verbod voor het ontgassen van bepaalde stoffen door afgemeerde binnentankschepen

Geldend van 19-05-2017 t/m heden

Intitulé

verbod voor het ontgassen van bepaalde stoffen door afgemeerde binnentankschepen

1. Het is de schipper verboden vanaf een afgemeerd binnentankschip een ladingtank te ontgassen met restladingdampen van:

a. benzeen (UN-nummer 1114);

b. ruwe aardolie (UN-nummer 1267) voor zover met meer dan 10% benzeen;

c. aardoliedestillaten N.E.G. met meer dan 10% benzeen of aardolieproducten N.E.G met meer dan 10% benzeen (UN 1268);

d. brandstof voor straalvliegtuigen met meer dan 10% benzeen (UN 1863);

e. brandbare vloeistoffen, N.E.G. met meer dan 10% benzeen (UN 1993); of

f. koolwaterstoffen, vloeibaar met meer dan 10% benzeen (UN 3295)

met dien verstande dat:

  • 1.

    van een restladingladingsdamp sprake is bij een concentratie groter dan of gelijk aan 10% van de onderste explosiegrens van de desbetreffende stof.

  • 2.

    het verbod niet van toepassing is indien kan worden aangetoond dat de drie voorafgaande ladingen in de desbetreffende ladingtank niet bestonden uit stoffen als bedoeld onder a tot en met f dan wel indien kan worden aangetoond dat de desbetreffende ladingtank bij de voorafgaande belading voor meer dan 95% gevuld was met een andere stof dan vermeld onder a tot en met f.

  • 3.

    het verbod niet van toepassing is, wanneer het ontgassen plaatsvindt:

    • a.

      om redenen van drukverevening die in verband met de veiligheid moet plaatsvinden;

    • b.

      tijdens of na een calamiteit met het binnenschip, indien het ontgassen om redenen van veiligheid noodzakelijk is.

2. Het college kan van het onder 1 gestelde verbod ontheffing verlenen.