Omgevings- en Bouwverordening gemeente Bronckhorst 2017

Geldend van 07-07-2017 t/m 31-12-2023

Intitulé

Omgevings- en Bouwverordening gemeente Bronckhorst 2017

Raadsbesluit

Behorende bij raadsvoorstel met nummer Z90447\Raad-00205/14

De raad van de gemeente Bronckhorst;

gelezen het voorstel van het college van b en w van dinsdag 23 mei 2017;

gelet op de bespreking in de commissievergadering van donderdag 22 juni 2017;

gelet op de Gemeentewet, de Algemene wet bestuursrecht, de Woningwet en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht

Besluit:

  • *

    In te trekken de Bouwverordening Bronckhorst 2013, vastgesteld op 30 mei 2013

  • *

    In te trekken de Omgevingsverordening gemeente Bronckhorst 2016, vastgesteld op 17 december 2015

Vast te stellen de Omgevings- en Bouwverordening gemeente Bronckhorst 2017:

Hoofdstuk 1 Inleidende bepalingen

Artikel 1.1 Begripsomschrijvingen

  • 1. deze verordening wordt verstaan dan wel mede verstaan onder:

    • a.

      bevoegd gezag: bestuursorgaan, bedoeld in artikel 1.1 eerste lid van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht dan wel, bij het ontbreken van een bestuursorgaan als bedoeld in dat artikellid, burgemeester en wethouders;

    • b.

      bewegwijzering: een systeem van uniform vormgegeven visuele middelen die op, langs of boven de weg zijn aangebracht ten behoeve van de vindbaarheid van locaties;

    • c.

      boom: een houtachtig, overblijvend gewas met een dwarsdoorsnede van de stam van minimaal 10 centimeter op 1,3 meter hoogte boven het maaiveld. In geval van meerstammigheid geldt de dwarsdoorsnede van de dikste stam. In het kader van een herplant- of instandhoudingsplicht kunnen voorschriften gesteld en maatregelen genomen worden voor bomen kleiner dan 10 cm dwars- doorsnede op 1,3 meter boven maaiveld;

    • d.

      bouwbesluit: de algemene maatregel van bestuur als bedoeld in artikel 2 van de Woningwet;

    • e.

      bouwtoezicht: degene die ingevolge artikel 92, tweede lid, van de Woningwet in samenhang met artikel 5.10 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht belast is met het bouw- en woningtoezicht;

    • f.

      bouwwerk: elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die op de plaats van bestemming hetzij direct hetzij indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond, bedoeld om ter plaatse te functioneren;

    • g.

      college: het college van burgemeester en wethouders;

    • h.

      dunning: een velling, die uitsluitend als een verzorgingsmaatregel ter bevordering van de groei vande overblijvende houtopstand moet worden beschouwd en waarbij het natuurlijk verloop van het des-betreffende milieu in stand blijft;

    • i.

      erf: erf als bedoeld in het vigerende bestemmingsplan;

    • j.

      evenement: een evenement of activiteit zoals is beschreven in de Algemene plaatselijke verordeningvan Bronckhorst;

    • k.

      gebruiksoppervlakte: de gebruikersoppervlakte als bedoeld in het Bouwbesluit;

    • l.

      handelsreclame: iedere openbare aanprijzing van goederen of diensten, waarmee kennelijk beoogdwordt een commercieel belang te dienen;

    • m.

      hakhout: een of meer bomen die na te zijn geveld, opnieuw op de stronk uitlopen;

    • n.

      houtopstand: hakhout, een houtwal of een of meer bomen;

    • o.

      hoogte van de weg: de hoogte van de weg zoals die door of namens burgemeester en wethoudersis vastgesteld;

    • p.

      knotten/ kandelaberen: het tot op de oude snoeiplaats verwijderen van uitgelopen takhout bij knot-bomen, gekandelaberde bomen of leibomen als periodiek noodzakelijk onderhoud;

    • q.

      NEN: een door Stichting Nederlands Normalisatie-Instituut uitgegeven norm;

    • r.

      NVN: een door de Stichting Nederlands Normalisatie-Instituut uitgegeven voornorm;

    • s.

      omgevingsvergunning voor het bouwen: vergunnign voor een bouwactiviteit als bedoeld in artikel2.1, eerste lid, onder a van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

    • t.

      rechthebbende: degene die over een zaak zeggenschap heeft krachtens een zakelijk of persoonlijkrecht;

    • u.

      reclame: elke aanduiding dat tot doel heeft om iets of iemand bij anderen aan te prijzen of te promotenof om potentiele klanten over te halen tot aanschaf van producten of diensten met uitzondering vanbewegwijzering;

    • v.

      straatpeil:

      I. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst de hoogte van de weg terplaatse van de hoofdtoegang;

      II. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst de hoogte van hetterrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;

    • w.

      terrasmeubels en- voorzieningen: meubels, stoel, bank of ander zitmogelijkheden, tafels kast of an-dere opbergmogelijkheden, parasol of andere mogelijkheden om schaduw te maken, terrasschermenen fietsenrekken;

    • x.

      tuin: een bij een woning binnen de bebouwde kom of tot het erf van een boerderij behorend omslotenstuk grond met gazon en/of bloemperken gazon en/of bloemperken en/of sierheesters en/of bomen;

    • y.

      weg:

      I. hetgeen in artikel 1, eerste lid, onder b van de Wegenverkeerswet daaronder wordt verstaan;

      II. voor wat betreft hoofdstuk 2: alle voor het openbaar rij- of ander verkeer openstaande wegen of padendaaronder begrepen de daarin gelegen brugeen en duikers, de tot de wegen of paden behorende bermenen zijkanten, als mede de aan de wegen liggende en als zodanig aangeduide parkeerterreinen;

    • z.

      zonnescherm: een zonwering zoals een markies, uitvalscherm, knikarmscherm, screen of rolluik, zowelrolluiken voor zonwering als voor beveiliging, die aan de buitenkant van de gevel is opgehangen.

  • 2. In deze verordening wordt mede verstaan onder:

    • a.

      vellen: rooien, verplanten en kandelaberen, alsmede het verrichten van handelingen die de dood ofernstige beschadiging of ontsiering van houtopstand ten gevolge kunnen hebben.

    • b.

      bouwwerk: een gedeelte van een bouwwerk;

    • c.

      gebouw: een gedeelte van een gebouw.

Hoofdstuk 2 Omgevingsvergunning voor het bouwen

Artikel 2.1 Indeling van het gebied van de gemeente

  • 1. Voor de toepassing van dit hoofdstuk geldt als indeling van de gemeente:

    a. het gebied binnen de bebouwde kom;

    b. het gebied buiten de bebouwde kom.

  • 2. Als gebied binnen de bebouwde kom geldt de begrenzing van de bebouwde kommen zoals is vastgesteld in de Beleidsregels artikel 2.12 Wabo. Tot het moment van inwerking treden van de Beleidsregels artikel 2.12 Wabo geldt als bebouwde kom de begrenzing van het bestemingplan Stedelijk gebied Bronckhorst.

Artikel 2.2 Bodemonderzoek

  • 1. Het onderzoek betreffende de bodemgesteldheid als bedoeld in artikel 8, vierde lid, van de Woningwet bestaat in ieder geval uit de resultaten van een recent milieuhygiënisch bodemonderzoek verricht volgens NEN 5740:2009+A1:2016 nl, in overeenstemming met het onderzoeksprotocol dat volgt uit figuur 1. Als op basis van het onderzoek aanleiding bestaat te veronderstellen dat asbest, daaronder mede begrepen asbestvezels, -deeltjes of —stof, in de bodem aanwezig is, vindt het onderzoek mede plaats op de wijze als voorzien in NEN 5707:2015 nl.

  • 2. De plicht tot het indienen van een onderzoeksrapport, bedoeld in artikel 2.4 van de Regeling omgevingsrecht, geldt niet als het bouwen betrekking heeft op een bouwwerk dat naar aard en omvang gelijk is aan een bouwwerk als genoemd in de artikelen 2 of 3 van bijlage ll van het Besluit omgevingsrecht. Deze verwijzing geldt niet voor de hoogtebepalingen in de artikelen 2 en 3 van bijlage Il van het Besluit omgevingsrecht.

  • 3. Het bevoegd gezag staat een geheel of gedeeltelijk afwijken van de plicht tot het indienen van een onderzoeksrapport, bedoeld in artikel 2.4 van de Regeling omgevingsrecht, toe als voor toepassing van artikel 2.4.1 bij het bevoegd gezag reeds bruikbare recente onderzoeksresultaten beschikbaar zijn.

  • 4. Het bevoegd gezag kan een gedeeltelijk afwijken van de plicht tot het indienen van een onderzoeksrapport, bedoeld in artikel 2.4 van de Regeling omgevingsrecht, toestaan voor een bouwwerk met een beperkte instandhoudingtermijn als bedoeld in artikel 2.23 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en artikel 5.16 van het Besluit omgevingsrecht als uit het in NEN 5725, uitgave 2009, bedoelde vooronderzoek naar het historisch gebruik en de bodemgesteldheid blijkt dat de locatie onverdacht is of dat de gerezen verdenkingen een volledig veldonderzoek volgens NEN 5740:2009+A1:2016 nl niet rechtvaardigen.

  • 5. Als het bouwen pas kan plaatsvinden nadat de aanwezige bouwwerken zijn gesloopt, dient het bodemonderzoek plaats te vinden nadat is gesloopt en voordat met de bouw wordt begonnen .

Artikel 2.3 Verbod tot bouwen op verontreinigde bodem

  • 1. Op een bodem die zodanig is verontreinigd dat schade of gevaar is te verwachten voor de gezondheid van de gebruikers, mag niet worden gebouwd voorzover dat bouwen betrekking heeft op een bouwwerk:

    • a.

      waarin voortdurend of nagenoeg voortdurend mensen zullen verblijven;

    • b.

      voor het bouwen waarvan een omgevingsvergunning voor het bouwen is vereist; en

    • c.

      dat de grond raakt, of waarvan het bestaande, niet-wederrechtelijke gebruik niet wordt gehandhaafd.

Artikel 2.4 Voorwaarden omgevingsvergunning voor het bouwen

In afwijking van het bepaalde in artikel 2.3 Verbod tot bouwen op verontreinigde bodemen onverminderd het bepaalde in artikel 2.4, onder d, van de Regeling omgevingsrecht, kan het bevoegd gezag voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning voor het bouwen, in het geval zij op grond van het in de Regeling omgevingsrecht. bedoelde onderzoeksrapport en/of andere bij hen bekende onderzoeksresultaten dan wel op grond van het overeenkomstig het tweede lid van artikel 39 van de Wet bodembescherming goedgekeurde saneringsplan bedoeld in artikel 39, eerste lid, van die Wet van oordeel zijn, dat de bodem niet geschikt is voor het beoogde doel maar door het stellen van voorwaarden alsnog geschikt kan worden gemaakt.

Artikel 2.5 Anti-cumulatiebepaling

Terrein dat voor het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen in aanmerking moet worden genomen mag niet nog eens bij de verlening van een omgevingsvergunning voor het bouwen voor een ander bouwwerk in aanmerking worden genomen.

Artikel 2.6 Ligging van de voorgevelrooilijn

  • 1. De voorgevelrooilijn is:

    • a.

      langs een wegzijde met een regelmatige of nagenoeg regelmatige ligging van de voorgevels van de bestaande bebouwing: de evenwijdig aan de as van de weg gelegen lijn, welke, zoveel mogelijk aansluitend aan de ligging van de voorgevels van de bestaande bebouwing, een zoveel mogelijk gelijkmatig beloop van de rooilijn overeenkomstig de richting van de weg geeft;

    • b.

      langs een wegzijde waarlangs geen bebouwing als onder a bedoeld aanwezig is en waarlangs mag worden gebouwd:

    • i. bij een wegbreedte van ten minste 10 meter, de lijn gelegen op 15 meter uit de as van de weg;

    • ii. bij een wegbreedte geringer dan 10 meter, de lijn gelegen op 10 meter uit de as van de weg.

Artikel 2.7 Verbod tot bouwen met overschrijding van de voorgevelrooilijn

  • 1. Onverminderd het bepaalde in artikel 2.8 Toegelaten overschrijding van de voorgevelrooilijnis het verboden een bouwwerk, voor het bouwen waarvan een omgevingsvergunning is vereist, te bouwen met overschrijding van de voorgevelrooilijn.

Artikel 2.8 Toegelaten overschrijding van de voorgevelrooilijn

  • 1. Het verbod tot bouwen met overschrijding van de voorgevelrooilijn is niet van toepassing op:

    • a.

      onderdelen van een bouwwerk, voor het bouwen waarvan een omgevingsvergunning is vereist die bij het afzonderlijk realiseren opgevat zouden moeten worden als het aanbrengen van veranderingen bedoeld in artikel 3, onderdeel 7, van bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht;

    • b.

      andere onderdelen van een bouwwerk, voor het bouwen waarvan een omgevingsvergunning is vereist die bij het afzonderlijk realiseren niet vallen onder de werking van veranderingen bedoeld in artikel 3, onderdeel 7, van bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht, te weten:

    • i. ondergrondse uitsteeksels, zoals funderingsonderdelen, rioolleidingen en rioolputten;

    • ii. stoepen, stoeptreden en toegangsbruggen, mits zij de grens van de weg met niet meer dan 0,3 m overschrijden.

Artikel 2.9 Vergunningverlening in afwijking van het verbod tot overschrijding van de voorgevelrooilijn

  • 1. afwijking van het verbod tot het bouwen met overschrijding van de voorgevelrooilijn kan het bevoegd gezag de omgevingsvergunning voor het bouwen verlenen voor:

    • a.

      ondergrondse bouwwerken zoals kelders, kelderkoekoeken en kelderingangen, mits de bovenzijde daarvan niet hoger gelegen is dan het straatpeil;

    • b.

      bouwwerken, geen gebouw zijnde, anders dan bedoeld in artikel 2, onderdeel 9, 16 en 18 van bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht, die naar hun aard en bestemming op een voor de voorgevelrooilijn gelegen erf toelaatbaar zijn;

    • c.

      laadperrons, stoepen en stoeptreden, die de grens van de weg overschrijden;

    • d.

      erkers, serres en andere uitbouwen, alsmede balkons en galerijen, die de voorgevelrooilijn met niet meer dan 1,50 m overschrijden;

    • e.

      trappenhuizen, buitentrappen en liftschachten, hijsinrichtingen en stortbuizen, alsmede andere luifels, dakoverstekken, uitspringende schoorsteenwanden, reclametoestellen en draagconstructies voor reclames bedoeld zijn;

    • f.

      overbouwingen ten dienste van de verbinding tussen twee bouwwerken;

    • g.

      bouwwerken aan of bij een monument - als bedoeld in de Monumentenwet 1988 dan wel in de provinciale of gemeentelijke monumentenverordening - voor zover zulks niet bezwaarlijk is met het oog op de in historisch-esthetisch opzicht gewenste aansluiting bij het karakter van de bestaande omgeving.

  • 2. Voor het bouwen boven een weg kan alleen afwijking worden toegestaan, indien niet lager gebouwd wordt dan:

    • a.

      4,20 m boven de hoogte van de rijweg, met inbegrip van een strook van 0,50 m breedte ter weerszijden van die rijweg;

    • b.

      2,20 m boven de hoogte van een ander deel van de weg; en dan nog voor zover de veiligheid van de gebruikers van de weg niet in gevaar komt.

Artikel 2.10 Bouwen op de weg

  • 1. In afwijking van het verbod tot het bouwen op de weg kan het bevoegd gezag de omgevingsvergunning voor het bouwen verlenen voor:

    • a.

      gebouwen ten behoeve van een op het openbaar net aangesloten nutsvoorziening, het telecommunicatieverkeer, het openbaar vervoer of het wegverkeer, anders dan bedoeld in artikel 2, onderdeel 18, sub a van bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht;

    • b.

      bouwwerken, geen gebouw zijnde, ten dienste van het verkeer, de waterhuishouding, de energievoorziening of het telecommunicatieverkeer, alsmede straatmeubilair, anders dan bedoeld in artikel 2, onderdeel 18, sub b, c en d, van bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht;

    • c.

      vrijstaande winkel- of reclamevitrines;

    • d.

      reclametoestellen en draagconstructies voor reclame;

    • e.

      andere voor het bouwen waarvan een omgevingsvergunning is vereist, die naar hun aard en bestemming op de weg toelaatbaar zijn.

Artikel 2.11 Plaatsing van de voorgevel ten opzichte van de voorgevelrooilijn -

AFSCHUINING VAN STRAATHOEKEN

  • 1.

    Een naar de weg gekeerd gevelvlak van een gebouw moet in de voorgevelrooilijn zijn geplaatst.

  • 2.

    Het bepaalde in het eerste lid is niet van toepassing in:

  • a. de gevallen genoemd in artikel 2.8 Toegelaten overschrijding van de voorgevelrooilijnen in die waarin de afwijking genoemd in de artikelen 2.9 Vergunningverlenening in afwijking van het verbod tot overschijding van de voorgevelrooilijn en 2.10 Bouwen op de wegis verleend;

  • b. in de gevallen genoemd in artikel 2.5.13 Toegelaten overschrijding van de achtergevelrooilijnen in die waarin de afwijking genoemd in artikel2.5.14 Vergunningverlenening in afwijking van het verbod tot overschrijding van de achtergevelrooilijnis verleend, voor zover het bouwwerk geheel achter de achtergevelrooilijn is geplaatst;

  • c. in de gevallen, bedoeld in het derde lid.

  • 3.

    Indien van wegen die elkaar kruisen of van een weg die een knik maakt van 90 graden of minder, de tegenover elkaar liggende voorgevelrooilijnen zich in beide wegen of zich vóór en na de knik op onderlinge tussenafstanden van minder dan 3 meter bevinden, moet de bebouwing op de hoeken - over een hoogte op een dergelijke hoek van niet meer dan 4,2 meter boven straatpeil - worden afgerond of afgeschuind, met dien verstande dat de daardoor onbebouwd blijvende oppervlakte niet groter dan 2 m2 behoeft te zijn.

  • 4.

    Het bevoegd gezag kan de omgevingsvergunning verlenen in afwijking van het bepaalde in het eerste lid voor:

    a. gebouwen behorende tot een complex van gebouwen;

    b. gebouwen op handels- en industrieterreinen;

    c. vrijstaande enkele of dubbele eengezinshuizen;

    d. bijgebouwen, anders dan de in artikel 2, onderdeel 3, of artikel 3, onderdeel 1, van bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht bedoelde gebouwen;

    e. gebouwen ten dienste van bodemcultuur en veeteelt, pluimveeteelt daaronder begrepen, en de daarbijbehorende woningen;

    f. gedeelten van naar de weg gekeerde gevels;

    g. gevallen, waarin de welstand bij het toestaan van de afwijking is gebaat.

