Regeling vervallen per 01-01-2021

Verordening op de ambtelijke bijstand gemeente Rijnwaarden

Geldend van 01-10-2009 t/m 31-12-2020

Intitulé

Verordening op de ambtelijke bijstand gemeente Rijnwaarden

De raad van de gemeente Rijnwaarden;

gelezen het voorstel van het college van 25 augustus 2009;

gelet op artikel 33, derde lid, van de Gemeentewet;

besluit vast te stellen de:

Verordening op de ambtelijke bijstand gemeente Rijnwaarden

Artikel 1

  • Een raadslid wendt zich tot de griffier met een verzoek om:

    • a.

      feitelijke informatie van geringe omvang;

    • b.

      inzage in of afschrift van documenten die openbaar zijn.

    • c.

      bijstand bij het opstellen van voorstellen, amendementen en moties of andere bijstand.

  • De informatie, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a of b, wordt door de griffier, of op verzoek van de griffier door een ambtenaar gegeven.

  • Indien een ambtenaar twijfelt of het verzoek betrekking heeft op informatie bedoeld in het eerste lid, onderdeel a of b, stelt hij de secretaris daarvan in kennis. De secretaris beslist.

  • De bijstand, bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, wordt als regel verleend door de griffier. In uitzonderlijke gevallen, indien de gevraagde bijstand niet door de griffier kan worden verleend, kan de griffier de secretaris verzoeken één of meer ambtenaren aan te wijzen, die de gevraagde bijstand zo spoedig mogelijk verlenen.

Artikel 2

  • Een ambtenaar verleent op verzoek van de griffier of de secretaris ambtelijke bijstand tenzij:

    • a.

      het raadslid niet aannemelijk heeft gemaakt dat de bijstand betrekking heeft op de werkzaamheden van de raad;

    • b.

      dit het belang van de gemeente kan schaden;

    • c.

      het bijstand betreft, bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel c, die qua tijdsbeslag een buitensporig beroep doen op de werkdruk van de betrokken ambtenaar.

  • De secretaris beoordeelt of ambtelijke bijstand op grond van het eerste lid geweigerd wordt.

  • Indien de bijstand op grond van het eerste lid wordt geweigerd deelt de secretaris dit met redenen omkleed mee aan de griffier en aan het raadslid dat het verzoek heeft ingediend.

Artikel 3

Indien het verzoek om bijstand van een ambtenaar door de secretaris wordt geweigerd kan de griffier of het betrokken raadslid het verzoek voorleggen aan de burgemeester. De burgemeester beslist zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk binnen tien dagen, over het verzoek.

Artikel 4

  • Indien een raadslid niet tevreden is over door een ambtenaar verleende bijstand, doet hij of de griffier hiervan mededeling aan de secretaris.

  • Indien overleg met de secretaris niet leidt tot een voor beide partijen bevredigende oplossing leggen zij de zaak voor aan de burgemeester. De burgemeester beslist zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk binnen tien dagen, over de zaak.

Artikel 5

Indien het recht op bijstand, bedoeld in artikel 1, eerste lid, naar het oordeel van de secretaris in de praktijk een te groot tijdsbeslag op de organisatie blijkt te leggen, zal de raad dienen te vast te stellen hoe de omvang van het recht op bijstand voor elk raadslid en/of elke raadsfractie per jaar nader geregeld wordt.

Artikel 6

  • Een raadslid kan de griffier vragen om een verzoek om bijstand of de inhoud van het gegeven advies geheim te houden. In situaties als bedoeld in artikel 1, vierde lid kan de griffier de secretaris verzoeken geheimhouding op te (doen) leggen aan de ambtenaar of ambtenaren die worden belast met het verlenen van de gevraagde bijstand.

  • Indien het college of leden van het college informatie wensen over een verzoek om ambtelijke bijstand of de inhoud van het gegeven advies wenden zij zich daartoe rechtstreeks tot het betrokken raadslid.

Artikel 7

Voor niet-raadsleden, die door de raad zijn benoemd als lid van een raadscommissie, zoals bedoeld in artikel 4, lid 4, van de Verordening op de raadscommissies van de gemeente Rijnwaarden, gelden dezelfde rechten en regels als vermeld in de voorgaande artikelen, met uitzondering van het in artikel 6 genoemde.

