Erfgoedverordening Boxtel 2017

Geldend van 11-07-2024 t/m heden

Intitulé

Erfgoedverordening Boxtel 2017

De raad van de gemeente Boxtel;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 09-05-2017;

gelet op de artikelen 3.16 en 9.1 van de Erfgoedwet, gelezen in samenhang met artikel 15 van de Monumentenwet 1988 en de artikelen 2.1 en 2.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

gezien het advies van de Monumentencommissie Boxtel;

besluit vast te stellen de volgende verordening:

Erfgoedverordening Boxtel 2017

§ 1. Algemeen

Artikel 1. Definities

In deze verordening en de daarop berustende voorschriften wordt, tenzij anders is bepaald, verstaan onder:

  • beeldbepalend object: object dat een kenmerkend onderdeel vormt van de historische bebouwing en is ingeschreven in het gemeentelijk erfgoedregister;

  • beeldondersteunend object: object dat een passend onderdeel vormt van de historische bebouwing en is ingeschreven in het gemeentelijk erfgoedregister;

  • beeldbepalende gevelwand: groep van gevels van objecten die een samenhangend geheel vormt en die van belang is wegens haar schoonheid, het karakter van het geheel, de onderlinge ruimtelijke of structurele samenhang en/of de wetenschappelijke of cultuurhistorische waarde waarbij de objecten zijn ingeschreven in het gemeentelijk erfgoedregister;

  • gemeentelijk beschermd stads- of dorpsgezicht: stads- of dorpsgezicht als bedoeld in de bijlage bij artikel 1.1 van de Omgevingswet dat als zodanig is aangewezen op grond van artikel 15a;

  • gemeentelijk monument: monument of archeologisch monument als bedoeld in artikel 1.1 van de Erfgoedwet dat is ingeschreven in het gemeentelijk erfgoedregister;

  • gevel: naar openbaar toegankelijk gebied gekeerde gevel, eventueel met inbegrip van (een deel van) het aangrenzende dakvlak;

  • minister: Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap;

  • omgevingsvergunning: omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 5.1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Omgevingswet voor een activiteit met betrekking tot een gemeentelijk monument of beeldbepalende gevelwand of een gemeenlijk beschermd stads- of dorpsgezicht.

Artikel 2. Gemeentelijk erfgoedregister

  • 1. Burgemeester en wethouders houden een door eenieder te raadplegen gemeentelijk register bij van krachtens deze verordening aangewezen gemeentelijk erfgoed inclusief de locaties waaraan krachtens artikel 4.2, eerste lid, van de Omgevingswet in het omgevingsplan de functie cultureel erfgoed is toebedeeld.

  • 2. Het gemeentelijk erfgoedregister bevat:

    • a.

      gegevens over de inschrijving en ter identificatie van het aangewezen gemeentelijk cultureel erfgoed;

    • b.

      gegevens over door burgemeester en wethouders van de minister ontvangen afschriften van de inschrijving van een rijksmonument in het rijksmonumentenregister als bedoeld in artikel 3.3, vijfde lid van de Erfgoedwet en instructies als bedoeld in artikel 2.34, vierde lid, van de Omgevingswet betreffende een locatie met de functie-aanduiding rijksbeschermd stads- of dorpsgezicht;

    • c.

      gegevens over door burgemeester en wethouders van de gedeputeerde staten ontvangen instructies als bedoeld in artikel 2.33 eerste lid, van de Omgevingswet betreffende een locatie met de functie-aanduiding provinciaal monument, provinciaal archeologisch monument of provinciaal beschermd stads- of dorpsgezicht.

  • 3. Het gemeentelijk erfgoedregister kan ook cultureel erfgoed bevatten waarbij sprake is van voorbescherming of van aanwijzing die nog niet onherroepelijk is.

  • 4. Het gemeentelijk erfgoedregister bevat ten minste de volgende gegevens:

    • a.

      de plaatselijke aanduiding;

    • b.

      de datum van de aanwijzing;

    • c.

      de tenaamstelling;

    • d.

      een summiere beschrijving van het monument.

  • 5. Het gemeentelijk erfgoedregister kan verder de volgende gegevens bevatten:

    • a.

      de kadastrale aanduiding;

    • b.

      (geschat) bouwjaar of bouwperiode;

    • c.

      de status van voorbeschermd of nog niet onherroepelijk aangewezen cultureel erfgoed;

    • d.

      kaarten met betrekking tot de begrenzing van beschermde historische buitenplaatsen;

    • e.

      kaarten met betrekking tot de begrenzing van stads- en dorpsgezichten als bedoeld in artikel 2, onder b. en c.