Artikel 2.12 Ligging achtergevelrooilijn

  • 1. De achtergevelrooilijn is evenwijdig aan de voorgevelrooilijn en bevindt zich:

    • a.

      in een aan alle zijden bebouwd of te bebouwen driehoekig, vierhoekig of regelmatig veelhoekig bouwblok op een afstand van de voorgevelrooilijn gelijk aan de helft van de straal van de ingeschreven cirkel binnen de voorgevelrooilijnen, doch op geen grotere afstand van de voorgevelrooilijn dan 15 meter. Indien meer dan één ingeschreven cirkel binnen de voorgevelrooilijnen kan worden beschreven, geldt de grootste;

    • b.

      in een aan alle zijden bebouwd of te bebouwen bouwblok van een andere dan onder a genoemde vorm op zodanige afstand van de voorgevelrooilijn, bepaald op de wijze als onder a bepaald, na herleiding van de vorm van het bouwblok tot een of meer der onder a genoemde vormen, voor zover zij op zich zelf of gezamenlijk de vorm van het bouwblok het meest nabijkomen, doch op geen grotere afstand van de voorgevelrooilijn dan 15 meter;

    • c.

      in een slechts aan drie zijden bebouwd of te bebouwen rechthoekig bouwblok, langs deze drie zijden op een afstand van de voorgevelrooilijn gelijk aan 1/4 van de afstand tussen de voorgevelrooilijnen van de beide zich tegenover elkaar bevindende bebouwde of te bebouwen zijden van het bouwblok, doch op geen grotere afstand van de voorgevelrooilijn dan 15 meter;

    • d.

      in een slechts aan twee tegenover elkaar gelegen zijden bebouwd of te bebouwen rechthoekig bouwblok, langs deze twee zijden op een afstand van de voorgevelrooilijn gelijk aan 1/4 van de afstand tussen de voorgevelrooilijnen van de beide zich tegenover elkaar bevindende bebouwde of te bebouwen zijden van het bouwblok, doch op geen grotere afstand van de voorgevelrooilijn dan 15 meter;

    • e.

      in alle niet onder a tot en met d genoemde gevallen op een afstand die wordt bepaald met inachtneming van de beginselen, welke zijn neergelegd in a tot en met d van dit lid, doch op geen grotere afstand van de voorgevelrooilijn dan 15 meter.

  • 2. Indien in een hoekbebouwing de elkaar snijdende achtergevelrooilijnen een scherpe hoek vormen moeten de achterzijden van die bebouwing - in het belang van de toetreding van daglicht - over een afstand van ten minste 5 meter ter weerszijden van bedoeld snijpunt ten minste 2 meter terugliggen ten opzichte van beide achtergevelrooilijnen.

  • 3. Het bevoegd gezag kan de omgevingsvergunning verlenen in afwijking van het bepaalde in het tweede lid, voor zover de aard, de indeling en het gebruik van de gebouwen in de hoekbebouwing dit toelaten.

Artikel 2.13 Verbod tot bouwen met overschrijding van de achtergevelrooilijn

Onverminderd het bepaalde in artikel 2.14 Toegelaten overschrilding van de achtergevelrooilijnis het verboden bouwwerken, voor het bouwen waarvan een omgevingsvergunning is vereist, te bouwen met overschrijding van de achtergevelrooilijn.

Artikel 2.14 Toegelaten overschrijding van de achtergevelrooilijn

Het verbod tot bouwen met overschrijding van de achtergevelrooilijn is niet van toepassing

op:

  • a.

    buiten de bebouwde kom gelegen kassen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor doeleinden van bodemcultuur en veeteelt, pluimveeteelt daaronder begrepen;

  • b.

    buiten de bebouwde kom gelegen gebouwen, geen kassen zijnde, voor doeleinden van bodemcultuur en veeteelt, pluimveeteelt daaronder begrepen, indien de afstand tot de zijdelingse grens van het erf ten minste 20 meter bedraagt;

  • c.

    onderdelen van een bouwwerk, voor het bouwen waarvan een omgevingsvergunning is vereist, die bij het afzonderlijk realiseren opgevat zouden moeten worden als een aan- of uitbouw, voor het bouwen waarvan op grond van artikel 2, onderdeel 3, of artikel 3, onderdeel 1 van bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht geen vergunning is vereist;

  • d.

    onderdelen van een bouwwerk, voor het bouwen waarvan een omgevingsvergunning is vereist, die bij het afzonderlijk realiseren opgevat zouden moeten worden als het aanbrengen van veranderingen, als bedoeld in de artikel 3, onderdeel 7 van bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht;

  • e.

    andere onderdelen van een bouwwerk, voor het bouwen waarvan een omgevingsvergunning is vereist, die bij het afzonderlijk realiseren niet vallen onder de werking artikel 3, onderdeel 7 van bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht, te weten:

    I. ondergrondse uitsteeksels, zoals funderingsonderdelen, rioolleidingen en rioolputten;

    II. terrassen, bordessen en bordestreden;

  • f.

    antennes, anders dan bedoeld in artike1.2, onderdeel 15 en 17 van bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht.

Artikel 2.15 Vergunningverlening in afwijking van het verbod tot overschrijding van de achtergevelrooilijn

In afwijking van het verbod tot het bouwen met overschrijding van de achtergevelrooilijn kan het bevoegd gezag de omgevingsvergunning voor het bouwen verlenen voor:  

  • a.

    buiten de bebouwde kom gelegen gebouwen, geen kassen zijnde, voor doeleinden van bodemcultuuren veeteelt, pluimveeteelt daaronder begrepen, waarvan de afstand tot de zijdelingse grens van heterf minder dan 20 meter bedraagt;

  • b.

    binnen de bebouwde kom gelegen kassen;

  • c.

    vrijstaande enekele of dubbele eengezinshuizen;

  • d.

    gebouwen op een terrein waarvan twee tegenover elkaar liggende zijden grenzen aan wegen, aaneen weg en openbaar water, aan een weg en een spoorweg of aan een weg en een plantsoen en welkterrein slechts aan één van die zijden mag worden bebouwd;

  • e.

    gebouwen op binnenterreinen, mits hiervan de bereikbaarheid, als bedoeld in de artikelen 6.37, 6.38en 6.49 van het Bouwbesluit 2012 , is verzekerd;

  • f.

    bijgebouwen, die niet vallen onder artikel 2, onderdeel 3, of artikel 3, onderdeel 1, van bijlage II vanhet Besluit omgevingsrecht;

  • g.

    gebouwen in een bouwstrook of bouwblok, geheel of overwegend handels- of industrieterrein omvattend;

  • h.

    bouwwerken, geen gebouw zijnde, voor het bouwen waarvan een omgevingsvergunning is vereist;

  • i.

    ondergrondse bouwwerken, zoals kelders, kelderkoekoeken en kelderingangen, mits de bovenzijdedaarvan niet hoger is gelegen dan de hoogte van het terrein ter plaatse bij voltooiing van de bouw;

  • j.

    erkers en overige uitbouwen, anders dan de uitbouwen die vallen onder artikel 2, onderdeel 3, of artikel 3, onderdeel 1, van bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht;

  • k.

    trappenhuizen, buitentrappen en liftschachten, hijsinrichtingen en stortbuizen, balkons en veranda's,alsmede andere luifels, afdaken, dakoverstekken, uitspringende schoorsteenwanden, terrassen enbordessen dan bedoeld zijn in artikel 2.14 Toegelaten overschrijdingen van de achtergevelrooilijn;

  • l.

    bouwwerken aan of bij een monument - als bedoeld in de Monumentenwet 1988 dan wel in de provinciale of gemeentelijke monumentenverordening - voor zover zulks niet bezwaarlijk is om de in his-torische-esthetisch opzicht gewenste aansluiting te verkrijgen bij het karakter van de bestaande omgeving.

Artikel 2.16 Erf bij woningen en woongebouwen

  • 1.

    Bij een woning of woongebouw moet een erf aanwezig zijn dat ten minste een strook grond omvatdie:

    • a.

      over de volle breedte van het gebouw aansluit aan de achtergevel, en

    • b.

      voor wat betreft het achter het gebouw gelegen deel dat is begrepen tussen het verlengde van dezijgevels, een diepte heeft van ten minste 5 meter.

  • 2.

    De maat genoemd in het eerste lid, moet worden gemeten haaks op de achtergevelrooilijn en vanuithet verst achterwaarts gelegen deel van het gebouw.

    Daarbij moeten de onderdelen van dat gebouw, bedoeld in artikel 2.14 Toegelaten overschrijding vande achtergevelrooilijn, en de balkons en veranda's buiten beschouwing blijven.

  • 3.

    Het bevoegd gezag kan de omgevingsvergunning verlenen in afwijking van het bepaalde in:

    • a.

      het eerste lid, wat de aanwezigheid van het erf betreft, indien de gelijkstraats gelegen bouwlaag niettot bewoning bestemd is;

    • b.

      het eerste lid, indien aan één van de volgende voorwaarden wordt voldaan:

      I. een gunstige, andere indeling van het erf is aanwezig;

      II. het gebouw zal zijn gelegen op een terrein waarvan twee tegenover elkaar liggende zijden grenzenaan wegen, aan een weg en een openbaar water, aan een weg en een spoorweg of aan een weg eneen plantsoen, mits dat terrein slechts aan één van die zijden mag worden bebouwd en tevens een erfvan redelijke afmetingen tot stnd wordt gebracht;

      III. bij het vergroten van een gebouw dat niet aan de bepalingen voor te bouwen woningen en woon-gebouwen van het Bouwbesluit voldoet, wordt de bestaande toestand verbeterd.

Artikel 2.17 Erf bij overige gebouwen

  • 1.

    Achter een gebouw, waarvan geen deel tot woning, anders dan als dienstwoning is bestemd, moet een bij het gebouw behorend erf aanwezig zijn ter diepte van ten minste 2 meter achter het verst achterwaarts gelegen deel van het gebouw en over de volle breedte daarvan.

  • 2.

    Het bevoegd gezag kan de omgevingsvergunning verlenen in afwijking van het bepaalde in het eerste lid:

  • a. indien ligging en bestemming van het gebouw hiervoor geen beletsel vormen;

  • b. indien, voor zover nodig, afwijking is toegestaan van het verbod tot overschrijding van de achtergevelrooilijn.

Artikel 2.18 Ruimte tussen bouwwerken

  • 1. De zijdelingse begrenzing van een bouwwerk moet ten opzichte van de zijdelingse grens van het erf zodanig zijn gelegen dat tussen dat bouwwerk en de op het aangrenzende erf aanwezige bebouwing geen tussenruimten ontstaan die:

    • a.

      vanaf de hoogte van het erf tot 2,2 meter daarboven minder dan 1 meter breed zijn;

    • b.

      niet toegankelijk zijn.

    Bebouwing van ondergeschikte aard op het erf of op het aangrenzende erf wordt hierbij buiten beschouwing gelaten.

  • 2. Het bevoegd gezag kan de omgevingsvergunning verlenen in afwijking.van het bepaalde in het eerste lid, indien voldoende mogelijkheid aanwezig is voor reiniging en onderhoud van de vrij te laten ruimte.

Artikel 2.19 Erf- en terreinafscheidingen

  • 1.

    Erf- en terreinafscheidingen, anders dan bedoeld in artike1.2, onderdeel 12 van bijlage II van het Besluit omgevingsrecht, zijn niet toegelaten.

  • 2.

    Het bevoegd gezag kan de omgevingsvergunning verlenen in afwijking verlenen van het bepaalde in het eerste lid in het belang van het af te scheiden erf of terrein.

Artikel 2.20 Bouwen nabij bovengrondse hoogspanningslijnen en ondergrondse hoofdtransportleidingen

  • 1. Binnen een strook van 6 meter ter weerszijden van voor stroomgeleiding bestemde draden van bovengrondse hoogspanningslijnen mogen zich geen delen bevinden van andere bouwwerken, voor het bouwen waarvan een omgevingsvergunning is vereist dan die welke deel uitmaken van de hoogspanningslijn. Bij het bepalen van deze afstand moet rekening worden gehouden met het uitzwaaien van de draden ten gevolge van de wind. Onder hoogspanningslijn wordt in dit artikel verstaan een lijn met een nominale elektrische spanning van 1.000 volt of meer.

  • 2. Binnen een strook van 6 meter ter weerszijden van een ondergrondse hoofdtransportleiding mogen geen bouwwerken, voor het bouwen waarvan een omgevingsvergunning is vereist worden gebouwd.

  • 3. Het bevoegd gezag kan de omgevingsvergunning verlenen in afwijking van:

    • a.

      het bepaalde in het eerste lid voor wat betreft de afstand van 6 meter, indien de elektrische spanning van de hoogspanningslijn daarvoor geen bezwaar oplevert;

    • b.

      het bepaalde in het tweede lid voor wat betreft de afstand van 6 meter, indien daarentegen met het oog op de veilige en ongestoorde ligging van de leiding geen bezwaar bestaat.

Artikel 2.21 Toegelaten hoogte in de voorgevelrooilijn

  • 1.

    Onverminder het bepaalde in artikel 2.25 Grootste toegelaten hoogte van bouwwerken bedraagt demaximale hoogte van een bouwwerk, voor het bouwen waarvan een omgevingsvergunning is vereistin het vlak door de voorgevelrooilijn 1 meter, vermeerderd met:

    • a.

      in de bebouwde kom éénmaal de afstand tussen voorgevelrooilijnen langs de desbetreffende weg;

    • b.

      buiten de bebouwde kom 0,75 maal de afstand tussen de voorgevelrooilijnen langs de desbetreffende weg.

  • 2.

    Het bepaalde in het eerste lid is niet van toepassing op hoekbebouwing aan wegen, waarvan de afstandtussen de voorgevelrooilijnen onderling verschilt, in welk geval aan de zijde van de smalle weg tot dehoogte wlke aan de brede weg is toegelaten, mag worden gebouwd over een lengte van de hoek afgelijk aan de afstand tussen de voorgevelrooilijn van de weg, doch over geen grotere lengte dan 15 meter.

  • 3. De in het eerste lid bedoelde afstand wordt gemeten haaks op de desbetreffende voorgevelrooilijnin het midden van de breedte van het bouwwerk of de projectie daarvan op de voorgevelrooilijn.

  • 4.

    Indien aan de overzijde van de weg een voorgevelrooilijn onbtreekt geldt ter bepaling van de grootstetoegelaten hoogte, bedoeld in het eerste lid, de dichts bij gelegen tegenvoerliggende rooilijn. Indiende tegenoverliggende rooilijn plaatselijk in onderbroken geldt er plaatse van die onderbreking de verstverwijderde van de beide ter weerswijzen van de onderbreking voorkomende rooilijnen.

Artikel 2.22 Toegelaten hoogte in de achtergevelrooilijn

  • 1. Onverminderd het bepaalde in artikel 2.25 Grootste toegelaten hoogte van bouwwerkenbedraagtde maximale hoogte van een bouwwerk, voor het bouwen waarvan een omgevingsvergunning is vereistin het vlak door de achtergevelrooilijn 1 meter, vermeerderd met:

    • a.

      in de bebouwde kom éénmaal de afstand tot de tegenoverliggende achtergevelrooilijn in hetzelfde bouwblok;

    buiten de bebouwde kom 0,75 maal de afstand tot de tegenoverliggende achtergevelrooilijn in hetzelfde bouwblok.

  • 2. De in het eerste lid bedoelde afstand wordt gemeten haaks op de achtergevelrooilijn ter plaatse vanhet bouwwerk. Indien de te beschouwen achtergevelrooilijnen niet evenwijdig lopen, wordt voor elke5 meter breedte van de achterzijde van het bouwwerk uitgegaan van de gemiddelde afstand tussen deachtergevelrooilijnen. Indien een tegenoverliggende achtergevelrooilijn ontbreekt, wordt gemeten totde dichtsbijzijnde tegenover de achtergevelrooilijn gelegen voorgevelrooilijn.

  • 3. In afwijking van het bepaalde in het eerste lid mag de maximale hoogte van een bouwwerk in hetvlak door de achtergevelrooilijn niet meer bedragen dan de maximale hoogte in de aangrenzende 5meter van een aanliggende achtergevelrooilijn in hetzelfde bouwblok.

  • 4.

    Indien het terrein achter de achtergevelrooilijn lager dan straatpeil ligt, moet de in het eerste lid be-doelde hoogte worden verminderd met een maat, gelijk aan het verschil tussen het straatpeil en hetpeil van het onderhavige terrein ter plaatse van de achtertoegang bij voltooiing van de bouw.

Artikel 2.23 Toegelaten hoogte van zijgevels tegenover een achtergevelrooilijn

  • 1. Indien op een kruising van wegen de achtergevels van de bebouwing, gelegen aan de ene weg, doorgebouwd zijn tot aan de voorgevelrooilijn van de andere weg en bovendien in die achtergevels ramen aanwezig zijn, dan bedraagt - onverminderd het bepaalde in artikel 2.25 Grootste toegelaten hoogte van bouwwerken - de maximale hoogte van de zijgevel van het eerste bouwwerk aan laatstgenoemde weg nabij de hoek ten hoogste 1,5 maal de afstand van deze zijgevel tot de achtergevelrooilijn die bij de eerstgenoemde weg behoort. Deze afstand moet op dezelfde wijze worden bepaald als beschreven is in artikel 2.22 Toegelaten hoogte in de achtergevelrooilijn, tweede lid, voor de bepaling van de afstand tussen twee achtergevelrooilijnen.

  • 2. Het bevoegd gezag kan de omgevingsvergunning verlenen in afwijking van het bepaalde in het eerste lid, mits de zijgevel niet hoger is dan de voorgevel.

Artikel 2.24 Toegelaten hoogte tussen voor- en achtergevelrooilijn

  • 1. Onverminderd het bepaalde in artikel 2.25 Grootste toegelaten hoogte van bouwwerkenmag een bouwwerk, voor het bouwen waarvan een omgevingsvergunning is vereist tussen de voor- en de achtergevelrooilijn niet hoger reiken dan tot de vlakken die de verticale vlakken door de voorgevelrooilijn en door de achtergevelrooilijn snijden op de - krachtens de artikelen 2.21 Toegelaten hoogte in de voorgevelrooilijn en 2.22 Toegelaten hoogte in de achtergevelrooilijn - maximale bouwhoogte en die met het horizontale vlak een hoek vormen van:

    a. 45 graden in de bebouwde kom;

    b. 37 graden buiten de bebouwde kom.

  • 2. Indien een bouwwerk nabij een kruising van wegen een zijgevel heeft die gelegen is tegenover een achtergevelrooilijn in hetzelfde bouwblok, mag dit bouwwerk bovendien niet hoger reiken dan tot het vlak dat het verticale vlak door die zijgevel snijdt ter hoogte van de - krachtens - maximale bouwhoogte en dat met het horizontale vlak een hoek vormt van 56 graden.

Artikel 2.25 Grootste toegelaten hoogte van bouwwerken

  • 1.

    De hoogte van een bouwwerk, voor het bouwen waarvan een omgevingsvergunning is vereist mag niet meer bedragen dan 15 meter.

  • 2.

    Indien het bouwwerk aan meer dan een weg grenst en deze wegen op verschillende hoogten liggen, geldt de hoogte ten opzichte van de laagst gelegen weg.

