan Gedeputeerde Staten.

18.5

Het definitieve afwikkelingsvoorstel voor de liquidatie en de bijbehorende vereffening naar de deelnemers (inclusief accountantsverklaring) wordt door het algemeen bestuur op voordracht van het dagelijks bestuur vastgesteld.

18.6

Zo nodig blijven de organen van het openbaar lichaam ook na het tijdstip van de opheffing in functie, totdat de liquidatie is beëindigd.

Archief en Wet openbaarheid van bestuur

Artikel 18a

18a.1

Het dagelijks bestuur draagt zorg voor de archiefbescheiden van de organen van het openbaar lichaam.

18a.2

De voorzitter is belast met het beheer van de archiefbescheiden van de organen van het openbaar lichaam, voor zover deze archiefbescheiden niet zijn overgebracht naar de archiefbewaarplaats.

18a.3

Voor de bewaring van de over te brengen archiefbescheiden van de organen van het openbaar lichaam wordt aangewezen de archiefbewaarplaats van de gemeente Breda.

18a.4

Met het toezicht op het beheer van de archiefbescheiden van de organen van het openbaar lichaam, voor zover deze archiefbescheiden niet zijn overgebracht naar de archiefbewaarplaats, is belast de archivaris van de gemeente Breda.

18a.5

Het dagelijks bestuur brengt tweejaarlijks verslag uit aan het algemeen bestuur over de uitoefening van de aan hen opgedragen zorg voor de archiefbescheiden van de organen van het openbaar lichaam.

18a.6

De archivaris van Breda brengt tweejaarlijks verslag uit aan het dagelijks bestuur over het toezicht op het beheer van de archiefbescheiden van de organen van het openbaar lichaam die niet of nog niet zijn overgebracht naar de archiefbewaarplaats.

18a.7

De deelnemers aan de regeling stellen tijdig aan het dagelijks bestuur van het openbaar lichaam de archiefbescheiden beschikbaar die nodig zijn voor de uitvoering van de overgedragen taken.

18a.8

In een verklaring van terbeschikkingstelling wordt de periode van terbeschikkingstelling geregeld en het toezicht op het beheer van de ter beschikking gestelde archiefbescheiden.

18a.9

In de verklaring van terbeschikkingstelling kunnen nadere voorwaarden aan de terbeschikkingstelling worden gesteld.

18a.10

De colleges van de deelnemende gemeenten blijven verantwoordelijk voor de afhandeling van verzoeken op grond van de Wet openbaarheid van bestuur ten aanzien van stukken die bij hen berusten.

Overgangsbepaling

Artikel 19

Het openbaar lichaam Nazorg gesloten stortplaatsen Bavel-Dorst en Zevenbergen treedt, in opdracht en onder verantwoordelijkheid van de deelnemende gemeenten, in de plaats van de rechten en plichten van voormalig Milieu en Afval Regio Breda voor de zaken aangaande de genoemde stortplaatsen.

Slotbepalingen

Artikel 20

Het gemeentebestuur van de gemeente Breda draagt zorg voor bekendmaking in de Staatscourant van het besluit tot vaststelling van de regeling, van de besluiten tot wijziging en opheffing van de regeling en van de besluiten tot toetreding en uittreding en stuurt een afschrift van deze besluiten naar gedeputeerde staten.

Artikel 21

21.1

De wijziging wordt aangegaan voor onbepaalde tijd en treedt in werking op 1 maart 2011. De besluiten worden opgenomen in het register, als bedoeld in artikel 27, van de Wet gemeenschappelijke regelingen.

21.2

De regeling kan worden aangehaald als 'Gemeenschappelijke regeling nazorg gesloten stortplaatsen Bavel-Dorst en Zevenbergen'.