Verordening jeugdhulp gemeente Steenwijkerland 2017

Geldend van 10-10-2023 t/m 22-02-2024

Intitulé

Verordening jeugdhulp gemeente Steenwijkerland 2017

De raad van de gemeente Steenwijkerland;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 09-05-2017, nummer 2017/66;

gelet op de artikelen 2.9, 2.10, 2.12 en 8.1.1, vierde lid, van de Jeugdwet;

gelet op de uitgangspunten opgenomen in het ‘Beleidsplan Sociaal Domein 2017-2020’;

besluit vast te stellen de

Verordening jeugdhulp gemeente Steenwijkerland 2017

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • andere voorziening: voorziening anders dan in het kader van de Jeugdwet, op het gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning of werk en inkomen;

  • onderzoek: onderzoek als bedoeld in artikel 6;

  • hulpvraag: behoefte van een jeugdige of zijn ouders aan jeugdhulp in verband met opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen en stoornissen, als bedoeld in artikel 2.3, eerste lid, van de wet;

  • individuele voorziening: een niet vrij-toegankelijke op de jeugdige en/of zijn ouders toegesneden voorziening op het gebied van jeugdhulp als bedoeld in artikel 2, tweede lid;

  • melding: melding van een hulpvraag als bedoeld in artikel 4, eerste lid;

  • overige voorziening: vrij toegankelijke voorziening op het gebied van jeugdhulp (geen beschikking voor nodig);

  • pgb: persoonsgebonden budget als bedoeld in artikel 8.1.1 van de wet, zijnde een door het college verstrekt budget aan een jeugdige of zijn ouders, dat hen in staat stelt de jeugdhulp die tot de individuele voorziening behoort van derden te betrekken;

  • wet: Jeugdwet.

Artikel 2. Vormen van jeugdhulp

  • 1. De volgende vormen van overige voorzieningen zijn in ieder geval beschikbaar:

    • -

      preventie (inclusief advies en voorlichting);

    • -

      lichte (opvoed)ondersteuning zoals cursussen en trainingen;

    • -

      vertrouwenspersoon;

    • -

      Veilig Thuis;

    • -

      mantelzorgondersteuning

    • -

      diagnostisch onderzoek ernstige enkelvoudige dyslexie (EED);

    • -

      behandeling van ernstige enkelvoudige dyslexie (EED).

  • 2a. De volgende vormen van reguliere individuele voorzieningen zijn in ieder geval beschikbaar op basis van één van de profielen uit het ‘’IJssellandse model resultaatgerichte inkoop jeugdhulp’’:

    • -

      begeleiding individueel;

    • -

      begeleiding groep;

    • -

      persoonlijke verzorging;

    • -

      specialistische diagnostiek en behandeling;

    • -

      vervoer van de jeugdige van en naar de locatie waar de jeugdhulp wordt geboden;

    • -

      verblijf;

    • -

      spoedzorg met en zonder verblijf.

  • 2b. De volgende vormen van specifieke individuele voorzieningen zijn daarnaast in ieder geval beschikbaar:

    • -

      pleegzorg;

    • -

      forensische zorg;

    • -

      gesloten jeugdzorg.

Artikel 3. Toegang jeugdhulp via de huisarts, medisch specialist of jeugdarts

Het college draagt zorg voor de inzet van jeugdhulp na een verwijzing door de huisarts, medisch specialist en jeugdarts naar een gecontracteerde jeugdhulpaanbieder, als en voor zover genoemde jeugdhulpaanbieder van oordeel is dat inzet van jeugdhulp nodig is.

Artikel 4. Toegang jeugdhulp via de gemeente, melding hulpvraag

  • 1. Jeugdigen en ouders kunnen een hulpvraag melden bij het college.

  • 2. Het college bevestigt de ontvangst van een melding schriftelijk.

  • 3. In spoedeisende gevallen treft het college zo spoedig mogelijk een passende tijdelijke maatregel of vraagt het college een machtiging gesloten jeugdhulp als bedoeld in hoofdstuk 6 van de wet.

  • 4. Jeugdigen en ouders kunnen zich rechtstreeks wenden tot een overige voorziening.