Artikel 2.26 Hoogte van bouwwerken op niet aan een weg grenzende terreinen

  • 1. De hoogte van een bouwwerk dat met een ingevolge artikel 2.15 Vergunningverlening in afwijking van het verbod tot overschrijding van de achtergevelrooilijn of toegestane afwijking wordt opgericht op een niet aan een weg grenzend terrein, mag niet meer bedragen dan 2,70 meter met dien verstande dat - uitgaande van een goothoogte van genoemde maat - daarboven een zadeldak met hellingen van ten hoogste 45 graden toegelaten is.

  • 2. Het bevoegd gezag kan de omgevingsvergunning verlenen in afwijking van het bepaalde in het eerste lid, indien de aard en de ligging van de omringende bebouwing hiervoor geen beletsel vormen.

Artikel 2.27 Wijze van meten van hoogte van bouwwerken

  • 1. De hoogte van een bouwwerk of van een gevel of van een ander buitenvlak van een bouwwerk moet worden gemeten ten opzichte van straatpeil.

  • 2. De hoogte van gevels die geen horizontale beëindiging hebben, moet worden bepaald door de oppervlakte te delen door de breedte. Plaatselijke verhogingen, als bedoeld in artikel 2.28 Toegelaten afwijkingen van de toegelaten bouwhoogte, onder d, en artikel 2.29 Vergunningverlening in afwijking van het verbod tot overschrijding van de toegelaten bouwhoogte, onder h, i, k en k, moeten - voor zover zij de maximale hoogte overschrijden - buiten beschouwing worden gelaten.

Artikel 2.28 Toegelaten afwijkingen van de toegelaten bouwhoogte

   

Het bepaalde in artikel 2.21 Toegelaten hoogte in de voorgevelrooilijn, eerste lid, 2.22 Toegelatenhoogte in de achtergevelrooilijn, eerste en derde lid, artikel 2.23 Toegelaten hoogte van zijgevels tegen-over een achtergevelrooilijn, eerste lid, artikel 2.24 Toegelaten hoogte tussen voor- en achtergevelrooilijnenen artikel 2.25 Grootste toegelaten hoogte van bouwwerkenis niet van toepassing op:

  • a.

    onderdelen van een bouwwerk, voor het bouwen waarvan een omgevingsvergunning is vereist diebij het afzonderlijk realiseren opgevat zouden moeten worden als het aanbrengen van veranderingen,als bedoeld in artikel 3, onderdeel 7 van bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht;

  • b.

    het gedeeltelijk vernieuwen of veranderen van bouwwerken, anders dan het aanbrengen van veran-deringen van niet-ingrijpende aard, als bedoeld in artikel 3, onderdeel 7 van de bijlage II bij het Besluitomgevingsrecht;

  • c.

    topgevels in het verticale vlak, gaande door de voorgevelrooilijn of de achtergevelrooilijn, mits zijniet breder zijn dan 6 meter en mits de geveloppervlakte, over de breedte van de topgevel en demaximale bouwhoogte ter plaatse;

  • d.

    plaatselijke verhogingen met geen grotere breedte dan 0,60 meter.

Artikel 2.29 Vergunningverlening in afwijking van het verbod tot overschrijding van de toegelaten bouwhoogte

   

In afwijking van het verbod tot het bouwen met overschrijding van de toegelaten bouwhoogte als bedoeldin de artikelen 2.21 Toegelaten hoogte in de voorgevelrooilijn, eerste lid, 2.22 Toegelaten hoogte in de achtergevelrooilijn, eerste en derde lid, 2.23 Toegelaten hoogte van zijgevels tegenover een achtergevelrooilijn, eerste lid, 2.24 Toegelaten hoogte tussen voor- en achtergevelrooilijnenen 2.25 Grootste toegelaten hoogte van bouwwerkenkan het bevoegd gezag de omgevingsvergunning voor het bouwenverlenen voor:

  • a.

    gebouwen voor openbaar nut, scholen, kerken, schouwburgen en andere gebouwen bestemd voorhet houden van bijeenkomsten en vergaderingen;

  • b.

    gebouwen bestemd voor woon-, kantoor- of winkeldoeleinden, indien de welstand bij het toestaanvan de afwijking is gebaat;

  • c.

    gebouwen bestemd voor het uitoefenen van een bedrijf op een handels- en industrieterrein;

  • d.

    agrarische bedrijfsgebouwen;

  • e.

    het geheel of gedeelteijk veranderen of vergroten van een bouwwerk, anders dan bedoeld artikel 3,onderdeel 7 van bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht, en indien:

    I. de bestaande belendende gebouwen de maximale bouwhoogte overschrijden en bij het toestaan vande afwijking is gebaat;

    II. bij het overschrijden van bestaande uitwendige hoogteafmetingen andere hoogteafmetingen kleinerworden dan de bestaande

  • f.

    bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van het verkeer, de waterhuishouding, de energie-voorziening of het telecommunicatieverkeer, anders dan bedoeld in artikel 2, onderdeel 16 en 18 vanbijlage II bij het Besluit omgevingsrecht;

  • g.

    topgevels, breder dan 6 meter en gevelverhogingen van soortgelijke aard;

  • h.

    plaatselijke verhogingen met een grotere breedte dan 0,60 meter;

  • i.

    dakvensters, mits buitenwerks gemeten de breedte niet meer dan 1,75 meter, de hoogte niet meerdan 1,5 meter, de onderlinge afstand niet minder dan 3 meter en de afstand tot de erfafscheiding nietminder dan 1,5 meter bedraagt. Deze laatste voorwaarde geldt niet voor gekoppelde dakvensters, dietot verschillende gebouwen behoren;

  • j.

    draagconstructies voor een reclame;

  • k.

    vrijstaande schoorstenen;

  • l.

    bouwwerken op een monument - als bedoeld in de Monumentenwet 1988 dan wel in de provincialeof gemeentelijke monumentenverordening - voor zover zulks niet bezwaarlijk is om de in historisch-esthetisch opzicht gewenste aansluiting te verkrijgen bij het karakter van de bestaande omgeving.

Artikel 2.30 Vergunningverlening in afwijking van het verbod tot overschrijding van de rooilijnen en van de toegelaten bouwhoogte in geval van voorbereiding van nieuw ruimtelijk beleid   

In andere gevallen dan bedoeld in de artikelen 2.9 Vergunningverlening in afwijking van het verbod totoverschrijding van de voorgevelrooilijn, 2.15 Vergunningverlening in afwijking van het verbod totoverschrijding van de achtergevelrooilijn en 2.29 Vergunningverlening in afwijking van het verbod totoverschrijding van de toegelaten bouwhoogte, kan het bevoegd gezag afwijken van de verboden tot bouwen met overschrijding van de voor- en van de achtergevelrooilijn, en van het verbod tot bouwenmet overschrijding van de maximale bouwhoogte, indien:

  • a.

    er voor het betreffende gebied geen bestemmingsplan of beheersverordening of projectbesluit van kracht is;

  • b.

    geen van de aanhoudingsgronden zoals genoemd in artikel 3.3 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht van toepassing is;

  • c.

    de activiteiten in overeenstemming is met in voorbereiding zijnde toekomstig ruimtelijk beleid;

  • d.

    de activiteit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening, en

  • e.

    de motivering van het besluit een goede ruimtelijke onderbouwing bevat.

Artikel 2.31 Parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden bij of in gebouwen

  • 1.

    Indien de omvang of de bstemming van een gebouw daartoe aanleiding geeft, moet ten behoevevan het parkeren of stallen van auto's in voldoende mate ruimte zijn aangebracht in, op of onder hetgebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort. Deze ruimte magniet overbemeten zijn, gelet op het gebruik of de bewoning van het gebouw, waarbij rekening moetworden gehouden met de eventuele bereikbaarheid per openbaar vervoer.

  • 2.

    De in het eerste lid bedoelde ruimte voor het parkeren van auto's moet afmetingen hebben die zijnafgestemd op gangbare openbare personenauto's. Aan deze eis wordt geacht te zijn voldaan:

    • a.

      indien de afmetingen van de bedoelde parkeerruimten ten minste 1,80 bij 5,00 meter en ten hoogste3,25 meter bij 6,00 meter bedragen;

    • b.

      indien de afmetingen van een gereserveerde parkeerruimte voor een gehandicapte- voor zover dieruimte niet in de lengterichting aan een trottoir grenst- ten minste 3,50 meter bij 5,00 meter bedragen

  • 3. Indien de bestemming van een gebouw aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimtevoor het laden of lossen van goederen, moeten in deze behoefte in voldoende mate zijn voorzien aan,in of onder dat gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort.

  • 4. Het bevoegd gezag kan de omgevingsvergunning verlenen in afwijking van het bepaalde in het eerstelid en het derde lid:

    • a.

      indien het voldoen aan die bepalingen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwarenstuit; of

    • b.

      voor zover op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingsruimte, dan wel laad- of losruimte wordtvoorzien.

§ Welstand

Artikel 2.32 De advisering door welstandscommissie

  • 1. De advisering over redelijke eisen van welstand is opgedragen aan Gelders Genootschap te Arnhemdie uit haar midden personen voordraagt als lid van de welstandscommissie, hierna gezamenlijk tenoemen: de welstandscommissie,

  • 2. De welstandscommissie adviseert over de welstandsaspecten van aanvragen voor een omgevings-vergunning voor het bouwen

  • 3. De welstandscommissie baseert haar advies op de in de welstandsnota genoemde welstandscriteria.

Artikel 2.33 Samenstelling van de welstandscommissie

    

  • 1.

    De welstandscommissie bestaat ten minste uit vier leden, waaronder een voorzitter en een secretaris,waarvan ten minste drie leden deskundig zijn op het gebied van architectuur, ruimtelijke kwaliteit danwel cultuurhistorie.

  • 2.

    Voor de leden worden plaatsvervangers aangewezen.

  • 3.

    De welstandscommissie kan slechts adviezen uitbrengen indien ten minste drie leden aanwezig zijnen waarvan ten minste twee leden beschikken over deskundigheid op het gebied van welstand.

  • 4.

    De leden van de commissie zijn onafhanklijk van het gemeentebestuur.

Artikel 2.34 Benoeming en zittingsduur

  • 1. De voorzitter, de secretaris en de overige leden van de welstandscommissie en hun plaatsvervangersworden op voorstel van de burgemeester en wethouders benoemd en ontslagen door de gemeenteraad.

  • 2. De leden van de welstandscommissie kunnen ten hoogste voor een termijn van drie jaar wordenbenoemd. Zij kunnen eenmaal worden herbenoemd voor een periode van ten hoogste drie jaar.

  • 3. Het reglement van orde van de welstandscommissie dat als bijlage bij deze verordening is vastgesteldbevat, binnen het gestelde in de voorgaande leden, nadere benoemingsprocedures.

Artikel 2.35 Jaarlijkse verantwoording

    

  • 1.

    De welstandscommissie stelt jaarlijks een verslag op van haar werkzaamheden voor de gemeenteraad,waarin ten minste aan de orde komt:

  • a. op welke wijze toepassing is gegeven aan de welstandscriteria uit de welstandsnota;

    b. de werkwijze van de welstandscommissie;

    c. op welke wijze uitwerking is gegeven aan de openbaarheid van vergaderen;

    d. de aard van de beoordeelde plannen;

    e. de bijzondere projecten.

  • 2.

    De welstandscommissie kan in haar jaarverslag aanbevelingen doen ten aanzien van het gemeentelijkruimtelijk kwaliteitsbeleid in het algemeen en de aanpassing van de gemeentelijke welstandsnota in het bijzonder.

Artikel 2.36 Termijn van advisering

  • 1. De welstandscommissie brengt het advies over de aanvraag om een omgevingsvergunnign voorhet bouwen uit binnen vier weken nadat door of namens burgemeester en wethouders daarom is ver-zocht.

  • 2. De welstandscommissie brengt het advies over de aanvraag om een omgevingsvergunning over hetbouwen, indien deze vergunning betrekking heeft op een deel van een project of een gefaseerde aanvraagbetreft uit binnen drie weken nadat door of namens burgemeester en wethouders daarom is verzocht.

  • 3. Burgemeester en wethouders kunnen in hun verzoek om advies de welstandscommissie een langeretermijn dan genoemd in de bovengenoemde leden van dit artikel geven voor het uitbrengen van hetwelstandsadvies. Een langere termijn kan door burgemeester en wethouders worden gegeven indiende termijn van afdoening van de aanvraag is verlengd met toepassing van artikel 3.9, tweede lid vande Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

Artikel 2.37 Openbaarheid van vergaderen en mondelinge toelichting

1. De behandeling van bouwplannen door of onder verantwoordelijkheid van de welstandscommissieis openbaar. De agenda voor de vergadering van de welstandscommissie wordt tijdig bekendgemaaktop de website van de gemeente Bronckhorst. Indien burgemeester en wethouders - al dan niet opverzoek van de aanvrager - een verzoek doen tot niet-openbare behandeling, dan dienen burgemeesteren wethouders daaraan klemmende redenen op grond van artikel 10 van de Wet openbaarheid vanbestuur ten grondslag te leggen. De openbaarheid geldt zowel voor de beraadslagingen, de beoordelingals de adviezen.2. Indien de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen hierom bij het indienen van deaanvraag om omgevingsvergunning voor het bouwen heeft verzocht, wordt deze door of namens dewelstandscommissie in staat gesteld tot het geven van een toelichting op het bouwplan.3. In het geval dat het bouwplan in de vergadering van de commissie wordt behandeld en een verzoektot het geven van een toelichting is gedaan, dient de aanvrager van de omgevingsvergunning voor hetbouwen een uitnodiging te ontvangen voor de vergadering van de commissie, waarin de aanvraagwordt behandeld.4. Er is geen spreekrecht.

Artikel 2.38 Afdoening onder verantwoordelijkheid

  • 1. De welstandscommissie kan de advisering over een aanvraag om advies, in afwijking van artikel 2.33 Samenstelling van de welstandscommissie, onder verantwoordelijkheid van de commissie overlaten aan één of meerdere daartoe aangewezen leden, dit kan ook een daartoe aangewezen ambtenaar van de gemeente zijn. Het aangewezen lid of de aangewezen leden adviseren over bouwplannen waarvan volgens hen het oordeel van de welstandscommissie als bekend mag worden verondersteld.

  • 2. In geval van twijfel wordt het bouwplan alsnog voorgelegd aan de welstandscommissie.

Artikel 2.39 Vorm waarin het advies wordt uitgebracht

  • 1. De welstandscommissie adviseert en motiveert haar advies schriftelijk.

  • 2. Zodra het advies wordt uitgebracht, wordt het door of namens burgemeester en wethouders gevoegd bij de aanvraag om een omgevingsvergunning voor het bouwen.

Artikel 2.40 Herziening en vervanging van aangewezen normen en andere voorschriften

Het bevoegd gezag is bevoegd om rekening te houden met de herziening en vervanging van de NEN-normen, voornormen, praktijkrichtlijnen en andere voorschriften waarnaar in deze verordening - of in de bij deze verordening behorende bijlagen - wordt verwezen, indien de bevoegde instantie de betrokken norm, voornorm, praktijkrichtlijn of het voorschrift heeft herzien of vervangen en die herziening of vervanging heeft gepubliceerd.

Hoofdstuk 3 Omgevingsvergunning voor het aanleggen en veranderen van een weg

Artikel 3.1 Omgevingsvergunning voor het aanleggen en veranderen van een weg

  • 1. Het is verboden zonder vergunning van het bevoegd gezag een weg aan te leggen, de verharding daarvan op te breken, in een weg te graven of te spitten, aard of breedte van de wegverharding te veranderen of anderszins verandering te brengen in de wijze van aanleg van een weg.

  • 2. De vergunning wordt verleend:

    • a.

      als omgevingsvergunning door het bevoegd gezag, indien de activiteiten zijn verboden bij een bestemmingsplan, beheersverordening of voorbereidingsbesluit;

    • b.

      door het college in de overige gevallen.

  • 3. De vergunning kan worden geweigerd in het belang van:

    a. de openbare orde;

    b. de openbare veiligheid;

    c. de volksgezondheid;

    d. de bescherming van het milieu.

  • 4. Het verbod in het eerste lid is niet van toepassing indien in opdracht van een bestuursorgaan of openbaar lichaam publieke taken worden verricht.

  • 5. Het verbod geldt voorts niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door het Wetboek van Strafrecht, de Wet beheer rijkswaterstaatswerken, het Gelders wegenreglement, de Waterschapskeur, de Telecommunicatiewet of de daarop gebaseerde Telecommunicatieverordening.

  • 6. Op de vergunning bedoeld in het eerste lid is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) van toepassing.

Hoofdstuk 4 Omgevingsvergunning voor een uitweg te maken, te hebben of te veranderen of het gebruik daarvan te veranderen

Artikel 4.1 Maken, veranderen van een uitweg

  • 1. Het is verboden zonder omgevingsvergunning van het college een uitweg te maken naar de weg of verandering te brengen in een bestaande uitweg naar de weg.

  • 2. De vergunning kan worden geweigerd in het belang van:

    a. de bruikbaarheid van de weg

    b. het veilig en doelmatig gebruik van de weg

    c. de bescherming van het uiterlijk aanzien van de omgeving

    d. de bescherming van groenvoorzieningen in de gemeente

  • 3. Het verbod in het eerste lid geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de Wet beheer Rijkswaterstaatwerken, de Waterschapskeur of het Gelders wegenreglement.

  • 4. Op de vergunning bedoeld in het eerste lid is paragraag 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) van toepassing.

Hoofdstuk 5 Omgevingsvergunning voor het vellen van houtopstanden

Artikel 5.1 Begripsomschrijvingen

  • 1. In dit hoofdstuk wordt verstaan dan wel mede verstaan onder:

    • a.

      bebouwde kom: de bebouwde kom van de gemeente, vastgesteld ingevolge artikel 1, vijfde lid, van de Boswet.

Artikel 5.2 Omgevingsvergunning voor het vellen van houtopstanden

  • 1. Het is verboden zonder vergunning van het bevoegd gezag houtopstand te vellen of te doen vellen, indien het betreft:

    • a.

      een houtwal, houtsingel of hakhout bosje bestaande uit inheemse soorten, waarbij de stobben worden verwijderd,

    • b.

      bomen met een stamomtrek van meer dan 95 centimeter, op 1,30 meter stamhoogte vanaf het maaiveld, niet zijnde bomen geplant met een herplantplicht, bestaande uit de soorten:

    i. Acacia (Robinia);

    ii. Beuk (Fagus);

    iii. Eik (Quercus);

    iv. Els (Alnus), uitsluitend geknot;

    v. Es (Fraxinus);

    vi. Esdoorn (Acer);

    vii. Grove Den (Pinus);

    viii. Haagbeuk (Carpinus);

    ix. Iep (Ulmus);

    x. Linde (Tilia);

    xi. Noot (Juglans);

    xii. Paardenkastanje (Aesculus);

    xiii. Plantaan (Plantanus);

    xiv. Populier (Populus);

    xv. Tamme Kastanje (Castanea);

    xvi. Wilg (Salix), uitsluitend geknot

  • 2. Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet voor:

    • a.

      houtopstanden, welke een zelfstandige eenheid vormen, en

    i. een grotere oppervlakte beslaan dan 10 are, of

    ii. ingeval van rijbeplanting, gerekend over het totaal aantal rijen, meer dan 20 bomen omvatten

    • b.

      fruitbomen, met uitzondering van hoogstamfruitbomen;

    • c.

      windschermen om boomgaarden;

    • d.

      naaldbomen, kennelijk bedoeld om te dienen als kerstbomen, indien niet ouder dan twintig jaar;

    • e.

      kweekgoed;

    • f.

      uit populieren of wilgen, met uitzondering van uit geknotte populieren of wilgen bestaande:

    i. wegbeplantingen;

    ii. beplantingen langs waterwegen;

    • g.

      eenrijige beplantingen langs landbouwgronden.

