Besluit van Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland van 21 februari 2017, PZH-nr. 580396865, tot vaststelling van de Subsidieregeling lokale initiatieven energietransitie Zuid-Holland 2017 (Subsidieregeling lokale initiatieven energietransitie Zuid-Holland 2017)

Geldend van 16-01-2021 t/m heden

Intitulé

Besluit van Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland van 21 februari 2017, PZH-nr. 580396865, tot vaststelling van de Subsidieregeling lokale initiatieven energietransitie Zuid-Holland 2017 (Subsidieregeling lokale initiatieven energietransitie Zuid-Holland 2017)

Gedeputeerde staten van Zuid-Holland,

Gelet op artikel 3 van de Algemene subsidieverordening Zuid-Holland 2013;

Overwegende dat:

de provincie als oogmerk heeft de CO2-uitstoot te beperken, energiebesparing te stimuleren en het gebruik van schone energiebronnen te bevorderen;

de provincie de Energieagenda 2016-2020-2050 heeft vastgesteld, waarin een vijftal strategieën is benoemd om deze transitie te bevorderen, waaronder: samen aan de slag;

de provincie lokale maatschappelijke initiatieven op het vlak van Energietransitie (waaronder energiebesparing, de duurzame opwekking van energie en anderszins beperking van CO2-uitstoot) actief wil ondersteunen, versnellen en faciliteren;

Besluiten vast te stellen de volgende regeling:

Paragraaf 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

    • a.

      Asv: Algemene subsidieverordening Zuid-Holland 2013;

    • b.

      biomasssa: het biologisch afbreekbare gedeelte van producten, afvalstoffen en plantaardig en dierlijk (rest)-materiaal van de land- en bosbouw, en van industrieel en huishoudelijk afval;

    • c.

      CO2-uitstoot: gas dat vrijkomt bij de verbranding van fossiele brandstoffen;

    • d.

      duurzame energie: energie afkomstig van hernieuwbare natuurlijke bronnen, niet zijnde biomassa, die constant worden aangevuld;

    • e.

      duurzame warmte: warmte afkomstig van hernieuwbare natuurlijke bronnen, niet zijnde biomassa, die constant worden aangevuld of gewonnen door het gebruik van restwarmte;

    • f.

      energiebesparing: technische, organisatorische of logistieke voorzieningen die leiden tot verminderd verbruik van energie;

    • g.

      energietransitie: streven om klimaatverandering tegen te gaan door terugdringing van de CO2-uitstoot en het overschakelen naar duurzame energie, in het licht van de bindende nationale en internationale afspraken en voor de provincie nader uitgewerkt in de Energieagenda 2016-2020-2050;

    • h.

      huurwoning: zelfstandige woonruimte als bedoeld in artikel 7:234 burgerlijk wetboek waarvan de huurder hoofdhuurder is;

    • i.

      huurprijs: kale huur voor de woonruimte, exclusief bijkomende kosten zoals voor gas, water, elektriciteit of servicekosten;

    • j.

      lokaal energie-initiatief: samenwerkingsverband tussen verschillende partijen gericht op energie-besparing of de toepassing van duurzame warmte of energie binnen een wijk, dorp, stad of regio;

    • k.

      maatwerkadvies energiebesparing: op een concrete woning toegespitst advies over de maatregelen die  zinvol zijn te treffen om energie te besparen, met kostenopgave en verwachte energiebesparing;

    • l.

      maatwerkadviseur: adviseur over energiebesparende maatregelen die beschikt over een BRL9500-02- certificaat;

    • m.

      WOZ-waarde: actuele waarde van woning zoals bepaald door de gemeente volgens de Wet waardering onroerende zaken;

    • n.

      provincie: provincie Zuid-Holland.

Paragraaf 2 Subsidie lokaal energie-initiatief

Artikel 2 Subsidiabele activiteiten en prestatie, voorbereidingsfase

    • 1.

      Subsidie kan worden verstrekt voor de planontwikkeling en voorbereiding van een project van een lokaal energie-initiatief, gericht op het realiseren van energiebesparing, het opwekken van duurzame warmte of duurzame energie of anderszins het terugdringen van de CO2-uitstoot.

    • 2.

      Subsidie als bedoeld in dit artikel wordt verstrekt in de vorm van een projectsubsidie.

    • 3.

      Subsidie als bedoeld in dit artikel leidt tot professionalisering van het lokaal energie-initiatief waardoor de slagingskans van lokale energieprojecten toeneemt.

Artikel 3 Subsidiabele activiteiten en prestatie, realisatiefase

  • 1.

    Subsidie kan worden verstrekt voor de realisatie van een project van een lokaal energie-initiatief, gericht op het realiseren van energiebesparing, het opwekken van duurzame warmte of duurzame energie of anderszins het terugdringen van de CO2-uitstoot.

  • 2.

    Subsidie als bedoeld in dit artikel wordt verstrekt in de vorm van een projectsubsidie.

