Haven- en Kadeverordening 2016

Geldend van 01-01-2024 t/m heden

Intitulé

Haven- en Kadeverordening 2016

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1.1 Begripsomschrijvingen

In aanvulling op de in de Binnenvaartwet, het Binnenvaartpolitiereglement, het Rijnvaartpolitiereglement en de Algemene Plaatselijke Verordening gegeven definities verstaat deze Verordening onder:

  • a.

    Openbaar water

    Alle wateren binnen de gemeente Nijmegen die voor het publiek toegankelijk of bevaarbaar zijn.

  • b.

    Haven

    de Waalhaven;

    de Kanaalhavens;

    de Lindenberghaven;

    ’t Meertje;

    de Veerhaven.

    Zoals weergegeven op de kaart behorend bij deze Verordening (Ligplaatsenkaart 2016).

  • c.

    Kade

    de kaden langs een haven;

    de kaden langs het Maas- en Waalkanaal;

    het kadegedeelte langs de Waal.

    Tot de begrenzing zoals weergegeven op de kaart behorend bij deze Verordening (Ligplaatsenkaart 2016).

  • d.

    Laad- en losplaats

    De plaatsen aan de Kanaalhavens en aan het Maas-Waalkanaal zoals weergegeven op de kaart behorende bij deze Verordening (Ligplaatsenkaart 2016).

  • e.

    College

    College van burgemeester en wethouders van Nijmegen.

  • f.

    Havenmeester

    Door het college als zodanig benoemde ambtenaar, alsmede diensplaatsvervanger.

  • g.

    G ezagvoerder

    Degene die het gezag voert over een vaartuig.

  • h.

    Vaartuig

    Een schip, pleziervaartuig, bedrijfsvaartuig, passagiersschip, historisch schip, woonboot, horecaschip, bijboot of ponton.

  • i.

    S chip

    Zeeschip of binnenschip.

  • j.

    B innenschip

    Vaartuig dat is bestemd voor de vaart op de binnenwateren.

  • k.

    Z eeschip

    Vaartuig dat blijkens zijn constructie uitsluitend of in hoofdzaak is bestemd voor de vaart ter zee.

  • l.

    P leziervaartui g

    Een vaartuig, gebruikt of bestemd voor recreatief gebruik dan wel voor het beoefenen van de watersport.

  • m.

    B edrijfsvaartuig

    Een vaartuig, daaronder begrepen een object te water, niet zijnde een zee-, binnen- of horecaschip, hoofdzakelijk gebruikt als of bestemd voor de uitoefening van enig bedrijf of beroep dan wel voor de uitoefening van sociaal- culturele activiteiten.

  • n.

    Passagiersschip

    Een vaartuig dat is ingericht en hoofdzakelijk wordt gebruikt voor het vervoer van ten minste twaalf personen, de bemanning daaronder niet inbegrepen.

  • o.

    Horecaschip

    Een vaartuig dat is ingericht en hoofdzakelijk wordt gebruikt als hotel-, restaurant- of café of voor aanverwante activiteiten.

  • p.

    H istorisch schip

    Een vaartuig dat een positieve beoordeling van de betreffende behoudsorganisatie voor historische schepen heeft gekregen en/of door het college eveneens als behoudenswaardig wordt beoordeeld.

  • q.

    W oonboot

    Een woonschip, woonark of historisch schip waarop wordt gewoond.

  • r.

    W oonschip

    Een vaartuig met een (metalen) scheepsromp, dat is ingericht of verbouwd voor permanente bewoning waarbij de oorspronkelijke verschijningsvorm grotendeels behouden is gebleven.

  • s.

    Woonark

    Een waterwoning op een rechthoekige stalen of betonnen ponton te water dat wordt gebruikt als woonverblijf en dat uit hoofde van deze functie in grote mate plaatsgebonden is.

  • t.

    Verbouwing w oonboo t

    Er is sprake van verbouwing wanneer werkzaamheden of veranderingen aan een woonboot de uiterlijke staat van de woonboot wijzigen zoals wijzigingen in afmetingen, vlakverdeling, kleurstelling of materiaalgebruik zoals bepaald in vigerend beleid voor beeldkwaliteit van woonschepen en woonarken.

  • u.

