Permanente link
Naar de actuele versie van de regeling
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR453589
Naar de door u bekeken versie
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR453589/1
Beleidsregels leerlingenvervoer
Geldend van 09-06-2017 t/m heden
Intitulé
Beleidsregels leerlingenvervoerInleiding
De samenwerkingsverbanden voor primair en voortgezet onderwijs hebben de opdracht om iedere jongere een zo passend mogelijke plaats in het onderwijs te bieden. Het doel is om de talenten van jongeren zo goed mogelijk te ontwikkelen, ongeacht een eventuele beperking of behoefte aan ondersteuning.
Voor jongeren met een beperking zoekt het samenwerkingsverband passende ondersteuning, bij voorkeur dicht bij huis. Het principe 'regulier als het kan en speciaal als het moet', vormt hierin de leidraad. Om dit te bereiken werken scholen met ouders/verzorgers samen en maken zij zo veel mogelijk gebruik van elkaars kennis en expertise.
De gemeenten in de regio de Meierij sluiten daarbij aan met de ambitie dat iedere leerling een passende plek in het onderwijs wordt geboden. Concreet houdt dat in dat er zoveel mogelijk naar gestreefd wordt om een kind dicht bij huis naar school te laten gaan met de zorg en ondersteuning die hij of zij nodig heeft om te kunnen functioneren in de maatschappij. Om dat te faciliteren, zijn binnen de gemeenten diverse disciplines actief. Een van die disciplines is het leerlingenvervoer.
Leerlingenvervoer is een regeling waarbij leerlingen in staat gesteld worden om op een veilige manier van huis naar school v.v. te komen. De belangrijkste criteria voor toekenning staan in de verordeningen van de gemeenten Boxtel en Sint-Michielsgestel. Omdat er situaties zijn die niet voorzien zijn in de verordeningen, hebben de colleges van deze gemeenten beleidsregels opgesteld die aansluiten op de visie van beide gemeenten.
Primair zijn er twee criteria die antwoord geven op de vraag of een aanvraag om leerlingenvervoer moet worden toegekend:
- -
gaat het om de dichtstbijzijnde toegankelijke school
- *
van de onderwijssoort waarop het kind is aangewezen (i.c. waarvoor een toelatingsverklaring is afgegeven door het samenwerkingsverband)
- *
van de verlangde godsdienstige of levensbeschouwelijke richting
- *
- -
is de afstand van woning naar school minimaal 6 kilometer?
Worden deze vragen beide bevestigend beantwoord, dan bestaat er recht op leerlingenvervoer en wordt aan de hand van de vervoersmogelijkheden van de leerling bekeken welke bekostiging moet worden toegekend. De vormen van de bekostiging worden later in deze notitie nog verder uitgewerkt en toegelicht.
Visie
De visie van de gemeenten kan samenvattend worden weergegeven in de woorden mogelijkheden, verantwoordelijkhe i d en maatwerk.
We gaan niet uit van de beperkingen van het kind, maar van zijn of haar mogelijkheden.
Daarnaast gaan wij ervan uit dat ouders/verzorgers een verantwoordelijkheid voor hun kind hebben en dat zij de eerstverantwoordelijken zijn voor het schoolbezoek van hun kinderen.
Leerlingenvervoer staat niet op zichzelf; het is vaak een voorwaarde om te bewerkstelligen dat een kind het juiste onderwijs kan krijgen. Daarom wordt bij de beoordeling van aanvragen samengewerkt met de ouders/verzorgers, de school, het samenwerkingsverband en andere betrokkenen. Daarnaast is er een hechte relatie met het sociaal domein. Een kind met een beperking heeft vaak een grote impact op het gezinsleven, zeker nu meer verwacht wordt van de zelfredzaamheid van de burger. Leerlingenvervoer kan een instrument zijn om te voorkomen dat zware (jeugd-)zorgvoorzieningen binnen het gezin moeten worden ingezet of een langdurige participatievoorziening voor de leerling zelf.
