Gemeenschappelijke regeling Omgevingsdienst IJmond

Geldend van 01-05-2017 t/m heden

Intitulé

Gemeenschappelijke regeling Omgevingsdienst IJmond

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begrippen

In deze gemeenschappelijke regeling en de daarop berustende besluiten wordt verstaan onder:

  • a.

    basistakenpakket: het basistakenpakket voor omgevingsdiensten, versie 2.3 van 25 mei 2011, behorende bij de ‘package deal’, gesloten door het Rijk, het Interprovinciaal Overleg (IPO) en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) in 2009;

  • b.

    belang van het bereiken en in stand houden van een veilige en gezonde fysieke leefomgeving en een goede omgevingskwaliteit: zorg voor milieu, bodem, lucht, water(systemen), bouwwerken, infrastructuur, landschappen en natuur in ruime zin waarbij in samenspel met andere beleidsterreinen van de deelnemers aan duurzame ontwikkeling vorm wordt gegeven;

  • c.

    colleges: de colleges van burgemeester en wethouders van de deelnemende gemeenten onderscheidenlijk het college van gedeputeerde staten van Noord-Holland;

  • d.

    deelnemer (s): de aan deze gemeenschappelijke regeling deelnemende bestuursorganen van de gemeenten, te weten Beemster, Beverwijk, Bloemendaal, Edam-Volendam, Haarlem, Heemskerk, Heemstede, Landsmeer, Oostzaan, Purmerend, Uitgeest, Velsen, Waterland, Wormerland en Zandvoort en van provincie Noord-Holland;

  • e.

    dienst: het openbaar lichaam als bedoeld in artikel 2;

  • f.

    dienstverleningsovereenkomst: de opdrachtovereenkomst die een deelnemer of derde partij met de dienst kan sluiten over door de dienst voor een deelnemer of derde partij uit te voeren taken en de voorwaarden waaronder die uitvoering plaatsvindt, daaronder mede begrepen de financiële voorwaarden;

  • g.

    gedeputeerde staten: gedeputeerde staten van provincie Noord-Holland;

  • h.

    provincie: provincie Noord-Holland;

  • i.

    milieutakenpakket: adviserende, ondersteunende en uitvoerende werkzaamheden op het gebied van het milieu, waaronder alle vergunningverlenende, toezichthoudende en handhavingstaken in het kader van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) en de Wet milieubeheer en daaruit voortvloeiende regelgeving en taken en advisering op het gebied van klimaat, duurzaamheid, lucht, geluid, externe veiligheid, bodem, water en RO.

  • j.

    plustaken: taken op het gebied van de Wabo en/of de Drank- en Horecawet en/of de algemene plaatselijke verordening en/of andere taken die een relatie hebben met de fysieke leefomgeving.

  • k.

    regeling: deze gemeenschappelijke regeling;

  • l.

    samenwerkingsgebied: het gezamenlijk grondgebied van de deelnemers aan deze regeling;

  • m.

    uitvoering: het anders dan via algemeen verbindende voorschriften effectueren van genomen besluiten;

n. Wgr: Wet gemeenschappelijke regelingen

Artikel 2 Openbaar lichaam

  • 1. Er is een openbaar lichaam, genaamd “Omgevingsdienst IJmond”.

  • 2. Het openbaar lichaam is rechtspersoon en gevestigd te Beverwijk

  • 3. Het openbaar lichaam is primair ingesteld in het belang van het bereiken en in stand houden van een veilige en gezonde fysieke leefomgeving en een goede omgevingskwaliteit in het samenwerkingsgebied.

Hoofdstuk 2 Inrichting, samenstelling en werkwijze van het bestuur

Artikel 3 Bestuur van dienst

Het bestuur van de dienst bestaat uit het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur en de voorzitter.

Artikel 4 Samenstelling

  • 1. Het algemeen bestuur bestaat uit zestien leden.

  • 2. De colleges wijzen ieder uit hun midden één lid van het algemeen bestuur aan

  • 3. De colleges wijzen ieder uit hun midden één plaatsvervangend lid van het algemeen bestuur aan. Het plaatsvervangend lid vervangt het lid, bedoeld in lid 1, bij afwezigheid

  • 4. Het in deze regeling ten aanzien van leden van het algemeen bestuur bepaalde is van overeenkomstige toepassing op de plaatsvervangende leden

Artikel 5 Zittingperiode en beeindiging lidmaatschap

  • 1. De leden van het algemeen bestuur worden aangewezen voor een periode gelijk aan de periode waarvoor het college wordt benoemd. Het lidmaatschap van het algemeen bestuur eindigt op de dag waarop de zittingsperiode van het betreffende college afloopt

  • 2. Hij die ophoudt collegelid te zijn, houdt daarmee tevens op lid van het algemeen bestuur te zijn

  • 3. Het aanwijzen van een lid ter vervulling van een plaats die door ontslag, overlijden of om een andere reden openvalt, vindt plaats binnen twee maanden na dit openvallen

  • 4. Een plaatsvervangend lid treedt af op het tijdstip waarop degene in wiens plaats hij is benoemd, zou hebben moeten aftreden

  • 5. De colleges kunnen ieder het door hen in het algemeen bestuur aangewezen lid te allen tijde ontslaan wanneer dit lid het vertrouwen van het betreffende college niet langer bezit. Artikel 50 van de Gemeentewet onderscheidenlijk artikel 50 van de Provinciewet is van overeenkomstige toepassing. Op het ontslagbesluit zijn artikel 4:8 en 7:1 van de Algemene wet bestuursrecht niet van toepassing.