  • 3.

    Subsidie als bedoeld in het eerste lid leidt tot professionalisering van het lokaal energie-initiatief en tot meer gerealiseerde lokale energieprojecten.

Artikel 4 Doelgroep

Subsidie als bedoeld in deze paragraaf wordt niet verstrekt aan publiekrechtelijke rechtspersonen en natuurlijke personen.

Artikel 5 Aanvraagvereisten

  • 1.

    Naast de gegevens, bedoeld artikel 10, eerste lid, van de Asv, gaat een aanvraag voor subsidie vergezeld van een projectplan met daarin:

  • a.

    een beschrijving van het lokaal energie-initiatief, de doelstelling, het project, een indicatie van de verwachte totale investeringskosten van het project en de actuele stand van zaken;

  • b.

    een beschrijving van de partijen en hun bijdrage aan het project, alsmede een beschrijving van de wijze waarop inwoners worden betrokken bij het project en hoe inwoners delen in het profijt van het project;

  • c.

    een tijdsplanning en een globale begroting van het project;

  • d.

    een beschrijving van de wijze waarop het project is gericht op de provincie, ten goede komt aan ingezetenen van de provincie of op andere wijze het belang van de provincie dient en op welke wijze het project bijdraagt aan het verwezenlijken van de provinciale doelstellingen van de Energietransitie.

  • 2.

    Een subsidie-aanvraag dient vooraf te zijn besproken met een beleidsmedewerker van het Programmateam Energietransitie.

Artikel 6 Extra aanvraagvereisten voor realisatiefase

In aanvulling op artikel 5 gaat een aanvraag voor subsidie als bedoeld in artikel 3, vergezeld van business case met daarin in ieder geval:

  • a.

    een geprognosticeerde balans en winst- en verliesrekening voor de looptijd van het project;

  • b.

    een omschrijving van de financiering van het project;

  • c.

    een beschrijving van de organisatorische en technische uitvoering van het project.

Artikel 7 Weigeringsgronden

  • 1.

    In aanvulling op de artikelen 11 en 12 van de Asv wordt subsidie geweigerd indien:

    • a.

      en voor zover voor het betreffende project reeds subsidie is toegekend op grond van deze regeling en met de nieuwe aanvraag de subsidiehoogte, bedoeld in artikel 12, eerste lid, wordt overschreden;

    • b.

      voor het betreffende project op andere wijze subsidie is of wordt verstrekt door de provincie.

  • 2.

    In aanvulling op de artikelen 11 en 12 van de Asv kan subsidie worden geweigerd indien de verwachte kosten voor de planontwikkeling en voorbereiding meer bedragen dan 10% van de verwachte totale investeringskosten van het project.

  • 3.

    In afwijking van artikel 11, eerste lid, onder a, van de Asv kan subsidie worden geweigerd indien de te subsidiëren activiteit reeds in uitvoering is voordat de aanvraag is ingediend.

Artikel 8 Subsidievereisten

Om voor subsidie als bedoeld in de artikelen 2 en 3 in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende vereisten:

  • a.

    er is sprake van een project waarin naast aanvrager ten minste 2 andere partijen participeren met inzet van eigen tijd of middelen, waarbij:

    • 1.

      partijen binnen de provincie actief samenwerken en inwoners adequaat worden betrokken;

    • 2.

      betrokken inwoners mede profijt kunnen hebben van de opbrengsten die door realisatie van het project

  • b.

    de activiteiten dragen bij aan het verwezenlijken van de provinciale doelstellingen van de Energietransitie;

  • c.

    het project is naar het oordeel van Gedeputeerde Staten realistisch en financieel haalbaar.

  • d.

    alle eigenaren van de in het project betrokken appartementsrechten en onroerende zaken zijn mede  aanvrager van de subsidie.

 

Artikel 9 Subsidiabele kosten voorbereidingsfase

Voor subsidie komen die kosten in aanmerking die noodzakelijk en adequaat zijn in relatie tot het doel van de subsidie en onder andere betrekking hebben op:

  • a.

    projectmanagement;

  • b.

    technische expertise inclusief zicht op risico’s en beheer;

  • c.

    financiële expertise en inzicht in de kasstromen, businesscase en rendementen voor financiers;

  • d.

    bestuurlijk of juridische expertise, waaronder privaatrechtelijke en planologische expertise inclusief ervaring met vergunningstrajecten;

  • e.

    communicatie- en wervingsactiviteiten;

  • f.

    eigen apparaatskosten als bedoeld in de toelichting behorende bij de Regeling informatie voor derden (Stcrt. 2003, 37), tot maximaal € 60,-- per uur.

