Vrijstellingsverordening inrichtingen milieubeheer

Geldend van 21-09-2017 t/m heden

Vrijstellingsverordening inrichtingen milieubeheer(raadsbesluit van 26 juni 2008)

De raad van de gemeente Utrecht gelet op het voorstel van b. en w.

Gelet op de artikelen 2.21, 4.113, eerste lid en 2.18, eerste lid onder f en vijfde lid Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer;

BESLUIT

vast te stellen de volgende:

Vrijstellingsverordening inrichtingen milieubeheer

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

  • a. Besluit: het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer;

  • b. inrichting: een inrichting type A of type B, als bedoeld in het Besluit;

  • c. houder van een inrichting: degene die als eigenaar, leidinggevende of anderszins een inrichting drijft;

  • d. incidentele en collectieve festiviteit: een festiviteit waarvoor overeenkomstig deze verordening vrijstelling kan worden verleend of geweigerd

Artikel 2 Aanwijzing collectieve festiviteiten

  • 1. De geluidsnormen als bedoeld in de artikelen 2.17, 2.19 en 2.20 van het Besluit gelden niet, voor zover de naleving ervan redelijkerwijs niet kan worden gevergd, op jaarlijks nader door burgemeester en wethouders ten behoeve van collectieve festiviteiten aan te wijzen dagen of dagdelen.

  • 2. Het artikel 4.113, eerste lid van het Besluit geldt niet, voor zover de naleving ervan redelijkerwijs niet kan worden gevergd, op jaarlijks nader door burgemeester en wethouders ten behoeve van collectieve festiviteiten aan te wijzen dagen of dagdelen.

  • 3. In een aanwijzing als bedoeld in het eerste lid en tweede lid, kan door burgemeester en wethouders tevens worden bepaald, dat de daar genoemde voorschriften niet gelden in de gehele gemeente, maar in een of meer delen daarvan, of dat, gelet op de aard en omvang, een festiviteit als een collectieve festiviteit wordt aangewezen voor een beperkt aantal inrichtingen.

  • 4. Aan een aanwijzing kunnen algemene voorwaarden worden verbonden om overmatige hinder te voorkomen.

  • 5. Burgemeester en wethouders publiceren na de vaststelling als bedoeld in het eerste lid en tweede lid in een of meer huis-aan-huis-bladen welke festiviteiten worden aangemerkt als collectieve festiviteiten.

  • 6. Burgemeester en wethouders kunnen wanneer een collectieve festiviteit redelijkerwijs niet was te voorzien, een festiviteit terstond als collectieve festiviteit aanwijzen.

Artikel 3 Ontheffing incidentele festiviteiten

  • 1. Het is in een inrichting, indien daartoe overeenkomstig deze verordening door burgemeester en wethouders ontheffing is verleend, toegestaan maximaal twee dagen per kalenderjaar incidentele festiviteiten te houden waarbij de geluidsnormen als bedoeld in de artikelen 2.17, 2.19 en 2.20 van het Besluit niet gelden, voor zover de naleving ervan redelijkerwijs niet kan worden gevergd.

  • 2. Het is, indien daartoe overeenkomstig deze verordening door burgemeester en wethouders ontheffing is verleend, toegestaan maximaal twee dagen per kalenderjaar incidentele festiviteiten te houden waarbij artikel 4.113, eerste lid van het Besluit niet geldt, voor zover de naleving ervan redelijkerwijs niet kan worden gevergd.

  • 3. Aan een ontheffing als bedoeld in het eerste lid en tweede lid kunnen voorwaarden worden verbonden om overmatige hinder te voorkomen.

  • 4. Een ontheffing als bedoeld in het eerste lid en tweede lid dient door de houder van de inrichting, die voornemens is een incidentele festiviteit te houden, tenminste vier weken voor aanvang schriftelijk te worden aangevraagd bij de burgemeester en wethouders.

  • 5. Burgemeester en wethouders stellen een formulier vast voor het aanvragen van een in het eerste of tweede lid bedoelde ontheffing.

  • 6. Een incidentele ontheffing wordt geweigerd wanneer naar het oordeel van de burgemeester en wethouders de woon- en leefsituatie in de omgeving van de inrichting op ontoelaatbare wijze zal worden beïnvloed.

  • 7. Een ontheffing als bedoeld in het eerste of tweede lid wordt tevens geacht te zijn gedaan, wanneer burgemeester en wethouders op verzoek van de houder de inrichting een incidentele festiviteit, die redelijkerwijs niet was te voorzien, terstond toestaan.