Algemene lijn in onderstaande voorstellen is dat de regelgeving wordt toegepast maar dat tegelijkertijd zoveel mogelijk maatwerk wordt geboden waarbij de eigen verantwoordelijkheid van de ouders en de zelfredzaamheid van de leerling wordt gestimuleerd.
In deze notitie wordt ingegaan op de diverse bekostigingssoorten en situaties waarin de verordeningen niet voorzien.
Dichtstbijzijnde toegankelijke school
Met de invoering van passend onderwijs hebben scholen zorgplicht. Dat betekent dat de school waar ouders/verzorgers hun zoon of dochter hebben aangemeld verplicht is om een passende plek te bieden als het kind extra onderwijsondersteuning nodig heeft. Dit kan op de eigen school zijn, maar ook op een andere reguliere school of op een school voor (voortgezet) speciaal onderwijs. Voor die school wordt dan een toelaatbaarheidsverklaring afgegeven. Het college betrekt die verklaring bij de beoordeling van de aanvraag om leerlingenvervoer.
In de Wet op de Expertisecentra is een clusterindeling opgenomen t.a.v. het soort onderwijs. In het verleden gold de regel dat het leerlingenvervoer toegekend werd naar de dichtstbijzijnde toegankelijke school van het cluster waarop de leerling was aangewezen. In het kader van passend onderwijs is deze regel losgelaten. De samenwerkingsverbanden moeten ervoor zorgen dat er zoveel mogelijk expertise wordt geboden in de eigen regio. Het kan dus voorkomen dat een kind is aangewezen op specifieke ondersteuning die op een cluster-3-school in Rosmalen wordt aangeboden, terwijl er dichterbij ook een cluster-3-school is, waar de bedoelde ondersteuning niet kan worden geboden. De school in Rosmalen is in dit voorbeeld dan toch de dichtstbijzijnde toegankelijke school.
Soorten bekostiging
De verordening kent meerdere soorten bekostiging:
- -
Openbaar vervoer met of zonder begeleiding
- -
Fietsvergoeding met of zonder begeleiding
- -
Aangepast vervoer
- -
Eigen vervoer
Het gemeentelijk beleid voegt daar het persoonsgebonden vervoersbudget aan toe.
Uitgangspunt is bekostiging van openbaar vervoer. Vindt het college dat het kind in staat is om naar school te fietsen, dan wordt een fietsvergoeding bekostigd, eventueel met bekostiging van een begeleider.
* Openbaar vervoer
In de modelverordening wordt gesteld dat een enkele reis met openbaar vervoer maximaal anderhalf uur mag duren. Wordt die tijd overschreden en kan dat met aangepast vervoer tot minstens 50% worden teruggebracht, dan is openbaar vervoer niet passend in de zin van de verordening en moet aangepast vervoer toegekend worden.
Steekproeven tonen aan dat de meeste so- en vso-scholen voor leerlingen uit onze gemeente met openbaar vervoer binnen anderhalf uur bereikt kunnen worden. Uitzondering zijn inwoners van Gemonde wegens het beperkte openbaar vervoer en, in verband met de afstand, leerlingen van de Berkenschutse in Heeze.
De gemeente wil het gebruik van openbaar vervoer actief stimuleren. Niet voor iedere leerling is het meteen mogelijk om met de bus naar school te gaan. Er moet draagvlak gezocht worden onder de ouders zodat zij gestimuleerd worden om hun verantwoordelijkheid te nemen en hun kind begeleiden tot het moment dat het zelfstandig naar school kan reizen. In het leerlingenvervoer wordt er over het algemeen vanuit gegaan dat een kind van 9 jaar zelfstandig met het openbaar vervoer naar school kan reizen, maar gezien de kwetsbare groep lijkt dat vrij jong. Een leeftijd van 12 jaar is meer geschikt.
Op grond van de verordening wordt geen bekostiging meer verstrekt aan leerlingen van het voortgezet (speciaal) onderwijs die zelfstandig of met begeleiding met openbaar vervoer kunnen reizen. Het is dus van belang dat leerlingen worden voorbereid op het reizen met openbaar vervoer. De verordening van de gemeente Sint-Michielsgestel kent daarvoor een trainingsfaciliteit. Deze trainingsfaciliteit wordt in de beleidsregels van de gemeente Boxtel opgenomen.