Artikel 10 Subsidiabele kosten realisatiefase

In aanvulling op artikel 9 komen voor subsidie als bedoeld in artikel 3 mede in aanmerking de kosten die noodzakelijk en adequaat zijn voor de realisatie van het project voor zover deze betrekking hebben op:

  • a.

    de begeleiding van de uitvoering;

  • b.

    te nemen fysieke maatregelen bij woningen en gebouwen die nodig zijn om aangesloten te worden op een warmtenet;

  • c.

    aanleg van voorlopige voorzieningen vooruitlopend op de aansluiting op een toekomstig warmtenet;

  • d.

    hogere aansluitkosten van warmte ten opzichte van aansluiting op gas;

  • e.

    het aardgasvrij maken van bestaande gebouwen dan wel de meerkosten van het aardgasloos realiseren van nieuwe gebouwen.

Artikel 11 Niet subsidiabele kosten

Leges komen niet voor subsidie in aanmerking.

Artikel 12 Subsidiehoogte

  • 1.

    De hoogte van de subsidie, bedoeld in de artikelen 2 en 3, bedraagt 50% van de subsidiabele kosten, tot een maximum van € 75.000,--.

  • 2.

    Indien toepassing van het eerste lid ertoe leidt dat de subsidie minder bedraagt dan € 2.500,-- wordt de subsidie niet verstrekt.

Artikel 13 Rangschikking

  • 1.

    Het bedrag dat beschikbaar is voor de te verstrekken subsidies, wordt over de aanvragen verdeeld op volgorde van datum van binnenkomst daarvan.

  • 2.

    Als een subsidieaanvraag niet volledig is, geldt als datum van binnenkomst de dag waarop de subsidieaanvraag volledig is aangevuld en ontvangen.

  • 3.

    Op de dag dat verlening van subsidie voor gelijktijdig binnengekomen subsidieaanvragen zou leiden tot overschrijding van het subsidieplafond, wordt de subsidie verdeeld naar evenredigheid van de hoogte van de subsidiabele kosten.

Artikel 14 Verplichtingen van de subsidieontvanger

In aanvulling op de artikelen 18 en 19 van de Asv worden aan de subsidieontvanger de volgende verplichtingen opgelegd:

  • a.

    de aanvrager start met de gesubsidieerde activiteiten uiterlijk binnen 2 maanden na bekendmaking van de beschikking tot subsidieverlening, tenzij Gedeputeerde Staten bij de beschikking tot subsidieverlening een andere termijn bepalen;

  • b.

    de opzet en resultaten van het project worden actief met de provincie en anderen gedeeld indien deze daarom vragen;

  • c.

    de activiteiten waarvoor subsidie is verleend op grond van artikel 2 respectievelijk artikel 3, zijn uiterlijk binnen 2 respectievelijk 5 jaar na bekendmaking van de beschikking tot subsidieverlening verricht.

Artikel 15 Prestatieverantwoording

  • 1.

    Bij een subsidie van minder dan € 25.000,-- toont de subsidieontvanger desgevraagd aan dat de activiteiten zijn verricht door middel van een eigen verklaring en een urenverantwoording.

  • 2.

    Bij een subsidie van € 25.000,-- en hoger toont de subsidieontvanger bij de aanvraag tot subsidievaststelling aan dat de activiteiten zijn verricht door middel van een activiteitenverslag.

Artikel 16 Bevoorschotting en betaling

  • 1.

    Het voorschot voor subsidies van € 25.000,-- en hoger bedraagt maximaal 80 % van de subsidiabele kosten.

  • 2.

    Het voorschot wordt op basis van prestaties, besteding en liquiditeitsbehoefte in termijnen uitgekeerd waarvan de hoogte en de tijdstippen in de beschikking tot subsidieverlening worden bepaald.

  • 3.

    In afwijking van het eerste lid bedraagt het voorschot maximaal 100% van het verleende bedrag, wanneer naar het oordeel van Gedeputeerde Staten de liquiditeitsbehoefte van de subsidieontvanger ten behoeve van de activiteit waarvoor de subsidie wordt gevraagd daar aanleiding toe geeft.

Paragraaf 3 Subsidie woningbouwcorporatie of vereniging

Artikel 17 Toepasselijkheid paragraaf 2

Paragraaf 2 is van overeenkomstige toepassing, met uitzondering van de artikelen 2, 3, 4, 8, onderdeel a, 10 en 12.

Artikel 18 Subsidiabele activiteiten en prestatie, voorbereidingsfase

  • 1.

    Subsidie kan worden verstrekt voor de planontwikkeling en voorbereiding van een project van een woningbouwcorporatie of vereniging, gericht op het realiseren van energiebesparing, het opwekken van duurzame warmte of duurzame energie of anderszins het terugdringen van de CO2-uitstoot.

  • 2.

    Subsidie als bedoeld in dit artikel wordt verstrekt in de vorm van een projectsubsidie.

  • 3.

    Subsidie als bedoeld in dit artikel leidt tot verduurzaming van de woningbouwcorporatie of vereniging en tot toename van de slagingskans van lokale energieprojecten.