Artikel 4 Verboden ten aanzien van festiviteiten

Onverminderd het bepaalde in de Wet milieubeheer is het verboden een festiviteit te organiseren, toe te laten en/of feitelijk te leiden indien:

  • 1.

    voor de incidentele festiviteit de ontheffing niet is aangevraagd met een formulier als bedoeld in artikel 3, vierde lid of het formulier niet volledig en naar waarheid is ingevuld of niet tijdig is ingeleverd op de plaats die op dat formulier is vermeld, tenzij de individuele festiviteit door burgemeester en wethouders terstond is toegestaan als bedoeld in artikel 3, zesde lid;

  • 2.

    niet aan één of meerdere aan de ontheffing of aanwijzing verbonden voorwaarden wordt voldaan;

  • 3.

    de houder van de inrichting verzuimt te doen of na te laten hetgeen redelijkerwijs gevergd kan worden om overmatige hinder te voorkomen;

  • 4.

    burgemeester en wethouders voor het organiseren van een incidentele festiviteit een ontheffing hebben geweigerd;

  • 5.

    de burgemeester het organiseren van een incidentele festiviteit heeft verboden omdat naar zijn oordeel de openbare orde op een ontoelaatbare wijze wordt beïnvloed.

Artikel 5 Strafbepaling

Overtreding van het bepaalde in deze verordening wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of een geldboete van de tweede categorie.

Artikel 6 Slotbepaling

  • 1.

    Deze verordening kan worden aangehaald als: Vrijstellingsverordening inrichtingen milieubeheer.

  • 2.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van de achtste dag na die waarop zij is bekend gemaakt.

  • 3.

    De Vrijstellingsverordening horeca 1998 (Gemeenteblad van Utrecht 1998, nr. 26) wordt ingetrokken.

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad, gehouden op 26 juni 2008

De griffier, De burgemeester,

Drs. A.A.H. Smits Mr. A. Wolfsen

Bekendmaking is geschied op 9 juli 2008

Deze verordening is in werking getreden op 17 juli 2008.

BIJLAGEN BEHOREND BIJ GEMEENTEBLAD VAN UTRECHT 2008, NR. 35

Toelichting

Algemeen

De voorschriften met betrekking tot geluidshinder artikelen 2.17, 2.19 en 2.20 van het Besluit algemene regels voor inrichtingen (Besluit) zijn zo stringent dat deze al snel overtreden zullen worden, wanneer een festiviteit wordt gehouden in een inrichting. Gezien de maatschappelijke functie die inrichtingen vervullen, biedt het Besluit de mogelijkheid van de voorschriften af te wijken. In het Besluit is bepaald dat de voorschriften niet van toepassing zijn op dagen of delen van dagen in verband met festiviteiten.

Ook voor wat betreft de tijden dat de verlichting bij sportbeoefening in de buitenlucht in gebruik mag zijn (volgens artikel 4.113, eerste lid van het Besluit moeten deze tussen 23.00 uur en 07.00 uur zijn uitgeschakeld) kan tijdens festiviteiten worden afgeweken.

De festiviteiten dienen te zijn aangewezen (collectieve festiviteiten) of kunnen voor individuele inrichtingen bij deze gemeentelijke verordening voor een beperkt aantal maal per jaar worden toegestaan.

Een collectieve festiviteit houdt in dat jaarlijks voor de gehele gemeente, voor een deel daarvan of voor een benoemd aantal inrichtingen dagen worden aangewezen. Het laatste doet zich voor met betrekking tot de introductiedagen voor studenten en een festival met een regionale of landelijke uitstraling.

Een incidentele festiviteit is een festiviteit die aan één of slechts een klein aantal inrichtingen is gebonden, bijv. een optreden met levende muziek bij een café, een jubileum, buurtfeest, sportevenement, etc.

Het maximale aantal individuele ontheffingen is per inrichting beperkt tot twee dagen per jaar. Voor vergunningplichtige bedrijven in het kader van de Wet milieubeheer is deze verordening niet van toepassing en wordt het één en ander binnen de milieuvergunning geregeld.

In het Besluit is voor wat betreft geluidhinder bepaald dat een vrijstelling slechts geldt voor zover de naleving van de normaal geldende geluidsnormen niet kan worden gevergd. Overmatige hinder behoeft tijdens een festiviteit niet te worden toegestaan. Volgens de zorgplicht is degene die gedurende een festiviteit de inrichting drijft verplicht geluidhinder te voorkomen dan wel voor zover dat niet mogelijk is tot een aanvaardbaar niveau te beperken. Aan ontheffingen voor individuele festiviteiten worden aan de ondernemer voorwaarden opgelegd. Voor collectieve festiviteiten kunnen bij de aanwijzing door de burgemeester en wethouders algemene voorwaarden worden gesteld. De voorwaarden omvatten m.n. gedragsregels waar de ondernemer zich aan dient te houden. Zowel aan de aanwijzingen als aan de ontheffingen worden maximale geluidswaarden verbonden. Wanneer een festiviteit bij een inrichting wordt gehouden zonder aanwijzing, ontheffing of in strijd met een voorwaarde, is handhaving mogelijk op basis van de strafbepaling in artikel 5 van de verordening. Overigens moeten de voorwaarden niet worden verward met de maatwerkvoorschriften die op basis van het Besluit kunnen worden opgelegd. De maatwerkvoorschriften worden gehandhaafd op basis van de Wet milieubeheer. In de ontheffing kan worden aangegeven dat ook van de maatwerkvoorschriften, voor zover ze zijn opgelegd in verband de naleving van geluidsvoorschriften uit het Besluit, vrijstelling wordt gegeven.