Artikel 5. Vooronderzoek

  • 1. Het college verzamelt alle voor het onderzoek, bedoeld in artikel 6, van belang zijnde en toegankelijke gegevens over de jeugdige en zijn situatie en maakt vervolgens zo spoedig mogelijk met hem of zijn ouders een afspraak voor een gesprek. Hierbij brengt het college de jeugdige en zijn ouders op de hoogte van de mogelijkheid om binnen een redelijke termijn een familiegroepsplan als bedoeld in artikel 1.1 van de wet op te stellen. Als de jeugdige en zijn ouders daarom verzoeken, draagt het college zorg voor ondersteuning bij het opstellen van een familiegroepsplan.

  • 2. Voor het gesprek verschaffen de jeugdige of zijn ouders aan het college alle overige gegevens en bescheiden die naar het oordeel van het college voor het onderzoek nodig zijn en waarover zij redelijkerwijs de beschikking kunnen krijgen.

  • 3. Het college kan in overleg met de jeugdige of zijn ouders afzien van een vooronderzoek als bedoeld in het eerste en tweede lid.

Artikel 6. Onderzoek

  • 1. Het college onderzoekt door middel van in ieder geval één of meerdere gesprekken tussen deskundigen en de jeugdige en/of zijn ouders, zo spoedig mogelijk en voor zover nodig:

    • a.

      de behoeften, persoonskenmerken, voorkeuren, veiligheid, ontwikkeling en gezinssituatie van de jeugdige en het probleem of de hulpvraag;

    • b.

      het gewenste resultaat van het verzoek om jeugdhulp;

    • c.

      het vermogen van de jeugdige of zijn ouders om zelf of met ondersteuning van de naaste omgeving een oplossing voor de hulpvraag te vinden;

    • d.

      de mogelijkheden om gebruik te maken van een andere voorziening;

    • e.

      de mogelijkheden om jeugdhulp te verlenen met gebruikmaking van een overige voorziening;

    • f.

      de mogelijkheden om een individuele voorziening te verstrekken;

    • g.

      de wijze waarop een mogelijk toe te kennen individuele voorziening wordt afgestemd met andere voorzieningen op het gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning, of werk en inkomen;

    • h.

      hoe rekening zal worden gehouden met de godsdienstige gezindheid, de levensovertuiging en de culturele achtergrond van de jeugdige en zijn ouders, en

    • i.

      de mogelijkheden om te kiezen voor de verstrekking van een pgb, waarbij de jeugdige of zijn ouders in begrijpelijke bewoordingen worden ingelicht over de gevolgen van die keuze.

  • 2. Als de jeugdige en zijn ouders een familiegroepsplan als bedoeld in artikel 1.1 van de wet hebben opgesteld, betrekt het college dat als eerste bij het onderzoek, bedoeld in het eerste lid.

  • 3. Het college informeert de jeugdige of zijn ouders over de gang van zaken bij het gesprek, hun rechten en plichten en de vervolgprocedure en vraagt hen toestemming om hun persoonsgegevens te verwerken.

  • 4. Het college kan in overleg met de jeugdige of zijn ouders afzien van een gesprek.

Artikel 7. Verslag

  • 1. Het college zorgt voor schriftelijke verslaglegging van het onderzoek, bedoeld in artikel 6. De consulent neemt het deskundige oordeel over de in te zetten voorziening(en) en indien bekend de mening van de jeugdige en/of zijn ouders hierover op in het verslag.

  • 2. Het college verstrekt zo spoedig mogelijk na het onderzoek aan de jeugdige of zijn ouders een verslag van het gesprek en de uitkomsten van het onderzoek.

  • 3. De jeugdige en/of zijn ouders worden in staat gesteld binnen twee weken na toezending van het verslag schriftelijk opmerkingen of aanvullingen in te zenden om aan het verslag toe te voegen. Op verzoek van de jeugdige en/of zijn ouders kan deze termijn worden verlengd.

  • 4. Na afloop van de in het vorige lid genoemde termijn wordt het verslag, indien van toepassing inclusief de reactie van de jeugdige en/of zijn ouders, definitief. Er kan dan worden uitgegaan van de juistheid van hetgeen in het verslag is opgenomen.

Artikel 8. Aanvraag

Jeugdigen en ouders kunnen een aanvraag om een individuele voorziening indienen bij het college:

  • a)

    door dit mondeling te melden tijdens het onderzoek, waarna de consulent dit opneemt in het verslag. Op de aanvraag wordt beslist na afloop van de termijn uit artikel 7 lid 3 of na mededeling dat het verslag akkoord is;

  • b)

    door dit in de schriftelijke reactie op het verslag als bedoeld in artikel 7 lid 3 op te nemen. Op de aanvraag wordt beslist na ontvangst van de schriftelijke reactie.