    Onderhoud of herstelwerkzaamheden vaartuig of bijbehorende voorzieningen

    Werkzaamheden die worden gedaan om een vaartuig of bijbehorende voorzieningen te behouden.

  • v.

    Bijbehorende voorzieningen

    Zaken zonder welke het gebruik van een vaartuig niet goed mogelijk is, zoals een bijboot, steiger en een loopplank of loopbrug.

  • w.

    Bijboot:

    Een klein vaartuig dat behoort bij een woonboot, bedrijfsvaartuig, horecaschip of historisch schip en bestemd en geschikt is voor onderhoud of het kunnen bereiken van de woonboot, bedrijfsvaartuig, horecaschip of historisch schip.

  • x.

    L igplaats nemen

    Het gedurende langere tijd, waaronder ten minste de periode tussen zonsondergang en zonsopgang afgemeerd hebben van een vaartuig in openbaar water.

  • y.

    Gevaarlijke stoffen

    Stoffen, die gevaar voor explosie, brand, corrosie, vergiftiging, bedwelming of straling kunnen opleveren, zoals vermeld in de International Maritime Dangerous Goods Code (IMDG), het Reglement vervoer over de binnenwateren van gevaarlijke stoffen (VBG), dan wel in het Europees Verdrag inzake het internationale vervoer van gevaarlijke stoffen over de binnenwateren (ADN), alsmede elke andere stof die door het college als gevaarlijke stof is aangewezen en bekendgemaakt.

  • z.

    IMDG- code

    International Maritime Dangerous Goods Code.

  • aa.

    ADN

    Europees Verdrag inzake het internationale vervoer van gevaarlijke stoffen over de binnenwateren.

  • bb.

    VBG

    Regeling vervoer over de binnenwateren van gevaarlijke stoffen.

Artikel 1.2 Toepassingsgebied

Deze Verordening is van toepassing in de havens, los- en laadplaatsen in de gemeente zoals aangeduid op de ligplaatsenkaart.

Deze Verordening is tevens van toepassing op vaartuigen die buiten een haven doch binnen de gemeente direct of indirect gemeerd liggen aan kaden, aanlegsteigers, meerpalen of andere voorzieningen in beheer bij de gemeente.

Artikel 1.3 Indienen aanvraag

Het college kan voor het indienen van een aanvraag om vergunning of ontheffing op grond van deze Verordening een formulier vaststellen. Alsdan wordt voor het indienen van een aanvraag van een dergelijk formulier gebruik gemaakt.

Artikel 1.4 Vergunningen en ontheffingen

  • 1. Een vergunning of ontheffing wordt voor bepaalde of onbepaalde tijd verleend.

  • 2. Aan een vergunning of ontheffing kunnen voorschriften of beperkingen worden verbonden ter bescherming van de belangen, die ten grondslag liggen aan de bepalingen in deze Verordening.

  • 3. De vergunning of ontheffing is persoonsgebonden, vaartuiggebonden en haven- of kadegebonden en, indien van toepassing, bedrijfsgebonden.

  • 4. Een ontheffing voor een eenmalige gedraging of handeling wordt verleend voor de duur van die gedraging of handeling.

Artikel 1.5 Weigering vergunning of ontheffing

De vergunning of ontheffing wordt geweigerd in geval van:

  • a.

    strijd met deze Verordening;

  • b.

    strijd met het omgevingsplan;

  • c.

    strijd met vigerend beleid en nadere regels zoals genoemd in artikel 1.8.

Artikel 1.6 Intrekking van een vergunning of ontheffing

Het college kan een vergunning of ontheffing intrekken indien:

  • a.

    onjuiste of onvolledige gegevens zijn verstrekt;

  • b.

    van de vergunning of ontheffing geen gebruik wordt gemaakt;

  • c.

    zich na het verlenen van de vergunning of ontheffing zodanige feiten of omstandigheden voordoen dat, indien deze feiten of omstandigheden ten tijde van de verlening bekend waren geweest, de vergunning of ontheffing niet of niet in die vorm zou zijn verleend;

  • d.

    de aan de vergunning of ontheffing gestelde voorschriften of beperkingen niet orden nageleefd;

  • e.

    niet wordt voldaan aan de bij of krachtens deze Verordening gegeven voorschriften;

  • f.

    indien hierom door of namens de houder wordt verzocht.