Onderzocht wordt of de welzijnsinstellingen in de gemeenten, Contour de Twern en BINT, een project kunnen starten waarbij vrijwilligers tegen een vergoeding kunnen optreden als begeleiding van leerlingen naar het speciaal onderwijs. De buurtsportwerkers kunnen een rol spelen bij het (leren) fietsen. Daarnaast kunnen de netwerken van de wijkmakelaars en sociale teams wellicht ingezet worden.
* Fietsvergoeding
Waar mogelijk, willen wij de mogelijkheden van het kind benutten en het reizen per fiets stimuleren. Dit houdt in dat op aanvraag fietsvergoedingen zullen worden verstrekt aan kinderen die daarvoor in aanmerking komen.
Als stimulans kan de vergoeding worden opgebouwd uit de volgende componenten:
- -
Vrijstelling eigen bijdrage ex art. 14
- -
Eenmalige bijdrage in de aankoopkosten van een fiets à € 400,00 (mits minimaal 1 jaar fietsend naar school)
- -
Fietsvergoeding € 0,09 per km
- -
Aanvullende bekostiging van het openbaar vervoer voor de periode herfstvakantie – carnaval
* Aangepast vervoer
Aangepast (taxi-)vervoer wordt alleen op basis van indicatie toegekend.
Bij een aanvraag om aangepast vervoer wordt in overleg met de ouders/verzorgers, de school, het Samenwerkingsverband de Meierij en andere betrokkenen, bekeken of volstaan kan worden met een andere voorziening, zoals openbaar vervoer, een fietsvergoeding of een persoonsgebonden vervoersbudget. Hierbij wordt in eerste instantie gekeken naar de mogelijkheden van het kind. Gezinsomstandigheden zoals het hebben van werk of de verzorging van andere kinderen worden zoveel mogelijk buiten beschouwing gelaten, tenzij er sprake is van ernstige benadeling van het gezin (zie punt 4).
Wordt er geen overeenstemming bereikt tussen partijen dan kan het college een onafhankelijke indicatie laten stellen.
* Persoonsgebonden vervoersbudget
Alle ouders/verzorgers die aanspraak kunnen maken op bekostiging van openbaar vervoer met begeleiding of aangepast vervoer kunnen op verzoek in aanmerking komen voor een persoonlijk vervoersbudget waarvan de hoogte wordt vastgesteld op basis van het Reisbesluit (€ 0,37 km)
Ouders/verzorgers hebben zelf de keuzevrijheid inzake de besteding van het pvb. Ze hoeven daarover geen verantwoording af te leggen. Daardoor krijgen ze de mogelijkheid om het vervoer zelf te organiseren door bijvoorbeeld inzetten van derden, carpoolen, inkoop taxivervoer. We controleren via de leerplichtadministratie of er sprake is van ongeoorloofd verzuim.
* Trainingsfaciliteit voortgezet (speciaal) onderwijs
Leerlingen in het voortgezet (speciaal) onderwijs die zelfstandig met het OV kunnen reizen, hebben geen recht op bekostiging. In die gevallen waarin zij training en begeleiding nodig hebben om hun zelfstandigheid zodanig te vergroten dat ze zelf naar school kunnen reizen, vergoedt de gemeente gedurende drie maanden de kosten van de begeleider.
1. Bepalen afstand en reistijd
Voor het bepalen van de afstand tussen het woonadres en het schooladres maakt het college gebruik van de routeplanner op www.ANWB.nl. Hierbij wordt gebruik gemaakt van de optie ‘kortste route’, waarna het gemiddelde van zowel de heen- als terugreis wordt vastgesteld. Het door deze routeplanner aantal uitgerekende kilometers is voor het college te allen tijde uitgangspunt bij de beoordeling van de aanvraag en voor de bekostiging van leerlingenvervoer. Wegwerkzaamheden worden in de berekening van de afstand niet meegenomen.
