Boeteverordening Wet inburgering nieuwkomers

1. In deze verordening wordt verstaan onder:

• a.

  Wet: de Wet inburgering nieuwkomers (Win);

• b.

  WWB: de Wet werk en bijstand;

• c.

  college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente;

• d.

  bijstandsnorm: de bijstandsnorm bedoeld in artikel 5, onderdeel c, van de WWB;

• e.

  boete: de bestuurlijke boete als bedoeld in artikel 18, eerste lid, van de wet;

• f.

  afstemming: het verlagen van de bijstand op grond van artikel 18, eerste en tweede lid, van de WWB;

• g.

  verplichting(en): alle onderdelen van de inburgeringsplicht.

2. De begripsbepalingen van de wet zijn op deze verordening van toepassing, tenzij daarvan uitdrukkelijk wordt afgeweken.

1. Bij het opleggen van een boete wordt deze verordening in acht genomen, onverminderd het bepaalde in artikel 18, tweede en vierde lid van de wet.

2. Als elke vorm van verwijtbaarheid ontbreekt wordt geen boete opgelegd.

1. Indien de verplichting niet of onvoldoende is nagekomen en voor zover dit niet heeft geleid tot het geen doorgang vinden of tot voortijdige beëindiging van het traject bedraagt de boete gedurende een maand 20% van de bijstandsnorm die voor de nieuwkomer geldt of zou gelden als hij belanghebbende in de zin van de WWB zou zijn.

2. Indien de verplichting niet of onvoldoende is nagekomen en dit heeft geleid tot het geen doorgang vinden of tot voortijdige beëindiging van het traject bedraagt de boete gedurende een maand 100% van de bijstandsnorm die voor de nieuwkomer geldt of zou gelden als hij belanghebbende in de zin van de WWB zou zijn.

1. Bij herhaling van de gedraging als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van deze verordening en artikel 18, eerste lid, van de wet, binnen twaalf maanden nadat aan de nieuwkomer terzake van die gedraging een boete is opgelegd, bedraagt de boete 20% gedurende twee maanden van de in artikel 3, eerste lid, bedoelde bijstandsnorm.

2. Bij herhaling van de gedraging als bedoeld in artikel 3, tweede lid, van deze verordening en artikel 18, eerste lid, van de wet, binnen twaalf maanden nadat aan de nieuwkomer terzake van die gedraging een boete is opgelegd, bedraagt de boete 100% gedurende twee maanden van de in artikel 3, tweede lid, bedoelde bijstandsnorm.

3. Het college kan bij een derde en volgende verwijtbare gedraging als bedoeld in artikel 18, eerste lid, van de wet, binnen twaalf maanden nadat de nieuwkomer terzake van die gedraging een boete is opgelegd de boete voor onbepaalde duur opleggen.

1. In gevallen waarin deze verordening niet voorziet, beslist het college.

2. Het college kan afwijken van de bepalingen van deze verordening, indien toepassing daarvan leidt tot onbillijkheden van overwegende aard.