Artikel 19 Subsidiabele activiteiten en prestatie, realisatiefase

  • 1.

    Subsidie kan worden verstrekt voor de realisatie van een project van een woningbouwcorporatie of vereniging, gericht op het realiseren van energiebesparing, het opwekken van duurzame warmte of duurzame energie of anderszins het terugdringen van de CO2-uitstoot.

  • 2.

    Subsidie als bedoeld in dit artikel wordt verstrekt in de vorm van een projectsubsidie.

  • 3.

    Subsidie als bedoeld in het eerste lid leidt tot verduurzaming van de woningbouwcorporatie of vereniging en tot meer gerealiseerde lokale energieprojecten.

Artikel 20 Doelgroep

Subsidie als bedoeld in deze paragraaf wordt slechts verstrekt aan:

  • a.

    woningbouwcorporaties en woningbouwverenigingen;

  • b.

    verenigingen van eigenaars van gebouwen waarvan alle daartoe behorende appartementsrechten bestemd zijn tot wonen;

  • c.

    andere verenigingen waarvan de leden uitsluitend natuurlijke personen zijn.

Artikel 21 Subsidievereisten

Om voor subsidie als bedoeld in artikel 19 in aanmerking te komen wordt, in aanvulling op artikel 8, onderdelen b en c, voldaan aan het vereiste dat de appartementen in het project waarvoor subsidie wordt aangevraagd een gemiddelde actuele WOZ-waarde hebben van ten hoogste € 250.000.

Artikel 22 Subsidiabele kosten realisatiefase

In aanvulling op artikel 9 komen voor subsidie als bedoeld in artikel 19, mede in aanmerking de kosten die noodzakelijk en adequaat zijn voor de realisatie van het project.

Artikel 23 Subsidiehoogte

  • 1.

    De hoogte van de subsidie, bedoeld in artikel 18, bedraagt 50% van de subsidiabele kosten, tot een maximum van € 75.000,--.

  • 2.

    De hoogte van de subsidie, bedoeld in artikel 19, bedraagt 10% van de subsidiabele kosten, tot een maximum van € 75.000,--.

  • 3.

    Indien toepassing van het eerste of tweede lid ertoe leidt dat de subsidie minder bedraagt dan € 2.500,-- wordt de subsidie niet verstrekt.

Paragraaf 4 Energiebesparende maatregelen voor huishoudens

Artikel 24 Subsidiabele activiteiten en prestatie

  • 1. Subsidie kan worden verstrekt voor een maatwerkadvies energiebesparing of energiebesparende maatregelen betreffende de woning.

  • 2. In afwijking van artikel 11, eerste lid, onderdeel a, van de Asv wordt de subsidie aangevraagd nadat de subsidiabele activiteiten zijn uitgevoerd.

  • 3. Subsidie als bedoeld in dit artikel wordt verstrekt in de vorm van een projectsubsidie.

  • 4. De activiteit, bedoeld in het eerste lid, leidt tot energiebesparing en terugdringing van CO2-uitstoot.

Artikel 25 Doelgroep

Subsidie als bedoeld in artikel 24 wordt uitsluitend verstrekt aan natuurlijke personen.

Artikel 26 Aanvraagvereisten

  • 1.

    Een aanvraag om subsidie wordt ingediend met een door Gedeputeerde Staten vastgesteld aanvraagformulier.

  • 2.

    Bij een aanvraag om subsidie worden in elk geval de volgende gegevens verstrekt:

    • a.

      een overzicht van de uitgevoerde energiebesparende maatregelen;

    • b.

      gespecificeerde facturen voor de subsidiabele kosten;

    • c.

      bewijs van betaling van de subsidiabele kosten;

    • d.

      afschrift van de huurovereenkomst en bewijs van een huurbetaling niet ouder dan twee maanden, in geval de subsidieaanvraag een huurwoning betreft;

    • e.

      bewijs van eigendom en beschikking WOZ-waarde ingeval de subsidieaanvraag een koopwoning betreft.

Artikel 27 Weigeringsgronden

In aanvulling op artikel 11 en 12 van de Asv wordt subsidie geweigerd:

  • a.

    voor zover voor dezelfde activiteit subsidie is of wordt verstrekt door de provincie of een ander  bestuursorgaan, tenzij voor de betreffende activiteit reeds subsidie is verstrekt op grond van deze regeling en met de nieuwe aanvraag de subsidiehoogte, bedoeld in artikel 30, eerste lid, niet wordt overschreden;

  • b.

    voor zover de subsidiabele activiteiten zijn uitgevoerd voor de datum van publicatie van deze  subsidieregeling;

  • c.

    als de subsidieaanvraag wordt gedaan later dan zes maanden na het uitvoeren van de activiteiten.