Artikel 9. Inhoud beschikking

  • 1. In de beschikking tot verstrekking van een individuele voorziening wordt in ieder geval aangegeven of de voorziening in natura of als pgb wordt verstrekt en wordt tevens aangegeven hoe bezwaar tegen de beschikking kan worden gemaakt.

  • 2. Bij het verstrekken van een voorziening in natura wordt in de beschikking in ieder geval vastgelegd:

    • a.

      binnen welk profiel en intensiteit uit het ‘’IJssellandse model resultaatgerichte inkoop jeugdhulp’’ de te verstrekken voorziening wordt toegewezen en wat het beoogde resultaat daarvan is;

    • b.

      wat de ingangsdatum en indien van toepassing de duur van de verstrekking is;

    • c.

      hoe de voorziening wordt verstrekt, en indien van toepassing,

    • d.

      welke andere voorzieningen relevant zijn of kunnen zijn.

  • 3. Bij het verstrekken van een voorziening in de vorm van een pgb wordt in de beschikking in ieder geval vastgelegd:

    • a.

      voor welke voorziening het pgb wordt verstrekt en wat het beoogde resultaat is;

    • b.

      welke kwaliteitseisen gelden voor de besteding van het pgb;

    • c.

      wat de hoogte van het pgb is en hoe hiertoe is gekomen;

    • d.

      wat de ingangsdatum en duur is van de verstrekking waarvoor het pgb is bedoeld, en

    • e.

      de wijze van verantwoording van de besteding van het pgb.

Artikel 10. Regels voor pgb

  • 1. Het tarief voor een pgb:

    • a.

      is gebaseerd op een door de jeugdige of zijn ouders opgesteld plan over hoe zij het pgb gaan besteden;

    • b.

      is toereikend om veilige, doeltreffende, doelmatige en kwalitatief goede jeugdhulp die tot de individuele voorzieningen behoren van derden te betrekken, en

    • c.

      bedraagt – onverminderd het bepaalde in lid 3 - ten hoogste de kostprijs van de in de betreffende situatie goedkoopst adequate individuele voorziening in natura;

  • 2. De kostprijs van de zorg in natura wordt bepaald door de (regionale) inkoop (niet zijnde trajectprijzen).

  • 3. Het tarief voor een pgb voor dienstverlening door:

    • a.

      een jeugdhulpaanbieder zijnde een natuurlijke persoon die, het verband van natuurlijke personen dat of de rechtspersoon die bedrijfsmatig jeugdhulp doet verlenen (en werkt volgens de norm van de verantwoorde werktoedeling) bedraagt maximaal 100% van de kostprijs van de in de betreffende situatie goedkoopst adequate individuele voorziening in natura;

    • b.

      een jeugdhulpaanbieder zijnde een solistisch werkende jeugdhulpverlener (zzp’er) (die werkt volgens de norm van de verantwoorde werktoedeling) bedraagt maximaal 75% van de kostprijs van de in de betreffende situatie goedkoopst adequate individuele voorziening in natura;

    • c.

      een persoon uit het sociale netwerk dan wel een persoon anders dan de onder a en b genoemde jeugdhulpaanbieders bedraagt maximaal 50% van de kostprijs van de in de betreffende situatie goedkoopst adequate individuele voorziening in natura met een maximum van €20,- per dagdeel voor begeleiding groep en per uur voor begeleiding individueel en persoonlijke verzorging. 

    • d.

      de tegemoetkoming voor een persoon uit het sociaal netwerk die op grond van een verklaring logeren (kortdurend verblijf) biedt aan de cliënt - als bedoeld in artikel 2 van de Uitvoeringsregeling Wmo 2015 - bedraagt maximaal € 141 per kalendermaand.

  • 4. Het tarief voor vervoer van de jeugdige van en naar de locatie waar jeugdhulp wordt verleend bedraagt €0,31 per kilometer.

  • 5. Het pgb mag niet worden aangewend voor de betaling van tussenpersonen, belangenbehartigers, bemiddelings- en coördinatietaken alsmede begeleidings- of administratiekosten in verband met het pgb. Er is geen verantwoordingsvrij bedrag. Cadeautjes en feestdagenuitkeringen mogen ook niet uit het PGB worden bekostigd. Wanneer geen passende voorziening in natura beschikbaar is, én niet door de gemeente alsnog gecontracteerd kan worden, én de jeugdige en/of zijn ouder(s) niet in staat is op verantwoorde wijze uitvoering te geven aan het pgb, dan zal de gemeente een coördinator (zorg in natura) aanwijzen of (al dan niet tijdelijk) toestaan dat een pgb-bureau voor ondersteuning wordt ingeschakeld. Er vindt daarbij in ieder geval functiescheiding plaats tussen de coördinatortaken en het bieden van daadwerkelijke hulp.