Veranderingen ten opzichte van de tot nu toe geldende Vrijstellingsverordening Horeca 1998 (Gemeenteblad van Utrecht 1998, nr. 26).

De tot nu geldende verordening uit 1998 was gebaseerd op het Besluit horeca-, sport-, en recreatie-inrichtingen milieubeheer. Daarin kon slechts worden afgeweken van de geluidsvoorschriften voor zover de “echte” horeca-inrichtingen betrof. De mogelijkheid voor vrijstellingen zijn nu verruimd tot alle niet vergunningplichtige inrichtingen binnen de Wet milieubeheer. Ook is er een verruiming met betrekking tot het gebruik (gedurende nachtelijke uren) van verlichting bij sportvelden.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Het begrip inrichting in artikel 1,onder b van de verordening is beperkt tot de inrichting type A of type B die zijn genoemd in artikel 1.2 het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer. Het gaat daardoor om alle inrichtingen die vallen onder de Wet milieubeheer en die niet vergunningplichtig zijn.

Artikel 2 Aanwijzing collectieve festiviteiten

Door dit artikel is de uitvoering van de regeling opgedragen aan de burgemeester en wethouders. Daarbij wordt tevens door het college bepaald of deze festiviteiten gelden voor de gehele gemeente of in een of meer delen daarvan. Dit laatste kan beter niet in de verordening maar door het college worden vastgesteld, omdat de gebiedsdifferentiatie meestal afhankelijk is van de omvang van een collectieve festiviteit. Gebiedsdifferentiatie betekent ook dat het aantal aangewezen dagen of dagdelen per gebied kan verschillen.

Naast de gebiedsdifferentiatie kan het college een festiviteit vanwege de aard en omvang als collectieve festiviteit aanwijzen voor een beperkt aantal nader aangegeven inrichtingen.

Het verschil met de individuele en overige collectieve vrijstellingen is dat deze festiviteiten niet als buurtfeest zijn aan te merken, maar wel zijn gericht op een beperkte, aan specifieke inrichtingen gerelateerde doelgroep. De introductiedagen voor studenten zijn hiervan een voorbeeld: een collectieve vrijstelling die beperkt is tot de studentensociëteiten. Ook festivals die een regionale of landelijke uitstraling hebben kunnen door het college binnen deze categorie worden aangewezen. Door de festivalorganisatie zal voorafgaande aan de aanwijzing moeten aangegeven op welke inrichtingen dit betrekking heeft. Omdat de collectieve vrijstellingen jaarlijks worden aangewezen behoeft de ondernemer hiervoor geen ontheffing aan te vragen. Wanneer er een festiviteit plaatsvindt die niet te voorzien was, heeft het college de bevoegdheid het terstond aan te wijzen als collectieve festiviteit. Jaarlijks zal worden vastgesteld op welke data en voor welke festiviteiten de betreffende voorschriften niet van toepassing zijn. Dit wordt spoedig na de vaststelling bekend gemaakt in één of meer huis aan huisbladen. Overeenkomstig het Besluit is er geen maximum aan het aantal collectieve dagen verbonden. Als collectieve dagen zullen in ieder geval worden aangewezen: Koninginnedag, bevrijdingsdag en de jaarwisseling. Voor collectieve festiviteiten kunnen bij de aanwijzing algemene voorwaarden worden gesteld. De overtreding van deze voorwaarden betekent dat de ondernemer niet voldoet aan de zorgplicht, zoals die is voorgeschreven in het Besluit. Overtreding van deze voorwaarden wordt echter in beginsel gehandhaafd via de strafbepaling uit de verordening.