  • 6. De leden van het algemeen bestuur kunnen te allen tijde ontslag nemen. Van dit ontslag stellen zij de voorzitter van het algemeen bestuur alsmede de raad die onderscheidenlijk het college dat hen heeft benoemd, schriftelijk op de hoogte. Leden van het algemeen bestuur die ontslag hebben genomen, behouden hun lidmaatschap totdat in hun opvolging is voorzien

  • 7. Het lidmaatschap van het algemeen bestuur eindigt tevens op het moment van uittreding uit de regeling van de deelnemer die het lid vertegenwoordigt

Artikel 6 Imcompatibiliteit

Het lidmaatschap van het algemeen bestuur is onverenigbaar met de betrekking van ambtenaar door of vanwege het bestuur van een deelnemer dan wel door of vanwege het bestuur van de dienst aangesteld of daaraan ondergeschikt. Met ambtenaar worden voor de toepassing van dit artikel gelijkgesteld zij die op arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht werkzaam zijn voor een deelnemer of de dienst.

Artikel 7 Orde

  • 1. Het algemeen bestuur stelt voor zijn vergaderingen en andere werkzaamheden een reglement van orde vast

  • 2. Het algemeen bestuur vergadert tenminste viermaal per jaar

  • 3. De vergaderingen van het algemeen bestuur zijn openbaar

  • 4. De deuren worden gesloten wanneer een vijfde gedeelte der aanwezige leden daarom verzoeken of de voorzitter het nodig oordeelt. Het algemeen bestuur beslist vervolgens of met gesloten deuren zal worden vergaderd

  • 5. In een besloten vergadering kan niet worden beraadslaagd of worden besloten over:

    • a.

      de vaststelling van de begroting en de jaarrekening;

    • b.

      het toetreden tot en het uittreden uit de regeling;

    c. het wijzigen en beëindigen van de regeling.

Artikel 8 Stemrecht

  • 1. In geval van stemming heeft ieder van de leden van het algemeen bestuur één stem.

  • 2. Voor het nemen van een besluit geldt, indien de voorzitter of een van de leden om hoofdelijke oproeping verzoekt, een gewogen stemverhouding tussen de deelnemers

  • 3. De verhouding van de stemmen over de leden van de verschillende deelnemers wordt bepaald op basis van de jaarlijkse financiële bijdrage van iedere deelnemer aan het openbaar lichaam

  • 4. Het algemeen bestuur stelt deze verhouding vast op basis van de vastgestelde begroting voor het volgende jaar. Indien de begroting gedurende een jaar wordt gewijzigd, stelt het algemeen bestuur de stemverhouding opnieuw vast direct met het besluit tot vaststelling van de gewijzigde begroting.

Artikel 9 Inlichtingen en verantwoording

  • 1. Een lid van het algemeen bestuur geeft het college dat hem heeft aangewezen alle inlichtingen die door één of meer leden van dat college worden gevraagd

  • 2. Een lid van het algemeen bestuur kan door het college dat hem heeft aangewezen ter verantwoording worden geroepen voor het door hem in het algemeen bestuur gevoerde beleid

  • 3. Het bepaalde in het eerste en tweede lid is van overeenkomstige toepassing ten aanzien van de raden onderscheidenlijk provinciale staten van de deelnemende gemeenten en provincie

  • 4. Het algemeen bestuur geeft de raden en provinciale staten alle inlichtingen die door één of meer leden van de gemeenteraad of van provinciale staten worden gevraagd

  • 5. De gevraagde inlichtingen worden mondeling of schriftelijk verstrekt

  • 6. Een verzoek om inlichtingen te verschaffen of verantwoording af te leggen kan uitsluitend worden geweigerd op grond van het bepaalde in artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur.

Artikel 10 Samenstelling

  • 1. Het dagelijks bestuur bestaat uit vier leden, inclusief de voorzitter, met inachtneming van de mogelijkheid tot benoeming van een vijfde lid op grond van het derde lid

  • 2. De in het eerste lid bedoelde leden worden, naast de voorzitter, door het algemeen bestuur aangewezen uit de leden van het algemeen bestuur die zijn aangewezen door de colleges van de gemeenten Beverwijk, Haarlem, Heemskerk en Velsen

  • 3. Het algemeen bestuur kan uit de leden van het algemeen bestuur die zijn aangewezen door de colleges van de gemeenten Beemster, Bloemendaal, Edam-Volendam, Heemstede, Landsmeer, Oostzaan, Purmerend, Uitgeest, Waterland, Wormerland en Zandvoort en van provincie Noord-Holland een vijfde lid van het dagelijks bestuur aanwijzen.

Artikel 11 Zittingperiode en beeindiging lidmaatschap

  • 1. De leden van het dagelijks bestuur worden aangewezen in de eerste vergadering van het algemeen bestuur in nieuwe samenstelling, volgend op de dag van aftreden van de colleges.

  • 2. Hij die ophoudt lid van het algemeen bestuur te zijn, houdt daarmee tevens op lid van het dagelijks bestuur te zijn. Hij blijft, indien en voor zover hij nog lid is van het college, als lid van het dagelijks bestuur functioneren tot het moment waarop in zijn opvolging is voorzien.