Artikel 1.7 Aanwijzingen

  • 1. Het college kan aanwijzingen geven in het belang van de ordening, de openbare orde, de veiligheid, het milieu en ter voorkoming van gevaar, schade of hinder.

  • 2. Degene tot wie de aanwijzing is gericht, is gehouden de aanwijzing terstond op te volgen.

Artikel 1.8 Nadere regels

Het college kan per haven nadere regels stellen ten aanzien van:

  • a.

    het toewijzen van ligplaatsen;

  • b.

    de duur van het nemen van een ligplaats;

  • c.

    het gebruik van voorzieningen van de haven;

  • d.

    de beeldkwaliteit van woonschepen en woonarken.

Hoofdstuk 2

Artikel 2.1 Meldingsplicht

  • 1. De gezagvoerder is verplicht om, zodra hij met zijn vaartuig een haven wil binnenvaren of ligplaats wil nemen, zich bij de havenmeester te melden.

  • 2. Het eerste lid is niet van toepassing op gezagvoerders van pleziervaartuigen in de Lindenberghaven.

Artikel 2.2 Vergunningplicht ligplaats

  • 1. Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning van het college ligplaats te nemen.

  • 2. Het eerste lid geldt niet voor pleziervaartuigen tot 15 meter lengte die ligplaats nemen in de Lindenberghaven en voor schepen die gebruik maken van de havens of kaden voor overslag of op doorreis zijn.

Artikel 2.3 Algemene afmeerregels

  • 1. De gezagvoerder van een vaartuig is verplicht ervoor te zorgen dat zijn schip, zolang het een ligplaats neemt, deugdelijk en behoorlijk is afgemeerd. Hij mag daarbij de vlotte en veilige doorvaart niet belemmeren.

  • 2. Het vastmaken mag niet anders geschieden dan aan de daartoe bestemde afmeermiddelen of aan de schepen, die aan die afmeermiddelen zijn vastgemaakt.

Artikel 2.4 Gebruik van ligplaats voor bijzondere doeleinden

Het is verboden een vaartuig op een ligplaats te gebruiken als opslagplaats, magazijn, werkplaats, expositieruimte of voor het uitoefenen van een beroep of bedrijf, tenzij het gebruik van een schip gebonden is aan de aard van het beroep of bedrijf en een ligplaatsvergunning voor een bedrijfsvaartuig is verleend.

Artikel 2.5 Laden en Lossen

  • 1. Het is verboden te laden en te lossen buiten de daarvoor bestemde laad- en losplaatsen, zoals aangegeven op de ligplaatsenkaart 2013.

  • 2. Laden en lossen is enkel toegestaan als de voortstuwing of kopschroef niet in werking zijn gesteld.

Artikel 2.6 Gebruik van anker of spudpaalsysteem

  • 1. Het is de gezagvoerder van een vaartuig verboden:

    • a.

      een anker of spudpaalsysteem te gebruiken om een schip te stoppen;

    • b.

      met een krabbend anker te varen;

    • c.

      ter anker te gaan of ten anker te liggen.

  • 2. Het in het eerste lid bedoelde verbod is niet van toepassing indien gehandeld wordt:

    • a.

      ter voorkoming van aanvaring of aandrijving;

    • b.

      op aanwijzing van het college.

  • 3. Het gebruik van een spudpaalsysteem om af te meren is alleen toegestaan in de Waalhaven.

Artikel 2.7 Gebruik van voortstuwers en zijstuwers

  • 1. Het is de gezagvoerder van een schip verboden de voortstuwers en zijstuwers te gebruiken:

    • a.

      indien het schip aan de grond is vastgelopen;

    • b.

      indien het schip gemeerd ligt, tenzij dit geschiedt meteen na aankomst en vertrek.

  • 2. Het in het eerste lid gestelde verbod is niet van toepassing indien wordt gehandeld op aanwijzing van het college.

Artikel 2.8 Zeilschepen, zeilplanken, waterskiën

  • 1. Het is verboden in de haven een vaartuig uitsluitend door middel van zijn zeil voort te bewegen indien het vaartuig over een werkende motor beschikt.

  • 2. Het is verboden in de haven te varen met een zeil- of surfplank, waterscooter of jetski.

  • 3. Het is verboden in de haven zich op waterski's voort te bewegen of te doen voortbewegen.