§ 2. Aanwijzing gemeentelijk monument

Artikel 3. Aanwijzing als gemeentelijk monument

  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen besluiten een monument of archeologisch monument dat van bijzonder belang is voor de gemeente vanwege zijn schoonheid, betekenis voor de wetenschap of cultuurhistorische waarde aan te wijzen als gemeentelijk monument.

  • 2. Dit artikel is niet van toepassing op:

    • a.

      rijksmonumenten, en

    • b.

      monumenten en archeologische monumenten die zijn aangewezen op grond van een provinciale erfgoedverordening als bedoeld in artikel 3.17, eerste lid, van de Erfgoedwet of een omgevingsverordening als bedoeld in artikel 2.6 van de Omgevingswet.

Artikel 4. Voornemen tot aanwijzing

  • 1. Een voornemen om toepassing te geven aan artikel 3, eerste lid wordt door burgemeester en wethouders schriftelijk bekendgemaakt aan alle zakelijk gerechtigden op de onroerende zaak die vermeld staan in de openbare registers, bedoeld in artikel 8, eerste lid, van de Kadasterwet.

  • 2. Voordat een kerkelijk monument wordt aangewezen, voeren burgemeester en wethouders overleg over het voornemen met de eigenaar.

Artikel 5. Voorbescherming

  • 1. De bescherming van paragraaf 3 is van overeenkomstige toepassing op het monument of archeologisch monument ten aanzien waarvan een voornemen als bedoeld in artikel 4, eerste lid is bekendgemaakt.

  • 2. De voorbescherming, bedoeld in het eerste lid, vervalt op het moment van inschrijving van de aanwijzing in het gemeentelijk erfgoedregister.

Artikel 6. Advies monumentencommissie

  • 1. Burgemeester en wethouders vragen over het voornemen om toepassing te geven aan artikel 3, eerste lid, advies aan de gemeentelijke adviescommissie zoals bedoeld in artikel 17.9 van de Omgevingswet en de Verordening Commissie ruimtelijke kwaliteit Boxtel.

  • 2. De gemeentelijke adviescommissie betreft in ieder geval de leden die deskundig zijn op het gebied van de monumentenzorg bij het advies.

Artikel 7. Voorbereiding, beslistermijn en inhoud aanwijzingsbesluit

  • 1. Op de voorbereiding van het besluit over aanwijzing als gemeentelijk monument is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.

  • 2. Burgemeester en wethouders nemen het besluit zo spoedig mogelijk en uiterlijk binnen zes maanden.

  • 3. De in het tweede lid bedoelde termijn vangt aan met ingang van de dag waarop het ontwerpbesluit ter inzage is gelegd. Indien sprake is van een aanvraag tot aanwijzing als gemeentelijk monument vangt de termijn aan met ingang van de dag waarop de aanvraag is ontvangen.

  • 4. De aanwijzing bevat in ieder geval de plaatselijke aanduiding van het gemeentelijk monument, de datum van aanwijzing, de kadastrale aanduiding en een beschrijving van het gemeentelijk monument.

Artikel 8. Bekendmaking aanwijzingsbesluit aan rechthebbenden en inschrijving

  • 1. De aanwijzing wordt schriftelijk bekendgemaakt aan alle zakelijke gerechtigden op de onroerende zaak die vermeld staan in de openbare registers, bedoeld in artikel 8, eerste lid, van de Kadasterwet.

  • 2. Burgemeester en wethouders verwerken de aanwijzing direct in het gemeentelijk erfgoedregister.

Artikel 9. Wijziging gemeentelijk erfgoedregister, vervallen aanwijzing monument

  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen ten aanzien van gemeentelijke monumenten wijzigingen aanbrengen in het gemeentelijk erfgoedregister.

  • 2. Als deze wijziging ziet op het schrappen uit het register is paragraaf 2 van overeenkomstige toepassing, tenzij het monument of het archeologisch monument waarop de aanwijzing betrekking heeft als zodanig is tenietgegaan.

  • 3. Een aanwijzing vervalt met ingang van de dag waarop het monument of het archeologisch monument waarop de aanwijzing betrekking heeft is ingeschreven in het rijksmonumentenregister of een provinciaal erfgoedregister als bedoeld in artikel 3.17, derde lid van de Erfgoedwet of een omgevingsverordening als bedoeld in artikel 2.6 van de Omgevingswet. Het vervallen van de aanwijzing wordt onverwijld bijgehouden in het gemeentelijk erfgoedregister.

§ 3. Bescherming gemeentelijk monument

Artikel 10. Instandhoudingsplicht gemeentelijk monument

Het is verboden een gemeentelijk monument te beschadigen of te vernielen, of daaraan onderhoud te onthouden dat voor de instandhouding daarvan noodzakelijk is.