Artikel 28 Subsidievereisten

Om voor subsidie als bedoeld in artikel 24 in aanmerking te komen wordt voldaan aan de volgende vereisten:

  • a.

    de woning betreft een huurwoning met een maximale huurprijs van € 950 per maand; of

  • b.

    de woning betreft een koopwoning met een actuele WOZ-waarde van maximaal € 250.000;

  • c.

    de eigenaar of huurder bewoont de woning zelf;

  • d.

    indien voor de woning een maatwerkadvies energiebesparing is opgesteld, dient het advies te zijn opgesteld door een maatwerkadviseur.

Artikel 29 Subsidiabele kosten

Voor subsidie komen de volgende kosten in aanmerking, voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie:

  • a.

    de kosten van een maatwerkadvies energiebesparing;

  • b.

    de kosten van energiebesparende maatregelen aan de woning die rechtstreeks aan de energiebesparing bijdragen.

Artikel 30 Niet subsidiabele kosten

Kosten die in ieder geval niet voor subsidie in aanmerking komen zijn:

  • a.

    de bijkomende kosten voor afwerking, onderhoud en reparatie van zaken die nodig zijn om de energiebesparende maatregel uit te kunnen voeren;

  • b.

    kosten van zelf geïnvesteerde uren;

  • c.

    de kosten van huishoudelijke apparaten alsmede de kosten van materialen en overige apparatuur die geen onderdeel van de woning gaan uitmaken.

Artikel 31 Subsidiehoogte

  • 1.

    De hoogte van de subsidie bedoeld in artikel 24 bedraagt:

    • a.

      100% van de kosten voor het maatwerkadvies met een maximum van € 300 per woning;

    • b.

      75% van de kosten van uitvoering van de energiebesparende maatregelen met een maximum van € 3.000 per woning.

  • 2.

    Indien toepassing van het eerste lid ertoe leidt dat de subsidie minder bedraagt dan € 300 wordt de subsidie niet verstrekt.

Artikel 32 Plafond en rangschikking

Het bedrag dat beschikbaar is voor de te verstrekken subsidies, wordt over de aanvragers verdeeld overeenkomstig artikel 13.

Paragraaf 5 Slotbepalingen

Artikel 33 Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van de eerste dag na de datum van uitgifte van het Provinciaal blad waarin zij wordt geplaatst.

Artikel 34 Werkingsduur en overgangsrecht

  • 1.

    Deze regeling vervalt op 31 december 2021, met dien verstande dat de regeling van toepassing blijft op subsidies die voor die datum zijn aangevraagd.

  • 2.

    De Subsidieregeling lokale initiatieven energietransitie Zuid-Holland 2017 zoals deze luidde op 23 oktober 2019 blijft van toepassing op subsidies die op of voor die datum zijn aangevraagd.

Artikel 35 Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling lokale initiatieven energietransitie Zuid-Holland 2017.

Den Haag, 21 februari 2017

Gedeputeerde staten van Zuid-Holland

drs. J.H. de BAAS, secretaris

drs. J. SMIT, voorzitter

Toelichting subsidieregeling lokale energie-initiatieven 2017

Algemeen

1.1 Maatschappelijke opgave

De opgave voor het verminderen van de uitstoot van CO2 zoals afgesproken in Parijs is voor Zuid-Holland dusdanig groot dat er ingrijpende veranderingen nodig zijn. De omslag van een fossiele economie naar een circulaire economie is van grote betekenis voor Zuid-Holland. Daarom heeft de provincie de ‘Watt anders, Energieagenda 2016-2020-2050‘ opgesteld. Zuid-Holland stimuleert energiebesparing en het gebruik van hernieuwbare energiebronnen.

Zuid-Holland heeft de ambitie om in 2020 minimaal 9% van de verbruikte energie duurzaam op te wekken. In 2017 was dat circa 6%.

Deze grootschalige transitie heeft gevolgen voor alle inwoners van de provincie. De gemeenten beginnen met het loskoppelen van wijken van het aardgas. Daarnaast worden in de hele provincie de kansen op aardwarmte onderzocht. Ook worden op diverse plekken windturbines en zonnepanelen gebouwd.

Steeds meer burgers sluiten zich samen om energie op te wekken, te besparen of in te kopen. Deze initiatieven bestaan voor een groot deel uit vrijwilligers. Om hen te ondersteunen en daarmee te helpen aan een gelijk spelveld met de overheid en grote projectontwikkelaars, is deze subsidieregeling opgesteld. In de begroting 2017 is incidenteel een bedrag vrijgemaakt om kleinschalige, maatschappelijke energieprojecten te ondersteunen. Eind 2017 zijn extra middelen voor de regeling gereserveerd, met name om de verduurzaming van de gebouwde omgeving te versnellen.

1.2. Doelgroep: Lokale energie-initiatieven

De provincie hecht belang aan de ontwikkeling en realisatie van lokale energieprojecten waarbij inwoners van de provincie betrokken zijn. Een van de strategieën uit de Energie-agenda: ‘Samen aan de slag’ benoemt dit belang en onderstreept de ondersteunende rol van de provincie.