  • 3. Het aanwijzen van een lid ter vervulling van een plaats die door ontslag, overlijden of om andere reden openvalt, vindt plaats binnen twee maanden na dit openvallen

  • 4. Een plaatsvervangend lid treedt af op het tijdstip waarop degene in wiens plaats hij is benoemd zou hebben moeten aftreden

  • 5. Het algemeen bestuur kan één of meer door hem aangewezen leden van het dagelijks bestuur ontslaan indien deze het vertrouwen van het algemeen bestuur niet meer bezitten. Artikel 50 van de Gemeentewet onderscheidenlijk artikel 50 van de Provinciewet is van overeenkomstige toepassing. Op het ontslagbesluit zijn artikel 4:8 en 7:1 van de Algemene wet bestuursrecht niet van toepassing

  • 6. Een lid van het dagelijks bestuur kan te allen tijde ontslag nemen. Hij doet hiervan schriftelijk mededeling aan het algemeen bestuur. Een lid dat ontslag heeft genomen, neemt zijn betrekking waar totdat zijn opvolger het lidmaatschap van het dagelijks bestuur heeft aanvaard

Artikel 12 Orde

  • 1. Het dagelijks bestuur stelt voor zijn vergaderingen een reglement van orde vast. Dit reglement wordt aan het algemeen bestuur medegedeeld

  • 2. Het dagelijks bestuur vergadert zo dikwijls als de voorzitter dit nodig oordeelt of wanneer twee leden hem dit schriftelijk verzoeken onder opgave van de te behandelen onderwerpen. Indien een vergadering is gevraagd door het vereiste aantal leden, wordt zij binnen twee weken gehouden.

  • 3. De vergaderingen van het dagelijks bestuur zijn niet openbaar.

Artikel 13 Stemmen en besluitvorming

  • 1. Ieder lid van het dagelijks bestuur heeft één stem.

  • 2. In de vergadering van het dagelijks bestuur kan slechts worden beraadslaagd en besloten indien meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden tegenwoordig is.

  • 3. Besluiten worden genomen bij meerderheid van stemmen

  • 4. Bij staking der stemmen heeft de voorzitter een doorslaggevende stem.

Artikel 14 Inlichtingen en verantwoording

  • 1. Het dagelijks bestuur geeft het algemeen bestuur alle inlichtingen die het algemeen bestuur voor de uitoefening van zijn taak nodig heeft.

  • 2. Het dagelijks bestuur en elk van zijn leden afzonderlijk zijn aan het algemeen bestuur verantwoording schuldig over het door het dagelijks bestuur gevoerde bestuur

  • 3. Het reglement van orde van het algemeen bestuur regelt de wijze waarop aan het eerste en tweede lid invulling wordt gegeven

  • 4. Over al hetgeen het openbaar lichaam betreft dient het dagelijks bestuur de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en het provinciebestuur desgevraagd van bericht en raad

  • 5. Het dagelijks bestuur doet mededeling van het in het vierde lid bedoelde verzoek en de inhoud daarvan aan de deelnemers

Artikel 15 De voorzitter

  • 1. Het algemeen bestuur wijst uit haar leden, aangewezen door de colleges van Beverwijk, Haarlem, Heemskerk en Velsen, de voorzitter aan

  • 2. Het algemeen bestuur wijst uit haar leden, aangewezen door de colleges van Beverwijk, Haarlem, Heemskerk en Velsen, een plaatsvervangend voorzitter aan

  • 3. De voorzitter is aan het algemeen bestuur verantwoording verschuldigd voor het door hem gevoerde bestuur. Hij geeft het algemeen bestuur mondeling of schriftelijk de door één of meer leden gevraagde inlichtingen. Indien het algemeen bestuur dit wenselijk acht, worden deze inlichtingen periodiek verstrekt.

  • 4. Het algemeen bestuur kan de voorzitter ontslaan indien deze het vertrouwen van het algemeen bestuur niet meer bezit. Artikel 50 van de Gemeentewet onderscheidenlijk artikel 50 van de Provinciewet is van overeenkomstige toepassing. Op het ontslagbesluit zijn artikel 4:8 en 7:1 van de Algemene wet bestuursrecht niet van toepassing.

  • 5. Lid 3 is van overeenkomstige toepassing op de plaatsvervangend voorzitter. Lid 4 is niet van toepassing op de plaatsvervangend voorzitter in diens rol als lid van het algemeen bestuur

Hoofdstuk 3 Taken en bevoegdheden

Artikel 16 Taken en bevoegdheden dienst

  • 1. De deelnemers uit de gemeenten Beverwijk, Heemskerk, Uitgeest en Velsen dragen bij deze regeling de bevoegdheden beschreven in Bijlage I bij deze regeling aan het algemeen bestuur over.