Artikel 11. Omgevingsvergunning gemeentelijk monument

  • 1. Het is verboden zonder omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders een gemeentelijk monument:

    • a.

      te slopen, te verstoren, te verplaatsen of in enig opzicht te wijzigen, of

    • b.

      te herstellen, te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze waardoor het wordt ontsierd of in gevaar gebracht.

  • 2. Burgemeester en wethouders kunnen in het belang van de monumentenzorg nadere regels stellen met betrekking tot de uitvoering van werkzaamheden aan een gemeentelijk monument. Deze regels kunnen mede inhouden een vrijstelling van het verbod, bedoeld in het eerste lid, of een plicht tot het melden van handelingen waarop het verbod niet van toepassing is.

Artikel 12. Weigeringsgronden

  • 1. De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend als het belang van de monumentenzorg zich daartegen niet verzet.

  • 2. Een omgevingsvergunning voor een kerkelijk monument als bedoeld in artikel 1.1 van de Erfgoedwet wordt niet verleend zonder overeenstemming met de eigenaar.

Artikel 13 Voorschriften

Aan een vergunning als bedoeld in artikel 11 worden de voorschriften verbonden, die nodig zijn met het oog op het belang van de monumentenzorg.

§ 3a. Beeldbepalende gevelwand

Artikel 14a. Aanwijzing als beeldbepalende gevelwand

  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen besluiten een groep van gevels van objecten die een samenhangend geheel vormt en die van belang is wegens haar schoonheid, het karakter van het geheel, de onderlinge ruimtelijke of structurele samenhang en/of de wetenschappelijke of cultuurhistorische waarde aan te wijzen als beeldbepalende gevelwand.

  • 2. Paragraaf 2 is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 14b. Bescherming beeldbepalende gevelwand

  • 1. Het is verboden een beeldbepalende gevelwand te beschadigen of te vernielen, of daaraan onderhoud te onthouden dat voor de instandhouding daarvan noodzakelijk is.

  • 2. Het is verboden zonder omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders een beeldbepalende gevelwand:

    • a.

      te slopen, te verstoren, te verplaatsen of in enig opzicht te wijzigen, of

    • b.

      te herstellen, te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze waardoor het wordt ontsierd of in gevaar gebracht.

  • 3. Burgemeester en wethouders kunnen in het belang van de monumentenzorg nadere regels stellen met betrekking tot de uitvoering van werkzaamheden aan een beeldbepalende gevelwand. Deze regels kunnen mede inhouden een vrijstelling van het verbod, bedoeld in het tweede lid, of een plicht tot het melden van handelingen waarop het verbod niet van toepassing is.

  • 4. Artikel 12 tot en met 15 zijn van overeenkomstige toepassing.

  • 5. Op een aanvraag om een vergunning met betrekking tot een beeldbepalende gevelwand zijn de regels voor een gemeentelijk monument uit paragraaf 22.5.2.4 van het Omgevingsplan van overeenkomstige toepassing.

§ 4. Aanwijzing gemeentelijke stads- of dorpsgezicht

Artikel 15a. Aanwijzing gemeentelijk beschermd stads- of dorpsgezicht

  • 1. De gemeenteraad kan, op voorstel van burgemeester en wethouders, stads- of dorpsgezichten aanwijzen als gemeentelijk beschermd stads- of dorpsgezicht.

  • 2. Burgemeester en wethouders zenden het voorstel voor advies aan de adviescommissie, bedoeld in artikel 6, eerste lid. Artikel 6, tweede lid, is van overeenkomstige toepassing.

  • 3. Op de voorbereiding van een besluit om aanwijzing als bedoeld in het eerste lid, is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing. De gemeenteraad beslist binnen 6 maanden na verzending van het voorstel, bedoeld in het tweede lid.

  • 4. Een aangewezen gemeentelijk stads- of dorpsgezicht met inbegrip van de zich daarin bevindende panden wordt onverwijld opgenomen in het gemeentelijk erfgoedregister.

  • 5. De gemeenteraad stelt ter bescherming van een op grond van het eerste lid aangewezen gemeentelijk beschermd stads- of dorpsgezicht een omgevingsplan als bedoeld in artikel 2.4 van de Omgevingswet vast. Bij het besluit tot aanwijzing van een beschermd stads- of dorpsgezicht kan hiertoe een termijn worden gesteld.

  • 6. Bij het besluit tot aanwijzing van een gemeentelijk beschermd stads- of dorpsgezicht wordt bepaald of en in hoeverre het tijdelijk omgevingsplan als beschermend in de zin van het vorige lid kan worden aangemerkt.