In de praktijk blijkt ondanks een potentieel sluitende business case het realiserend vermogen van lokale energie-initiatieven vaak onvoldoende. Soms is een gebrek aan beschikbare risicodragende middelen in combinatie met onvoldoende tijd en professionele ontwikkelcapaciteit de bottleneck. Daarom richt de provincie de regeling op professionele ondersteuning bij de ontwikkelfase (inclusief de voorbereiding van projecten). Daarnaast blijkt dat initiatieven die projecten realiseren, niet volledig kunnen bestaan uit vrijwilligers. Daarom is ook subsidie beschikbaar voor de arbeid die de initiatiefnemers zelf verrichten tijdens de voorbereiding van projecten. Om initiatieven zonder winstoogmerk extra te ondersteunen, is voor hen ook voor een deel van de investeringssubsidie beschikbaar.

Veel initiatieven zijn bezig met duurzame warmte. Dat sluit goed aan bij de plannen van de minister om versneld te stoppen met verwarmen met aardgas. Bij deze warmte-initiatieven is vaak ondersteuning nodig in de realisatiefase. De investeringskosten zijn hoog terwijl de technische ontwikkelingen en mogelijkheden minder ver ontwikkeld zijn. Daardoor is vaker sprake is van marktfalen. Juist daar kan het subsidiëren stimulerend werken.

1.4 Scope en dekking subsidieregeling

De scope van de regeling is breed en richt zich op zowel energiebesparing door bijvoorbeeld isolatie als duurzame opwekking van energie of warmte en het gebruik van restwarmte.

Lokale energie-initiatieven

De middelen worden ingezet daar waar ze verschil maken in het kader van draagvlak en realisatie van duurzame energiecapaciteit. Met deze subsidieregeling wordt beoogd de professionaliteit van lokale energie initiatieven te versterken waardoor zij meer projecten realiseren.

Lokale warmteprojecten

Daarbij voorziet de regeling ook in de (co)financiering voor de onrendabele investeringskosten bij warmteprojecten. Momenteel zien we dat deze projecten stagneren doordat de kosten om woningen / gebouwen aan te sluiten op een warmtenet hoger zijn dan op een traditionele gasleiding. Het gaat om investeringskosten die op termijn niet of nauwelijks kunnen worden terugverdiend. De subsidieregeling leidt tot realisatie van warmteprojecten die anders niet of mogelijk pas later van de grond zouden komen. Ook het gasloos maken van bestaande bouw of nieuwbouwprojecten kent vaak een onrendabel deel. Ook daarvoor kan subsidie worden verleend.

Daarmee bereiken we dat er minder nieuwe gasaansluitingen bij komen of vervangen worden. Dit sluit aan op onze ambitie uit de Energie-agenda om in 2035 de gebouwde omgeving van gas ‘los’ te hebben. Ook het in 2017 aangetreden kabinet pleit nadrukkelijk voor versnelde verduurzaming van de gebouwde omgeving.

Ten aanzien van de te subsidiëren warmte-initiatieven in de realisatiefase, zijn dit de activiteiten die nodig zijn om uiteindelijk een lokaal warmtenetwerk te kunnen realiseren en/of uit te breiden. Er doet zich een ‘natuurlijk moment’ voor (zoals bij renovatie, nieuwbouw of vervanging ketel) om de keuze te maken om van het gas af te gaan en te kiezen voor een collectieve warmtevoorziening. Op dat moment zijn er vaak nog onvoldoende mogelijkheden voor het verkrijgen van een SDE+-subsidie of andere subsidies, waardoor er geen haalbare business case kan ontstaan. De subsidieregeling voorziet in de extra (onrendabele) investeringskosten die nodig zijn om woningen en gebouwen op duurzame warmte aan te sluiten. Het gaat om investeringskosten die op termijn niet of nauwelijks worden terugverdiend. De aanleg van warmte-infrastructuur zelf valt niet binnen deze regeling.

Specifiek voor verenigingen en woningbouwcoöperaties is de mogelijkheid geopend voor subsidie in de totale (investerings)kosten van het project (10%).

Artikelsgewijze toelichting.

Artikel 2 Subsidiabele activiteiten en prestatie, voorbereidingsfase

In de praktijk blijkt het realiserend vermogen van gezamenlijke projecten vaak onvoldoende. Reden zijn gelegen in tekort aan risicodragende middelen in combinatie met onvoldoende professionele ontwikkelcapaciteit en tijd van vrijwilligers. Daarom wordt subsidie volgens dit artikel verleend voor planontwikkeling en projectvoorbereiding. Dat stelt de initiatiefnemers in staat om een project op een meer professionele manier te initiëren en voor te bereiden. De kans dat het initiatief ook daadwerkelijk tot uitvoering komt wordt daarmee vergroot.