Artikel 8

De Verordening op de ambtelijke bijstand 2003, zoals vastgesteld op 13 mei 2003, wordt ingetrokken.

Artikel 9

Deze verordening treedt in werking op 1 oktober 2009.

Artikel 10

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening op de ambtelijke bijstand.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 29 september 2009.
De griffier, De voorzitter,

Toelichting

Algemeen

Deze verordening geeft uitvoering aan artikel 33 van de Gemeentewet. Het legt expliciet vast dat de raad en individuele raadsleden een recht op ambtelijke bijstand hebben. Voor politieke groeperingen bestaat daarnaast een recht op fractieondersteuning. De uitwerking van deze rechten moet bij verordening worden geregeld.

De griffier is het eerste aanspreekpunt als het gaat om ambtelijke bijstand. De griffier vervult ook de rol van schakel tussen de raadsleden en de reguliere ambtelijke organisatie.

De burgemeester vervult ook een rol in het proces. Indien er een conflictsituatie ontstaat of dreigt te ontstaan, zal de burgemeester een bemiddelende en uiteindelijk beslissende rol kunnen spelen. De positie van de burgemeester maakt hem bij uitstek geschikt voor deze taak als bruggenbouwer en als degene die uiteindelijk het laatste woord heeft.

Gezien de dualistische verhoudingen ligt het voor de hand dat er ook op het punt van de ambtelijke bijstand duidelijke scheidslijnen worden getrokken tussen werkzaamheden voor de raad en voor het college. Dat komt tot uitdrukking in het feit dat een raadslid kan aangeven dat een verzoek om ambtelijke bijstand en de inhoud van de verleende bijstand geheim moet worden gehouden. De ambtenaar mag niet onder druk komen te staan doordat hij werkzaamheden voor de raad verricht. Daarom zal een collegelid dat toch informatie wenst over het verzoek om ambtelijke bijstand wenst, zich moeten wenden tot het betrokken raadslid en niet tot de behandelend ambtenaar.

De verordening behandelt gedetailleerd de ambtelijke bijstand. Aangezien het de verhouding betreft tussen de raadsleden en de reguliere ambtelijke organisatie, is behoefte aan duidelijke regels. Deze ambtenaren werken doorgaans namelijk voor het college.

Dat de raad beschikt over een griffier met griffie betekent niet dat er geen behoefte meer zou zijn aan ambtelijke bijstand door de reguliere ambtelijke organisatie. De griffie zal, in vergelijking met de reguliere organisatie beperkt in omvang zijn. Voor specialistische hulp op het gebied van het maken van amendementen, moties en regelingen is een beroep op deze organisatie dan ook nodig. Dit geldt ook voor specifieke informatie die alleen bij de reguliere ambtelijke organisatie beschikbaar is. De wetgever heeft dat onderkend en het recht op deze vorm van ambtelijke ondersteuning expliciet vastgelegd. Deze verordening vormt de uitwerking van dit recht.

De formulering van artikel 33 van de Gemeentewet laat buiten twijfel dat individuele raadsleden, dus ook die behorend tot een minderheid in de raad, recht hebben op ambtelijke bijstand. Op deze verordening kan dus door alle raadsleden een beroep worden gedaan.

In de verordening is geen bepaling opgenomen voor die gevallen waarin de tot het verlenen van hulp aangewezen ambtenaar op grond van gewetensbezwaren daartoe niet bereid is. In een dergelijk geval is er sprake van een rechtspositioneel probleem dat binnen de ambtelijke organisatie tot een oplossing dient te worden gebracht.

Artikelgewijze toelichting

Artikel 1

De verordening is niet bedoeld om formele barrières op te werpen die het verlenen van bijstand aan raadsleden juist bemoeilijkt. Indien het gaat om het verzoek om informatie van feitelijke aard, dan wel inzage in of afschrift van openbare documenten, kan een raadslid contact opnemen met de griffier die het verzoek kan neerleggen bij een ambtenaar uit de reguliere ambtelijke organisatie.