Artikel 3 Ontheffing incidentele festiviteiten

Het maximale aantal individuele ontheffingen is per inrichting beperkt tot twee dagen per jaar. Een groter aantal zal bij voorbaat en met name in gebieden met veel horeca leiden tot een te grote cumulatie. Door middel van het aanvraagformulier als bedoeld in artikel 3, vierde lid van de verordening kunnen van de aanvrager gegevens worden verlangd over de wijze waarop deze overmatige hinder tracht te voorkomen gedurende de festiviteit. Deze gegevens kunnen het eventueel stellen van aan de ontheffing te verbinden voorwaarden vereenvoudigen. Een aanvraag dient minimaal vier weken voor de aanvang van de festiviteit te worden ingediend. Deze termijn stelt het college in staat te beoordelen of de incidentele festiviteit doorgang kan vinden en welke voorwaarden er aan moeten worden verbonden. Voorwaarden hebben betrekking op voorzieningen en gedragsregels. Een voorwaarde die vrijwel altijd wordt opgelegd is bijvoorbeeld het informeren van direct omwonenden. Daarnaast gelden bijvoorbeeld als specifieke voorwaarden: het gesloten houden van ramen en deuren, openingstijden van (een gedeelte) van de inrichting, gebruik van aanwezige toe-, in- of uitgangen, maatregelen met betrekking tot komende en gaande bezoekers (toezichthouders) en maximaal toelaatbare overschrijdingsniveaus voor geluid. Indien een individuele festiviteit niet was te voorzien, heeft het college de bevoegdheid voor dit evenement terstond ontheffing te verlenen. De exploitant zal echter gedegen moeten motiveren waarom het niet was te voorzien.

De ondernemer wordt, in verband met het mogelijk treffen van voorzieningen of maatregelen, die op grond van de voorwaarden worden opgelegd, tijdig over het besluit van het college geïnformeerd.

Artikel 4 Verboden ten aanzien van festiviteiten

Het is de bevoegdheid van het college een incidentele festiviteit op basis van dit artikel niet toe te staan. Wanneer in een buurt net een feestperiode achter de rug is, lijkt het aannemelijk dat in de week daarna een incidentele festiviteit niet wordt toegestaan. Andere afwijzingsgronden zijn het overschrijden van het maximum aantal dagen en het naar hun oordeel op ontoelaatbare wijze beïnvloeden van de woon- en leefsituatie in de omgeving van de inrichting.

Dit artikel geeft tevens een grond om gedurende een festiviteit (zowel collectief als individueel) op te treden tegen overmatige geluidshinder. Het maakt het mogelijk festiviteiten te doen beëindigen indien overmatige overlast ontstaat, doordat de ondernemer niet de in de ontheffing aangegeven voorzieningen of maatregelen (voorwaarden) heeft genomen.

Dit geldt ook ten aanzien van hetgeen de exploitant op basis van het Besluit uit eigen beweging moet doen of nalaten om overmatige overlast te voorkomen. Een verzoek om ontheffing voor een festiviteit, welke in het verleden overmatige geluidshinder heeft veroorzaakt wordt geweigerd, tenzij de ondernemer aannemelijk maakt dat er nu wel afdoende maatregelen (kunnen) worden genomen.

Een verbod door de burgemeester op grond van openbare orde is in deze verordening meegenomen omdat dit aspect onlosmakelijk aan deze vrijstellingen is verbonden.

Artikel 5 Regeling onversterkte muziek

Artikel 5 (regeling onversterkte muziek) in de geldende Verordening is van toepassing op de Utrechtse carillons. Bij het vaststellen van deze verordening in juni 2008 was dit effect niet in beeld en werd dit effect ook niet beoogd. Dit pleit ervoor om deze omissie te herstellen en vermeld artikel te laten vervallen.

De praktijk leert dat de gemeente Utrecht nauwelijks meldingen over onversterkte muziek in inrichtingen ontvangt. De omvang van de meldingen over overlast is zo gering, dat de overlast door onversterkte muziek in inrichtingen minimaal is. Bedrijven, instellingen en burgers komen er in de praktijk samen uit, wat de conclusie rechtvaardigt dat in Utrecht geen reden is voor het in stand houden van de in artikel 5 van de Vrijstellingsverordening inrichtingen milieubeheer opgenomen regeling voor onversterkte muziek. In extreme gevallen kan een beroep op het burgerlijk wetboek (artikel 5:37 BW in samenhang met artikel 6:162 BW) worden gedaan. Gezien de gemeentelijke wens om te komen tot deregulering is het wenselijk om artikel 5 (regeling onversterkte muziek in milieu inrichtingen) te laten vervallen.

Artikel 5 Strafbepaling

Handhaving van de verordening geschiedt door middel van deze strafbepaling voor zover het overtreding van de onder artikel 4 genoemde verboden betreft. Dit betreft m.n. het organiseren van incidentele festiviteiten waarvoor de ontheffing is geweigerd en het niet naleven van aan aanwijzingen en ontheffingen verbonden voorwaarden. Voor het overige vindt de handhaving plaats op basis van de Wet milieubeheer, bijv. indien voor een incidentele festiviteit geen ontheffing is aangevraagd.