Artikel 3 Subsidiabele activiteiten en prestatie, realisatiefase

Ook tijdens de realisatie van een project worden kosten gemaakt die in aanmerking kunnen komen voor subsidie. De fases zijn niet altijd streng van elkaar te scheiden. Om toepasbaarheid van deze subsidie te vergroten, is ervoor gekozen om de subsidiemogelijkheid uit te breiden tot aan de oplevering van het project. Ook dan is de subsidie gericht op het professionaliseren van het initiatief en het vergroten van de slagingskans maar tegelijkertijd op meer gerealiseerde projecten..

Artikel 4 Doelgroep

Een lokaal energie-initiatief betreft altijd meerdere partijen (bewoners, bedrijven en/of organisaties) die gezamenlijk een project realiseren. De aanvrager mag echter zelf geen natuurlijk persoon zijn, ook overheden kunnen geen subsidie aanvragen .

Artikel 5 Aanvraagvereisten

Naast de gebruikelijke vereisten o.g.v. de Asv worden hier enkele aanvullende eisen gesteld voor een aanvraag. De extra eisen zijn nodig om te kunnen beoordelen of een aanvraag past binnen de doelstellingen van de regeling: versnellen van de noodzakelijke Energietransitie en verwezenlijken van de doelstellingen zoals opgenomen in de Energieagenda 2016-2020-2050.

Artikel 6 Extra aanvraagvereisten voor realisatiefase

In de realisatiefase is het verkrijgen van financiering door leden of bijvoorbeeld een bank een realistische optie. Om desondanks voor subsidie in aanmerking te komen, moet aannemelijk worden gemaakt dat er een onrendabele top is. Dat gebeurt door middel van de in het artikel genoemde stukken.

Artikel 7 Weigeringsgronden

Stapeling van subsidies van de provincie is niet gewenst. Dit wordt geregeld in het eerste lid.

Het tweede lid is bedoeld om te voorkomen dat subsidie wordt toegekend in situaties waarin de voorbereidings- of ontwikkelkosten onevenredig hoog zijn in relatie tot de verwachte omvang van het totale project.

Het derde lid regelt dat in beginsel een subsidie voor de start van activiteiten moet worden aangevraagd.

Artikel 8 Subsidievereisten

In dit artikel worden de eisen uiteengezet, waar een project aan moet voldoen.

Artikel 9 Subsidiabele kosten voorbereidingsfase / Artikel 10 Subsidiabele kosten realisatiefase

Het gaat om een laagdrempelige regeling. Daarom worden geen bijzondere eisen gesteld aan de subsidiabele kosten. Belangrijk is wel dat kosten doelmatig en reëel zijn. De kostensoorten in artikel 9 zijn voorbeelden, artikel 10 betreft een limitatieve opsomming.

Artikel 12 Subsidiehoogte

Inzet van eigen middelen en tijd van de initiatiefnemers is essentieel. Dat vergroot ook het draagvlak voor een initiatief en de kans van slagen. De hoogte van de subsidie is daarom gefixeerd op 50% van de subsidiabele kosten.

De subsidie bedraagt maximaal € 75.000,--. Uit oogpunt van proportionaliteit van de administratieve lasten voor zowel aanvragers als de provincie blijven subsidies lager dan € 2.500,-- buiten toepassing.

Artikel 14 Verplichtingen van de subsidieontvanger

Doel van de regeling is onder meer versnelling van de energietransitie. Daarom wordt onder a. geregeld dat initiatieven ook daadwerkelijk snel moeten worden opgepakt als eenmaal subsidie is verleend. De uiterste termijn waarbinnen de activiteiten moeten zijn afgerond is geregeld onder c. De daadwerkelijke termijn wordt nader bepaald bij de subsidieverlening.

Om het maatschappelijke aspect te benadrukken wordt van initiatiefnemers gevraagd om hun project actief met anderen te delen. Bij de subsidietoekenning zal worden aangegeven hoe dit vorm kan krijgen. Een van de mogelijkheden is dat opzet en resultaten van projecten breed worden gedeeld door plaatsing op de provinciale website of bijv. de website ‘www.hieropgewekt.nl’.

Artikel 15 Prestatieverantwoording

Bij de grotere subsidies wordt standaard door de aanvrager gerapporteerd over hoe de activiteiten zijn uitgevoerd. Bij de subsidieverlening wordt dit verder uitgewerkt, toegespitst op de specifieke omstandigheden van het project.

Artikel 16 Bevoorschotting en betaling

Dit artikel regelt de betaling van de subsidie en het vooruitlopend daarop geven van een voorschot.

Artikel 17

Om de reikwijdte van de regeling te vergroten, is gekozen voor een aparte paragraaf voor woningbouwcoöperaties en verenigingen. Beide doelgroepen zijn belangrijke partijen in het verduurzamen van de gebouwde omgeving, die te maken met hebben met leden of bewoners, die niet vanzelfsprekend kunnen profiteren van de kansen die de energietransitie biedt. Doordat zij per definitie al meerdere bewoners of leden hebben, is samenwerking met twee andere partijen niet nodig om maatschappelijke verbondenheid aan te tonen.