  • 3. Het in het eerste lid gesteld verbod geldt verder niet voor houtopstand die moet worden geveld krachtens de Plantenziektewet of krachtens een aanschrijving of last van het college.

  • 4. Het eerste lid is niet van toepassing als de burgemeester toestemming verleent voor het vellen van een houtopstand in verband met een spoedeisend belang voor de openbare orde of een direct gevaar voor personen of goederen.

  • 5. Op de vergunning is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) van toepassing.

Artikel 5.3 Weigeringsgronden

  • 1. Het bevoegd gezag kan de vergunning weigeren dan wel onder voorschriften verlenen in het belang van onder meer:

    a. de natuurwaarde van de houtopstand;

    b. de landschappelijke waarde van de houtopstand;

    c. de waarde van de houtopstand voor stads- en dorpsschoon;

    d. de beeldbepalende waarde van de houtopstand;

    e. de cultuurhistorische waarde van de houtopstand, of

    f. de waarde voor de leefbaarheid van de houtopstand.

  • 2. Het bevoegd gezag kan bij het weigeren of verlenen van een vergunning tevens de gemeentelijke bestemmings-, groen-, bomen- of landschapsplannen hanteren.

Artikel 5.4 Vergunningvoorschriften

  • 1. Het bevoegd gezag kan een herplantplicht opleggen onder nader te stellen voorschriften.

  • 2. Tot de aan de vergunning te verbinden voorschriften kan behoren het voorschrift dat binnen een bepaalde termijn en overeenkomstig de door het bevoegd gezag te geven aanwijzingen moet worden herplant. Indien het gemeentelijk beleid of een bestemmings-, bomen-, groen-, of landschapsplan de te vellen houtopstand direct of indirect als waardevol omschrijft, wordt, zo vaak mogelijk, een herplantplicht opgelegd.

  • 3. Wordt een voorschrift als bedoeld in het eerste lid gegeven, dan kan daarbij tevens worden bepaald binnen welke termijn na de herplanting en op welke wijze niet-geslaagde beplanting moet worden vervangen.

  • 4. Tot aan de vergunning te verbinden voorschriften kunnen behoren aanwijzingen ter bescherming van in en rond de houtopstand voorkomende flora en fauna.

  • 5. De omgevingsvergunning voor het vellen van houtopstanden vervalt, indien daarvan niet binnen maximaal één jaar na onherroepelijk worden volledig gebruik is gemaakt.

Artikel 5.5 Herplant-/ instandhoudingsplicht

  • 1. Indien een houtopstand waarop het verbod tot vellen als bedoeld in deze afdeling van toepassing is, zonder vergunning van het bevoegd gezag is geveld, dan wel op andere wijze teniet is gegaan, kan het bevoegd gezag aan de zakelijk gerechtigde van de grond waarop zich de houtopstand beyond dan wel aan degene die uit andere hoofde tot het treffen van voorzieningen bevoegd is, de verplichting opleggen te herbeplanten overeenkomstig de door hen te geven aanwijzingen binnen een door hen te stellen termijn.

  • 2. Wordt een verplichting als bedoeld in het eerste lid opgelegd, dan kan daarbij tevens worden bepaald binnen welke termijn na herbeplanting en op welke wijze niet-geslaagde beplanting moet worden vervangen.

  • 3. Indien een houtopstand waarop het verbod tot vellen als bedoeld in deze afdeling van toepassing is in het voortbestaan ernstig worden bedreigd, kan het bevoegd gezag aan de zakelijk gerechtigde van de grond waarop zich de houtopstand bevindt dan wel aan degene die uit andere hoofde tot het treffen van voorzieningen bevoegd is, de verplichting opleggen om overeenkomstig de door hen te geven aanwijzingen binnen een door hen te stellen termijn voorzieningen te treffen, waardoor die bedreiging wordt weggenomen.

Hoofdstuk 6 Omgevingsvergunning voor handelsreclame

§ 6.1 Categorie Landelijk gebied

Artikel 6.1.1 Verbod reclame te maken

  • 1. Voor het maken van reclame, het plaatsen van reclame of het voeren van reclame bij de categorie Landelijk gebied is een vergunning nodig.

  • 2. Onder de categorie Landelijk gebied wordt verstaan de bestemmingen op grond van het vigerende bestemmingsplan:

    • a.

      Agrarisch;

    • b.

      Agrarisch — Kwekerij;

    • c.

      Agrarisch — 1;

    • d.

      Agrarisch met waarden — Landschap;

    • e.

      Agrarisch met waarden — Landschap en Natuur.

  • 3. Voor zover de aanvraag betrekking heeft op het maken, plaatsen of voeren met behulp van een opschrift, aankondiging of afbeelding in welke vorm dan ook wordt in ieder geval betrokken:

    • a.

      de gevolgen op de ter plaatse van het te plaatsen reclameobject geldende dubbelbestemming of gebiedsaanduiding, die het aanbrengen van het reclameobject kan veroorzaken;

    • b.

      of het reclameobject rechtstreeks verband houdt met de activiteiten op het erf;

    • c.

      als er sprake is van meerdere reclameobjecten of deze in een eenduidige vormgeving uitgevoerd zijn;

    • d.

      of het reclameobject voor wat betreft de plaatsing, de kleurstelling, het materiaalgebruik en/of detaillering, niet ontsierend zijn voor het beeld en geen afbreuk doen aan de kwaliteit van de openbare ruimte;

    • e.

      of er sprake is van overlast voor gebruikers van in de nabijheid gelegen onroerend goed;

    • f.

      er sprake is van uitzichtbelemmering (hoek- en in-/uitritsituaties).

Artikel 6.1.2 Algemene vrijstelling

  • 1. Er is geen vergunning nodig voor, onverlichte:

    • a.

      opschriften, aankondigingen of afbeeldingen in het inwendig gedeelte van een onroerende zaak, die niet kennelijk gericht zijn op zichtbaarheid vanaf de weg;

    • b.

      opschriften of aankondigingen die betrekking hebben op een openbare verkoping of een aanbieding ter verkoop, verhuur of verpachting van een onroerende zaak, zulks voor zolang zij feitelijke betekenis hebben;

    • c.

      opschriften die betrekking hebben op de naam of aard van in uitvoering zijnde bouwwerken of op de namen van degenen die bij het ontwerp of de uitvoering van het bouwwerk betrokken zijn, mits deze opschriften zijn aangebracht op borden bij of op de in uitvoering zijnde bouwwerken zelf, zulks voor zolang zij feitelijke betekenis hebben.

Artikel 6.1.3 Spandoeken

  • 1. Er is geen vergunning nodig voor spandoeken, indien deze voldoet aan de voorwaarden:

    • a.

      de reclame-uiting op het spandoek uitsluitend betreft:

    • i) fondsverwervende reclame (reclame voor goede doelen door instellingen die bij het CBF (Centraal Bureau Fondsenwerving) aangesloten zijn);

    • ii) reclame-uitingen die rechtstreeks verband houden met de activiteiten op het erf.

    • b.

      maximaal één spandoek die éénmaal per kwartaal en gedurende twee weken wordt geplaatst.

    • c.

      een maximale oppervlakte heeft van 3m²;

    • d.

      niet aangebracht over een openbare weg en de spandoek de verkeersveiligheid niet in gevaar brengt;

    • e.

      Reclame-uitingen mogen geen aanstootgevende, intimiderende, belegende en/of discriminerende teksten en/of afbeeldingen bevatten.

Artikel 6.1.4 Evenementen

  • 1. Er is geen vergunning nodig voor evenementen, indien deze voldoet aan de voorwaarden:

    • a.

      Er maximaal twee reclameobjecten (spandoeken, borden e.d.) op het terrein worden geplaatst waar het evenement plaats vindt;

    • b.

      Het reclameobject maximaal vier weken voordat het evenement heeft plaats gevonden is verwijderd;

    • c.

      Het een maximale oppervlakte heeft van 6 m² waarbij:

      i. In ieder geval de naam en datum van het evenement wordt vermeld;

      ii. maximaal de helft is voorzien van reclame van sponsoren;

    • d.

      het reclameobject mag niet worden verlicht of aangelicht;

    • e.

      het reclameobject mag de openbare orde en -veiligheid niet in gevaar brengen;

    • f.

      reclame-uitingen mogen geen aanstootgevende, intimiderende, beledigende en/of discrimerende teksten en/of afbeeldingen bevatten.

  • 2. Het verbod geldt tevens niet voor reclameobjecten voor evenementen, indien deze voldoet aan de voorwaarden:

    • a.

      De reclameobjecten geplaatst worden op de dag waarop het evenement wordt opgebouwd en worden verwijderd op het moment dat het evenement wordt afgebouwd. Indien het evenement plaatst vindt op meerdere niet aaneengesloten dagen moeten de reclameobjecten zijn verwijderd gedurende dag of dagen dat het evenement niet plaats vindt;

    • b.

      het reclameobject mag niet worden verlicht of aangelicht;

    • c.

      het reclameobject mag de openbare orde en- veiligheid niet in gevaar brengen;

    • d.

      reclame-uitingen mogen geen aanstootgevende , intimiderende, beledigende en/of discriminerende teksten en/of afbeeldingen bevatten.

Artikel 6.1.5 Raamplakkaten

  • 1. Er is geen vergunnign nodig voor raamplakkaten die zijn geplaatst aan de binnenkant van de ramen op de begane grond en het reclameobject rechtstreeks verband houdt met de activiteiten op het erf, indien deze voldoet aan de voorwaarden:

    • a.

      reclame-uitingen mogen geen aanstootgevende, intimiderende, beledigende en/of discriminerende teksten en/of afbeeldingen bevatten.

Artikel 6.1.6 Reclamebord op de gevel

  • 1. Er is geen vergunning nodig voor een reclamebord op de gevel, indien deze voldoet aan de voorwaarden:

    • a.

      maximaal uit twee categorieën van reclame-uitingen reclameobjecten worden geplaatst van artikel 6, artikel 7, artikel 8, artikel 9 en artikel 10;

    • b.

      op één erf maximaal twee reclameborden;

    • c.

      de zijde van het gebouw waarop reclame wordt gemaakt moet op minimaal één meter van de erfafscheiding staan;

    • d.

      geplaatst boven het raam op de benedenverdieping en onder het raam van de verdieping;

    • e.

      maximale oppervlakte 3 m2 per reclamebord;

    • f.

      een reclameobject wordt dusdanig aan de gevel bevestigd, onderhouden en beheerd dat er geen gevaar ontstaat voor de gezondheid of openbare orde en veiligheid;

    • g.

      het reclameobject rechtstreeks verband houdt met de activiteiten op het erf;

    • h.

      reclame mag niet worden verlicht of aangelicht;

    • i.

      reclame-uitingen mogen geen aanstootgevende, intimiderende, beledigende en/of discriminerende teksten en/of afbeeldingen bevatten.

  • 2. In afwijking van het eerste lid geldt wel de vergunningplicht indien op basis van het vigerende bestemmingsplan ter plaatse van het te plaatsen reclameobject sprake is van:

    • a.

      de dubbelbestemming: Waarde — Beschermd stadsgezicht;

    • b.

      de dubbelbestemming: Waarde — Beschermd dorpsgezicht;

    • c.

      de gebiedsaanduiding: overige zone - waardevolle open gebieden waaronder essen.

Artikel 6.1.7 Reclamevlag aan gevel

  • 1. Er is geen vergunning nodig voor een reclamevlag aan de gevel, indien deze voldoet aan de voorwaarden:

    • a.

      maximaal uit twee categorieën van reclame-uitingen reclameobjecten worden geplaatst van artikel 6, artikel 7, artikel 8, artikel 9 en artikel 10;

    • b.

      op één erf maximaal twee reclamevlaggen;

    • c.

      deze moeten zich bevinden in de strook boven het raam op de benedenverdieping en onder het raam van de verdieping;

    • d.

      maximaal 1,00 meter uit de gevel stekend, inclusief bevestigingsconstructie;

    • e.

      het reclameobject rechtstreeks verband houdt met de activiteiten op het erf;

    • f.

      reclame-uitingen mogen geen aanstootgevende, intimiderende, beledigende en/of discriminerende teksten en/of afbeeldingen bevatten.

  • 2. In afwijking van het eerste lid geldt wel de vergunningplicht indien op basis van het vigerende bestemmingsplan ter plaatse van het te plaatsen reclameobject sprake is van:

    • a.

      de dubbelbestemming: Waarde — Beschermd stadsgezicht;

    • b.

      de dubbelbestemming: Waarde — Beschermd dorpsgezicht;

    • c.

      de gebiedsaanduiding: overige zone - waardevolle open gebieden waaronder essen.

Artikel 6.1.8 Reclamebord

  • 1. Er is geen vergunning nodig voor een reclamebord, indien deze voldoet aan de voorwaarden:

    • a.

      maximaal uit twee categorieën van reclame-uitingen reclameobjecten worden geplaatst van artikel 6, artikel 7, artikel 8, artikel 9 en artikel 10;

    • b.

      op één erf maximaal twee reclameborden. Indien het erf meer dan 30 meter van een openbare weg is gelegen mag dit reclamebord worden geplaatst direct aan de toegangsweg naar het erf;

    • c.

      maximale oppervlakte 3 m2 perreclamebord, maximale hoogte 3,5 meter vanaf het maaiveld;

    • d.

      geplaatst op het erf en op minimaal één meter van de erfafscheiding;

    • e.

      reclame mag niet worden verlicht of aangelicht;

    • f.

      het reclameobject rechtstreeks verband houdt met de activiteiten op het erf;

    • g.

      reclame-uitingen mogen geen aanstootgevende, intimiderende, beledigende en/of discriminerende teksten en/of afbeeldingen bevatten.

  • 2. In afwijking van het eerste lid geldt wel de vergunningplicht indien op basis van het vigerende bestemmingsplan ter plaatse van het te plaatsen reclameobject sprake is van:

    • a.

      de dubbelbestemming: Leiding — Riool;

    • b.

      de dubbelbestemming: Leiding — Gas;

    • c.

      de dubbelbestemming: Leiding — Brandstof;

    • d.

      de dubbelbestemming: Waarde — Archeologie;

    • e.

      de dubbelbestemming: Waarde — Beschermd stadsgezicht;

    • f.

      de dubbelbestemming: Waarde — Beschermd dorpsgezicht;

    • g.

      de gebiedsaanduiding: overige zone - waardevolle open gebieden waaronder essen.

Artikel 6.1.9 Reclamezuil

  • 1. Er is geen vergunning nodig voor een reclamezuil, indien deze voldoet aan de voorwaarden:

    • a.

      maximaal uit twee categorieën van reclame-uitingen reclameobjecten worden geplaatst van artikel 6, artikel 7, artikel 8, artikel 9 en artikel 10;

    • b.

      op één erf maximaal één reclamezuil, Indien het erf meer dan 30 meter van een openbare weg is gelegen mag deze reclamezuil worden geplaatst direct aan de toegangsweg naar het erf;

    • c.

      maximale oppervlakte 3 m2, maximale hoogte 3,5 meter vanaf het maaiveld;

    • d.

      geplaatst op het erf en op minimaal één meter van de erfafscheiding;

    • e.

      reclame mag niet worden verlicht of aangelicht;

    • f.

      het reclameobject rechtstreeks verband houdt met de activiteiten op het erf;

    • g.

      reclame-uitingen mogen geen aanstootgevende, intimiderende, beledigende en/of discriminerende teksten en/of afbeeldingen bevatten;

  • 2. In afwijking van het eerste lid geldt wel de vergunningplicht indien op basis van het vigerende bestemmingsplan ter plaatse van het te plaatsen reclameobject sprake is van:

    • a.

      de dubbelbestemming: Leiding — Riool;

    • b.

      de dubbelbestemming: Leiding — Gas;

    • c.

      de dubbelbestemming: Leiding — Brandstof;

    • d.

      de dubbelbestemming: Waarde — Archeologie;

    • e.

      de dubbelbestemming: Waarde — Beschermd stadsgezicht;

    • f.

      de dubbelbestemming: Waarde — Beschermd dorpsgezicht;

    • g.

      de gebiedsaanduiding: overige zone - waardevolle open gebieden waaronder essen.

Artikel 6.1.10 Vlaggenmast met reclamevlag

  • 1. Er is geen vergunning nodig voor een vlaggenmast met reclame, indien deze voldoet aan de voorwaarden:

    • a.

      maximaal uit twee categorieën van reclame-uitingen reclameobjecten worden geplaatst van artikel 6, artikel 7, artikel 8, artikel 9 en artikel 10;

    • b.

      op één erf maximaal drie vlaggenmasten;

    • c.

      geplaatst op het erf en op minimaal één meter van de erfafscheiding;

    • d.

      het reclameobject rechtstreeks verband houdt met de activiteiten op het erf;

    • e.

      de maximale hoogte van de vlaggenmast is afhankelijk van de hoogte die is opgenomen in het bestemmingsplan;

    • f.

      reclame-uitingen mogen geen aanstootgevende, intimiderende, beledigende en/of discriminerende teksten en/of afbeeldingen bevatten.

  • 2. In afwijking van het eerste lid geldt wel de vergunningplicht indien op basis van het vigerende bestemmingsplan ter plaatse van het te plaatsen reclameobject sprake is van:

    • a.

      de dubbelbestemming: Leiding — Riool;

    • b.

      de dubbelbestemming: Leiding — Gas;

    • c.

      de dubbelbestemming: Leiding — Brandstof;

    • d.

      de dubbelbestemming: Waarde — Archeologie;

    • e.

      de dubbelbestemming: Waarde — Beschermd stadsgezicht;

    • f.

      de dubbelbestemming: Waarde — Beschermd dorpsgezicht;

    • g.

      de gebiedsaanduiding: overige zone - waardevolle open gebieden waaronder essen.

§ 6.2 Categorie Bedrijfsmatige activiteiten

Artikel 6.2.1 Verbod reclame te maken

  • 1. Voor het maken van reclame, het plaatsen van reclame of het voeren van reclame bij de categorie Bedrijfsmatige activiteiten is een vergunning nodig.

  • 2. Onder de categorie Bedrijfsmatige activiteiten wordt verstaan de bestemmingen op grond van het vigerende bestemmingsplan:

    • a.

      Bedrijf;

    • b.

      Bedrijf— Melkverwerkende industrie;

    • c.

      Bedrijventerrein;

    • d.

      Bedrijventerrein — Aardappelverwerkende industrie;

    • e.

      Bedrijf— Nutsvoorziening.