  • 4. Het college kan in het geval van een evenement ontheffing verlenen van het bepaalde in het tweede en derde lid.

Artikel 2.9 Gebruik walstroom

Het is verboden gebruik te maken van scheepsgeneratoren indien gebruik kan worden gemaakt van een aanwezige walaansluiting voor stroomgebruik (walstroom).

Hoofdstuk 3 Bepalingen in het belang van de openbare orde en (verkeers)veiligheid

Artikel 3.1 Verkeerstekens

Het college kan in het belang van de orde en veiligheid in de haven verkeerstekens plaatsen die zijn vermeld in het Binnenvaartpolitiereglement en Rijnvaartpolitiereglement en die tekens voorzien van nadere aanduidingen.

Artikel 3.2 IJsbreken

  • 1. Het is verboden met een vaartuig in een haven of langs een steiger, kade of laad- en losplaats ijs te breken.

  • 2. Het college kan van het verbod van eerste lid ontheffing verlenen.

Artikel 3.3 Gedoogverplichting gezagvoerder

De gezagvoerder is verplicht:

  • a.

    te gedogen dat schepen aan zijn schip worden afgemeerd of over zijn schip toegang naar of van de wal wordt verleend;

  • b.

    te gedogen dat trossen en lijnen van een schip dat in een haven verhaald wordt, aan het zijne worden vastgemaakt.

Artikel 3.4 Verhalen van vaartuigen

  • 1. Het college kan een gezagvoerder schriftelijk opdragen een vaartuig te verhalen of te doen verhalen naar een andere ligplaats, als dit in het kader van de bescherming van de orde of veiligheid noodzakelijk is, dit ter behoordeling van het college.

  • 2. Als geen gevolg wordt gegeven aan de opdracht het vaartuig te verhalen kan het college het vaartuig voor rekening en risico van de gezagvoerder verhalen of doen verhalen.

  • 3. In spoedeisende gevallen of als de gezagvoerder onbekend is kan het college het vaartuig voor rekening en risico van de gezagvoerder verhalen of doen verhalen.

Artikel 3.5 Gedoogplicht ligplaats schepen voor bedrijven

  • 1. Ieder bedrijf dat aan een haven of een kade is gevestigd, moet gedogen dat schepen aan de aan zijn vestiging grenzende kade of oever ligplaats nemen, indien dat door het college als noodzakelijk wordt geoordeeld.

  • 2. Wanneer twee of meer schepen gelijktijdig bij twee aangrenzende bedrijven moeten laden of lossen en een of meer vaartuigen daarbij gedeeltelijk voor het aangrenzende bedrijf ligplaats moeten nemen, wordt bij het schip dat het eerst ligplaats heeft genomen ook het eerst met laden en/of lossen begonnen en dient het schip dat bij het aangrenzende bedrijf moet laden of lossen, te wachten tot het eerste schip met het laden en/of lossen gereed is.

Hoofdstuk 4

Artikel 4.1 Binnenvaren haven met lading, vallende onder de Wet VBG of ADN

  • 1. Het is verboden met een schip met een lading die valt onder het VBG of ADN, of met een zeeschip met een lading die valt onder de IMDG- code een haven binnen te varen of ligplaats in te nemen.

  • 2. Van het in het eerste lid gestelde verbod kan ontheffing worden verleend.

Artikel 4.2 Veroorzaken van nadelige gevolgen voor het milieu

  • 1. Het is verboden rook, roet, dampen, gassen, stof of stoom op een zodanige wijze uit een schip te laten ontsnappen of andere handelingen zodanig uit te voeren of na te laten dat daardoor gevaar, schade of nadelige gevolgen voor het milieu ontstaan of kunnen ontstaan.

  • 2. Het college kan stoffen aanwijzen die in onverpakte toestand bij het laden of lossen in of uit een schip nadelige gevolgen voor het milieu kunnen veroorzaken. Zij maken de aangewezen stoffen openbaar bekend.

  • 3. Het is verboden de krachtens het tweede lid aangewezen stoffen onverpakt in of uit een schip te laden of te lossen.

  • 4. Het in het eerste en derde lid bedoelde verbod is niet van toepassing indien gehandeld wordt met een vergunning op grond van de Wet milieubeheer zoals die wet luidde net voor de inwerkingtreding van de Omgevingswet, of met een omgevingsvergunning, dan wel met ontheffing van het college in gevallen waarin de wet niet voorziet.

