Erfgoedverordening Heemstede 2017

Geldend van 12-04-2017 t/m heden

Intitulé

Erfgoedverordening Heemstede 2017

De raad van de gemeente Heemstede;

Gelezen het voorstel van het college 21 februari 2017;

Gelet op artikel 149 van de Gemeentewet;

Besluit vast te stellen de volgende verordening:

Erfgoedverordening Heemstede 2017

HOOFDSTUK 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

  • - archeologische waardenkaart: topografische kaart van Heemstede, waarop de gebieden zijn aangegeven waar sprake is van archeologische monumenten en archeologische verwachtingsgebieden.

  • - college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Heemstede.

  • - beschermd gemeentelijk monument: onroerende zaak die overeenkomstig de bepalingen van deze verordening als gemeentelijk monument is aangewezen.

  • - beschermd rijksmonument: monument of archeologisch monument dat is ingeschreven in het rijksmonumentenregister.

  • - gemeentelijk erfgoedregister: de lijst waarop zijn geregistreerd de overeenkomstig deze verordening als gemeentelijk monument aangewezen zaken en de door het rijk aangewezen rijksmonumenten.

  • - monumentencommissie: de monumentenadviescommissie van de Stichting MOOI Noord-Holland.

Artikel 2 Het gebruik van het monument

Bij de toepassing van deze verordening wordt rekening gehouden met het gebruik van het monument.

Artikel 3 Gemeentelijk erfgoedregister

  • 1. Het college houdt een door eenieder te raadplegen gemeentelijk register bij van krachtens deze verordening onherroepelijk aangewezen cultureel onroerend erfgoed.

  • 2. Het gemeentelijk erfgoedregister bevat:

    • a.

      gegevens over de inschrijving en ter identificatie van het aangewezen gemeentelijk cultureel erfgoed;

    • b.

      gegevens over door het college van de minister ontvangen afschriften van de inschrijving van een rijksmonument in het rijksmonumentenregister als bedoeld in artikel 3.3, vijfde lid, van de Erfgoedwet.

HOOFDSTUK 2 Aanwijzing gemeentelijke monumenten

Artikel 4 De aanwijzing tot gemeentelijk monument

  • 1. Het college kan, al dan niet op aanvraag van een belanghebbende, een onroerende zaak aanwijzen als gemeentelijk monument.

  • 2. Een aanvraag van een belanghebbende dient in ieder geval te omvatten: een beschrijving van de onroerende zaak en een onderbouwing van de criteria zoals genoemd het eerste lid van artikel 5.

  • 3. Voordat het college over de aanwijzing een besluit nemen, vraagt zij advies aan de monumentencommissie over de criteria genoemd in het eerste lid van artikel 5.

  • 4. Het vragen van advies aan de monumentencommissie kan achterwege blijven, indien:

    • a.

      sprake is van een spoedeisend geval;

    • b.

      het college van mening is dat niet wordt voldaan aan de criteria van het tweede lid van artikel 5.

  • 5. Een voornemen om toepassing te geven aan het eerste lid van dit artikel wordt door het college schriftelijk bekendgemaakt aan alle zakelijk gerechtigden op de onroerende zaak die vermeld staan in de openbare registers, bedoeld in artikel 8, eerste lid, van de Kadasterwet.

  • 6. Voordat het college een onroerende zaak met een religieuze bestemming dat uitsluitend of in overwegend deel wordt gebruikt voor de uitoefening van de eredienst, als gemeentelijk monument aanwijst, voert zij overleg met de eigenaar.

  • 7. Dit artikel is niet van toepassing op onroerende zaken met de status:

    • a.

      rijksmonument of

    • b.

      provinciale monument.

Artikel 5 Toetsingscriteria

  • 1. Voor een aanwijzing als gemeentelijk monument komen onroerende zaken in aanmerking, die volledig of vrijwel volledig voldoen aan de volgende criteria:

    • a.

      de zaak heeft cultuurhistorische waarde;

    • b.

      de zaak heeft stedenbouwkundige waarde;

    • c.

      de zaak heeft architectuurhistorische waarde.

  • 2. Teneinde voor aanwijzing als gemeentelijk monument in aanmerking te kunnen komen dient in ieder geval:

    • a.

      het casco van een object in een relatief goede staat te verkeren;

    • b.

      de oorspronkelijke vorm of aanleg in de hoofdopzet nog aanwezig te zijn, tenzij sprake is van een belangwekkende historisch gegroeide situatie;

    • c.

      de onroerende zaak een zekere zeldzaamheidswaarde te hebben.