Artikel 11. Voorwaarden pgb voor jeugdhulp door persoon uit sociaal netwerk

De persoon aan wie een pgb wordt verstrekt, kan de jeugdhulp onder de volgende voorwaarden betrekken van een persoon die behoort tot het sociale netwerk dan wel van een persoon niet zijnde een jeugdhulpaanbieder als bedoeld in de Jeugdwet:

  • 1. dat dit aantoonbaar tot betere en effectievere ondersteuning leidt en aantoonbaar doelmatiger is dan professionele jeugdhulp;

  • 2. dat naar het oordeel van het college het verlenen van informele zorg, in combinatie met alle overige verplichtingen en verantwoordelijkheden van deze persoon, een gezonde balans tussen draagkracht en draaglast niet verstoort en het verlenen van de informele zorg niet leidt tot de noodzaak een voorziening voor respijtzorg ter ontlasting van de informele hulp toe te kennen.

  • 3. dat de informele hulp op geen enkele wijze druk op de jeugdige en/of zijn ouders(s) heeft uitgeoefend bij de besluitvorming om over te gaan tot uitbetaling;

  • 4. dat de informele hulp een recente verklaring omtrent gedrag natuurlijke personen (VOG NP), specifiek screeningsprofiel 45. ‘Gezondheidszorg en welzijn van mens en dier’, kan overleggen;

  • 5. dat naar het oordeel van het college de kwaliteit van de geboden hulp voldoende is gewaarborgd;

  • 6. de informele hulp bevoegd en bekwaam is, (gelet op het doel van de jeugdhulp) de betreffende jeugdhulp te verlenen;

  • 7. dat per dagdeel begeleiding groep waarvoor het tarief van artikel 10, lid 3, sub c geldt, een zorgovereenkomst van maximaal 80 minuten individuele zorg wordt gesloten, zodat met het van toepassing zijnde tarief tevens kan worden voldaan aan de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag.

Artikel 12. Nieuwe feiten en omstandigheden, herziening, intrekking of terugvordering

  • 1. Onverminderd artikel 8.1.2 van de wet doen een jeugdige of zijn ouders op verzoek of onverwijld uit eigen beweging aan het college mededeling van alle feiten en omstandigheden, waarvan hun redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze aanleiding kunnen zijn tot heroverweging van een beslissing aangaande een individuele voorziening.

  • 2. Onverminderd artikel 8.1.4 van de wet kan het college een beslissing aangaande een individuele voorziening herzien dan wel intrekken als het college vaststelt dat:

    • a.

      de jeugdige of zijn ouders onjuiste of onvolledige gegevens hebben verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beslissing zou hebben geleid;

    • b.

      de jeugdige of zijn ouders niet langer op de individuele voorziening of op het pgb zijn aangewezen;

    • c.

      de individuele voorziening of het pgb niet meer toereikend is te achten;

    • d.

      de jeugdige of zijn ouders niet voldoen aan de voorwaarden van de individuele voorziening of het pgb, of

    • e.

      de jeugdige of zijn ouders de individuele voorziening of het pgb niet of voor een ander doel gebruiken dan waarvoor het is bestemd.

  • 3. Als het college een beslissing op grond van het tweede lid, onder a, heeft ingetrokken en de verstrekking van de onjuiste of onvolledige gegevens opzettelijk heeft plaatsgevonden, kan het college van degene die opzettelijk onjuiste of onvolledige gegevens heeft verschaft geheel of gedeeltelijk de geldswaarde vorderen van de ten onrechte genoten individuele voorziening of het ten onrechte genoten pgb.

  • 4. Een beslissing tot verlening van een pgb kan worden ingetrokken als blijkt dat het pgb binnen zes maanden na toekenning niet is aangewend voor de bekostiging van de voorziening waarvoor de verlening heeft plaatsgevonden.

  • 5. Het college onderzoekt uit het oogpunt van kwaliteit van de geleverde zorg, al dan niet steekproefsgewijs, de bestedingen van pgb’s.