Artikel 4.3 Melding en verwijdering van te water geraakte stoffen of voorwerpen

Degene door wiens toedoen een stof of voorwerp in het water van de haven terecht komt, waardoor de veiligheid in de haven in gevaar wordt gebracht of de waterkwaliteit wordt of kan worden benadeeld, is verplicht er voor te zorgen dat:

  • a.

    daarvan onmiddellijk kennis wordt gegeven aan de havenmeester;

  • b.

    de stof of het voorwerp onmiddellijk uit het water wordt verwijderd, tenzij dit redelijkerwijs niet uitvoerbaar is.

Artikel 4.4 Verrichten van onderhoud en herstelwerkzaamheden

  • 1. Het is verboden om aan of op een vaartuig onderhoud of herstelwerkzaamheden te verrichten of te doen verrichten.

  • 2. Het in het eerste lid bedoelde verbod is niet van toepassing op:

    • a.

      vaartuigen liggend op een scheepswerf dan wel op of aan het terrein van een herstelinrichting waarvoor een vergunning op grond van de Wet Milieubeheer, zoals deze wet luidde net voor de inwerkingtreding van de Omgevingswet, een omgevingsvergunning is verleend;

    • b.

      vaartuigen die geen gevaarlijke stof aan boord hebben of met die stof zijn schoongemaakt, mits:

      • -

        bij het onderhoud of de herstelwerkzaamheden geen vuur wordt gebruikt en geen vuur kan ontstaan;

      • -

        tijdens het onderhoud of de herstelwerkzaamheden de bedrijfsgereedheid van het schip niet wordt belemmerd;

      • -

        het onderhoud of de herstelwerkzaamheden geen gevaar, schade of nadelige gevolgen voor het milieu opleveren of kunnen opleveren.

Artikel 4.5 Ontsmetten van schepen

  • 1. Het is verboden een vaartuig met gassen te behandelen of te doen behandelen.

  • 2. Van het verbod van het eerste lid kan het college ontheffing verlenen.

Artikel 4.6 Ernstig gevaar, schade of nadelige gevolgen voor het milieu opleverende schepen

Het is verboden met een vaartuig de haven binnen te komen, een ligplaats te nemen of in de haven of op een ligplaats te verblijven, indien het vaartuig ernstig gevaar, ernstige schade of nadelige gevolgen voor het milieu met zich meebrengt of met zich mee kan brengen.

Artikel 4.7 Veroorzaken geluidshinder

  • 1. Het is verboden in de havens of liggend aan een steiger of kade, zonder noodzaak met gebruikmaking van een vaartuig geluidssignalen te geven of anderszins voor de omgeving geluidhinder te veroorzaken.

  • 2. Het eerste lid is niet van toepassing indien er een vergund evenement plaatsvindt.

Hoofdstuk 5

Artikel 5.1 Aangewezen Ligplaatsen

  • 1. Het is verboden met een woonboot een ligplaats te nemen of te hebben dan wel een ligplaats voor een woonboot beschikbaar te stellen buiten de in het tweede lid aangewezen ligplaatsen.

  • 2. Als ligplaatsen voor woonboten zijn aangewezen tot de begrenzing zoals weergegeven op de kaart behorend bij deze Verordening (Ligplaatsenkaart 2016):

    • a.

      de oever van ’t Meertje tussen de Waal en de Meersluis en de zijtak hiervan met een maximum van veertien ligplaatsen;

    • b.

      de Waalhaven met een maximum van veertien ligplaatsen;

    • c.

      de Lindenberghaven.