  • 2. Deelnemers en derden als bedoeld in artikel 18 kunnen aan het dagelijks bestuur onderscheidenlijk de directeur mandaat verlenen ter uitvoering van de bevoegdheden van de betreffende deelnemer

  • 3. Het nemen van zelfstandige besluiten op verzoeken om schadevergoedingen die veroorzaakt zouden zijn binnen het kader van de uitoefening van de onder de leden 1 en 2 van dit artikel genoemde bevoegdheden, is aan de deelnemers voorbehouden. Het nemen van deze besluiten wordt noch aan de bestuursorganen van de dienst overgedragen, noch opgedragen

  • 4. De dienst voert voor de deelnemers in ieder geval het basistakenpakket uit en kan daarnaast ook het milieutakenpakket en/of plustaken uitvoeren. Bijlage I benoemt welke taken de dienst uitvoert

  • 5. Voor een uitbreiding van de door de dienst uit te voeren taken en/of van de aan de dienst overgedragen bevoegdheden, is de goedkeuring van de raad, onderscheidenlijk provinciale staten van de betreffende deelnemer, alsmede unanieme instemming van zowel het dagelijks bestuur als het algemeen bestuur vereist

  • 6. Na besluitvorming als bedoeld in het vijfde lid wordt Bijlage I bij deze regeling aangepast zonder dat sprake is van een wijziging als bedoeld in artikel 37 van deze regeling.

  • 7. Een deelnemer kan een verzoek tot vermindering van het takenpakket schriftelijk ter kennis brengen van de dienst, hetgeen wordt gelijkgesteld met een verzoek tot gedeeltelijke uittreding voor wat betreft deze taken zoals bedoeld in artikel 36 van de regeling.

  • 8. Het voorgaande lid is niet van toepassing, wanneer wijzigingen in nationale en bovennationale wet- en regelgeving nopen tot wijzigingen in de bevoegdheidsverdeling ten aanzien van het takenpakket

Artikel 17 Relatie deelnemers-dienst

  • 1. Met betrekking tot de uitvoering en nadere invulling van de taken en bevoegdheden genoemd in artikel 16 worden door of namens het dagelijks bestuur en de deelnemers schriftelijke afspraken gemaakt in de vorm van een afsprakenkader

  • 2. In het afsprakenkader kunnen bepalingen komen te staan inzake:

    • a.

      de omvang en kwaliteit van de te verlenen diensten en te leveren producten door de dienst;

    • b.

      de uitvoering in relatie tot de bepalingen in artikel 33;

    • c.

      de samenwerkingsstructuur en het -overleg;

    • d.

      informatieverstrekking en rapportages;

    • e.

      verplichtingen en kwaliteitsborging, daaronder begrepen de verordeningen als bedoeld in artikel 5.4 van de Wabo;

    • f.

      mandaten en machtigingen;

    • g.

      archivering;

    • h.

      aansprakelijkheden en risico’s;

    • i.

      gegevensbeveiliging en klachten;

    j. duur, wijziging en opzegging van het afsprakenkader

  • 3. Elke deelnemer stelt periodiek beleid vast, waarin de ontwikkelingsrichtingen in het te voeren beleid met betrekking tot de in deze regeling ingebrachte taken uiteen wordt gezet. Mede op basis van dit beleid stelt de dienst jaarlijks een uitvoeringsprogramma op

  • 4. In het uitvoeringsprogramma legt de dienst vast welke diensten en producten op grond van de dienstverleningsovereenkomsten bedoeld in het eerste lid van dit artikel worden geleverd aan de deelnemer of derde

Artikel 18 Taken op verzoek

  • 1. De in artikel 16 aangeduide taken kunnen door de dienst op verzoek voor deelnemers en derden op grond van een dienstverleningsovereenkomst worden uitgevoerd

  • 2. In de dienstverleningsovereenkomst worden in ieder geval bepalingen opgenomen met betrekking tot de kosten van de uitvoering van de taak en de bepalingen zoals genoemd in artikel 17 tweede lid

  • 3. In het uitvoeringsprogramma bedoeld in artikel 20 tweede lid onder b, legt de dienst vast welke diensten en producten op grond van de afsprakenkaders bedoeld in het eerste lid van dit artikel worden geleverd aan de deelnemer of derde

Artikel 19 Delegatie en mandaat door de deelnemers

Vervallen

Artikel 20 Algemeen bestuur

  • 1. Bij het algemeen bestuur berusten alle bevoegdheden die niet bij of krachtens deze regeling aan het dagelijks bestuur of de voorzitter zijn voorbehouden

  • 2. Het algemeen bestuur is in ieder geval belast met en bevoegd tot:

    a. het vaststellen van het tweejaarlijkse strategische beleidsplan (inclusief organisatie-ontwikkelings- en kwaliteitsborgingsplan);

    b. het vaststellen van het jaarlijkse uitvoeringsprogramma;

    c. het doen van voorstellen aan de deelnemers omtrent toetreding tot, uittreding uit, wijziging van of opheffing van de regeling;

    d. het besluiten tot deelname aan en samenwerken met gemeenschappelijke regelingen en het (mede) oprichten van privaatrechtelijke rechtspersonen, nadat de raden en provinciale staten van de deelnemers in de gelegenheid zijn gesteld hun wensen en bedenkingen ter kennis van het algemeen bestuur te brengen;

    e. het instellen van commissies met het oog op de behartiging van bepaalde belangen zoals bedoeld in artikel 25 van de Wet gemeenschappelijke regelingen;

    f. tot wijziging van de gemeenschappelijke regeling indien en voorzover nieuwe wetten en/of regels hiertoe nopen en het uitsluitend technische wijzigingen betreft. Voor een wijziging als hier bedoeld behoeft niet de procedure als omschreven in artikel 37 te worden gevolgd

  • 3. Het algemeen bestuur kan aan het dagelijks bestuur of aan een bestuurscommissie als bedoeld in het tweede lid onder e bevoegdheden van het algemeen bestuur over- of opdragen, tenzij de aard van de bevoegdheid zich tegen deze overdracht verzet. Het dagelijks bestuur kan deze bevoegdheden mandateren aan de directeur.