* Afstand fietsvergoeding
De verordening gaat allereerst uit van een vergoeding op basis van de kosten voor openbaar vervoer of een fietsvergoeding. Hier wordt niet gesproken over de leeftijd waarop kinderen in staat moeten worden geacht veilig naar school kunnen fietsen. Ook gaat de verordening niet in op de vraag welke afstand redelijk is.
Het college is van mening dat een afstand van 6 kilometer als redelijk moet worden gezien voor kinderen in groep 8 van het (speciaal) basisonderwijs en speciaal onderwijs. Voor leerlingen van het voortgezet en voortgezet speciaal onderwijs is 10 kilometer een redelijke afstand.
Wordt deze afstand van 6 of 10 kilometer overschreden dan zal er automatisch gekeken worden naar een vergoeding op basis van de kosten voor openbaar vervoer.
* Het vaststellen van de reistijd
De reistijd met openbaar vervoer wordt vastgesteld op basis van www.9292.nl.
Voor het vaststellen van de reistijd per aangepast vervoer (=taxivervoer), wordt de vervoerder geraadpleegd.
De praktijk leert dat leerlingen, ongeacht de manier waarop zij de afstand naar school overbruggen, zo’n tien minuten vóór de aanvang van de lessen op het schoolplein aankomen. Het ligt voor de hand deze tijd uit te sluiten van de reistijd. De eventuele wachttijd voor het openbaar vervoer aan het einde van de schooldag wordt wel meegerekend. Wanneer een leerling met aangepast vervoer wordt vervoerd, is er tijd nodig de school te verlaten en in de taxi(bus) te stappen. Het is in dit geval dan ook redelijk enige tijd (tien minuten) op te tellen bij de berekende duur van de rit.
Bij de reistijd wordt vijf minuten wachttijd bij de bushalte per rit opgeteld. Voor de berekening van de reistijd per taxi wordt tweemaal één minuut bijgeteld.
* Maximale reistijd openbaar vervoer
Op grond van de verordening is de maximale reistijd per openbaar vervoer 90 minuten enkele reis. Wordt de leerling begeleid in het openbaar vervoer, dan kan daarvan worden afgeweken afhankelijk van de omstandigheden van de begeleider. Een reistijd van 4 uur per dag voor een begeleider wordt in den lande redelijk geacht.
* Loopafstand
Als tijdens de toetsing van een aanvraag de vraag aan de orde komt wat van een leerling verwacht mag worden als het gaat om de afstand die een leerling lopend moet kunnen afleggen (bijvoorbeeld van de bushalte naar school), dan geldt als uitgangspunt voor leerlingen van 4 t/m 12 jaar 500 meter en voor leerlingen van het voortgezet (speciaal) onderwijs 1000 meter.
2. Vervoer naar meerdere adressen
Regelmatig wordt het verzoek gedaan om leerlingen in het aangepaste vervoer naar meerdere adressen te vervoeren:
- -
Buitenschoolse opvang
- -
Boddaertcentra
- -
Twee woonadressen ivm co-ouderschap
- -
Stagevervoer
De verordening leerlingenvervoer gaat uit van één woonadres en één schooladres en kent geen wettelijke regeling voor vervoer naar stagebedrijven, opvang- en afwijkende woonadressen.
* Boddaertcentrum
Vervoer van school naar het Boddaertcentrum wordt door de gemeente verzorgd; vervoer van het Boddaertcentrum naar huis is voor rekening van de ouders/verzorgers.
* Stagevervoer
Scholen voor voortgezet speciaal onderwijs hanteren drie uitstroomprofielen: vervolgonderwijs, dagbesteding en arbeidsmarkt. Zowel het profiel dagbesteding als het profiel arbeidsmarkt kennen een (verplichte) stage. De gemeenten Boxtel en Sint-Michielsgestel sluiten zich aan bij het landelijk beleid omtrent stagevervoer. Dat houdt in dat wij het vervoer bekostigen voor een stage als de leerling het profiel arbeidsmarkt heeft. Omdat de stage een voorbereiding is op deelname aan de maatschappij gaan wij hierbij uit van zoveel mogelijk zelfredzaamheid van de leerling. In principe wordt daarom ingezet op bekostiging van openbaar vervoer. Daarnaast verwachten wij van de school dat bij de keuze voor een stagebedrijf de bereikbaarheid met openbaar vervoer betrokken wordt. Is de leerling vanwege zijn structurele beperking niet in staat om met het openbaar vervoer naar zijn stage te gaan, dan wordt aangepast taxivervoer ingezet. Hierbij wordt zoveel mogelijk aangesloten bij de schooltijden en de bestaande taxiritten.