Artikel 18 Subsidiabele activiteiten en prestatie, voorbereidingsfase / Artikel 19 Subsidiabele activiteiten en prestatie, realisatiefase

Subsidie wordt in deze paragraaf verleend voor het opstellen van plannen en uitvoeren van onderzoeken om de (gebouwen van de) woningbouwcoöperatie of de vereniging te verduurzamen. Ook kan projectbegeleiding worden ingehuurd, en opdracht gegeven worden voor onder andere technische onderzoeken.

Artikel 21 Subsidiabele kosten realisatiefase

In de realisatiefase van het project komen álle noodzakelijke kosten voor subsidie in aanmerking.

Artikel 22 Subsidiehoogte

Tijdens de voorbereiding geldt dat max 50% van de subsidiabele kosten kunnen worden gesubsidieerd. Voor de realisatiefase geldt een subsidiemogelijkheid van 10% van álle noodzakelijke kosten (inclusief bijv. de daadwerkelijke bouwkosten, aanlegkosten etc).

Ook hier blijven uit oogpunt van proportionaliteit van de administratieve lasten voor zowel aanvragers als de provincie blijven subsidies lager dan € 2.500,-- buiten toepassing

In dit artikel wordt de inwerkingtreding geregeld. Publicatie in het Provinciaal blad vindt plaats na vaststelling van het subsidieplafond door Provinciale Staten.

Artikel 23 inwerkingtreding

In dit artikel wordt de inwerkingtreding geregeld.

Artikel 24 werkingsduur en overgangsrecht

De regeling geldt tot eind 2021.

Artikel II

De Subsidieregeling lokale initiatieven energietransitie Zuid-Holland 2017 zoals deze luidde op de dag voorafgaande aan de dag van inwerkingtreding van deze regeling, blijft van toepassing op subsidies die voor de datum van inwerkingtreding van deze regeling zijn aangevraagd.

Artikel III

Dit wijzigingsbesluit treedt in werking met ingang van de eerste dag na de datum van uitgifte van het Provinciaal blad waarin dit besluit wordt geplaatst.

Den Haag, 13 maart 2018

Gedeputeerde staten van Zuid-Holland

drs. J.H. de BAAS, secretaris

drs. J. SMIT, voorzitter

Toelichting: Besluit van gedeputeerde staten van 5 januari 2021 PZH-2020-760324100 tot wijziging van de Subsidieregeling lokale initiatieven energietransitie Zuid-Holland 2017

Om in de huidige vorm voor subsidie voor paragraaf 3, artikel 19, in aanmerking te komen moet voldaan worden aan de vereiste dat de appartementen van de VvE in het project waarvoor subsidie wordt aangevraagd een gemiddelde actuele WOZ-waarde hebben van ten hoogste € 200.000,-. Met deze wijziging is de gemaximaliseerde WOZ waarde van € 200.000,- verhoogd naar € 250.000,- voor paragraaf 3. De huizenprijzen stijgen ieder kwartaal met een enkel procentpunt. De huizenprijzen zijn sinds het derde kwartaal van 2019, tevens het moment van vaststellen dat de regeling is opengesteld voor VvE’s en particulieren, tot nu met gemiddeld 8,3% gestegen in Zuid-Holland volgens het CBS (https://www.cbs.nl/nl-nl/visualisaties/huizenmarkt-in-beeld). Dit betekent dat een deel van de doelgroep niet meer ondersteund kan worden omdat hun woningen meer waard zijn geworden. Deze stijging is echter niet direct te wijten aan de verbetering van de woningen op het gebied van isolatie en verduurzaming, maar komt deels door de stijgende inflatie.

Om voor subsidie als bedoeld in paragraaf 4 in aanmerking te komen moesten worden voldaan aan de volgende vereisten: de woning betreft een huurwoning met een maximale huurprijs van € 900,- per maand; of de woning betreft een koopwoning met een actuele WOZ-waarde van maximaal € 200.000,-. Particulieren die energiemaatregelen willen uitvoeren in hun huur- of koopwoning kunnen 75% van de investering gesubsidieerd krijgen tot € 3.000,- of 100% gesubsidieerd krijgen van een maatwerkadvies tot € 300,-. Gezien de stijging van de huizenprijzen van 8,3% is met deze wijziging de gemaximaliseerde WOZ waarde van € 200.000,- verhoogd naar € 250.000,-. Daarnaast is de maximale, gevraagde huurprijs te verhoogd van € 900,- naar € 950,- voor aanvragers van paragraaf 4. Gemiddeld genomen zijn de huurprijzen Zuid-Holland met 3,2% gestegen op 1 juli 2020 ten opzichte van 1 juli 2019 (https://www.cbs.nl/nl-nl/nieuws/2020/37/grootste-huurstijging-in-zes-jaar).