Artikel 21 Commissies

Vervallen

Artikel 22 Dagelijks bestuur

  • 1. Het dagelijks bestuur is in ieder geval bevoegd en/of belast met:

    a.het dagelijks bestuur van het openbaar lichaam te voeren, voor zover niet bij of krachtens de wet of de regeling het algemeen bestuur hiermee is belast;

    b.  beslissingen van het algemeen bestuur voor te bereiden en uit te voeren;

    c.  regels vast te stellen over de ambtelijke organisatie van de dienst;

    d.  ambtenaren te benoemen, te schorsen en te ontslaan;

    e. tot privaatrechtelijke rechtshandelingen van de dienst te besluiten, met uitzondering van privaatrechtelijke rechtshandelingen als bedoeld in artikel 55a van de Wgr;

    f. te besluiten, namens het openbaar lichaam, het dagelijks bestuur of het algemeen bestuur rechtsgedingen, bezwaarprocedures of administratief beroepsprocedures te voeren of handelingen ter voorbereiding daarop te verrichten, tenzij het algemeen bestuur, voor zover het het algemeen bestuur aangaat, in voorkomende gevallen anders beslist.

  • 2. Het dagelijks bestuur neemt, ook alvorens is besloten tot het voeren van een rechtsgeding, alle conservatoire maatregelen en doet wat nodig is ter voorkoming van verjaring of verlies van bezit of recht

  • 3. In aanvulling op het eerste lid onder e kan het dagelijks bestuur slechts besluiten tot het aangaan van geldleningen tot een totaalbedrag van 113.445,- euro per jaar. Voor het aangaan van geldleningen die dat bedrag overstijgen dient goedkeuring van het algemeen bestuur te worden verkregen

Artikel 23 Voorzitter

  • 1. De voorzitter is belast met de leiding van de vergaderingen van het algemeen bestuur en van het dagelijks bestuur.

  • 2. De stukken die van het algemeen bestuur of van het dagelijks bestuur uitgaan, worden door de voorzitter ondertekend. Het dagelijks bestuur kan hem toestaan de ondertekening op te dragen aan een ander lid van dit bestuur, aan de secretaris-directeur of aan een of meer andere ambtenaren van de dienst

  • 3. De voorzitter vertegenwoordigt de dienst in en buiten rechte. Indien de voorzitter behoort tot het bestuur van een deelnemer die partij is in een geding waarbij de dienst betrokken is, oefent een ander door het dagelijks bestuur uit zijn midden aan te wijzen lid deze bevoegdheid uit

Artikel 24 Secretaris

  • 1. Het algemeen bestuur benoemt de secretaris van het algemeen en dagelijks bestuur en kan hem tevens schorsen en ontslaan.

  • 2. De secretaris staat het algemeen, en het dagelijks bestuur, de voorzitter en eventuele commissies bij de uitoefening van hun taak terzijde

  • 3. Alle stukken die van het algemeen en dagelijks bestuur uitgaan worden door de secretaris mede ondertekend

  • 4. De secretaris is in de vergaderingen van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur aanwezig, tenzij het algemeen en/of dagelijks bestuur bepaalt dat de secretaris bij bepaalde (onderdelen van) vergaderingen niet aanwezig dient te zijn

  • 5. De secretaris is verantwoordelijk voor het opmaken van de verslagen van de vergaderingen van het algemeen en het dagelijks bestuur

Hoofdstuk 4 Directie en personeel

Artikel 25 Directeur

  • 1. De directeur is het hoofd van de dienst

  • 2. De secretaris van het algemeen en dagelijks bestuur wordt door het dagelijks bestuur benoemd en ontslagen als directeur

  • 3. De directeur kan worden geschorst door het dagelijks bestuur

  • 4. De directeur kan zich in zijn taken en onder zijn verantwoording laten bijstaan door door hem aan te wijzen personen.

Artikel 26 Rechtspositie en bezoldiging

  • 1. Het algemeen bestuur stelt voor het personeel van het openbaar lichaam de rechtspositie vast conform de CAR/UWO voor het gemeentepersoneel

  • 2. Met betrekking tot tussentijdse wijzigingen van de CAR/UWO is het dagelijks bestuur bevoegd deze reeds toe te passen voor het personeel. Het algemeen bestuur stelt deze tussentijdse wijzigingen in de rechtspositie periodiek vast, waar nodig met terugwerkende kracht

  • 3. Het algemeen bestuur beslist op voorstel van het dagelijks bestuur over de toepassing van overige arbeidsvoorwaarden.

Hoofdstuk 5 Financiele bepalingen

Artikel 27 Financieel beheer

Het algemeen bestuur stelt regels vast met betrekking tot:

a. de organisatie van de administratie en het kasbeheer;

b. de controle op het geldelijke beheer en de boekhouding.

De artikelen 216 tot en met 219 van de Provinciewet zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel 28 Boekjaar

  • 1. Het boekjaar van de dienst is gelijk aan het kalenderjaar.

  • 2. Het eerste boekjaar loopt vanaf de datum van inwerkingtreding van deze regeling tot en met 31 december daaraanvolgend

Artikel 29 Begroting

  • 1. Het algemeen bestuur stelt de begroting vast in het jaar voorafgaande aan dat waarvoor zij dient.