Aangepast vervoer naar stageadressen vindt niet plaats tijdens het weekend en gedurende schoolvakanties.
* Structurele opvang
De gemeente wil toestaan dat leerlingen na school naar een ander adres als het thuisadres worden gebracht. Hier zijn randvoorwaarden aan verbonden:
- -
Het opvangadres ligt op de route, d.w.z. dat de taxi niet hoeft om te rijden
- -
De opvang is structureel, d.w.z. op dezelfde dagen van de week en op hetzelfde adres
- -
De kosten die aan het vervoer verbonden kunnen zijn komen voor rekening van de ouders/verzorgers
- -
Het aanvullende vervoer mag geen negatieve consequenties hebben voor de andere leerlingen in de taxi
* Co-ouderschap
Het begrip ‘woning’ is in de verordening omschreven als ‘de plaats waar de leerling is ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie’. Bij co-ouderschap voldoet deze omschrijving niet. In die gevallen waarin ouders/verzorgers beide in de gemeente wonen kan worden volstaan met een schriftelijke verklaring van de ouders/verzorgers dat de leerling structureel op bepaalde dagen van de week afwisselend bij een van de ouders/verzorgers woont. Wonen ouders/verzorgers beide in een andere gemeente, dan moeten zij ieder in hun eigen woongemeente een verzoek indienen om leerlingenvervoer. Beide ouders/verzorgers dienen een aanvraag in te dienen in hun eigen gemeente. Beide aanvragen worden getoetst aan de verordening leerlingenvervoer (dichtstbijzijnde toegankelijke school, afstandscriterium) en worden alleen gehonoreerd als er sprake is van regelmaat en structuur in het verblijf op beide adressen.
3. Ongewenst gedrag
Ongewenst gedrag van een leerling in het taxivervoer kan leiden tot gevaarlijke situaties voor de leerling zelf, zijn medepassagiers en/of de chauffeur.
De ouders/verzorgers van de leerling worden schriftelijk in kennis gesteld van het gedrag van hun kind, waarbij hen de gelegenheid wordt geboden om hun kind te (laten) begeleiden. Ook zal de medewerking van de school hierbij worden ingeroepen.
Verbetert het gedrag niet dan worden de ouders/verzorgers opnieuw aangeschreven. Bij herhaald misdragen kan het aangepast vervoer beëindigd worden.
4. Begeleiding door/vanwege ouders/verzorgers: tijd, omstandigheden gezin
Uitgangspunt in het beleid is de verantwoordelijkheid van de ouders/verzorgers voor het schoolbezoek van hun kind. Dat houdt in dat ouders/verzorgers in voorkomende gevallen hun kind moeten begeleiden.
In het aangepast vervoer: bij ongewenst gedrag of om medische redenen. De gemeente stelt een zitplaats beschikbaar voor de begeleider maar vergoedt verder geen bijkomende kosten.
In het openbaar vervoer of op de fiets: de gemeente betaalt de vervoerskosten voor een begeleider.
Als trainingsfaciliteit in het voortgezet onderwijs: leerlingen van het voortgezet onderwijs krijgen geen bekostiging meer als zij zelfstandig kunnen reizen. De gemeente biedt, in het kader van een trainingsfaciliteit, de ouders/verzorgers de gelegenheid om op kosten van de gemeente gedurende maximaal drie maanden het kind te begeleiden. De kosten van de begeleider worden vergoed, niet die van de leerling zelf.