  • 3. Voor zover de aanvraag betrekking heeft op het maken, plaatsen of voeren met behulp van een opschrift, aankondiging of afbeelding in welke vorm dan ook wordt in ieder geval betrokken:

    • a.

      de gevolgen op de ter plaatse van het te plaatsen reclameobject geldende dubbelbestemming of gebiedsaanduiding, die het aanbrengen van het reclameobject kan veroorzaken;

    • b.

      of het reclameobject rechtstreeks verband houdt met de activiteiten op het erf;

    • c.

      als er sprake is van meerdere reclameobjecten of deze in een eenduidige vormgeving uitgevoerd zijn;

    • d.

      of het reclameobject voor wat betreft de plaatsing, de kleurstelling, het materiaalgebruik en/of detaillering, niet ontsierend zijn voor het beeld en geen afbreuk doen aan de kwaliteit van de openbare ruimte;

    • e.

      of er sprake is van overlast voor gebruikers van in de nabijheid gelegen onroerend goed;

    • f.

      er sprake is van uitzichtbelemmering (hoek- en in-/uitritsituaties).

Artikel 6.2.2 Algemene vrijstelling

  • 1. Er is geen vergunning nodig voor, onverlichte:

    • a.

      opschriften, aankondigingen of afbeeldingen in het inwendig gedeelte van een onroerende zaak, die niet kennelijk gericht zijn op zichtbaarheid vanaf de weg;

    • b.

      opschriften of aankondigingen die betrekking hebben op een openbare verkoping of een aanbieding ter verkoop, verhuur of verpachting van een onroerende zaak, zulks voor zolang zij feitelijke betekenis hebben;

    • c.

      opschriften die betrekking hebben op de naam of aard van in uitvoering zijnde bouwwerken of op de namen van degenen die bij het ontwerp of de uitvoering van het bouwwerk betrokken zijn, mits deze opschriften zijn aangebracht op borden bij of op de in uitvoering zijnde bouwwerken zelf, zulks voor zolang zij feitelijke betekenis hebben.

Artikel 6.2.3 Spandoeken

Er is geen vergunning nodig voor spandoeken, indien deze voldoet aan de voorwaarden:

  • a.

    de reclame-uiting op het spandoek uitsluitend betreft:

    i) fondsverwervende reclame (reclame voor goede doelen door instellingen die bij het CBF (Centraal Bureau Fondsenwerving) aangesloten zijn);

    ii) reclame-uitingen die rechtstreeks verband houden met de activiteiten op het erf;

  • b.

    maximaal één spandoek die éénmaal per kwartaal en gedurende twee weken wordt geplaatst;

  • c.

    een maximale oppervlakte heeft van 3 m2;

  • d.

    niet aangebracht over een openbare weg en de spandoek de verkeersveiligheid niet in gevaar brengt;

  • e.

    reclame-uitingen mogen geen aanstootgevende, intimiderende, beledigende en/of discriminerende teksten en/of afbeeldingen bevatten.

Artikel 6.2.4 Evenementen

  • 1. Er is geen vergunning nodig voor evenementen, indien deze voldoet aan de voorwaarden:

    • a.

      er maximaal twee reclameobjecten (spandoeken, borden e.d.) op het terrein worden geplaatst waar het evenement plaats vindt;

    • b.

      het reclameobject maximaal vier weken voordat het evenement plaats vindt wordt geplaatst en binnen één week nadat het evenement heeft plaats gevonden is verwijderd;

    • c.

      het een maximale oppervlakte heeft van 6 m2 waarbij:

      i) In ieder geval de naam en datum van het evenement wordt vermeld;

      ii) maximaal de helft is voorzien van reclame van sponsoren;

    • d.

      het reclameobject mag niet worden verlicht of aangelicht;

    • e.

      het reclameobject mag de openbare orde en -veiligheid niet in gevaar brengen;

    • f.

      reclame-uitingen mogen geen aanstootgevende, intimiderende, beledigende en/of discriminerende teksten en/of afbeeldingen bevatten.

  • 2. Tevens is er geen vergunning nodig voor evenementen, indien deze voldoet aan de voorwaarden:

    • a.

      de reclameobjecten geplaatst worden op de dag waarop het evenement wordt opgebouwd en worden verwijderd op het moment dat het evenement wordt afgebouwd. Indien het evenement plaatst vindt op meerdere niet aaneengesloten dagen moeten de reclameobjecten zijn verwijderd gedurende dag of dagen dat het evenement niet plaats vindt;

    • b.

      het reclameobject mag niet worden verlicht of aangelicht;

    • c.

      het reclameobject mag de openbare orde en -veiligheid niet in gevaar brengen;

    • d.

      reclame-uitingen mogen geen aanstootgevende, intimiderende, beledigende en/of discriminerende teksten en/of afbeeldingen bevatten.

Artikel 6.2.5 Stoepborden

  • 1. Er is geen vergunning nodig voor een stoepbord, indien deze voldoet aan de voorwaarden:

    • a.

      per onderneming zijn twee stoepborden toegestaan met elk een hoogte van maximaal 1,50 meter en een breedte van maximaal 1,00 meter;

    • b.

      stoepborden mag alleen tijdens de winkelopeningstijden van de betreffende onderneming buiten aanwezig zijn;

    • c.

      niet direct of indirect kunstmatig worden verlicht, met uitzondering van gedimd licht;

    • d.

      stoepborden mogen niet zijn verankerd in de weg, of zijn bevestigd aan openbare voorzieningen en openbaar groen;

    • e.

      de stoepborden mogen het gebruik van brandkranen, fietsenrekken, parkeerplaatsen en ander straatmeubilair nooit hinderen;

    • f.

      de stoepborden mogen aanwezige in- en (nood)uitgangen van panden en andere onroerende zaken nooit belemmeren;

    • g.

      op het trottoir moet altijd een vrije en onbelemmerde doorgang van minimaal 1,20 meter aanwezig zijn voor voetgangers, minder validen en kinderwagens;

    • h.

      het reclameobject rechtstreeks verband houdt met de activiteiten die in het pand of op het perceel plaatsvinden;

    • i.

      reclame-uitingen mogen geen aanstootgevende, intimiderende, beledigende en/of discriminerende teksten en/of afbeeldingen bevatten.

Artikel 6.2.6 Beachvlag

  • 1. Er is geen vergunning nodig voor beachvlaggen, indien deze voldoet aan de voorwaarden:

    • a.

      per onderneming zijn twee beachvlaggen toegestaan met elk een hoogte van maximaal 3.00 meter en een breedte van maximaal 1,00 meter;

    • b.

      een beachvlag mag alleen tijdens de winkelopeningstijden van de betreffende onderneming buiten aanwezig zijn;

    • c.

      een beachvlag wordt dusdanig geplaatst en beheerd dat er geen gevaar ontstaat voor de gezondheid of openbare orde en veiligheid;

    • d.

      een beachvlaggen mag niet zijn verankerd in de weg, of zijn bevestigd aan openbare voorzieningen en openbaar groen;

    • e.

      een beachvlag mag het gebruik van brandkranen, fietsenrekken, parkeerplaatsen en ander straatmeubilair nooit hinderen;

    • f.

      een beachvlag mag aanwezige in- en (nood)uitgangen van panden en andere onroerende zaken nooit belemmeren;

    • g.

      op het trottoir moet altijd een vrije en onbelemmerde doorgang van minimaal 1,20 meter aanwezig zijn voor voetgangers, minder validen en kinderwagens;

    • h.

      het reclameobject rechtstreeks verband houdt met de activiteiten die in het pand of op het perceel plaatsvinden;

    • i.

      reclame-uitingen mogen geen aanstootgevende, intimiderende, beledigende en/of discriminerende teksten en/of afbeeldingen bevatten.

Artikel 6.2.7 Terrasmeubels en- voorzieningen

  • 1. Er is geen vergunning nodig voor terrasmeubels en —voorzieningen, indien deze voldoet aan de voorwaarde:

    • a.

      reclame-uitingen mogen geen aanstootgevende, intimiderende, beledigende en/of discriminerende teksten en/of afbeeldingen bevatten.

Artikel 6.2.8 Zonnescherm

  • 1. Er is geen vergunning nodig voor zonneschermen, indien deze voldoet aan de voorwaarden:

    • a.

      het reclameobject rechtstreeks verband houdt met de activiteiten op het erf;

    • b.

      reclame-uitingen mogen geen aanstootgevende, intimiderende, beledigende en/of discriminerende teksten en/of afbeeldingen bevatten.

Artikel 6.2.9 Raamplakkaten

  • 1. Er is geen vergunning nodig voor raamplakkaten die zijn geplaatst aan de binnenkant van de ramen, indien deze voldoet aan de voorwaarden:

    • a.

      het reclameobject rechtstreeks verband houdt met de activiteiten op het erf;

    • b.

      reclame-uitingen mogen geen aanstootgevende, intimiderende, beledigende en/of discriminerende teksten en/of afbeeldingen bevatten.

Artikel 6.2.10 Reclamebord op de gevel

  • 1. Er is geen vergunning nodig voor een Reclamebord op de gevel, indien deze voldoet aan de voorwaarden:

    • a.

      op één erf maximaal twee reclameborden;

    • b.

      de zijde van het gebouw waarop reclame wordt gemaakt moet op minimaal één meter van de erfafscheiding staan;

    • c.

      geplaatst boven het raam op de benedenverdieping en onder het raam van de verdieping;

    • d.

      maximale oppervlakte van het reclameobject is 10% van de oppervlakte van de gevel waarop de reclame geplaatst is;

    • e.

      een reclameobject wordt dusdanig aan de gevel bevestigd, onderhouden en beheerd dat er geen gevaar ontstaat voor de gezondheid of openbare orde en veiligheid;

    • f.

      het reclameobject rechtstreeks verband houdt met de activiteiten op het erf.

    • g.

      reclame mag niet worden verlicht of aangelicht;

    • h.

      reclame-uitingen mogen geen aanstootgevende, intimiderende, beledigende en/of discriminerende teksten en/of afbeeldingen bevatten.

  • 2. In afwijking van het eerste lid geldt wel de vergunningplicht indien op basis van het vigerende bestemmingsplan ter plaatse van het te plaatsen reclameobject sprake is van:

    • a.

      de dubbelbestemming: Waarde — Beschermd stadsgezicht;

    • b.

      de dubbelbestemming: Waarde — Beschermd dorpsgezicht;

    • c.

      de gebiedsaanduiding: overige zone - waardevolle open gebieden waaronder essen.

Artikel 6.2.11 Reclamevlag aan gevel

  • 1. Er is geen vergunning nodig voor een reclamevlag aan de gevel, indien deze voldoet aan de voorwaarden:

    • a.

      op één erf maximaal twee reclamevlaggen;

    • b.

      deze moeten zich bevinden in de strook boven het raam op de benedenverdieping en onder het raam van de verdieping;

    • c.

      maximaal 1,00 meter uit de gevel stekend, inclusief bevestigingsconstructie;

    • d.

      het reclameobject rechtstreeks verband houdt met de activiteiten op het erf;

    • e.

      reclame-uitingen mogen geen aanstootgevende, intimiderende, beledigende en/of discriminerende teksten en/of afbeeldingen bevatten.

  • 2. In afwijking van het eerste lid geldt wel de vergunningplicht indien op basis van het vigerende bestemmingsplan ter plaatse van het te plaatsen reclameobject sprake is van:

    • a.

      de dubbelbestemming: Waarde — Beschermd stadsgezicht;

    • b.

      de dubbelbestemming: Waarde — Beschermd dorpsgezicht;

    • c.

      de gebiedsaanduiding: overige zone - waardevolle open gebieden waaronder essen.

Artikel 6.2.12 Reclamebord

  • 1. Er is geen vergunning nodig voor een Reclamebord, indien deze voldoet aan de voorwaarden:

    • a.

      op één erf maximaal één reclamebord;

    • b.

      maximale oppervlakte 4 m2, maximale hoogte 3,5 meter vanaf het maaiveld;

    • c.

      geplaatst op het erf en op minimaal één meter van de erfafscheiding;

    • d.

      reclame mag niet worden verlicht of aangelicht;

    • e.

      het reclameobject rechtstreeks verband houdt met de activiteiten op het erf;

    • f.

      reclame-uitingen mogen geen aanstootgevende, intimiderende, beledigende en/of discriminerende teksten en/of afbeeldingen bevatten.

  • 2. In afwijking van het eerste lid geldt wel de vergunningplicht indien op basis van het vigerende bestemmingsplan ter plaatse van het te plaatsen reclameobject sprake is van:

    • a.

      de dubbelbestemming: Leiding — Riool;

    • b.

      de dubbelbestemming: Leiding — Gas;

    • c.

      de dubbelbestemming: Leiding — Brandstof;

    • d.

      de dubbelbestemming: Waarde — Archeologie;

    • e.

      de dubbelbestemming: Waarde — Beschermd stadsgezicht;

    • f.

      de dubbelbestemming: Waarde — Beschermd dorpsgezicht;

    • g.

      de gebiedsaanduiding: overige zone - waardevolle open gebieden waaronder essen.

Artikel 6.2.13 Reclamezuil

  • 1. Er is geen vergunning nodig voor een reclamezuil, indien deze voldoet aan de voorwaarden:

    • a.

      op één erf maximaal één reclamezuil van maximaal 4 m2 en een maximale hoogte van 3,5 meter vanaf het maaiveld;

    • b.

      geplaatst op het erf en op minimaal één meter van de erfafscheiding;

    • c.

      reclame mag niet worden verlicht of aangelicht. Reclamezuils van tankstations mogen (ook na 23.00 uur) verlichting voeren;

    • d.

      het reclameobject rechtstreeks verband houdt met de activiteiten op het erf;

    • e.

      reclame-uitingen mogen geen aanstootgevende, intimiderende, beledigende en/of discriminerende teksten en/of afbeeldingen bevatten.

  • 2. In afwijking van het eerste lid geldt wel de vergunningplicht indien op basis van het vigerende bestemmingsplan ter plaatse van het te plaatsen reclameobject sprake is van:

    • a.

      de dubbelbestemming: Leiding — Riool;

    • b.

      de dubbelbestemming: Leiding — Gas;

    • c.

      de dubbelbestemming: Leiding — Brandstof;

    • d.

      de dubbelbestemming: Waarde — Archeologie;

    • e.

      de dubbelbestemming: Waarde — Beschermd stadsgezicht;

    • f.

      de dubbelbestemming: Waarde — Beschermd dorpsgezicht;

    • g.

      de gebiedsaanduiding: overige zone - waardevolle open gebieden waaronder essen.

Artikel 6.2.14 Vlaggenmast met reclamevlag

  • 1. Er is geen vergunning nodig voor een vlaggenmast met reclame, indien deze voldoet aan de voorwaarden:

    • a.

      Op één erf maximaal drie vlaggenmasten;

    • b.

      geplaatst op het erf en op minimaal één meter van de erfafscheiding;

    • c.

      het reclameobject rechtstreeks verband houdt met de activiteiten op het erf;

    • d.

      De maximale hoogte van de vlaggenmast is afhankelijk van de hoogte die is opgenomen in het bestemmingsplan;

    • e.

      reclame-uitingen mogen geen aanstootgevende, intimiderende, beledigende en/of discriminerende teksten en/of afbeeldingen bevatten.

  • 2. In afwijking van het eerste lid geldt wel de vergunningplicht indien op basis van het vigerende bestemmingsplan ter plaatse van het te plaatsen reclameobject sprake is van:

    • a.

      de dubbelbestemming: Leiding — Riool;

    • b.

      de dubbelbestemming: Leiding — Gas;

    • c.

      de dubbelbestemming: Leiding — Brandstof;

    • d.

      de dubbelbestemming: Waarde — Archeologie;

    • e.

      de dubbelbestemming: Waarde — Beschermd stadsgezicht;

    • f.

      de dubbelbestemming: Waarde — Beschermd dorpsgezicht;

    • g.

      de gebiedsaanduiding: overige zone - waardevolle open gebieden waaronder essen.

Artikel 6.2.15 Reclamevoertuigen

  • 1. Er is geen vergunning nodig voor een reclamevoertuig (motorvoertuigen, wagens, aanhangwagens of opleggers), indien deze voldoet aan de voorwaarden:

    • a.

      op eigen erf voor een periode van maximaal twee weken op eenzelfde kadastrale wordt geplaatst;

    • b.

      het reclameobject rechtstreeks verband houdt met de activiteiten op het erf;

    • c.

      er geen hinder of vervuiling plaats vindt, bijvoorbeeld omdat de voertuig de stoep blokkeert;

    • d.

      reclame-uitingen mogen geen aanstootgevende, intimiderende, beledigende en/of discriminerende teksten en/of afbeeldingen bevatten.

  • 2. In afwijking van het eerste lid geldt wel de vergunningplicht indien op basis van het vigerende bestemmingsplan ter plaatse van het te plaatsen reclameobject sprake is van:

    • a.

      de dubbelbestemming: Waarde — Beschermd stadsgezicht;

    • b.

      de dubbelbestemming: Waarde — Beschermd dorpsgezicht.

§ 6.3 Categorie Horeca, recreatie, detailhandel en maatschappelijk

Artikel 6.3.1 Verbod reclame te maken

  • 1. Voor het maken van reclame, het plaatsen van reclame of het voeren van reclame bij de categorie Horeca, recreatie, detailhandel en maatschappelijk is een vergunning nodig.

  • 2. Onder de categorie Horeca, recreatie, detailhandel en maatschappelijk wordt verstaan de bestemmingen op grond van het vigerende bestemmingsplan:

    a. Centrum;

    b. Cultuur en ontspanning;

    c. Detailhandel;

    d. Horeca;

    e. Horeca -1;

    f. Kantoor;

    g. Recreatie- Dagrecreatie;

    h. Gemengd;

    i. Gemengd- 1;

    j. Gemengd- 2;

    k. Gemengd- 3;

    l. Maatschappelijk (zonder wonen);

    m. Maatschappelijk.

  • 3. Voor zover de aanvraag betrekking heeft op het maken, plaatsen of voeren met behulp van een opschrift, aankondiging of afbeelding in welke vorm dan ook wordt in ieder geval betrokken;

    • a.

      dubbelbestemming of gebiedsaanduiding, die het aanbrengen van het reclameobject kan veroorzaken;

    • b.

      of het reclameobject rechtstreeks verband houdt met de activiteiten die in het pand of op het perceel plaatsvinden;

    • c.

      als er sprake is van meerdere reclameobjecten of deze in een eenduidige vormgeving uitgevoerd zijn;

    • d.

      of het reclameobject een verrijkking is van de gevel of openbare ruimte of ten minste voor wat betreft de plaatsing, de kleurstelling, het materiaalgebruik en/of detaillering, niet ontsierd zijn voor het beeld en geen afbreuk doen aan de kwaliteit van de openbare ruimte;

    • e.

      of er sprake is van overlast voor gebruikers van in de nabijheid gelegen onroerend goed;

    • f.

      er sprake is van uitzichtbelemmering (hoek- en in-/uitritsituaties).