  • 3. Teneinde voor aanwijzing als gemeentelijk monument in aanmerking te kunnen komen, dient de onroerende zaak niet reeds eerder door het college wegens het ontbreken van voldoende cultuurhistorische en/of stedenbouwkundige en/of architectuurhistorische waarden te zijn afgewezen als gemeentelijk monument.

Artikel 6 Termijn advies en aanwijzingsbesluit

  • 1.

    De monumentencommissie geeft binnen 12 weken na ontvangst van de adviesaanvraag schriftelijk een gemotiveerd advies aan het college.

  • 2.

    Het college beslist binnen 14 weken na ontvangst van het advies van de monumentencommissie, maar in ieder geval binnen 26 weken na ontvangst van een volledige adviesaanvraag.

  • 3.

    Het college kan besluiten de in het tweede lid genoemde beslistermijn te verlengen met uiterlijk 14 weken. Her college stelt de aanvrager daarvan binnen de in het tweede lid genoemde termijn van 26 weken in kennis.

Artikel 7 Bekendmaking en inhoud aanwijzingsbesluit

  • 1.

    De aanwijzing bevat in ieder geval de plaatselijke aanduiding van het gemeentelijke monument, de datum van aanwijzing, de kadastrale aanduiding en de (redengevende) beschrijving van het monument.

  • 2.

    De aanwijzing als beschermd monument wordt schriftelijk bekendgemaakt aan alle zakelijke gerechtigden op de onroerende zaak die vermeld staan in de openbare registers bedoeld in artikel 8, eerste lid van de Kadasterwet.

Artikel 8 Wijzigen van de aanwijzing

  • 1.

    Het college kan de aanwijzing tot gemeentelijk monument ambtshalve of op aanvraag van een belanghebbende wijzigen.

  • 2.

    Artikel 4, derde, vierde en zesde lid, alsmede artikel 6 zijn van overeenkomstige toepassing op de wijziging.

  • 3.

    Indien de wijziging naar het oordeel van het college van ondergeschikte betekenis is, blijft overeenkomstige toepassing van artikel 4, derde, vierde en zesde lid, alsmede artikel 6 achterwege.

  • 4.

    De inhoud en de datum van de wijziging worden op het gemeentelijk erfgoedregister aangetekend.

Artikel 9 Intrekken van de aanwijzing

  • 1.

    Het college kan de aanwijzing tot gemeentelijk monument intrekken.

  • 2.

    Artikel 4, derde, vierde en zesde lid, zijn van overeenkomstige toepassing op de intrekking.

  • 3.

    Een aanwijzing tot gemeentelijk monument vervalt met ingang van de dag waarop het monument waarop de aanwijzing betrekking heeft is ingeschreven in het rijksmonumentenregister of een provinciaal erfgoedregister als bedoeld in artikel 3.17, derde lid van de Erfgoedwet.

  • 4.

    De intrekking wordt op het gemeentelijk erfgoedregister aangetekend.

Hoofdstuk 3 Bescherming gemeentelijk monument

Artikel 10 Verplichtingen na aanwijzing gemeentelijk monument

  • 1. Het is verboden een beschermd gemeentelijk monument te beschadigen of te vernielen.

  • 2. Het is verboden zonder omgevingsvergunning van het college of in strijd met bij zodanige vergunning gestelde voorschriften:

    • a.

      een gemeentelijk monument af te breken, te verstoren, te verplaatsen of in enig opzicht te wijzigen;

    • b.

      een gemeentelijk monument te herstellen, te gebruiken of te laten gebruiken op een dusdanige wijze, dat het wordt ontsierd of in gevaar gebracht.

  • 3. Het verbod en de vergunningplicht, als bedoeld in het tweede lid, gelden niet indien het college nadere regels stelt met betrekking tot de wijze waarop werkzaamheden dienen te worden uitgevoerd.

  • 4. Het college verleent met betrekking tot een monument met een religieuze bestemming geen vergunning als bedoeld in het tweede lid van dit artikel, dan in overeenstemming met de eigenaar indien en voor zover het een vergunning betreft, waarbij wezenlijke belangen van de godsdienstuitoefening in het monument in het geding zijn.

Artikel 11 Weigeringsgronden

  • 1. De vergunning kan slechts worden verleend indien het belang van de monumentenzorg zich niet verzet. Bij de beslissing houdt het college rekening met het gebruik van het monument.

  • 2. Een omgevingsvergunning voor een kerkelijk monument wordt niet verleend zonder overeenstemming met de eigenaar.