Het hebben van werk van beide ouders/verzorgers of de verzorging van andere kinderen zijn geen redenen om niet te begeleiden. De Raad van State heeft hierover recent een uitspraak gedaan (201502121/1/A2 d.d. 04-11-2015).
Slechts in die gevallen waarin sprake is van een ernstige benadeling van het gezin kan van ouders/verzorgers niet gevraagd worden om de begeleiding op zich te nemen. Daarvan kan sprake zijn in één van de volgende situaties:
- -
Andere kinderen van onder de 10 jaar thuis zonder identiek schoolbezoek met slechts één ouder op de vervoersmomenten van de leerling;
- -
Alleenstaande ouder met scholings- of arbeidsverplichtingen op de vervoersmomenten van de leerling;
- -
De enige verzorger heeft een structurele lichamelijke, verstandelijke of zintuiglijke beperking;
- -
Het reizen per openbaar vervoer kost de begeleider méér dan 4 uur reistijd per dag.
De gemeente is niet verantwoordelijk voor specialistische medische begeleiding in het leerlingenvervoer. Ook kan de vervoerder, behoudens de gangbare EHBO-hulpverlening, niet verplicht worden gesteld medische handelingen te verrichten tijdens het vervoer.
5. Opstapplaatsen aangepast vervoer
In 2013 heeft het college van de gemeente Sint-Michielsgestel besloten centrale opstapplaatsen in te stellen voor leerlingen die met de taxi worden vervoerd. Hierbij is geregeld dat de afstand van de woning tot de dichtstbijzijnde opstapplaats maximaal een kilometer is. Het gaat om de bushaltes van het openbaar vervoer. Alleen als het vanwege de beperking van het kind of omstandigheden in het gezin niet mogelijk is om van een opstapplaats gebruik te maken, wordt het kind thuis opgehaald.
Het college heeft de volgende locaties aangewezen als opstapplaats:
- -
Berlicum/Middelrode: Hasseltsedijk, Raadhuisplein, Hoogstraat, Mercuriusplein, Sassenheimseweg, Westakkers, Milrooijseweg, Brugstraat, Haffertsestraat
- -
Den Dungen: Den Dungense Brug o/w, Hooidonk n/z, Litserstraat o/w, Bosscheweg, Heilig Hartplein, Pelikaanstraat, Molen, Hoogstraat
- -
Sint-Michielsgestel: Hoogstraat Kruispunt, Ruwenberg, Nieuwstraat, Theerestraat, Petrus Dondersplein, De Beemden, Schijndelseweg, Kamperfoeliestraat, Papaverstraat
- -
Gemonde: Kruisstraat, Dorpsstraat, Gemondseweg
6. Wachtlijsten
Een van de uitgangspunten van het leerlingenvervoer is dat het vervoer bekostigd wordt naar de dichtstbijzijnde toegankelijke school van de onderwijssoort die de leerling nodig heeft. Is die school niet toegankelijk vanwege een wachtlijst, dan komt de school in aanmerking die daarna het meest nabij is, tot de wachtlijst op de dichterbij gelegen school voor de leerling is opgeheven. De vergoeding wordt dan gebaseerd op deze school.
Als de leerling wegens een wachtlijst moet uitwijken naar een andere school is het niet reëel om te verwachten dat hij halverwege het schooljaar moet overstappen naar de dichtstbijzijnde school. Vanwege de continuïteit wordt dan het vervoer bekostigd tot het einde van het schooljaar, mits de leerling op de wachtlijst voor de dichtstbijzijnde school blijft staan. Bij het nieuwe schooljaar wordt de vergoeding echter wel gebaseerd op de dichtstbijzijnde toegankelijke school.
7. Vervoer bij crisissituaties
Het komt voor dat leerlingen uit andere gemeenten in het kader van jeugdzorg tijdelijk worden opgevangen bij pleegouders/verzorgers of instellingen in Boxtel of Sint-Michielsgestel. Het omgekeerde komt ook voor, namelijk dat leerlingen uit een van onze gemeenten tijdelijk elders verblijven.
