Regeling vervallen per 14-06-2022

Monumentenverordening 2009

Geldend van 16-02-2009 t/m 22-09-2010 met terugwerkende kracht vanaf 01-02-2009

Intitulé

Monumentenverordening 2009

De raad van de gemeente Delft;

gezien het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 4 november 2008;

gelet op artikel 149 van de Gemeentewet en de artikelen 12, 14, 15 en 38 van de Monumentenwet 1988;

besluit:

in te trekken de Monumentenverordening 1997 en direct aansluitend vast te stellen de volgende:

Monumentenverordening 2009.

Hoofdstuk 1. Algemeen

Artikel 1. Begripsbepalingen

Deze verordening verstaat onder:

  • a.

    monument:

    • 1.

      zaak, die van algemeen belang is wegens zijn schoonheid, betekenis voor de wetenschap of cultuurhistorische waarde;

    • 2.

      terrein dat van algemeen belang is wegens een daar aanwezige zaak bedoeld onder 1;

  • b.

    gemeentelijk monument: een overeenkomstig deze verordening als beschermd gemeentelijk monument aangewezen monument;

  • c.

    gemeentelijke monumentenlijst: de lijst waarop zijn geregistreerd de overeenkomstig deze verordening als gemeentelijk monument aangewezen zaken of terreinen bedoeld in onderdeel b;

  • d.

    beschermd rijksmonument: onroerend monument, dat is ingeschreven in de ingevolge de Monumentenwet 1988 vastgestelde registers;

  • e.

    beschermd provinciaal monument: onroerend monument aangewezen door de provincie Zuid-Holland

  • f.

    monumentenvergunning, vergunning als bedoeld in artikel 10 van deze verordening

  • g.

    Commissie voor welstand en monumenten: de door de gemeenteraad van Delft op grond van de Verordening op de commissie voor Welstand en Monumenten ingestelde commissie met onder meer als taken:

    • 1.

      op basis van art.15, lid 1 Monumentenwet 1988 het college op verzoek of uit eigen beweging te adviseren over de toepassing van de Monumentenwet 1988;

    • 2.

      op basis van de Monumentenverordening 2008 het college op verzoek of uit eigen beweging te adviseren over de toepassing van deze verordening en over het gemeentelijk monumentenbeleid;

  • h.

    het college: het college van burgemeester en wethouders van Delft

  • i.

    bouwhistorisch onderzoek: in schriftelijke rapportage vastgelegd onderzoek naar de bouwgeschiedenis en de bouwhistorische aspecten van een monument.

  • j.

    Uitvoeringsrichtlijnen Monumentenzorg Delft; de door het college vastgestelde richtlijnen voor uitvoering van werkzaamheden aan beschermde monumenten

Artikel 2. Het gebruik van het monument

Bij de toepassing van deze verordening wordt rekening gehouden met het gebruik van het monument.

Hoofdstuk 2. Aanwijzing gemeentelijke monumenten

Artikel 3. De aanwijzing tot gemeentelijk monument

  • 1. Het college kan, op eigen initiatief of op aanvraag van een belanghebbende, een monument aanwijzen als gemeentelijk monument.

  • 2. Een aanvraag van een belanghebbende om een monument als gemeentelijk monument aan te wijzen dient te zijn gemotiveerd en inzichtelijk te maken welk monument het betreft en welke monumentale waarden het monument bezit.

  • 3. Het college kan bepalen dat ten behoeve de behandeling van een aanvraag als bedoeld in lid 2 het monument moet worden bezocht en dat zonodig bouwhistorisch onderzoek moet worden verricht

  • 4. Voordat het college over de aanwijzing een besluit neemt, vraagt het college advies aan de Commissie voor welstand en monumenten.

  • 5. De aanwijzing tot gemeentelijk monument kan geen beschermd rijksmonument of provinciaal monument betreffen.

Artikel 4. Voorbescherming

  • 1. Met ingang van de datum waarop de eigenaar van een monument de kennisgeving van het voornemen tot aanwijzing als beschermd gemeentelijk monument ontvangt tot het moment dat de aanwijzing en registratie als bedoeld in artikel 7 plaatsvindt, dan wel vaststaat dat het monument niet wordt geregistreerd, zijn de artikelen 10 tot en met 12 van overeenkomstige toepassing.

  • 2. Het college draagt er zorg voor dat het voornemen tot aanwijzing als gemeentelijk beschermd monument wordt ingeschreven in het gemeentelijk beperkingenregister.

Artikel 5. Termijnen advies en aanwijzingsbesluit

  • 1. De Commissie voor welstand en monumenten adviseert schriftelijk binnen acht weken na ontvangst van het verzoek van het college.

  • 2. Het college beslist binnen twaalf weken na ontvangst van het advies van de Commissie voor welstand en monumenten, maar in ieder geval binnen twintig weken na de adviesaanvraag.