Het begrip document wordt hier overigens gebruikt in de betekenis die het in de Wet openbaarheid bestuur heeft. Met openbaar wordt bedoeld openbaar in de zin van de Wet openbaarheid van bestuur. Voor niet openbare documenten wordt een regeling gegeven in de artikel 25, 55 en 86 van de Gemeentewet. Deze rechten zijn veelal uitgewerkt in het reglement van orde voor de raad, het reglement van orde voor het college en de verordening op de raadscommissies.

Er is voor gekozen de griffier te noemen als centrale functionaris. Het bestaan van het instituut griffie en de ontvlechting van de posities van de raad en het college, die bij de dualisering zijn beslag heeft gekregen, leidt ertoe dat de ambtelijke organisatie parallel ontvlochten wordt. Omdat de griffier geen zeggenschap heeft over de reguliere ambtelijke organisatie zal de secretaris de ambtenaar die de bijstand verleent moeten aanwijzen. De ontvlechting van posities leidt in dit geval dus noodzakelijk tot een verdergaande formalisering van de regeling omtrent ambtelijke bijstand.

De bijstand wordt zo spoedig mogelijk verleend. Het is niet mogelijk in de verordening hiervoor vaste termijnen op te nemen in verband met de verschillen in aard en omvang van de werkzaamheden voor een verzoek. De griffier ziet er op toe dat er voortgang blijft in het proces.

In de gehele verordening is er voor gekozen een onderscheid aan te brengen tussen ambtenaren en medewerkers van de griffie. Als er over ambtenaren gesproken wordt, worden ambtenaren van de reguliere ambtelijke organisatie bedoeld die onder gezag van het college staan en worden dus niet griffiemedewerkers bedoeld. Dit neemt niet weg dat ook medewerkers van de griffie ook ambtenaren in de zin van de Ambtenarenwet zijn.

Op grond van het derde lid is er bij twijfel een rol voor de secretaris weggelegd. Deze zal moeten beslissen of het een verzoek als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a en b betreft.

Artikelen 2 en 3

Beoordeling of één van de in artikel 3 genoemde weigeringsgronden zich voordoet vindt in eerste instantie plaats door de gemeentesecretaris als hoofd van de reguliere ambtelijke organisatie. In artikel 4 is aangegeven dat de uiteindelijke beslissing over het niet verlenen van ambtelijke bijstand is voorbehouden aan de burgemeester. Het ligt in de rede dat hij hierover overleg voert met de secretaris en de griffier (en indien nodig ook het betrokken raadslid). Uiteraard kan de raad via de gebruikelijke weg hierover de burgemeester verzoeken verantwoording af te leggen (artikel 180 Gemeentewet).

Artikel 4

Ook indien - naar de mening van het raadslid - op onvoldoende wijze aan zijn of haar verzoek om hulp gehoor wordt gegeven kan de zaak aan een hogere instantie worden voorgelegd: de burgemeester is daar gezien zijn eigenstandige positie in het gemeentelijke bestuur de meest aangewezen instantie voor.

Wel dient het betrokken raadslid of de griffier hierover eerst overleg te voeren met de secretaris.

Artikel 5

Dit artikel hoeft geen nadere toelichting.

Artikel 6

De raad heeft geen zeggenschap over de ambtelijke organisatie, kan dus geen geheimhouding opleggen aan ambtenaren die onder het gezag van het college vallen.

Een raadslid kan wel geheimhouding vragen van de griffier/griffiemedewerkers. Indien de griffier een beroep moet doen op bijstand vanuit de ambtelijke organisatie zal hij de secretaris attenderen op de door het betrokken raadslid gewenste geheimhouding. De secretaris zal vervolgens moeten afwegen of hij aan het verzoek zal voldoen. Hij kan besluiten geen gevolg te geven aan het verzoek om bijstand, hij kan ook besluiten daaraan wel gevolg te geven en daarbij volgens de daarvoor geldende regels geheimhouding op te (doen) leggen aan betrokken ambtelijke medewerkers.

Artikelen 7,8,9 en 10

Deze artikelen hoeven geen toelichting