Artikel 6.3.2 Algemene vrijstelling

  • 1. Er is geen vergunning nodig voor, onverlichte:

    • a.

      opschriften, aankondigingen of afbeeldingen in het inwendig gedeelte van een onroerende zaak, die kennelijk gericht zijn op zichtbaarheid van de weg;

    • b.

      opschriften of aankondigingen die betrekking hebben op een openbare verkoping of een aanbieding ter verkoop, verhuur of verpachting van een onroerende zaak, zulks voor zolang zij feitelijke betekenis hebben;

    • c.

      opschriften die betrekking hebben op de naam of aard van in uitvoering zijnde bouwwerken of op namen van degenen die bij het onderwerp of de uitvoering van het bouwwerk betrokken zijn, mits deze opschriften zijn aangebracht op borden bij of de in uitvoering zijnde bouwwerken zelf, zulks voor zolang zij feitelijke betekenis hebben;

    • d.

      opschriften of aankondigingen op of aan onroerende zaken dienstbaar aan het openbaar vervoer, indien deze zijn aangebracht ten dienste van dat vervoer.

Artikel 6.3.3 Spandoeken

Er is geen vergunning nodig voor spandoeken, indien deze voldoet aan de voorwaarden:

  • a.

    de reclame-uiting op het spandoek uitsluitend betreft:

    i) fondsverwervende reclame (reclame voor goede doelen door instellingen die bij het CBF (Centraal Bureau Fondsenwerving) aangesloten zijn);

    ii) reclame-uitingen die rechtstreeks verband houden met de activiteiten op het erf;

  • b.

    maximaal één spandoek die éénmaal per kwartaal en gedurende twee weken wordt geplaatst;

  • c.

    een maximale oppervlakte heeft van 3 m2;

  • d.

    niet aangebracht over een openbare weg en de spandoek de verkeersveiligheid niet in gevaar brengt;

  • e.

    Reclame-uitingen mogen geen aanstootgevende, intimiderende, beledigende en/of discriminerende teksten en/of afbeeldingen bevatten;

Artikel 6.3.4 Beachvlag

  • 1. Er is geen vergunning nodig voor beachvlaggen, indien deze voldoet aan de voorwaarden:

    • a.

      per onderneming zijn twee beachvlaggen toegestaan met elk een hoogte van maximaal 3.00 meter en een breedte van maximaal 1,00 meter;

    • b.

      een beachvlag mag alleen tijdens de winkelopeningstijden van de betreffende onderneming buiten aanwezig zijn;

    • c.

      een beachvlag wordt dusdanig geplaatst en beheerd dat er geen gevaar ontstaat voor de gezondheid of openbare orde en veiligheid;

    • d.

      een beachvlaggen mag niet zijn verankerd in de weg, of zijn bevestigd aan openbare voorzieningen en openbaar groen;

    • e.

      een beachvlag mag het gebruik van brandkranen, fietsenrekken, parkeerplaatsen en ander straatmeubilair nooit hinderen;

    • f.

      een beachvlag mag aanwezige in- en (nood)uitgangen van panden en andere onroerende zaken nooit belemmeren;

    • g.

      op het trottoir moet altijd een vrije en onbelemmerde doorgang van minimaal 1,20 meter aanwezig zijn voor voetgangers, minder validen en kinderwagens;

    • h.

      het reclameobject rechtstreeks verband houdt met de activiteiten die in het pand of op het perceel plaatsvinden;

    • i.

      reclame-uitingen mogen geen aanstootgevende, intimiderende, beledigende en/of discriminerende teksten en/of afbeeldingen bevatten.

Artikel 6.3.5 Evenementen

  • 1. Er is geen vergunning nodig voor evenementen, indien deze voldoet aan de voorwaarden:

    • a.

      er maximaal twee reclameobjecten (spandoeken, borden e.d.) op het terrein worden geplaatst waar het evenement plaats vindt;

    • b.

      het reclameobject maximaal vier weken voordat het evenement plaats vindt wordt geplaatst en binnen één week nadat het evenement heeft plaats gevonden is verwijderd;

    • c.

      het een maximale oppervlakte heeft van 6 m2waarbij:

      i) In ieder geval de naam en datum van het evenement wordt vermeld;

      ii) maximaal de helft is voorzien van reclame van sponsoren;

    • d.

      het reclameobject mag niet worden verlicht of aangelicht;

    • e.

      het reclameobject mag de openbare orde en -veiligheid niet in gevaar brengen;

    • f.

      reclame-uitingen mogen geen aanstootgevende, intimiderende, beledigende en/of discriminerende teksten en/of afbeeldingen bevatten.

Artikel 6.3.6 Stoepborden

  • 1. Er is geen vergunning nodig voor een stoepbord, indien deze voldoet aan de voorwaarden:

    • a.

      per onderneming zijn twee stoepborden toegestaan met elk een hoogte van maximaal 1,50 meter en een breedte van maximaal 1,00 meter;

    • b.

      stoepborden mag alleen tijdens de winkelopeningstijden van de betreffende onderneming buiten aanwezig zijn;

    • c.

      niet direct of indirect kunstmatig worden verlicht, met uitzondering van gedimd licht;

    • d.

      stoepborden mogen niet zijn verankerd in de weg, of zijn bevestigd aan openbare voorzieningen en openbaar groen;

    • e.

      de stoepborden mogen het gebruik van brandkranen, fietsenrekken, parkeerplaatsen en ander straatmeubilair nooit hinderen;

    • f.

      de stoepborden mogen aanwezige in- en (nood)uitgangen van panden en andere onroerende zaken nooit belemmeren;

    • g.

      op het trottoir moet altijd een vrije en onbelemmerde doorgang van minimaal 1,20 meter aanwezig zijn voor voetgangers, minder validen en kinderwagens;

    • h.

      het reclameobject rechtstreeks verband houdt met de activiteiten die in het pand of op het perceel plaatsvinden;

    • i.

      reclame-uitingen mogen geen aanstootgevende, intimiderende, beledigende en/of discriminerende teksten en/of afbeeldingen bevatten.

Artikel 6.3.7 Terrasmeubelen en - voorzieningen

  • 1. Er is geen vergunning nodig voor terrasmeubels en —voorzieningen, indien deze voldoet aan de voorwaarde:

    • a.

      reclame-uitingen mogen geen aanstootgevende, intimiderende, beledigende en/of discriminerende teksten en/of afbeeldingen bevatten.

Artikel 6.3.8 Zonnescherm

  • 1. Er is geen vergunning nodig voor zonneschermen, indien deze voldoet aan de voorwaarden:

    • a.

      het reclameobject rechtstreeks verband houdt met de activiteiten op het erf;

    • b.

      reclame-uitingen mogen geen aanstootgevende, intimiderende, beledigende en/of discriminerende teksten en/of afbeeldingen bevatten.

Artikel 6.3.9 Raamplakkaten

  • 1. Er is geen vergunning nodig voor raamplakkaten die zijn geplaatst aan de binnenkant van de ramen op de begane grond, indien deze voldoet aan de voorwaarden:

    • a.

      het reclameobject rechtstreeks verband houdt met de activiteiten die in het pand of op het perceel plaatsvinden;

    • b.

      reclame-uitingen mogen geen aanstootgevende, intimiderende, beledigende en/of discriminerende teksten en/of afbeeldingen bevatten.

Artikel 6.3.10 Reclamebord op de gevel

  • 1. Er is geen vergunning nodig voor een reclamebord op de gevel, indien deze voldoet aan de voorwaarden:

    • a.

      op één erf maximaal twee reclameborden;

    • b.

      de zijde van het gebouw waarop reclame wordt gemaakt moet op minimaal één meter van de erfafscheiding staan;

    • c.

      geplaatst boven het raam op de benedenverdieping en onder het raam van de verdieping;

    • d.

      maximale oppervlakte van het reclameobject is 10% van de oppervlakte van de gevel waarop de reclame geplaatst is;

    • e.

      een reclameobject wordt dusdanig aan de gevel bevestigd, onderhouden en beheerd dat er geen gevaar ontstaat voor de gezondheid of openbare orde en veiligheid;

    • f.

      het reclameobject rechtstreeks verband houdt met de activiteiten op het erf;

    • g.

      reclame mag niet worden verlicht of aangelicht;

    • h.

      reclame-uitingen mogen geen aanstootgevende, intimiderende, beledigende en/of discriminerende teksten en/of afbeeldingen bevatten.

  • 2. In afwijking van het eerste lid geldt wel de vergunningplicht indien op basis van het vigerende bestemmingsplan ter plaatse van het te plaatsen reclameobject sprake is van:

    • a.

      de dubbelbestemming: Waarde — Beschermd stadsgezicht;

    • b.

      de dubbelbestemming: Waarde — Beschermd dorpsgezicht;

    • c.

      de gebiedsaanduiding: overige zone - waardevolle open gebieden waaronder essen.

Artikel 6.3.11 Reclamevlag aan gevel

  • 1. Er is geen vergunning nodig voor een reclamevlag aan de gevel, indien deze voldoet aan de voorwaarden:

    • a.

      op één erf maximaal twee reclamevlaggen;

    • b.

      deze moeten zich bevinden in de strook boven het raam op de benedenverdieping en onder het raam van de verdieping;

    • c.

      maximaal 1,00 meter uit de gevel stekend, inclusief bevestigingsconstructie;

    • d.

      het reclameobject rechtstreeks verband houdt met de activiteiten die in het pand of op het perceel plaatsvinden;

    • e.

      reclame-uitingen mogen geen aanstootgevende, intimiderende, beledigende en/of discriminerende teksten en/of afbeeldingen bevatten.

  • 2. In afwijking van het eerste lid geldt wel de vergunningplicht indien op basis van het vigerende bestemmingsplan ter plaatse van het te plaatsen reclameobject sprake is van:

    • a.

      de dubbelbestemming: Waarde — Beschermd stadsgezicht;

    • b.

      de dubbelbestemming: Waarde — Beschermd dorpsgezicht;

    • c.

      de gebiedsaanduiding: overige zone - waardevolle open gebieden waaronder essen.

Artikel 6.3.12 Reclamebord

  • 1. Er is geen vergunning nodig voor een Reclamebord, indien deze voldoet aan de voorwaarden:

    • a.

      op één erf maximaal één reclamebord;

    • b.

      maximale oppervlakte 3 m2, maximale hoogte 3,5 meter vanaf het maaiveld;

    • c.

      geplaatst op het erf en op minimaal één meter van de erfafscheiding;

    • d.

      reclame mag niet worden verlicht of aangelicht;

    • e.

      het reclameobject rechtstreeks verband houdt met de activiteiten op het erf;

    • f.

      reclame-uitingen mogen geen aanstootgevende, intimiderende, beledigende en/of discriminerende teksten en/of afbeeldingen bevatten.

  • 2. In afwijking van het eerste lid geldt wel de vergunningplicht indien op basis van het vigerende bestemmingsplan ter plaatse van het te plaatsen reclameobject sprake is van:

    • a.

      de dubbelbestemming: Leiding — Riool;

    • b.

      de dubbelbestemming: Leiding — Gas;

    • c.

      de dubbelbestemming: Leiding — Brandstof;

    • d.

      de dubbelbestemming: Waarde — Archeologie;

    • e.

      de dubbelbestemming: Waarde — Beschermd stadsgezicht;

    • f.

      de dubbelbestemming: Waarde — Beschermd dorpsgezicht;

    • g.

      de gebiedsaanduiding: overige zone - waardevolle open gebieden waaronder essen.

Artikel 6.3.13 Reclamezuil

  • 1. Er is geen vergunning nodig voor een reclamezuil, indien deze voldoet aan de voorwaarden:

    • a.

      op één erf maximaal één reclamezuil van maximaal 4 m2, maximale hoogte 3,5 meter vanaf het maaiveld;

    • b.

      de reclamezuil moet worden geplaatst op het eigen perceel aan de voorzijde van het bedrijfspand;

    • c.

      reclame mag niet worden verlicht of aangelicht;

    • d.

      het reclameobject rechtstreeks verband houdt met de activiteiten die in het pand of op het perceel plaatsvinden;

    • e.

      reclame-uitingen mogen geen aanstootgevende, intimiderende, beledigende en/of discriminerende teksten en/of afbeeldingen bevatten.

  • 2. In afwijking van het eerste lid geldt wel de vergunningplicht indien op basis van het vigerende bestemmingsplan ter plaatse van het te plaatsen reclameobject sprake is van:

    • a.

      de dubbelbestemming: Leiding — Riool;

    • b.

      de dubbelbestemming: Leiding — Gas;

    • c.

      de dubbelbestemming: Leiding — Brandstof;

    • d.

      de dubbelbestemming: Waarde — Archeologie;

    • e.

      de dubbelbestemming: Waarde — Beschermd stadsgezicht;

    • f.

      de dubbelbestemming: Waarde — Beschermd dorpsgezicht;

    • g.

      de gebiedsaanduiding: overige zone - waardevolle open gebieden waaronder essen.

Artikel 6.3.14 Valggenmast met reclamevlag

  • 1. Er is geen vergunning nodig voor een vlaggenmast met reclame, indien deze voldoet aan de voorwaarden:

    • a.

      op één erf maximaal drie vlaggenmasten;

    • b.

      geplaatst op het erf en op minimaal één meter van de erfafscheiding;

    • c.

      het reclameobject rechtstreeks verband houdt met de activiteiten op het erf;

    • d.

      de maximale hoogte van de vlaggenmast is afhankelijk van de hoogte die is opgenomen in het bestemmingsplan;

    • e.

      reclame-uitingen mogen geen aanstootgevende, intimiderende, beledigende en/of discriminerende teksten en/of afbeeldingen bevatten.

  • 2. In afwijking van het eerste lid geldt wel de vergunningplicht indien op basis van het vigerende bestemmingsplan ter plaatse van het te plaatsen reclameobject sprake is van:

    • a.

      de dubbelbestemming: Leiding — Riool;

    • b.

      de dubbelbestemming: Leiding — Gas;

    • c.

      de dubbelbestemming: leiding — Brandstof;

    • d.

      de dubbelbestemming: Waarde — Archeologie;

    • e.

      de dubbelbestemming: Waarde — Beschermd stadsgezicht;

    • f.

      de dubbelbestemming: Waarde — Beschermd dorpsgezicht;

    • g.

      de gebiedsaanduiding: overige zone - waardevolle open gebieden waaronder essen.

Artikel 6.3.15 Reclamevoertuigen

  • 1. Er is geen vergunning nodig voor een reclamevoertuig (motorvoertugien, wagens, aanhangwagens of opleggers), indien deze voldoet aan de voorwaarden:

    • a.

      op eigen erf voor een periode van maximaal twee weken op eenzelfde kadastrale wordt geplaatst;

    • b.

      het reclameobject rechtstreeks verband houdt met de activiteiten op het erf;

    • c.

      er geen hinder of vervuiling plaats vindt, bijvoorbeeld omdat de voertuig de stoep blokkeert;

    • d.

      Reclame-uitingen mogen geen aanstootgevende, intimiderende, beledigende en/of discriminerende teksten en/of afbeeldingen bevatten.

§ 6.4 Categorie Sport

Artikel 6.4.1 Verbod reclame te maken

  • 1. Voor het maken van reclame, het plaatsen van reclame of het voeren van reclame bij de categorie Sport is een vergunning nodig.

  • 2. Onder de categorie Sport wordt verstaan de bestemmingen op grond van het vigerende

    bestemmingsplan:

    • a.

      Sport.

  • 3. Voor zover de aanvraag betrekking heeft op het maken, plaatsen of voeren met behulp van een opschrift, aankondiging of afbeelding in welke vorm dan ook wordt in ieder geval betrokken:

    • a.

      de gevolgen op de ter plaatse van het te plaatsen reclameobject geldende dubbelbestemming of gebiedsaanduiding, die het aanbrengen van het reclameobject kan veroorzaken;

    • b.

      of het reclameobject rechtstreeks verband houdt met de activiteiten op het erf;

    • c.

      als er sprake is van meerdere reclameobjecten of deze in een eenduidige vormgeving uitgevoerd zijn;

    • d.

      of het reclameobject voor wat betreft de plaatsing, de kleurstelling, het materiaalgebruik en/of detaillering, niet ontsierend zijn voor het beeld en geen afbreuk doen aan de kwaliteit van de openbare ruimte;

    • e.

      of er sprake is van overlast voor gebruikers van in de nabijheid gelegen onroerend goed,

    • f.

      er sprake is van uitzichtbelemmering (hoek- en in-/uitritsituaties).

Artikel 6.4.2 Algemene vrijstelling

  • 1. Er is geen vergunning nodig voor, onverlichte:

    • a.

      opschriften, aankondigingen of afbeeldingen in het inwendig gedeelte van een onroerende zaak, die niet kennelijk gericht zijn op zichtbaarheid vanaf de weg;

    • b.

      opschriften of aankondigingen die betrekking hebben op een openbare verkoping of een aanbieding ter verkoop, verhuur of verpachting van een onroerende zaak, zulks voor zolang zij feitelijke betekenis hebben;

    • c.

      opschriften die betrekking hebben op de naam of aard van in uitvoering zijnde bouwwerken of op de namen van degenen die bij het ontwerp of de uitvoering van het bouwwerk betrokken zijn, mits deze opschriften zijn aangebracht op borden bij of op de in uitvoering zijnde bouwwerken zelf, zulks voor zolang zij feitelijke betekenis hebben.

Artikel 6.4.3 Spandoeken

Er is geen vergunning nodig voor Spandoeken, indien deze voldoet aan de voorwaarden:

  • a.

    de reclame-uiting op het spandoek uitsluitend betreft:

    i) fondsverwervende reclame (reclame voor goede doelen door instellingen die bij het CBF (Centraal Bureau Fondsenwerving) aangesloten zijn);

    ii) reclame-uitingen rechtstreeks verband houdt met de activiteiten op het erf en waarbij maximaal de helft is voorzien van reclame van sponsoren;

  • b.

    maximaal één spandoek die éénmaal per kwartaal en gedurende twee weken wordt geplaatst;

  • c.

    een maximale oppervlakte heeft van 3 m2;

  • d.

    niet aangebracht over een openbare weg en de spandoek de verkeersveiligheid niet in gevaar brengt;

  • e.

    reclame-uitingen mogen geen aanstootgevende, intimiderende, beledigende en/of discriminerende teksten en/of afbeeldingen bevatten.

Artikel 6.4.4 Evenementen

  • 1. Er is geen vergunning nodig voor reclameobjecten voor evenementen, indien deze voldoet aan de voorwaarden:

    • a.

      er maximaal twee reclameobjecten (spandoeken, borden e.d.) op het terrein worden geplaatst waar het evenement plaats vindt;

    • b.

      Het reclameobject maximaal vier weken voordat het evenement plaats vindt wordt geplaatst en binnen één week nadat het evenement heeft plaats gevonden is verwijderd;

    • c.

      Het een maximale oppervlakte heeft van 6 m2waarbij:

      i) In ieder geval de naam en datum van het evenement wordt vermeld;

      ii) maximaal de helft is voorzien van reclame van sponsoren;

    • d.

      het reclameobject mag niet worden verlicht of aangelicht;

    • e.

      het reclameobject mag de openbare orde en -veiligheid niet in gevaar brengen;

    • f.

      reclame-uitingen mogen geen aanstootgevende, intimiderende, beledigende en/of discriminerende teksten en/of afbeeldingen bevatten.