  • 2. Het dagelijks bestuur zendt de begroting binnen twee weken na vaststelling, doch in ieder geval vóór 1 augustus van het jaar voorafgaande dat waarvoor de begroting dient, toe aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

  • 3. Het dagelijks bestuur zendt de ontwerpbegroting en de voorlopige jaarrekening vóór 15 april toe aan de raden van de deelnemende gemeenten resp. provinciale staten van de provincie

  • 4. Voor de samenstelling van de jaarlijkse begroting wordt uitgegaan van de in de laatst vastgestelde begroting opgenomen ramingen en wijzigingen en wordt tevens rekening gehouden met de laatst bekende cao-afspraken zoals deze gelden voor de gemeentelijke overheid, het prijsindex-cijfer voor de overheidsconsumptie en inclusief autonome ontwikkelingen.

  • 5. De begroting wordt voorzien van een memorie van toelichting waarin voldoende inzicht wordt gegeven in de kosten in relatie tot de te leveren diensten en/of producten

  • 6. De begroting gaat vergezeld van een beredeneerde toelichting, waarin de hoofdlijnen van de gewenste (beleids)ontwikkelingen in het samenwerkingsgebied worden aangegeven.

  • 7. Aan de begroting wordt een meerjarenprognose toegevoegd

  • 8. De meerjarenprognose omvat een globale raming van uitgaven en inkomsten en wordt van een toelichting voorzien

  • 9. De in de meerjarenprognose op te nemen ramingen worden gebaseerd op het loon- en kostenpeil dat geldt voor de samenstelling van de jaarlijkse begroting

  • 10. De raden van de deelnemende gemeenten en provinciale staten van de provincie kunnen binnen tien weken na de datum van toezending van de ontwerpbegroting bij het dagelijks bestuur hun zienswijze naar voren brengen. Het dagelijks bestuur voegt de commentaren waarin die zienswijze is vervat, bij de begroting zoals deze aan het algemeen bestuur wordt aangeboden.

  • 11. Op het wijzigen van de begroting zijn de leden 2 tot en met 7 zoveel mogelijk van overeenkomstige toepassing, tenzij het technische begrotingswijzigingen betreft die niet zorgen voor een verhoging van de bijdragen van de deelnemers. Voor laatstgenoemde begrotingswijzigingen is het algemeen bestuur bevoegd deze vast te stellen zonder daarvoor een zienswijze van de deelnemers te verzoeken

Artikel 30 Rekening

  • 1. Van de baten en lasten van de dienst wordt door het dagelijks bestuur over elk dienstjaar verantwoording afgelegd aan het algemeen bestuur onder overlegging van de jaarrekening en het jaarverslag met de daarbij behorende bescheiden. Het algemeen bestuur onderzoekt de jaarrekening en het jaarverslag zonder uitstel en stelt haar vast vóór 15 juli van het jaar volgende op het jaar waarop de rekening en het verslag betrekking hebben.

  • 2. De SiSa-verantwoordingsbijlage met verantwoordingsinformatie over specifieke uitkeringen maakt onderdeel uit van de toelichting op de jaarrekening. Het dagelijks bestuur verantwoordt zich door middel van de jaarrekening over de uitvoering van de regelingen van de specifieke uitkeringen overeenkomstig het bepaalde in artikel 17a van de Financiële- verhoudingswet uiterlijk 15 juli van het jaar volgend op het begrotingsjaar aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

  • 3. Het dagelijks bestuur zendt de vastgestelde jaarrekening en het jaarverslag ter kennisneming aan de raden van de gemeenten en provinciale staten van de provincie.

Artikel 30a Tussenrapportage

  • 1. Het algemeen bestuur stelt tweemaal per jaar een tussenrapportage vast met daarin informatie over het lopende begrotingsjaar

  • 2. In deze rapportage wordt ingegaan op de beleidsmatige en financiële tussenstand.

  • 3. In de rapportage worden de afwijkingen in de geleverde prestaties ten opzichte van de geraamde prestaties benoemd en toegelicht.

  • 4. In de rapportage wordt ingegaan op de overige zaken die van belang zijn om kennis te kunnen nemen van de stand van zaken

  • 5. De vastgestelde rapportages worden door het algemeen bestuur vóór 15 juli en 15 december aan de colleges gezonden

Artikel 31 Rekeningresultaat

Verrekening van het verschil tussen de betaalde voorschotten en het jaarrekeningresultaat vindt plaats onmiddellijk na vaststelling van de rekening, waarbij negatieve resultaten worden verrekend met de algemene reserve en positieve resultaten eerst dienen tot aanzuivering van de algemene reserve tot 260.000,- euro en waarna verrekening dient plaats te vinden met de deelnemers. Ophoging van de algemene reserve tot boven voornoemd bedrag ten gevolge van toetreding van nieuwe deelnemers of de uitbreiding van ingebrachte taken door bestaande deelnemers kan plaatsvinden bij besluit van het algemeen bestuur

Artikel 32Finaciering

  • 1. De dienst verantwoordt zich in de begroting en de jaarstukken over de in artikel 8 van de Wet financiering decentrale overheden genoemde gegevens, conform de bij of krachtens die wet gestelde normen en regels. Bij afwijkingen dan wel dreigende overschrijding van de in de Wet financiering decentrale overheden genoemde normen, wordt daarover afzonderlijk en onverwijld gerapporteerd aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