Artikel 5.2 Weigeringsgronden ligplaatsvergunning

Onverminderd het bepaalde in artikel 1.5 kan de vergunning als bedoeld in artikel 2.2 worden geweigerd indien:

  • a.

    de woonboot niet voldoet aan eisen van (brand)veiligheid, milieuhygiëne of volksgezondheid;

  • b.

    de woonboot langer, breder, hoger of dieper is dan toegestaan op grond van vigerend beleid voor beeldkwaliteit van woonschepen en woonarken;

  • c.

    er voor betreffende ligplaats een vergunning ingevolge de Omgevingswet is benodigd en deze niet is verkregen;

  • d.

    de ligplaatsen, zoals nader aangeduid op de ligplaatsenkaart en in deze Verordening, al zijn vergund;

  • e.

    de woonboot belemmeringen kan veroorzaken of veroorzaakt aan het verkeer te water of te land;

  • f.

    het uiterlijk van de woonboot of de bijbehorende voorzieningen afbreuk doet aan het uiterlijk aanzien van de omgeving en niet voldoet aan bepalingen opgenomen in vigerend beleid voor beeldkwaliteit van woonschepen en woonarken;

  • g.

    er meer dan één bijbehorende voorziening per type aanwezig is;

  • h.

    de aanvrager niet de eigenaar van de woonboot is.

Artikel 5.3 Beeldkwaliteit

  • 1. Bij vergunningaanvragen voor ligplaatsen voor woonboten wordt het college, ten aanzien van het bepaalde in artikel 5.2 sub f, geadviseerd door de Commissie Beeldkwaliteit.

  • 2. De Commissie Beeldkwaliteit kan zich ad hoc laten adviseren door een onafhankelijk expert op het gebied van woonschepen.

Artikel 5.4 Overdragen ligplaatsvergunning

  • 1. Bij verkoop van een woonboot kan de ligplaatsvergunning worden overgedragen aan de nieuwe eigenaar.

  • 2. Bij overlijden van de vergunninghouder kan de ligplaatsvergunning worden overgedragen aan de erfgenaam.

  • 3. Op verzoek van de vergunninghouder of erfgenaam schrijft het college de vergunning over op de naam van de rechtverkrijgende.

Artikel 5.5 Vervangen woonboot

Indien een woonboot wordt vervangen, dient voor de vervangende woonboot opnieuw een ligplaatsvergunning te worden gevraagd.

Artikel 5.6 Verbouwen woonboot

Indien een woonboot wordt verbouwd, dient voor de verbouwde woonboot opnieuw een ligplaatsvergunning te worden gevraagd.

Artikel 5.7 Intrekking ligplaatsvergunning

Onverminderd het bepaalde in artikel 1.6 kan het college de ligplaatsvergunning intrekken indien:

  • a.

    de woonboot gedurende een periode van minimaal 1 jaar niet bewoond is;

  • b.

    de woonboot waarop de vergunning betrekking heeft zonder melding aan het college gedurende een periode langer dan 6 aaneengesloten maanden buiten de gemeente verblijft;

  • c.

    het uiterlijk van de woonboot niet meer voldoet aan de eisen van beeldkwaliteit, zoals neergelegd in vigerend beleid voor beeldkwaliteit van woonschepen en woonarken.

Artikel 5.8 Woonverblijf anders dan op een woonboot

  • 1. Het is verboden om woonverblijf op het water te hebben zonder of in afwijking van een ligplaatsvergunning voor een woonboot als bedoeld in artikel 2.2 eerste lid.

  • 2. Het eerste lid is niet van toepassing op binnenschepen, welke deelnemen aan de beroepsvaart.

  • 3. Het college kan bepalen dat voor andere categorie vaartuigen het eerste lid niet van toepassing is.

Hoofdstuk 6

Artikel 6.1 Aangewezen ligplaatsen

  • 1. Het is verboden met een bedrijfsvaartuig een ligplaats te nemen of te hebben dan wel een ligplaats voor een bedrijfsvaartuig beschikbaar te stellen buiten de in het tweede lid aangewezen ligplaatsen.

  • 2. Voor bedrijfsvaartuigen zijn ligplaatsen in de Waalhaven en de Lindenberghaven aangewezen tot de begrenzing zoals weergegeven op de kaart behorend bij deze Verordening (Ligplaatsenkaart 2016).

Artikel 6.2 Weigeringsgronden ligplaatsvergunning

Onverminderd het bepaalde in artikel 1.5 kan een ligplaatsvergunning, zoals bedoeld in artikel 2.2 voor een bedrijfsvaartuig worden geweigerd indien:

  • a.

    het bedrijfsvaartuig niet voldoet aan eisen van (brand)veiligheid, milieuhygiëne en volksgezondheid;

  • b.

    er voor betreffende ligplaats een vergunning ingevolge de Omgevingswet is benodigd en deze niet is verkregen;

  • c.

    er in de Waalhaven en de Lindenberghaven geen ligplaats beschikbaar is;

  • d.

    het bedrijfsvaartuig belemmeringen kan veroorzaken aan het verkeer te water of te land;

  • e.

    voor het uitoefenen van het bedrijf een vergunning is benodigd en deze niet is verleend;

  • f.

    het uiterlijk van het bedrijfsvaartuig of de bijbehorende voorzieningen afbreuk doet aan het uiterlijk aanzien van de omgeving.