Artikel 12a. Bestrijding oneigenlijk gebruik, misbruik en niet-gebruik

  • 1. Het college informeert jeugdigen en ouders in begrijpelijke bewoordingen over de rechten en plichten die aan het ontvangen van een jeugdhulpvoorziening zijn verbonden en over de mogelijke gevolgen van misbruik en oneigenlijk gebruik van de Jeugdwet.

  • 2. Het college kan personen aanwijzen die belast zijn met het houden van toezicht op de naleving van rechtmatige uitvoering van de Jeugdwet en deze verordening, waaronder de bestrijding van oneigenlijk gebruik, misbruik en niet-gebruik van de jeugdhulpvoorziening.

  • 3. Het college kan nadere regels vaststellen over de bevoegdheden van de toezichthouder.

Artikel 13. Verhouding prijs en kwaliteit aanbieders jeugdhulp en uitvoerders kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering

Het college houdt in het belang van een goede prijs-kwaliteitverhouding bij de vaststelling van de tarieven die het hanteert voor door derden te leveren jeugdhulp of uit te voeren kinderbeschermingsmaatregelen of jeugdreclassering, rekening met:

  • a.

    de aard en omvang van de te verrichten taken;

  • b.

    de voor de sector toepasselijke CAO-schalen in relatie tot de zwaarte van de functie;

  • c.

    een redelijke toeslag voor overheadkosten;

  • d.

    een voor de sector reële mate van non-productiviteit van het personeel als gevolg van verlof, ziekte, scholing en werkoverleg;

  • e.

    kosten voor bijscholing van het personeel.

Artikel 14. Vertrouwenspersoon

  • 1. Het college zorgt ervoor dat jeugdigen, ouders en pleegouders een beroep kunnen doen op een onafhankelijke vertrouwenspersoon.

  • 2. Het college wijst jeugdigen en ouders erop dat zij zich desgewenst kunnen laten bijstaan door een onafhankelijke vertrouwenspersoon.

Artikel 15. Klachtenregeling

Het college behandelt klachten van jeugdigen en ouders die betrekking hebben op de wijze van afhandeling van meldingen en aanvragen als bedoeld in deze verordening overeenkomstig de bepalingen van de klachtenregeling van de gemeente Steenwijkerland.

Artikel 16. Betrekken van ingezetenen bij het beleid

  • 1. Het college stelt cliënten en vertegenwoordigers van cliëntgroepen vroegtijdig in de gelegenheid voorstellen voor het beleid betreffende jeugdhulp te doen, advies uit te brengen bij de besluitvorming over verordeningen en beleidsvoorstellen betreffende jeugdhulp, en voorziet hen van ondersteuning om hun rol effectief te kunnen vervullen.

  • 2. Het college zorgt ervoor dat ingezetenen kunnen deelnemen aan periodiek overleg, waarbij zij onderwerpen voor de agenda kunnen aanmelden, en dat zij worden voorzien van de voor een adequate deelname aan het overleg benodigde informatie en ondersteuning.

  • 3. Het betrekken van ingezeten en cliënten bij de beleidsontwikkeling op het gebied van jeugdhulp of maatschappelijke ontwikkeling geschiedt in eerste instantie via de Adviesraad Sociaal Domein.

  • 4. Daarnaast kan het college op andere wijzen inwoners of cliënten betrekken bij de vormgeving van beleid.

Artikel 17. Intrekking oude verordening en overgangsrecht

  • 1. De Verordening jeugdhulp Steenwijkerland 2015 wordt ingetrokken.

  • 2. Een cliënt houdt recht op een lopende voorziening verstrekt op grond van de Verordening jeugdhulp Steenwijkerland 2015, totdat het college een nieuw besluit heeft genomen waarbij het besluit waarmee deze voorziening is verstrekt, wordt ingetrokken.

  • 3. Aanvragen die zijn ingediend onder de Verordening jeugdhulp Steenwijkerland 2015 en waarop nog niet is beslist bij het in werking treden van deze verordening, worden afgehandeld krachtens deze verordening.

  • 4. Op bezwaarschriften tegen een besluit op grond van de Verordening jeugdhulp Steenwijkerland 2015, wordt beslist met inachtneming van die verordening.

Artikel 18. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. Deze verordening treedt in werking op 1 juli 2017

  • 2. Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening jeugdhulp Steenwijkerland 2017.

Ondertekening

De raad voornoemd,

de griffier,
A. ten Hoff
de voorzitter,
J.H. Bats