Bij crisissituaties blijft de leerling in het algemeen zijn oude school bezoeken, omdat de crisisopvang tijdelijk is. De gemeente hoeft het vervoer naar die school formeel niet te bekostigen, omdat het niet de dichtstbijzijnde toegankelijke school is. Veel gemeenten gaan toch over tot bekostiging vanwege het belang van het kind: de veiligheid van de vertrouwde schoolomgeving is vaak de enige stabiele factor die er nog over is. Om die reden worden aanvragen om vervoer in crisissituaties met voorrang behandeld.
Vaste afspraak tussen gemeenten onderling is, dat de gemeente van herkomst van de leerling het crisisvervoer van de eerste zes weken betaalt, tenzij duidelijk is dat de leerling niet meer terugkeert naar zijn oorspronkelijke woongemeente.
Bij langdurige opname in een instelling in Boxtel of Sint-Michielsgestel wordt bekostiging verleend naar de school van herkomst tot de eerstvolgende overstapmogelijkheid (schoolvakantie).
8. Hoogbegaafdheid
Reguliere basisscholen kunnen zowel leerlingen die minder als meer begaafd zijn extra begeleiding bieden. In het schoolprofiel of schoolplan geven scholen aan welke ondersteuning en begeleiding zij bieden.
In het voortgezet onderwijs zijn scholen zelf verantwoordelijk voor onderwijs op maat aan hoogbegaafde leerlingen. Scholen ontvangen hier geld voor. In het schoolplan staat wat de school doet voor hoogbegaafde leerlingen.
Hoogbegaafdheid is dus niet per definitie een aanleiding om bekostiging leerlingenvervoer toe te kennen. Deze lijn is onlangs door de Rechtbank van Rotterdam bevestigd in een casus over dit onderwerp (.AWB 10/4482 VEROR-T2 en AWB 11/768 VEROR-T2)Ook heeft de Minister van Onderwijs onlangs bevestigd, dat iedere basisschool een aanbod heeft voor hoogbegaafde leerlingen.
De gemeenten Boxtel en Sint-Michielsgestel verstrekken geen bekostiging voor vervoer naar scholen voor hoogbegaafden, tenzij in een uitzonderlijke situatie blijkt dat het aanbod op dichterbij gelegen scholen onvoldoende is en tot onoverkomelijke problemen leidt.
9. Wisselende schooltijden
Het kan voorkomen dat leerlingen te maken krijgen met wisselende schooltijden. Bijvoorbeeld in de opstartfase, om aan de nieuwe school te wennen, maar ook in het voortgezet onderwijs, vanwege wisselende lesroosters of tijdelijke (examen-)roosters. De verordening leerlingenvervoer stelt in de algemene bepalingen dat aangepast vervoer slechts wordt georganiseerd op schooltijden die genoemd zijn in de schoolgids, tenzij de structurele beperking van de leerling deze tijden onmogelijk maakt. Dat betekent dat aangepast vervoer op wisselende en afwijkende tijden niet wordt verzorgd.
Het aangepast vervoer wordt afgestemd op het begin en einde van de schooldag zoals genoemd in de schoolgids. Hiermee sluit de uitvoering aan op de regelgeving. Een uitzondering wordt gemaakt voor leerlingen die vanwege hun structurele beperking aangewezen zijn op aangepaste tijden.
10. Nieuwe doelgroepen
Voor kinderen die in een Asielzoekerscentrum (AZC) verblijven en naar school gaan, bestaat de Richtlijn schoolvervoer asielzoekers. Deze richtlijn houdt in dat het AZC het vervoer betaalt van het AZC naar de school. Dit betaalt het AZC uit de middelen die het via het Centraal Orgaan Opvang Asielzoekers (COA) ontvangt.
Leerlingen die niet in een asielzoekerscentrum verblijven, bijvoorbeeld in het kader van noodopvang, vallen onder de gemeentelijke verordening leerlingenvervoer.