Artikel 12 Intrekken omgevingsvergunning

De omgevingsvergunning bedoeld in artikel 10, tweede lid, kan door het college worden ingetrokken ingeval:

  • a.

    blijkt dat de vergunning ten gevolge van een onjuiste of onvolledige opgave is verleend;

  • b.

    blijkt dat de vergunninghouder de voorschriften als bedoeld in artikel 10, tweede lid, niet naleeft;

  • c.

    de omstandigheden aan de kant van de vergunninghouder zich zodanig hebben gewijzigd, dat het belang van het monument zwaarder dient te wegen.

Hoofdstuk 4 Bescherming rijksmonumenten

Artikel 13 Vergunning voor beschermd rijksmonument

  • 1. Het college zendt onmiddellijk een afschrift van de aanvraag om omgevingsvergunning voor een beschermd rijksmonument als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder f, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht aan de monumentencommissie

  • 2. De monumentencommissie adviseert schriftelijk over de aanvraag binnen 12 weken na de datum van verzending van het afschrift.

  • 3. Het college beslist binnen 26 weken na indiening van de aanvraag om vergunning voor een beschermd rijksmonument.

  • 4. Het college kan de in het derde lid genoemde termijn eenmalig verlengen met 6 weken, mits de aanvrager daarvan binnen de in het tweede lid genoemde termijn van 26 weken in kennis wordt gesteld.

Hoofdstuk 5 Vangnet archeologie

Artikel 14

  • 1. Het is verboden de bodem te verstoren in een archeologisch monument of een gebied waar archeologische vondsten worden verwacht als in het daar vigerende bestemmingsplan niet is voldaan aan artikel 3.1.6, vijfde lid, van het Besluit ruimtelijke ordening, tenzij:

    • a.

      voor de activiteit een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.12, eerste of tweede lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is verleend;

    • b.

      het de verstoring betreft van een archeologisch monument of verwachtingsgebied dat is aangegeven op de archeologische waardenkaart en het verrichten van de activiteiten geen strijd oplevert met door het college vastgestelde regels over de toegestane mate van verstoring;

    • c.

      de activiteit plaatsvindt op basis van een deugdelijke beschrijving van de wijze waarop de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten rekening wordt gehouden en onevenredige schade voor archeologische waarden wordt voorkomen, of

    • d.

      met een vooronderzoek is aangetoond dat er geen archeologische waarden aanwezig zijn.

  • 2. Het college kan nadere regels stellen over het verrichten van archeologisch onderzoek.

Hoofdstuk 6 Handhaving en toezicht

Artikel 15 Strafbepaling

Degene, die handelt in strijd met artikel 10, eerste of derde lid, wordt gestraft met een geldboete van de tweede categorie of een hechtenis van ten hoogste drie maanden.

Artikel 16 Opsporingsbevoegdheid

De opsporing van de in artikel 10 strafbaar gestelde feiten is, naast de in artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering genoemde opsporingsambtenaren, opgedragen aan hen die door het college met de zorg voor de naleving van deze verordening zijn belast, ieder voor zover het de feiten betreft die in de aanwijzing zijn vermeld.

Artikel 17 Binnentreden

Zo dikwijls de zorg voor de naleving van deze verordening dit vereist, wordt hierbij de bevoegdheid verstrekt al dan niet besloten ruimten en plaatsen - met uitzondering van woningen en andere plaatsen die zijn uitgezonderd in de Algemene wet op het binnentreden - desnoods tegen de wil van de rechthebbende of gebruiker, te betreden, aan hen die en voor zover zij door het college belast zijn met het toezicht op de naleving van deze verordening.

Hoofdstuk 7 Slotbepalingen

Artikel 18 Intrekking oude verordening

De Erfgoedverordening Heemstede, vastgesteld bij raadsbesluit van 27 januari 2011, wordt ingetrokken.

Artikel 19 Onvoorziene gevallen en hardheidsclausule

  • 1. In alle gevallen waarin deze verordening niet of onvoldoende voorziet, beslist het college.

  • 2. In bijzondere gevallen bij onbillijkheden van overwegende aard kan het college afwijken van de bepalingen van deze verordening.

Artikel 20 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking.

Artikel 21 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Erfgoedverordening Heemstede 2017.

Ondertekening

Vastgesteld bij raadsbesluit van 30 maart 2017.

Bijlage Toelichting op de Erfgoedverordening Heemstede 2017

Toelichting op de Erfgoedverordening Heemstede 2017