  • 2. Als de garantstelling van één of meer deelnemers nodig is, in verband met het aangaan van geldleningen en/of rekening courantovereenkomsten, dan wordt het conceptbesluit tot het aangaan van een geldlening, een rekening-courant-overeenkomst of het uitlenen van geld, aan de desbetreffende respectievelijk aan alle deelnemers ter goedkeuring voorgelegd

  • 3. Voor het betalen van rente en aflossing van aan te gane geldleningen en in rekening-courant op te nemen gelden staan de deelnemers garant voor zover ter zake door andere overheidsorganen geen garantie is verstrekt. De deelnemers nemen aan de garantie deel in de verhouding van het aantal inwoners op 1 januari van het jaar voorafgaande aan dat waarin de garantie is verleend.

Artikel 33 Verdeling van baten en lasten

  • 1. De lasten van de dienst worden gedekt door:

    a. bijdragen van de deelnemers voor de uitoefening van taken zoals bedoeld in artikel 16;

    b. bijdragen van de deelnemers aan schadevergoedingen. Deze schadevergoedingen komen volledig ten laste van de deelnemer binnen wiens aan de dienst opgedragen of overgedragen takenpakket, besluiten als bedoeld in artikel 22 zijn genomen;

    d. inkomsten uit de uitvoering van dienstverleningsovereenkomsten, onder meer op grond van artikel 18;

    e. subsidies, andere bijdragen dan de onder a van dit artikel bedoelde bijdragen en schenkingen;

    f. overige inkomsten;

    g. reserves.

  • 2. De hoogte van de bijdragen bedoeld in het eerste lid onder a wordt voor de gemeenten Beemster, Beverwijk, Haarlem, Heemskerk, Purmerend, Uitgeest, Velsen en de provincie Noord-Holland voor de uitoefening van taken als bedoeld in artikel 16 per deelnemer telkens voor een periode van 3 jaar op basis van de door de dienst jaarlijks vastgelegde tijdschrijfgegevens door het algemeen bestuur vastgesteld.

  • 3. De hoogte van de bijdragen bedoeld in het eerste lid onder a wordt voor de gemeenten Bloemendaal, Edam-Volendam, Heemstede, Landsmeer, Oostzaan, Waterland, Wormerland en Zandvoort voor de uitoefening van taken als bedoeld in artikel 16 gesteld op jaarlijks een bedrag in een keer. De som in een keer wordt jaarlijks door het algemeen bestuur vastgesteld. De basis voor de berekening van de som in een keer is de minimale afname van 1.115 uur voor gemeente Bloemendaal, 1.917 uur voor gemeente Edam-Volendam, 1.115 uur voor gemeente Heemstede, 680 uur voor gemeente Landsmeer, 621 uur voor gemeente Oostzaan, 1.070 uur voor gemeente Waterland, 1.384 uur voor gemeente Wormerland en 1.346 uur voor gemeente Zandvoort

Hoofdstuk 6 Archiefbescheiden

Artikel 34 Archiefbescheiden

  • 1. Het dagelijks bestuur is belast met de zorg voor de archiefbescheiden van de organen van de dienst, overeenkomstig een door het algemeen bestuur, met inachtneming van artikel 40 van de Archiefwet 1995 vast te stellen regeling (Archiefverordening), die aan gedeputeerde staten moet worden medegedeeld

  • 2. Het dagelijks bestuur is tevens belast met de zorg voor de archiefbescheiden die worden gevormd krachtens de aan het samenwerkingsverband gedelegeerde taken

  • 3. Voor de bewaring van de op grond van artikel 12, eerste lid en artikel 13 van de Archiefwet 1995 over te brengen archiefbescheiden van de in deze regeling genoemde bestuursorganen is aangewezen de archiefbewaarplaats van de gemeente waarbinnen de dienst is gevestigd..

  • 4. Voor de door deelnemende gemeenten of provincie(s) gemandateerde taken berust de zorg voor de desbetreffende archiefbescheiden bij deze gemeenten of provincie(s).

  • 5. De secretaris (-directeur) is belast met het beheer van de archiefbescheiden, voor zover deze archiefbescheiden niet zijn overgebracht naar de archiefbewaarplaats.

  • 6. De archivaris is belast met het toezicht op het beheer van de archiefbescheiden, voor zover deze archiefbescheiden niet zijn overgebracht naar de archiefbewaarplaats

  • 7. Met het toezicht op de bewaring en het beheer van de archiefbescheiden van de gemandateerde taken is belast de archivaris van de desbetreffende gemeente of provincie

  • 8. Bij opheffing van de gemeenschappelijke regeling wordt ten aanzien van de archiefbescheiden een voorziening getroffen conform artikel 4 lid 1 van de Archiefwet 1995.

Hoofdstuk 7 Toetreding, uittreding, wijziging en opheffing

Artikel 35 Toetreding

  • 1. Het algemeen bestuur doet naar aanleiding van een verzoek tot toetreding een voorstel omtrent toetreding aan de deelnemers en kan daarbij voorwaarden stellen

  • 2. Toetreding vindt plaats bij daartoe strekkende besluiten van de bevoegde bestuursorganen van alle deelnemers

  • 3. De toetreding gaat in met ingang van een nader te bepalen datum, vastgesteld door het algemeen bestuur en de nieuwe deelnemer, een en ander met inachtneming van bekendmaking van de benodigde besluiten conform artikel 44 van deze regeling.