Het recht op onderwijs, ook voor illegaal in ons land verblijvende leerlingen, is gebaseerd op het principe dat jongeren waar ook ter wereld moeten worden toegerust om aan het maatschappelijke leven deel te nemen. Nederland is hiertoe ook internationale verdragsrechtelijke verplichtingen aangegaan. In de Koppelingswet is vastgelegd dat illegale kinderen die voor hun 18e jaar een onderwijstraject zijn gestart het recht hebben om dit af te maken. Hier vloeit uit voort dat illegale leerlingen in principe ook recht hebben op leerlingenvervoer. Scholen en gemeenten hoeven leerplichtige leerlingen niet te vragen naar de verblijfsstatus. Kinderen van statushouders (vergunninghouders) worden normaliter ingeschreven op een basisschool in de woonomgeving. Als zij een taalachterstand hebben kunnen zij een aantal dagdelen per week extra taalondersteuning krijgen op basisscholen in Vught en 's-Hertogenbosch. Formeel komen zij niet in aanmerking voor bekostiging leerlingenvervoer, omdat de reguliere basisschool ook de dichtstbijzijnde is. Voor het integratieproces is het echter wel belangrijk om extra taalonderwijs te bieden. Dit brengt extra vervoerskosten met zich mee, ook omdat het om afwijkende schooltijden gaat. In eerste instantie wordt gekeken of vervoer kan worden verzorgd door de eigen ouders/verzorgers of een vrijwilliger. Pas als die mogelijkheden niet aanwezig zijn wordt overgegaan tot aangepast vervoer.
Ook andere kinderen – niet zijnde vluchtelingen/statushouders – zijn aangewezen op de Taalklas, bijvoorbeeld kinderen met ouders/verzorgers afkomstig uit Oost-Europese landen. Vanwege het grote belang van het beheersen van de Nederlandse taal voor deelname aan het onderwijs en de arbeidsmarkt, brengen wij deze onder de werkingssfeer van de verordening Leerlingenvervoer, mede in het licht van Passend Onderwijs. Voor deze andere doelgroepen die zijn aangewezen op de Taalklas wordt bij het aanvragen van bekostiging zoveel mogelijk uitgegaan van de eigen kracht en eigen verantwoordelijkheid van de ouders/verzorgers. Daarbij zal worden gezocht naar maatwerkoplossingen, zoals een vervoersbudget of inzet van een vrijwilliger.
11. Coulanceregeling
Het komt voor dat ouders/verzorgers verzoeken om bekostiging van het vervoer naar een school die niet de dichtstbijzijnde is. Een dergelijke aanvraag moet worden afgewezen op grond van de verordening. De colleges willen hiermee echter coulant omgaan in die zin, dat het vervoer betaald wordt naar de dichtstbijzijnde school. Een eventueel tekort komt dan voor rekening van de ouders/verzorgers.
De werkwijze is als volgt: bekeken wordt voor welk soort voorziening (fietsvergoeding, vergoeding OV, km-vergoeding of taxivervoer) de leerling in aanmerking zou komen naar de dichtstbijzijnde toegankelijke school. Vervolgens wordt de hoogte van de bekostiging berekend en uitgekeerd.
12. Individueel vervoer
Verzoeken om individueel vervoer worden met de grootst mogelijke terughoudendheid toegekend. De reden hiervoor is dat een kind in het dagelijks leven al samen met anderen verkeert: met zijn ouders/verzorgers en eventuele andere gezinsleden, met klasgenootjes, vriendjes en vriendinnetjes.
13. Kostenverhaal
Maakt een leerling meerdere keren geen gebruik van het vervoer terwijl hij niet is afgemeld, dan kunnen de taxikosten worden verhaald op de ouders/verzorgers. Hierbij wordt maatwerk betracht. Het registratiesysteem van de vervoerder is hierbij leidend.
Ziet u een fout in deze regeling?
Bent u van mening dat de inhoud niet juist is? Neem dan contact op met de organisatie die de regelgeving heeft gepubliceerd. Deze organisatie is namelijk zelf verantwoordelijk voor de inhoud van de regelgeving. De naam van de organisatie ziet u bovenaan de regelgeving. De contactgegevens van de organisatie kunt u hier opzoeken: organisaties.overheid.nl.
Werkt de website of een link niet goed? Stuur dan een e-mail naar regelgeving@overheid.nl