Artikel 6.3 Intrekken ligplaatsvergunning

Onverminderd het bepaalde in artikel 1.6 kan het college de ligplaatsvergunning intrekken indien:

  • a.

    het bedrijfsvaartuig gedurende een periode van minimaal zes maanden niet wordt gebruikt voor het uitoefenen van het bedrijf;

  • b.

    het bedrijfsvaartuig waarop de vergunning betrekking heeft zonder melding aan het college gedurende een periode langer dan drie aaneengesloten maanden buiten de gemeente verblijft;

  • c.

    het bedrijfsvaartuig wordt verhuurd aan een derde.

Hoofdstuk 7

Artikel 7.1 Aangewezen ligplaatsen

  • 1. Het is verboden met een pleziervaartuig een ligplaats te nemen of te hebben dan wel een ligplaats voor een pleziervaartuig beschikbaar te stellen buiten de in het tweede lid aangewezen ligplaatsen.

  • 2. Voor pleziervaartuigen zijn ligplaatsen in de Lindenberghaven aangewezen tot de begrenzing zoals weergegeven op de kaart behorend bij deze Verordening (Ligplaatsenkaart 2016).

  • 3. In de week van de vierdaagse krijgen pleziervaartuigen met vierdaagselopers aan boord voorrang bij de toewijzing van ligplaatsen.

Artikel 7.2 Verbod ligplaats nemen

Het is verboden met een pleziervaartuig ligplaats te nemen indien:

  • a.

    het pleziervaartuig niet voldoet aan eisen van (brand)veiligheid, milieuhygiëne en volksgezondheid;

  • b.

    er in de Lindenberghaven geen ligplaats beschikbaar is;

  • c.

    het pleziervaartuig belemmeringen kan veroorzaken aan het verkeer te water of te land;

  • d.

    het pleziervaartuig zonder ontheffing van het college langer dan 48 uur onafgebroken in de haven ligt, waarbij de onderbreking ten minste 24 uur moet zijn.

Hoofdstuk 8

Artikel 8.1 Aangewezen ligplaatsen

  • 1. Het is verboden zonder vergunning met een passagiersschip een ligplaats te nemen of te hebben buiten de in het tweede lid aangewezen ligplaatsen.

  • 2. Voor passagiersschepen zijn ligplaatsen aangewezen aan de Waalkade en een ligplaats aan de Vikingsteiger tot de begrenzing zoals weergegeven op de kaart behorend bij deze Verordening (Ligplaatsenkaart 2016).

Artikel 8.2 Weigeringsgronden ligplaatsvergunning

Onverminderd het bepaalde in artikel 1.5 kan een ligplaatsvergunning, zoals bedoeld in artikel 2.2 voor een passagiersschip worden geweigerd indien:

  • a.

    het passagiersschip niet voldoet aan eisen van (brand)veiligheid, milieuhygiëne en volksgezondheid;

  • b.

    er aan de Waalkade en aan de Vikingsteiger geen ligplaats beschikbaar is;

  • c.

    het passagiersschip belemmeringen kan veroorzaken aan het verkeer te water of te land;

  • d.

    voor het uitoefenen van het bedrijfsmatig gebruik een vergunning is benodigd en deze niet is verleend.

Hoofdstuk 9

Artikel 9.1 Aangewezen ligplaatsen

  • 1. Het is verboden met een horecaschip een ligplaats te nemen of te hebben dan wel een ligplaats voor een horecaschip beschikbaar te stellen buiten de in het tweede lid aangewezen ligplaatsen.

  • 2. Voor horecaschepen zijn ligplaatsen aangewezen in de Lindenberghaven tot de begrenzing zoals weergegeven op de kaart behorend bij deze Verordening (Ligplaatsenkaart 2016).