Artikel 6. Mededeling aanwijzingsbesluit

  • 1. De aanwijzing als bedoeld in artikel 3, eerste lid, wordt medegedeeld aan degenen die als zakelijk gerechtigden in de kadastrale legger bekend staan en, in geval dat om aanwijzing is verzocht, en voor zover de verzoeker niet als zakelijk gerechtigde in de kadastrale legger is vermeld, aan de verzoeker.

  • 2. De aanwijzing als bedoeld in artikel 3, eerste lid, wordt op de gebruikelijke wijze gepubliceerd.

  • 3. Het college draagt er zorg voor dat de aanwijzing als bedoeld in artikel 3, eerste lid, wordt ingeschreven in het gemeentelijk beperkingenregister.

Artikel 7. Registratie op de gemeentelijke monumentenlijst

  • 1. Het college registreert het gemeentelijke monument op de gemeentelijke monumentenlijst.

  • 2. De gemeentelijke monumentenlijst bevat de plaatselijke aanduiding, de kadastrale aanduiding, het bij de aanwijzing toegekende monumentnummer en een beschrijving van het gemeentelijke monument.

Artikel 8. Wijzigen van de aanwijzing

  • 1. Het college kan al dan niet op aanvraag van een belanghebbende de aanwijzing wijzigen.

  • 2. Artikel 3, vierde en vijfde lid, alsmede artikel 4, 5 en 6 zijn van overeenkomstige toepassing op het wijzigingsbesluit.

  • 3. Indien de wijziging naar het oordeel van het college van ondergeschikte betekenis is, blijft overeenkomstige toepassing, als bedoeld in lid 2, achterwege.

  • 4. De inhoud en de datum van de wijziging worden op de gemeentelijke monumentenlijst aangetekend.

Artikel 9. Intrekken van de aanwijzing

  • 1. Indien het college de aanwijzing intrekt, zijn artikel 3, vierde lid, en artikelen 4 en 5 van overeenkomstige toepassing.

  • 2. De aanwijzing wordt geacht ingetrokken te zijn indien een monument is aangewezen als beschermd rijksmonument of beschermd provinciaal monument

  • 3. De intrekking wordt op de gemeentelijke monumentenlijst geregistreerd.

  • 4. Het college draagt er zorg voor dat de desbetreffende inschrijving als gemeentelijk monument in het gemeentelijk beperkingenregister wordt verwijderd.

Hoofdstuk 3. Instandhouding van gemeentelijke monumenten

Artikel 10. Instandhoudingbepalingen

  • 1. Het is verboden een gemeentelijk monument te beschadigen of te vernielen.

  • 2. Het is verboden zonder vergunning van het college, de monumentenvergunning, een gemeentelijk monument:

    • a.

      af te breken, te verstoren, te verplaatsen of in enig opzicht te wijzigen;

    • b.

      te herstellen, te gebruiken of te laten gebruiken op een dusdanige wijze, dat het wordt ontsierd of in gevaar gebracht.

  • 3. Het verbod en de vergunningplicht, als bedoeld in het tweede lid, gelden niet indien werkzaamheden worden verricht waarvoor het college de Uitvoeringsrichtlijnen Monumentenzorg Delft heeft vastgesteld en indien die richtlijnen worden nageleefd.

Artikel 11. Termijnen advies en vergunningverlening

  • 1. De aanvraag van de monumentenvergunning als bedoeld in artikel 10, tweede lid, wordt schriftelijk ingediend bij het college

  • 2 Het college legt een ontvankelijke aanvraag gedurende twee weken ter visie.

  • 3 Binnen de termijn van tervisielegging kan een ieder zijn zienswijze over de in behandeling genomen vergunningsaanvraag naar voren brengen bij het college.

  • 4. Het college zendt onmiddellijk een afschrift van de ontvankelijke aanvraag om een monumentenvergunning voor een gemeentelijk monument aan de Commissie voor welstand en monumenten om advies.

  • 5. Binnen vier weken na de datum van verzending van het afschrift brengt de Commissie voor welstand en monumenten schriftelijk advies uit aan het college.

  • 6. Bij overschrijding van de in lid 5 genoemde termijn wordt de Commissie voor welstand en monumenten geacht geadviseerd te hebben

  • 7. Het college beslist binnen zes weken na ontvangst van het advies van de Commissie voor welstand en monumenten, maar in ieder geval binnen dertien weken na ontvangst van de ontvankelijke aanvraag van de monumentenvergunning, op die aanvraag.

  • 8. Het college kan de in het zevende lid genoemde termijn van dertien weken met ten hoogste dertien weken verlengen, mist het college de aanvrager daarvan schriftelijk kennis geeft binnen de in het zevende lid genoemde termijn van dertien weken.