  • 7. Dit artikel is niet van toepassing op een beschermd stads- of dorpsgezicht dat via instructies de functie-aanduiding rijksbeschermd of provinciaal beschermd stads- dorpsgezicht heeft, of dat is aangewezen op grond van artikel 35, eerste lid, van de Monumentenwet 1988 of een provinciale verordening als bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

Artikel 15b. Wijziging, intrekking en vervallen van de aanwijzing als gemeentelijk beschermd stads- en dorpsgezicht

  • 1. De gemeenteraad kan, op voorstel van burgemeester en wethouders, een besluit tot aanwijzing als bedoeld in artikel 15a, eerste lid, wijzigen of intrekken. Artikel 15a, tweede en derde lid, is hierop van overeenkomstige toepassing, tenzij het een aanpassing van ondergeschikte betekenis betreft of het stads- en dorpsgezicht waarop de aanwijzing betrekking heeft als zodanig is tenietgegaan.

  • 2. Een aanwijzing vervalt met ingang van de dag waarop het stads- en dorpsgezicht waarop de aanwijzing betrekking heeft wordt aangewezen als beschermd stads- of dorpsgezicht op grond van een instructie als bedoeld in artikel 2.33, eerste lid, of artikel 2.34, vierde lid, van de Omgevingswet.

  • 3. Burgemeester en wethouders verwerken de wijziging, intrekking of het vervallen van een aanwijzing direct in het gemeentelijk erfgoedregister

Artikel 15c. Verbodsbepaling en aanvraag omgevingsvergunning

  • 1. Het is in een gemeentelijk beschermd stads- of dorpsgezicht verboden om zonder omgevingsvergunning een bouwwerk te slopen.

  • 2. De omgevingsvergunning kan in ieder geval worden geweigerd als naar het oordeel van burgemeester en wethouders niet aannemelijk is dat op de plaats van het te slopen bouwwerk een ander bouwwerk kan of zal worden gebouwd.

  • 3. De artikelen 12 en 13 zijn van overeenkomstige toepassing.

  • 4. Het eerste lid is niet van toepassing op het slopen ingevolge een verplichting als bedoeld in de artikelen 13, 13a of 13b van de Woningwet of ingevolge een verplichting zoals gesteld in een maatwerkvoorschrift op grond van artikel 3.5 van het Besluit bouwwerken leefomgeving.

§ 5. Handhaving en toezicht

Artikel 16. Strafbepaling

Degene die handelt in strijd met artikel 10, 15b, eerste lid of het bepaalde krachtens artikel 11, tweede lid of 15b, derde lid, van deze verordening wordt gestraft met een geldboete van de tweede categorie of een hechtenis van ten hoogste drie maanden.

Artikel 17. Toezichthouders

  • 1. Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn de ambtenaren belast die bij besluit van het college zijn aangewezen.

  • 2. Voorts zijn met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening belast de bij besluit van het college aan te wijzen personen.

§ 6. Slotbepalingen

Artikel 18. Intrekken andere regelingen

  • 1. De Erfgoedverordening Boxtel 2010 wordt ingetrokken.

  • 2. De Verordening op de Monumentencommissie Boxtel 1996 wordt ingetrokken.

Artikel 19. Overgangsrecht

  • 1. Panden, zaken, objecten of terreinen die zijn voorbeschermd op grond van de onder artikel 19 ingetrokken Erfgoedverordening Boxtel 2010 worden geacht voorbeschermd te zijn overeenkomstig de bepalingen van deze verordening.

  • 2. De aanwijzingsprocedures van monumenten die op grond van de onder artikel 19 ingetrokken Erfgoedverordening Boxtel 2010 zijn aangewezen, waarvan de aanwijzing nog niet onherroepelijk is, worden afgehandeld met inachtneming van die verordening.

  • 3. De op grond van de onder artikel 19 ingetrokken Erfgoedverordening Boxtel 2010 aangewezen en geregistreerde gemeentelijke monumenten, beeldbepalende objecten, beeldondersteunende objecten en beeldbepalende gevelwanden worden geacht aangewezen en geregistreerd te zijn overeenkomstig de bepalingen van deze verordening.

  • 4. Aanvragen om vergunning die zijn ingediend voorafgaand aan de inwerkingtreding van deze verordening worden afgehandeld met inachtneming van de in artikel 19, eerste lid ingetrokken verordening.

Artikel 20. Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking de dag na bekendmaking.

Artikel 21. Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als Erfgoedverordening Boxtel 2017.

Ondertekening

Aldus besloten in de openbare vergadering van 30 mei 2017,

De waarnemend griffier,

M. van Vugt

De waarnemend voorzitter,

A. van den Einden