Artikel 9.2 Weigeringsgronden ligplaatsvergunning

Onverminderd het bepaalde in artikel 1.5 kan een ligplaatsvergunning, zoals bedoeld in artikel 2.2, voor een horecaschip worden geweigerd indien:

  • a.

    het horecaschip niet voldoet aan eisen van (brand)veiligheid, milieuhygiëne en volksgezondheid;

  • b.

    er voor betreffende ligplaats een vergunning ingevolge de Omgevingswet is benodigd en deze niet is verkregen;

  • c.

    er in de Lindenberghaven geen ligplaats beschikbaar is;

  • d.

    het horecaschip belemmeringen kan veroorzaken aan het verkeer te water of te land;

  • e.

    voor het uitoefenen van het horecabedrijf een vergunning is benodigd en deze niet is verleend;

  • f.

    het uiterlijk van het horecaschip of de bijbehorende voorzieningen afbreuk doet aan het uiterlijk aanzien van de omgeving.

Artikel 9.3 Intrekken ligplaatsvergunning

Onverminderd het bepaalde in artikel 1.6 kan het college de ligplaatsvergunning intrekken indien:

  • a.

    het horecaschip gedurende een periode van minimaal zes maanden niet wordt gebruikt;

  • b.

    het horecaschip waarop de vergunning betrekking heeft zonder melding aan het college gedurende een periode langer dan drie aaneengesloten maanden buiten de gemeente verblijft.

Hoofdstuk 10

Artikel 10.1 Toezichthoudende ambtenaren

  • 1. Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze Verordening en de op grond van artikel 1.4 daarbij gegeven voorschriften en beperkingen zijn belast de gemeentelijke havenmeesters.

  • 2. Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze Verordening en de op grond van artikel 1.4 daarbij gegeven voorschriften en beperkingen zijn aangewezen de opsporingsambtenaren, bedoeld in artikel 141 Wetboek van Strafvordering.

  • 3. Voorts zijn met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze Verordening en de op grond van artikel 1.4 daarbij gegeven voorschriften en beperkingen belast de door het college aangewezen personen.

Artikel 10.2 Strafbepaling

Overtreding van het bij of krachtens deze Verordening bepaalde en de op grond van artikel 1.5 daarbij gegeven voorschriften en beperkingen wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of geldboete van de tweede categorie.

Artikel 10.3 Overgangsbepalingen

  • 1. Vergunningen en ontheffingen verleend krachtens de Haven- en Kadeverordening 2013 blijven - indien en voor zover het gebod of verbod waarop de vergunning of ontheffing betrekking heeft, ook vervat is in deze Verordening - van kracht tot de termijn waarvoor zij werden verleend is verstreken.

  • 2. Voorschriften en beperkingen opgelegd krachtens de Haven- en Kadeverordening 2013, blijven - indien en voor zover de bepalingen ingevolge welke deze verplichtingen zijn opgelegd, ook zijn vervat in deze Verordening - van kracht tot de termijn waarvoor zij zijn opgelegd is verstreken.

  • 3. Vergunningen en ontheffingen bedoeld in het eerste lid en verplichtingen bedoeld in het tweede lid, worden geacht vergunningen, ontheffingen en verplichtingen in de zin van deze Verordening te zijn.

  • 4. Indien voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze Verordening een aanvraag om vergunning op grond van de Verordening is ingediend en voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze Verordening niet op de aanvraag is beslist, wordt daarop deze Verordening toegepast.

  • 5. Bij de beoordeling van vergunningaanvragen voor woonboten die op het moment van inwerkingtreding van deze verordening een ligplaats nemen die nog niet is vergund, is artikel 5.2 onder f niet van toepassing.

Artikel 10.4 Naam van de verordening

Deze verordening kan worden aangehaald als 'Haven- en kadeverordening 2016'.

Artikel 10.5 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de dag na de datum van bekendmaking.

Ondertekening

Aldus vastgesteld op 16 november 2016

De raadsgriffier

Drs. S.J. Ruta

De burgemeester

drs. H.M.F. Bruls

Bijlage Ligplaatsenkaart

afbeelding binnen de regeling

afbeelding binnen de regeling

afbeelding binnen de regeling

afbeelding binnen de regeling

afbeelding binnen de regeling

afbeelding binnen de regeling

afbeelding binnen de regeling

afbeelding binnen de regeling