  • 2. Tevens is er geen vergunning nodig voor reclameobjecten voor evenementen, indien deze voldoet aan de voorwaarden:

    • a.

      de reclameobjecten geplaatst worden op de dag waarop het evenement wordt opgebouwd en worden verwijderd op het moment dat het evenement wordt afgebouwd. Indien het evenement plaatst vindt op meerdere niet aaneengesloten dagen moeten de reclameobjecten zijn verwijderd gedurende dag of dagen dat het evenement niet plaats vindt;

    • b.

      het reclameobject mag niet worden verlicht of aangelicht;

    • c.

      het reclameobject mag de openbare orde en -veiligheid niet in gevaar brengen.

Artikel 6.4.5 Stoepborden

  • 1. Er is geen vergunning nodig voor een stoepbord, indien deze voldoet aan de voorwaarden:

    • a.

      per sportvereniging zijn twee stoepborden toegestaan met elk een hoogte van maximaal 1,50 meter en een breedte van maximaal 1,00 meter;

    • b.

      stoepborden mag alleen tijdens de openingstijden van de betreffende sportvereniging buiten aanwezig zijn;

    • c.

      niet direct of indirect kunstmatig worden verlicht, met uitzondering van gedimd licht;

    • d.

      stoepborden mogen niet zijn verankerd in de weg, of zijn bevestigd aan openbare voorzieningen en openbaar groen;

    • e.

      de stoepborden mogen het gebruik van brandkranen, fietsenrekken, parkeerplaatsen en ander straatmeubilair nooit hinderen;

    • f.

      de stoepborden mogen aanwezige in- en (nood)uitgangen van panden en andere onroerende zaken nooit belemmeren;

    • g.

      op het trottoir moet altijd een vrije en onbelemmerde doorgang van minimaal 1,20 meter aanwezig zijn voor voetgangers, minder validen en kinderwagens;

    • h.

      reclame-uitingen mogen geen aanstootgevende, intimiderende, beledigende en/of discriminerende teksten en/of afbeeldingen bevatten.

Artikel 6.4.6 Terrasmeubels en- voorzieningen

  • 1. Er is geen vergunning nodig voor terrasmeubels en —voorzieningen, indien deze voldoet aan de voorwaarde:

    • a.

      reclame-uitingen mogen geen aanstootgevende, intimiderende, beledigende en/of discriminerende teksten en/of afbeeldingen bevatten.

Artikel 6.4.7 Zonnescherm

  • 1. is geen vergunning nodig voor zonneschermen, indien deze voldoet aan de

    voorwaarden:

    • a.

      reclame-uitingen mogen geen aanstootgevende, intimiderende, beledigende en/of discriminerende teksten en/of afbeeldingen bevatten.

Artikel 6.4.8 Beachvlag

  • 1. Er is geen vergunning nodig voor beachvlaggen, indien deze voldoet aan de voorwaarden:

    • a.

      per sportvereniging zijn twee beachvlaggen toegestaan met elk een hoogte van maximaal 3.00 meter en een breedte van maximaal 1,00 meter;

    • b.

      een beachvlag mag alleen tijdens de openingstijden van de betreffende onderneming buiten aanwezig zijn;

    • c.

      een beachvlag wordt dusdanig geplaatst en beheerd dat er geen gevaar ontstaat voor de gezondheid of openbare orde en veiligheid;

    • d.

      een beachvlaggen mag niet zijn verankerd in de weg, of zijn bevestigd aan openbare voorzieningen en openbaar groen;

    • e.

      een beachvlag mag het gebruik van brandkranen, fietsenrekken, parkeerplaatsen en ander straatmeubilair nooit hinderen;

    • f.

      een beachvlag mag aanwezige in- en (nood)uitgangen van panden en andere onroerende zaken nooit belemmeren;

    • g.

      op het trottoir moet altijd een vrije en onbelemmerde doorgang van minimaal 1,20 meter aanwezig zijn voor voetgangers, minder validen en kinderwagens;

    • h.

      reclame-uitingen mogen geen aanstootgevende, intimiderende, beledigende en/of discriminerende teksten en/of afbeeldingen bevatten.

Artikel 6.4.9 Raamplakkaten

  • 1. Er is geen vergunning nodig voor raamplakkaten die zijn geplaatst aan de binnenkant van de ramen op de begane grond, indien deze voldoet aan de voorwaarden:

    • a.

      reclame-uitingen mogen geen aanstootgevende, intimiderende, beledigende en/of discriminerende teksten en/of afbeeldingen bevatten.

Artikel 6.4.10 Reclamebord op de gevel

  • 1. Er is geen vergunning nodig voor een reclamebord op de gevel, indien deze voldoet aan de voorwaarden:

    • a.

      op één erf maximaal twee reclameborden;

    • b.

      de zijde van het gebouw waarop reclame wordt gemaakt moet op minimaal één meter van de erfafscheiding staan;

    • c.

      geplaatst boven het raam op de benedenverdieping en onder het raam van de verdieping;

    • d.

      maximale oppervlakte van het reclameobject is 10% van de oppervlakte van de gevel waarop de reclame geplaatst is een reclameobject wordt dusdanig aan de gevel bevestigd, onderhouden en beheerd dat er geen gevaar ontstaat voor de gezondheid of openbare orde en veiligheid;

    • e.

      reclame mag niet worden verlicht of aangelicht;

    • f.

      reclame-uitingen mogen geen aanstootgevende, intimiderende, beledigende en/of discriminerende teksten en/of afbeeldingen bevatten.

  • 2. In afwijking van het eerste lid geldt wel de vergunningplicht indien op basis van het vigerende bestemmingsplan ter plaatse van het te plaatsen reclameobject sprake is van:

    • a.

      de dubbelbestemming: Waarde — Beschermd stadsgezicht;

    • b.

      de dubbelbestemming: Waarde — Beschermd dorpsgezicht;

    • c.

      de gebiedsaanduiding: Overige zone - Waardevolle open gebieden waaronder essen.

Artikel 6.4.11 Reclamevlag aan gevel

  • 1. Er is geen vergunning nodig voor een reclamevlag aan de gevel, indien deze voldoet aan de voorwaarden:

    • a.

      op één erf maximaal twee reclamevlaggen;

    • b.

      deze moeten zich bevinden in de strook boven het raam op de benedenverdieping en onder het raam van de verdieping;

    • c.

      maximaal 1,00 meter uit de gevel stekend, inclusief bevestigingsconstructie;

    • d.

      reclame-uitingen mogen geen aanstootgevende, intimiderende, beledigende en/of discriminerende teksten en/of afbeeldingen bevatten.

  • 2. In afwijking van het eerste lid geldt wel de vergunningplicht indien op basis van het vigerende bestemmingsplan ter plaatse van het te plaatsen reclameobject sprake is van:

    • a.

      de dubbelbestemming: Waarde — Beschermd stadsgezicht;

    • b.

      de dubbelbestemming: Waarde — Beschermd dorpsgezicht;

    • c.

      de gebiedsaanduiding: overige zone - waardevolle open gebieden waaronder essen.

Artikel 6.4.12 Reclamebord

  • 1. Er is geen vergunning nodig voor een reclamebord, indien deze voldoet aan de voorwaarden:

    • a.

      op één erf maximaal één reclamebord;

    • b.

      maximale oppervlakte 4 m2, maximale hoogte 3,5 meter vanaf het maaiveld;

    • c.

      geplaatst op het erf en op minimaal één meter van de erfafscheiding;

    • d.

      reclame mag niet worden verlicht of aangelicht;

    • e.

      reclame-uitingen mogen geen aanstootgevende, intimiderende, beledigende en/of discriminerende teksten en/of afbeeldingen bevatten.

  • 2. In afwijking van het eerste lid geldt wel de vergunningplicht indien op basis van het vigerende bestemmingsplan ter plaatse van het te plaatsen reclameobject sprake is van:

    • a.

      de dubbelbestemming: Leiding — Riool;

    • b.

      de dubbelbestemming: Leiding — Gas;

    • c.

      de dubbelbestemming: Leiding — Brandstof;

    • d.

      de dubbelbestemming: Waarde — Archeologie;

    • e.

      de dubbelbestemming: Waarde — Beschermd stadsgezicht;

    • f.

      de dubbelbestemming: Waarde — Beschermd dorpsgezicht;

    • g.

      de gebiedsaanduiding: overige zone - waardevolle open gebieden waaronder essen.

Artikel 6.4.13 Reclamezuil

  • 1. Er is geen vergunning nodig voor een reclamezuil, indien deze voldoet aan de voorwaarden:

    • a.

      op één erf maximaal één reclamezuil van maximaal 4 m2, maximale hoogte 3,5 meter vanaf het maaiveld;

    • b.

      de reclamezuil moet worden geplaatst op het eigen perceel aan de voorzijde van het pand;

    • c.

      reclame mag niet worden verlicht of aangelicht;

    • d.

      reclame-uitingen mogen geen aanstootgevende, intimiderende, beledigende en/of discriminerende teksten en/of afbeeldingen bevatten.

  • 2. In afwijking van het eerste lid geldt wel de vergunningplicht indien op basis van het vigerende bestemmingsplan ter plaatse van het te plaatsen reclameobject sprake is van:

    • a.

      de dubbelbestemming: Leiding — Riool;

    • b.

      de dubbelbestemming: Leiding — Gas;

    • c.

      de dubbelbestemming: Leiding — Brandstof;

    • d.

      de dubbelbestemming: Waarde — Archeologie;

    • e.

      de dubbelbestemming: Waarde — Beschermd stadsgezicht;

    • f.

      de dubbelbestemming: Waarde — Beschermd dorpsgezicht;

    • g.

      de gebiedsaanduiding: overige zone - waardevolle open gebieden waaronder essen.

Artikel 6.4.14 Vlaggenmast met reclamevlag

  • 1. Er is geen vergunning nodig voor een vlaggenmast met reclame, indien deze voldoet aan de voorwaarden:

    • a.

      op één erf maximaal drie vlaggenmasten;

    • b.

      geplaatst op het erf en op minimaal één meter van de erfafscheiding;

    • c.

      de maximale hoogte van de vlaggenmast is afhankelijk van de hoogte die is opgenomen in het bestemmingsplan;

    • d.

      reclame-uitingen mogen geen aanstootgevende, intimiderende, beledigende en/of

  • 2. In afwijking van het eerste lid geldt wel de vergunningplicht indien op basis van het vigerende bestemmingsplan ter plaatse van het te plaatsen reclameobject sprake is van:

    • a.

      de dubbelbestemming: Leiding — Riool;

    • b.

      de dubbelbestemming: Leiding — Gas;

    • c.

      de dubbelbestemming: Leiding — Brandstof;

    • d.

      de dubbelbestemming: Waarde — Archeologie;

    • e.

      de dubbelbestemming: Waarde — Beschermd stadsgezicht;

    • f.

      de dubbelbestemming: Waarde — Beschermd dorpsgezicht;

    • g.

      de gebiedsaanduiding: overige zone - waardevolle open gebieden waaronder essen.

Artikel 6.4.15 Sponsorbord

  • 1. Er is geen vergunning nodig voor een sponsorbord, indien deze voldoet aan de voorwaarden:

    • a.

      op het gebouw of het erf zelf, mits de borden zijn gericht naar het veld en/of sportcomplex;

    • b.

      reclame-uitingen mogen geen aanstootgevende, intimiderende, beledigende en/of discriminerende teksten en/of afbeeldingen bevatten.

  • 2. afwijking van het eerste lid geldt wel de vergunningplicht indien op basis van het vigerende bestemmingsplan ter plaatse van het te plaatsen reclameobject sprake is van:

    • a.

      de dubbelbestemming: Leiding — Riool;

    • b.

      de dubbelbestemming: Leiding — Gas;

    • c.

      de dubbelbestemming: Leiding — Brandstof;

    • d.

      de dubbelbestemming: Waarde — Archeologie;

    • e.

      de dubbelbestemming: Waarde — Beschermd stadsgezicht;

    • f.

      de dubbelbestemming: Waarde — Beschermd dorpsgezicht;

    • g.

      de gebiedsaanduiding: overige zone - waardevolle open gebieden waaronder essen.

§ 6.5 Categorie Wonen

Artikel 6.5.1 Verbod reclame te maken

  • 1. Voor het maken van reclame, het plaatsen van reclame of het voeren van reclame bij de categorie Wonen is een vergunning nodig.

  • 2. Onder de categorie Wonen wordt verstaan de bestemmingen op grond van het vigerende bestemmingsplan:

    a) Maatschappelijk (met wonen);

    b) Recreatie;

    c) Recreatie — Jachthaven;

    d) Recreatie — Recreatiewoning;

    e) Recreatie — Verblijfsrecreatie;

    f) Tuin;

    g) Wonen;

    h) Wonen — 1;

    i) Wonen — 2;

    j) Wonen — Landhuis.

  • 3. Voor zover de aanvraag betrekking heeft op het maken, plaatsen of voeren met behulp van een opschrift, aankondiging of afbeelding in welke vorm dan ook wordt in ieder geval betrokken:

    • a.

      de gevolgen op de ter plaatse van het te plaatsen reclameobject geldende dubbelbestemming of gebiedsaanduiding, die het aanbrengen van het reclameobject kan veroorzaken;

    • b.

      of het reclameobject rechtstreeks verband houdt met de activiteiten op het erf;

    • c.

      als er sprake is van meerdere reclameobjecten of deze in een eenduidige vormgeving uitgevoerd zijn;

    • d.

      of het reclameobject voor wat betreft de plaatsing, de kleurstelling, het materiaalgebruik en/of detaillering, niet ontsierend zijn voor het beeld en geen afbreuk doen aan de kwaliteit van de openbare ruimte;

    • e.

      of er sprake is van overlast voor gebruikers van in de nabijheid gelegen onroerend goed;

    • f.

      er sprake is van uitzichtbelemmering (hoek- en in-/uitritsituaties).

Artikel 6.5.2 Algemene vrijstelling

  • 1. Er is geen vergunning nodig voor, onverlichte:

    • a.

      opschriften, aankondigingen of afbeeldingen in het inwendig gedeelte van een onroerende zaak, die niet kennelijk gericht zijn op zichtbaarheid vanaf de weg;

    • b.

      opschriften of aankondigingen die betrekking hebben op een openbare verkoping of een aanbieding ter verkoop, verhuur of verpachting van een onroerende zaak, zulks voor zolang zij feitelijke betekenis hebben;

    • c.

      opschriften die betrekking hebben op de naam of aard van in uitvoering zijnde bouwwerken of op de namen van degenen die bij het ontwerp of de uitvoering van het bouwwerk betrokken zijn, mits deze opschriften zijn aangebracht op borden bij of op de in uitvoering zijnde bouwwerken zelf, zulks voor zolang zij feitelijke betekenis hebben,

Artikel 6.5.3 Evenementen

  • 1. Er is geen vergunning nodig voor reclameobjecten voor evenementen, indien deze voldoet aan de voorwaarden:

    • a.

      er maximaal twee reclameobjecten (spandoeken, borden e.d.) op het terrein worden geplaatst waar het evenement plaats vindt;

    • b.

      het reclameobject maximaal vier weken voordat het evenement plaats vindt wordt geplaatst en binnen één week nadat het evenement heeft plaats gevonden is verwijderd;

    • c.

      het een maximale oppervlakte heeft van 6 m2waarbij:

      i) In ieder geval de naam en datum van het evenement wordt vermeld;

      ii) maximaal de helft is voorzien van reclame van sponsoren;

    • d.

      het reclameobject mag niet worden verlicht of aangelicht;

    • e.

      het reclameobject mag de openbare orde en -veiligheid niet in gevaar brengen;

    • f.

      reclame-uitingen mogen geen aanstootgevende, intimiderende, beledigende en/of discriminerende teksten en/of afbeeldingen bevatten.

  • 2. Tevens is er geen vergunning nodig voor reclameobjecten voor evenementen, indien deze voldoet aan de voorwaarden:

    • a.

      de reclameobjecten geplaatst worden op de dag waarop het evenement wordt opgebouwd en worden verwijderd op het moment dat het evenement wordt afgebouwd. Indien het evenement plaatst vindt op meerdere niet aaneengesloten dagen moeten de reclameobjecten zijn verwijderd gedurende dag of dagen dat het evenement niet plaats vindt;

    • b.

      het reclameobject mag niet worden verlicht of aangelicht;

    • c.

      het reclameobject mag de openbare orde en -veiligheid niet in gevaar brengen;

    • d.

      reclame-uitingen mogen geen aanstootgevende, intimiderende, beledigende en/of discriminerende teksten en/of afbeeldingen bevatten.

Artikel 6.5.4 Raamplakkaten

  • 1. Er is geen vergunning nodig voor raamplakkaten die zijn geplaatst aan de binnenkant van de ramen op de begane grond, indien deze voldoet aan de voorwaarden:

    • a.

      het reclameobject rechtstreeks verband houdt met de activiteiten op het erf;

    • b.

      reclame-uitingen mogen geen aanstootgevende, intimiderende, beledigende en/of discriminerende teksten en/of afbeeldingen bevatten.

Artikel 6.5.5 Reclamebord op gevel

  • 1. Er is geen vergunning nodig voor één onverlicht naambordje aan de gevel, indien deze voldoet aan de voorwaarden:

    • a.

      maximale oppervlakte 0.5 m2;

    • b.

      het reclameobject rechtstreeks verband houdt met de activiteitein die in het pand of op het perceel plaatsvinden;

    • c.

      reclame-uitingen mogen geen aanstootgevende, intimiderende, beledigende en/of discriminerende teksten en/of afbeeldingen bevatten.

Artikel 6.5.6 Reclamebord

  • 1. Er is geen vergunning nodig voor een Reclamebord, indien deze voldoet aan de voorwaarden:

    • a.

      op één erf maximaal één reclamebord;

    • b.

      maximale oppervlakte 1 m2, maximale hoogte 2 meter vanaf het maaiveld;

    • c.

      geplaatst op het erf en op minimaal één meter van de erfafscheiding;

    • d.

      reclame mag niet worden verlicht of aangelicht;

    • e.

      het reclameobject rechtstreeks verband houdt met de activiteiten op het erf;

    • f.

      reclame-uitingen mogen geen aanstootgevende, intimiderende, beledigende en/of discriminerende teksten en/of afbeeldingen bevatten.

  • 2. In afwijking van het eerste lid geldt wel de vergunningplicht indien op basis van het vigerende bestemmingsplan ter plaatse van het te plaatsen reclameobject sprake is van:

    • a.

      de dubbelbestemming: Leiding — Riool;

    • b.

      de dubbelbestemming: Leiding — Gas;

    • c.

      de dubbelbestemming: Leiding — Brandstof;

    • d.

      de dubbelbestemming: Waarde — Archeologie;

    • e.

      de dubbelbestemming: Waarde — Beschermd stadsgezicht;

    • f.

      de dubbelbestemming: Waarde — Beschermd dorpsgezicht;

    • g.

      de gebiedsaanduiding: overige zone - waardevolle open gebieden waaronder essen.

§ 6.6 Categorie Verkeer

Artikel 6.6.1 Verbod reclame te maken

  • 1. Voor het maken van reclame, het plaatsen van reclame of het voeren van reclame bij de categorie Verkeer is een vergunning nodig.