Artikel 36 Uittreding

  • 1. Een deelnemer kan besluiten uit de regeling te treden

  • 2. Voor uittreding uit de regeling wordt een opzegtermijn van ten minste één jaar in acht genomen.

  • 3. Uittreding kan slechts plaatsvinden nadat het algemeen bestuur, in overleg met de deelnemer die wenst uit te treden, de financiële en overige gevolgen van de uittreding heeft bepaald

  • 4. Een besluit tot uittreding kan niet worden genomen gedurende de eerste vijf jaar na toetreding

  • 5. De uittreding gaat in met ingang van een nader te bepalen datum, vastgesteld door het algemeen bestuur en de uittredende deelnemer, een en ander met inachtneming van bekendmaking van de benodigde besluiten conform artikel 44 van deze regeling

  • 6. In afwijking van het vierde lid kan het college van gedeputeerde staten van de provincie Noord-Holland binnen de eerste vijf jaar na toetreding, een besluit tot uittreding nemen.

Artikel 37 Wijziging

  • 1. De regeling kan worden gewijzigd indien de deelnemers hiertoe besluiten

  • 2. Indien het algemeen bestuur wijziging wenselijk acht, doet het een daartoe strekkend voorstel aan de deelnemers

  • 3. Een wijziging treedt in werking op een nader te bepalen datum, vastgesteld door het algemeen bestuur, een en ander met inachtneming van bekendmaking van de benodigde besluiten conform artikel 44 van deze regeling

Artikel 38 Opheffing

  • 1. De regeling wordt opgeheven wanneer tenminste tweederde van het aantal deelnemers daartoe besluit

  • 2. De in het eerste lid bedoelde besluitvorming vindt niet plaats dan nadat het algemeen bestuur een liquidatieplan heeft vastgesteld, de raden onderscheidenlijk provinciale staten van de deelnemers gehoord

  • 3. Het liquidatieplan voorziet tenminste in de verplichting van de deelnemers tot deelneming in de financiële gevolgen van de opheffing en voorziet tevens in de gevolgen die de opheffing heeft voor het personeel van de dienst, waaronder mede wordt verstaan de toewijzing van personeel van de dienst aan de deelnemers.

Artikel 39 Vereffing vermogen

  • 1. De dienst blijft na zijn ontbinding voortbestaan voor zover dit tot vereffening van zijn vermogen noodzakelijk is. Bij de vereffening wordt het liquidatieplan betrokken.

  • 2. Het dagelijks bestuur wordt als vereffenaar aangewezen.

Hoofdstuk 8 geschillen

Artikel 40

Vervallen

Hoofdstuk 9 Aansprakelijkheid

Artikel 41 Aansprakelijkheid

  • 1. De dienst verzekert zich tegen:

    a. civielrechtelijke aansprakelijkheid voor schade aan personen en goederen;

    b. wettelijke aansprakelijkheid voor vermogensschade.

  • 2. Indien en voor zover de verzekering een voor rekening van de dienst komende schade niet dekt, komt deze voor rekening van de desbetreffende deelnemer binnen wiens aan de dienst overgedragen of opgedragen takenpakket de schadeveroorzakende gebeurtenis is voorgevallen of de dienst.

  • 3. De afzonderlijke deelnemers verzekeren zich tegen het risico van bestuurdersaansprakelijkheid voor structurele en/of incidentele bedrijfsschade en vermogensschade

Hoofdstuk 10 Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 42 Titel en looptijd regeling

  • 1. De regeling wordt aangehaald als: de Gemeenschappelijke regeling Omgevingsdienst IJmond

  • 2. De regeling wordt aangegaan voor onbepaalde tijd

Artikel 43 Wijziging wettelijke regelingen

Indien ten gevolge van wijziging van wettelijke regelingen werkzaamheden als bedoeld in artikel 16 gaan strekken ter uitvoering van een andere regeling dan ter uitvoering waarvan zij ten tijde van het van kracht worden van deze gemeenschappelijke regeling strekten, dan wel indien in deze werkzaamheden ten gevolge van een dergelijke wijziging veranderingen optreden, blijven zij, voor zover hun strekking en omvang door die wijziging niet wezenlijk veranderen, behoren tot de taken die overeenkomstig artikel 16 aan de dienst zijn opgedragen en overgedragen

Artikel 44 Toezending, bekendmaking en inwerkingtreding

  • 1. Het provinciebestuur draagt zorg voor de toezending van deze regeling en van de besluiten tot toe- en uittreding, wijziging of opheffing aan gedeputeerde staten.

  • 2. Deze regeling treedt in werking op 1 januari 1998 dan wel later op de eerste dag van de maand volgend op de maand waarin goedkeuring door gedeputeerde staten en inschrijving in het gemeentelijk register overeenkomstig artikel 27 van de Wet gemeenschappelijke regelingen heeft plaats gevonden.

  • 3. De colleges van de deelnemers dragen op de gebruikelijke wijze zorg voor bekendmaking van besluiten tot toe- en uittreding, wijziging of opheffing

  • 4. Het provinciebestuur maakt de (gewijzigde) regeling tijdig in de provincie en alle deelnemende gemeenten bekend door kennisgeving van de inhoud daarvan in de Staatscourant. Artikel 137 van de Provinciewet is van overeenkomstige toepassing.