  • 9. Indien het college niet voldoet aan het zevende of achtste lid, is de vergunning van rechtwege verleend overeenkomstig de ontvankelijke aanvraag.

Artikel 12. Intrekken van de vergunning

Het college kan een verleende vergunning intrekken indien:

  • a.

    de vergunning ten gevolge van een onjuiste of onvolledige opgave is verleend;

  • b.

    de vergunninghouder behalve de werkzaamheden waarvoor vergunning is verleend, werkzaamheden verricht waarvoor de uitvoeringsrichtlijnen, bedoeld in artikel 10, lid 3, niet van toepassing zijn, of als die daarop wel van toepassing zijn, blijkt dat die uitvoeringsrichtlijnen niet worden nageleefd;

  • c.

    de omstandigheden aan de kant van de vergunninghouder zich zodanig hebben gewijzigd, dat het belang van het monument zwaarder dient te wegen;

  • d.

    meer dan vijf jaren zijn verstreken nadat de monumentenvergunning onherroepelijk is geworden en niet is begonnen met de werkzaamheden waarvoor die vergunning is verleend.

Hoofdstuk 4. Instandhouding van rijksmonumenten

Artikel 13. Vergunning voor beschermd rijksmonument

  • 1. Het college zendt onmiddellijk een afschrift van de ontvankelijke aanvraag om vergunning voor een beschermd rijksmonument aan de Commissie voor welstand en monumenten.

  • 2. De Commissie voor welstand en monumenten adviseert schriftelijk over de aanvraag binnen acht weken na de datum van verzending van het afschrift.

  • 3. Bij overschrijding van de in het tweede lid genoemde termijn wordt de Commissie voor welstand en monumenten geacht geadviseerd te hebben.

  • 4 Indien advies door de Rijksdienst voor Archeologie, Cultuurlandschap en Monumenten door die rijksdienst is vereist, of door het college is gewenst, zendt het college een afschrift van de ontvankelijke aanvraag om advies aan deze rijksdienst.

Hoofdstuk 5. Overige bepalingen

Artikel 14. Schadevergoeding

  • 1. Indien en voor zover blijkt dat een belanghebbende schade lijdt of zal lijden, die redelijkerwijze niet of niet geheel te zijnen laste behoort te blijven, kent het college hem op zijn aanvraag een naar billijkheid te bepalen schadevergoeding toe, indien de schade rechtstreeks betrekking heeft op:

    • a.

      de weigering van het college een monumentenvergunning te verlenen;

    • b.

      de voorschriften door het college verbonden aan een monumentenvergunning.

  • 2. Op de behandeling en de beoordeling van een aanvraag om schadevergoeding zijn de bepalingen van afdeling 6.1 van de Wet ruimtelijke ordening van overeenkomstige toepassing.

Artikel 15 Strafbepaling

Degene die handelt in strijd met artikel 10 van deze verordening wordt gestraft met een geldboete van de tweede categorie of een hechtenis van ten hoogste drie maanden.

Artikel 16. Toezichthouders

  • 1. Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast de medewerkers handhaving van het vakteam Monumentenzorg en bouwkwaliteit en de inspecteurs Bouw- en woningtoezicht, allen van de Sector Bouw- en Milieutoezicht

  • 2. Voorts zijn met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening belast de bij besluit van het college dan wel de burgemeester aan te wijzen personen.

Hoofdstuk 6. Slotbepalingen

Artikel 17. Overgangsrecht

  • 1. De op grond van de ingetrokken Monumentenverordening 1997 aangewezen en geregistreerde gemeentelijke monumenten, worden geacht aangewezen en geregistreerd te zijn overeenkomstig de bepalingen van deze verordening.

  • 2. Aanvragen om monumentenvergunning die zijn ingediend vóór de inwerkingtreding van deze verordening worden afgehandeld met inachtneming van de ingetrokken verordening.

Artikel 18. Inwerkingtreding

  • 1. Voor zover deze verordening betrekking heeft op gemeentelijke monumenten treedt zij in werking op 1 februari 2009.

  • 2. Voor zover deze verordening betrekking heeft op beschermde rijksmonumenten, treedt zij in werking overeenkomstig het bepaalde in artikel 15, tweede lid, van de Monumentenwet 1988.

  • 3. Met betrekking tot de inwerkingtreding van deze verordening, als bedoeld in de leden 1 en 2, geldt dat tot het moment van inwerkingtreding de ingetrokken verordening onverminderd van kracht blijft.

Artikel 19. Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als Monumentenverordening 2009.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 29 januari 2009.

Bekendgemaakt 8 februari 2009.

burgemeester

mr. drs. G.A.A. Verkerk

plv.griffier

drs. M.R. Fabbricotti