  • 2. Onder de categorie Verkeer wordt verstaan de bestemmingen op grond van het vigerende bestemmingsplan:

    a) Verkeer;

    b) Verkeer — Verblijfsgebied;

    c) Verkeer — Railverkeer;

  • 3. Voor zover de aanvraag voor een verguning betrekking heeft op het maken, plaatsen of voeren met behulp van een opschrift, aankondiging of afbeelding in welke vorm dan ook wordt in ieder geval betrokken:

    • a.

      de gevolgen op de ter plaatse van het te plaatsen reclameobject geldende dubbelbestemming of gebiedsaanduiding, die het aanbrengen van het reclameobject kan veroorzaken;

    • b.

      of het reclameobject rechtstreeks verband houdt met de activiteiten op het erf;

    • c.

      als er sprake is van meerdere reclameobjecten of deze in een eenduidige vormgeving uitgevoerd zijn;

    • d.

      of het reclameobject voor wat betreft de plaatsing, de kleurstelling, het materiaalgebruik en/of detaillering, niet ontsierend zijn voor het beeld en geen afbreuk doen aan de kwaliteit van de openbare ruimte;

    • e.

      of er sprake is van overlast voor gebruikers van in de nabijheid gelegen onroerend goed;

    • f.

      er sprake is van uitzichtbelemmering (hoek- en in-/uitritsituaties);

    • g.

      indien het reclame-object wordt geplaatst op/ of direct aan een provinciale openbare weg, er een verklaring van geen bedenkingen is afgegeven door de provincie Gelderland.

Artikel 6.6.2 Algemene vrijstelling

  • 1. Er is geen vergunning nodig voor, onverlichte:

    • a.

      opschriften, aankondigingen of afbeeldingen in het inwendig gedeelte van een onroerende zaak, die niet kennelijk gericht zijn op zichtbaarheid vanaf de weg;

    • b.

      opschriften of aankondigingen die betrekking hebben op een openbare verkoping of een aanbieding ter verkoop, verhuur of verpachting van een onroerende zaak, zulks voor zolang zij feitelijke betekenis hebben;

    • c.

      opschriften die betrekking hebben op de naam of aard van in uitvoering zijnde bouwwerken of op de namen van degenen die bij het ontwerp of de uitvoering van het bouwwerk betrokken zijn, mits deze opschriften zijn aangebracht op borden bij of op de in uitvoering zijnde bouwwerken zelf, zulks voor zolang zij feitelijke betekenis hebben.

Artikel 6.6.3 Spandoeken

  • 1. Er is geen vergunning nodig voor spandoeken, indien deze voldoet aan de voorwaarden:

    • a.

      de reclame-uiting op het spandoek uitsluitend betreft:

      i) fondsverwervende reclame (reclame voor goede doelen door instellingen die bij het CBF (Centraal Bureau Fondsenwerving) aangesloten zijn);

      ii) reclame-uitingen die rechtstreeks verband houden met de activiteiten binnen de categorie verkeer;

    • b.

      maximaal één spandoek die éénmaal per kwartaal en gedurende twee weken wordt geplaatst;

    • c.

      een maximale oppervlakte heeft van 3 m2;

    • d.

      als het spandoek over de weg wordt gespannen:

      i) moet deze zijn aangebracht door een professionele organisatie die deze werkzaamheden vanuit zijn vakgebied uitoefend;

      ii) op een minimale hoogte van 4,50 meter en

      iii) mag het spandoek de verkeersveiligheid niet in gevaar brengen;

    • e.

      reclame-uitingen mogen geen aanstootgevende, intimiderende, beledigende en/of discriminerende teksten en/of afbeeldingen bevatten.

  • 2. In afwijking van het eerste lid is het verboden een spandoek te plaatsen op- en/of over een provinciale openbare weg.

Artikel 6.6.4 Driehoeks- en sandwichborden

  • 1. Voor zover de aanvraag betrekking heeft op het plaatsen van driehoeks- en sandwichborden wordt een vergunning uitstluitend verleend indien deze voldoet aan de voorwaarden:

    • a.

      de driehoeks- en sandwichborden zijn bedoeld voor evenementen/activiteiten die plaats vinden binnen:

      i) de gemeente Bronckhorst;

      ii) de regio Achterhoek of;

      iii) voor landelijke campagnes (collectes en acties);

    • b.

      de driehoeks- en sandwichborden zijn geplaatst aan een lantaarnpaal / verkeersbord die daarvoor is bestemd, zoals aangegeven in bijlage 1. (De lantaarnpaal / verkeersbord is voorzien van een herkenbare aanduiding paars/ rose of geel/ oranje sticker met Bronckhorst logo) op de desbetreffende locatie);

    • c.

      per lantaarnpaal / verkeersbord geplaatst wordt maximaal één sandwich- of driehoeksbord geplaatst;

    • d.

      de verkeersveiligheid niet in gevaar wordt gebracht;

    • e.

      een driehoeks- en sandwichbord is niet groter is dat 1 m2;

    • f.

      niet direct of indirect kunstmatig worden verlicht en ook niet van fluorescerend of reflecterend materiaal is zijn voorzien;

    • g.

      maximaal twee weken wordt geplaatst en maximaal voor éénzelfde activiteit éénmaal per kwartaal geplaatst wordt;

    • h.

      reclame-uitingen mogen geen aanstootgevende, intimiderende, beledigende en/of discriminerende teksten en/of afbeeldingen bevatten.

  • 2. Degene die driehoeks- en sandwichborden wil plaatsen vraagt ten minste vier weken voor plaatsing bij de gemeente Bronckorst de vergunning aan. De gemeente kan in uitzonderlijke situaties een uitzondering maken van de termijn van vier weken.

  • 3. In afwijking van het eerste lid zijn driehoeks- en sandwichborden niet toegestaan in beschermde stads- en dorpsgezichten (Bronkhorst, Hummelo en Laag-Keppel).

  • 4. De gemeente verwijderd, op kosten van de vergunninghouder of overtreder, sandwich-en driehoeksborden die geplaatst zijn op andere locaties als vermeld in bijlage 1 of die niet voldoet aan de regels voor driehoeks en sandwichborden.

Artikel 6.6.5 Evenementen

  • 1. Er is geen vergunning nodig voor reclameobjecten voor evenementen, indien deze voldoet aan de voorwaarden:

    • a.

      er maximaal twee reclameobjecten (spandoeken, borden e.d.) op het terrein worden geplaatst waar het evenement plaats vindt;

    • b.

      Het reclameobject maximaal vier weken voordat het evenement plaats vindt wordt geplaatst en binnen één week nadat het evenement heeft plaats gevonden is verwijderd;

    • c.

      het een maximale oppervlakte heeft van 6 m2 waarbij:

      i) In ieder geval de naam en datum van het evenement wordt vermeld;

      ii) maximaal de helft is voorzien van reclame van sponsoren;

    • d.

      het reclameobject mag niet worden verlicht of aangelicht;

    • e.

      het reclameobject mag de openbare orde en -veiligheid niet in gevaar brengen;

    • f.

      reclame-uitingen mogen geen aanstootgevende, intimiderende, beledigende en/of discriminerende teksten en/of afbeeldingen bevatten.

  • 2. Tevens is er geen vergunning nodig voor reclameobjecten voor evenementen, indien deze voldoet aan de voorwaarden:

    • a.

      de reclameobjecten geplaatst worden op de dag waarop het evenement wordt opgebouwd en worden verwijderd op het moment dat het evenement wordt afgebouwd. Indien het evenement plaatst vindt op meerdere niet aaneengesloten dagen moeten de reclameobjecten zijn verwijderd gedurende dag of dagen dat het evenement niet plaats vindt;

    • b.

      het reclameobject mag niet worden verlicht of aangelicht;

    • c.

      het reclameobject mag de openbare orde en -veiligheid niet in gevaar brengen;

    • d.

      reclame-uitingen mogen geen aanstootgevende, intimiderende, beledigende en/of discriminerende teksten en/of afbeeldingen bevatten.

  • 3. In afwijking van het eerste en tweede lid is het verboden een reclameobject te plaatsen voor evenementen op- en/of over een provinciale openbare weg.

Artikel 6.6.6 Stoepborden

  • 1. Er is geen vergunning nodig voor een stoepbord, indien deze voldoet aan de voorwaarden:

    • a.

      het plaatsen van stoepborden is alleen toegestaan indien de ondernemer geen stoepborden kan plaatsen op het erf waar de onderneming is gevestigd;

    • b.

      het stoepbord mag alleen worden geplaatst direct voor de gevel of op een maximale afstand van 5 meter van de gevel van de onderneming;

    • c.

      niet direct of indirect kunstmatig worden verlicht, met uitzondering van gedimd licht;

    • d.

      per onderneming zijn twee stoepborden toegestaan met elk een hoogte van maximaal 1,50 meter en een breedte van maximaal 1,00 meter;

    • e.

      stoepborden mag alleen tijdens de winkelopeningstijden van de betreffende onderneming buiten aanwezig zijn;

    • f.

      niet direct of indirect kunstmatig worden verlicht, met uitzondering van gedimd licht;

    • g.

      stoepborden mogen niet zijn verankerd in de weg, of zijn bevestigd aan openbare voorzieningen en openbaar groen;

    • h.

      de stoepborden mogen het gebruik van brandkranen, fietsenrekken, parkeerplaatsen en ander straatmeubilair nooit hinderen;

    • i.

      de stoepborden mogen aanwezige in- en (nood)uitgangen van panden en andere onroerende zaken nooit belemmeren;

    • j.

      op het trottoir moet altijd een vrije en onbelemmerde doorgang van minimaal 1,20 meter aanwezig zijn voor voetgangers, minder validen en kinderwagens;

    • k.

      het reclameobject rechtstreeks verband houdt met de activiteiten die in het pand of op het perceel plaatsvinden;

    • l.

      reclame-uitingen mogen geen aanstootgevende, intimiderende, beledigende en/of discriminerende teksten en/of afbeeldingen bevatten.

  • 2. In afwijking van het eerste lid is het verboden een stoepbord te plaatsen op een provinciale openbare weg.

Artikel 6.6.7 Beachvlag

  • 1. Er is geen vergunning nodig voor beachvlaggen, indien deze voldoet aan de voorwaarden:

    • a.

      het plaatsen van een beachvlag is alleen toegestaan indien de ondernemer geen stoepborden kan plaatsen op het erf waar de onderneming is gevestigd;

    • b.

      een beachvlag mag alleen worden geplaatst in de direct voor de gevel of op een maximale afstand van 5 meter van de gevel van de sportvereniging;

    • c.

      een beachvlag mag alleen tijdens de winkelopeningstijden van de betreffende onderneming buiten aanwezig zijn;

    • d.

      een beachvlag wordt dusdanig geplaatst en beheerd dat er geen gevaar ontstaat voor de gezondheid of openbare orde en veiligheid;

    • e.

      een beachvlaggen mag niet zijn verankerd in de weg, of zijn bevestigd aan openbare voorzieningen en openbaar groen;

    • f.

      een beachvlag mag het gebruik van brandkranen, fietsenrekken, parkeerplaatsen en ander straatmeubilair nooit hinderen;

    • g.

      een beachvlag mag aanwezige in- en (nood)uitgangen van panden en andere onroerende zaken nooit belemmeren;

    • h.

      op het trottoir moet altijd een vrije en onbelemmerde doorgang van minimaal 1,20 meter aanwezig zijn voor voetgangers, minder validen en kinderwagens;

    • i.

      het reclameobject rechtstreeks verband houdt met de activiteiten die in het pand of op het perceel plaatsvinden;

    • j.

      reclame-uitingen mogen geen aanstootgevende, intimiderende, beledigende en/of discriminerende teksten en/of afbeeldingen bevatten.

  • 2. In afwijking van het eerste lid is het verboden een beachvlag te plaatsen op- en/of over een provinciale openbare weg.

Artikel 6.6.8 Abri

  • 1.

    Er is geen vergunning nodig voor voor abri's (wachthuisjes) ten behoeve van hetopenbaar vervoer voorzover wordt voldaan aan de voorwaarden:

    a. de reclameuiting is door of namens de eigenaar van de abri aangebracht;

    b. de reclameuiting geen aanstootgevende, intimiderende, beledigende en/of discriminerende teksten en/of afbeeldingen bevat.

Artikel 6.6.9 Evenementenportaal

  • 1. Er is geen vergunning nodig voor evenementenportalen waarvoor de gemeente Bronckhorst een bruikleenovereenkomst heeft afgesloten en wordt voldaan aan de bepalingen uit de bruikleenovereenkomst

Artikel 6.6.10 Reclamebord op rotonde

  • 1. Er is geen vergunning nodig voor een reclamebord op een rotonde, indien deze voldoet aan de voorwaarden:

    • a.

      een schriftelijke overeenkomst is verkregen voor het plaatsen van het reclamebord en het onderhoud van de rotonde;

    • b.

      het bord op het middeneiland wordt geplaatst, botsveilig wordt uitgevoerd, geen gelijkenis vertoont met een verkeersteken, niet reflecteert, knippert, verlicht of bewegend is;

    • c.

      tussen 0,50 meter en 1,00 meter boven de grond wordt geplaatst en niet hoger is dan 0,50 meter en niet breder dan 0,70 meter;

    • d.

      het bord wordt geplaatst tegenover een toeleidende weg en voor de betreffende plaats niet eerder een vergunning is verleend voor een ander bord;

    • e.

      reclame-uitingen mogen geen aanstootgevende, intimiderende, beledigende en/of discriminerende teksten en/of afbeeldingen bevatten.

§ 6.7 Categorie Overige activiteiten

Artikel 6.7.1 Verbod reclame te maken

  • 1. Voor het maken van reclame, het plaatsen van reclame of het voeren van reclame bij de categorie Overige activiteiten is een vergunning nodig.

  • 2. Onder de categorie Overige activiteiten wordt verstaan alle bestemmingen die niet genoemd zijn in de categorien:

    a) Landelijk gebied;

    b) Bedrijfsmatige activiteiten;

    c) Horeca, recreatie, detailhandel en maatschappelijk;

    d) Sport;

    e) Wonen;

    f) Verkeer.

  • 3. Voor zover de aanvraag voor een vergunning betrekking heeft op het maken, plaatsen of voeren met behulp van een opschrift, aankondiging of afbeelding in welke vorm dan ook wordt in ieder geval betrokken:

    • a.

      de gevolgen op de ter plaatse van het te plaatsen reclameobject geldende dubbelbestemming of gebiedsaanduiding, die het aanbrengen van het reclameobject kan veroorzaken;

    • b.

      of het reclameobject rechtstreeks verband houdt met de activiteiten op het erf;

    • c.

      als er sprake is van meerdere reclameobjecten of deze in een eenduidige vormgeving uitgevoerd zijn;

    • d.

      of het reclameobject voor wat betreft de plaatsing, de kleurstelling, het materiaalgebruik en/of detaillering, niet ontsierend zijn voor het beeld en geen afbreuk doen aan de kwaliteit van de openbare ruimte;

    • e.

      of er sprake is van overlast voor gebruikers van in de nabijheid gelegen onroerend goed;

    • f.

      er sprake is van uitzichtbelemmering (hoek- en in-/uitritsituaties).

Artikel 6.7.2 Algemene vrijstelling

  • 1. Er is geen vergunning nodig voor, onverlichte:

    • a.

      opschriften, aankondigingen of afbeeldingen in het inwendig gedeelte van een onroerende zaak, die niet kennelijk gericht zijn op zichtbaarheid vanaf de weg;

    • b.

      opschriften of aankondigingen die betrekking hebben op een openbare verkoping of een aanbieding ter verkoop, verhuur of verpachting van een onroerende zaak, zulks voor zolang zij feitelijke betekenis hebben;

    • c.

      opschriften die betrekking hebben op de naam of aard van in uitvoering zijnde bouwwerken of op de namen van degenen die bij het ontwerp of de uitvoering van het bouwwerk betrokken zijn, mits deze opschriften zijn aangebracht op borden bij of op de in uitvoering zijnde bouwwerken zelf, zulks voor zolang zij feitelijke betekenis hebben.

Artikel 6.7.3 Evenementen

  • 1. Er is geen vergunning nodig voor reclameobjecten voor evenementen, indien deze voldoet aan de voorwaarden:

    • a.

      er maximaal twee reclameobjecten (spandoeken, borden e.d.) op het terrein worden geplaatst waar het evenement plaats vindt;

    • b.

      het reclameobject maximaal vier weken voordat het evenement plaats vindt wordt geplaatst en binnen één week nadat het evenement heeft plaats gevonden is verwijderd;

    • c.

      het een maximale oppervlakte heeft van 6 m2 waarbij:

      i) In ieder geval de naam en datum van het evenement wordt vermeld;

      ii) maximaal de helft is voorzien van reclame van sponsoren;

    • d.

      het reclameobject mag niet worden verlicht of aangelicht;

    • e.

      het reclameobject mag de openbare orde en -veiligheid niet in gevaar brengen;

    • f.

      reclame-uitingen mogen geen aanstootgevende, intimiderende, beledigende en/of discriminerende teksten en/of afbeeldingen bevatten.

  • 2. Er is tevens geen vergunning nodig voor reclameobjecten voor evenementen, indien deze voldoet aan de voorwaarden:

    • a.

      de reclameobjecten geplaatst worden op de dag waarop het evenement wordt opgebouwd en worden verwijderd op het moment dat het evenement wordt afgebouwd. Indien het evenement plaatst vindt op meerdere niet aaneengesloten dagen moeten de reclameobjecten zijn verwijderd gedurende dag of dagen dat het evenement niet plaats vindt;

    • b.

      het reclameobject mag niet worden verlicht of aangelicht;

    • c.

      het reclameobject mag de openbare orde en -veiligheid niet in gevaar brengen;

    • d.

      reclame-uitingen mogen geen aanstootgevende, intimiderende, beledigende en/of discriminerende teksten en/of afbeeldingen bevatten.

Hoofdstuk 7 Slotartikelen

Artikel 7.1 Overgangsbepaling

  • 1. Beleid en besluiten die zijn gebaseerd op grond van de Artikelen uit de Algemene Plaatselijke Verordening, die golden op het moment van de inwerkingtreding van deze verordening en waarvoor deze verordening overeenkomstig beleid of besluiten kent, gelden als beleid of besluit genomen krachtens deze verordening.

  • 2. Beleid en besluiten die zijn gebaseerd op grond van de Artikelen uit de

    Omgevingsverordening gemeente Bronckhorst 2016, die golden op het moment van de inwerkingtreding van deze verordening en waarvoor deze verordening overeenkomstig beleid of besluiten kent, gelden als beleid of besluit genomen krachtens deze verordening.

  • 3. Op een aanvraag om omgevingsvergunning, die is ingediend voor het inwerking treden van deze verordening en waarop op dit tijdstip niet is beschikt, zijn de bepalingen van de bouwverordening van toepassing, zoals die luidden voor deze wijziging, tenzij de aanvrager aangeeft dat de gewijzigde bepalingen worden toegepast.

Artikel 7.2 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt één dag nabekendmaking in werking

Artikel 7.3 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Omgevings- en Bouwverordening gemeente Bronckhorst 2017

Ondertekening

Aldus besloten door de raad van de gemeente Bronckhorst in zijn openbare vergadering van 29 juni 2017.
de griffier, de voorzitter,
M. van der Leur M. Besselink